Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, op 1 juni werden de onderzoeksresultaten van het project ‘Jongeren Online!’ gepresenteerd, een samenwerking tussen Odisee, het Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, en de Universiteit Antwerpen, het centrum MIOS. Het project beoogde een beter zicht te krijgen op de online ervaringen van jongeren tussen 13 en 18 jaar, maar ook op de manieren waarop ouders met het internetgebruik van jongeren omgaan.
Daarbij kwam men tot enkele opvallende conclusies. Hoewel de meerderheid van de jongeren minder dan twee uur per dag online spendeert en weinig risicovol gedrag stelt, zoals contacten leggen met onbekenden of kijken naar filmpjes met gewelddadige of pornografische inhoud, is er een significante minderheid die dagelijks wel heel veel tijd online doorbrengt en ook online risicogedrag stelt. Die trend is meer zichtbaar bij jongens dan bij meisjes.
Vooral meisjes krijgen te kampen met cyberpesten. Een op de vier gaf aan dat al meegemaakt te hebben, tegenover 8 procent bij de jongens. Maar opvallend is ook dat meisjes vaak cyberpesters zijn. Daarbij wordt benadrukt dat daderschap en slachtofferschap van cyberpesten geen elkaar uitsluitende categorieën zijn. Dat wisten we al uit eerder onderzoek rond pesten, maar het zijn toch opvallende resultaten. Ongeveer een op de drie jongens en een op de vijf meisjes die slachtoffer werden van cyberpesten, hadden ook al eens iemand gepest via het internet.
Nog een belangrijke conclusie is dat het verder verspreiden van seksueel getinte foto’s vaak beschouwd wordt als iets dat vooral jongens doen, maar uit de bevraging blijkt dat het verspreiden van een seksueel getinte foto van iemand anders ongeveer even vaak door jongens als door meisjes gedaan wordt. Nog een opvallende conclusie: weinig ouders zijn ervan op de hoogte dat hun kind dader of slachtoffer werd van cyberpesten, en ouders schatten het risicovol gedrag van hun kinderen veel rooskleuriger in. Dat is natuurlijk verontrustend. Bovenal onderlijnt dit project nogmaals de complexiteit van deze materie en de noodzaak aan verder onderzoek.
Minister, hoe plant u deze onderzoeksresultaten te implementeren in de verdere sensibilisering van kinderen, jongeren en ouders rond risicovol gedrag online? Welke impact hebben bovenstaande conclusies op het actieplan cyberpesten, met name op het vlak van de daderaanpak? Plant de Vlaamse Regering initiatieven om verder wetenschappelijk onderzoek naar de online ervaringen van kinderen jonger dan 13 jaar te stimuleren? Hebt u weet van Europese initiatieven die hieromtrent op stapel staan, zoals een verlengde van EU Kids Online, dat een belangrijk onderzoek was maar ondertussen is afgelopen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wat betreft de aanpak verwijzen we natuurlijk naar eerder geformuleerde antwoorden op schriftelijke vragen van u inzake deze materie, met name de schriftelijke vragen 429 en 430 inzake de stand van zaken in de uitrol van de gemeenschappelijke aanpak inzake integriteit, ook specifiek rond cyberpesten.
Het Vlaams actieplan ter bevordering en bescherming van de fysieke, psychische en seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en de kinderopvang, het onderwijs, de jeugd- en de sportsector is opgebouwd vanuit vier pijlers: kennisverruiming en kennisdeling met betrekking tot geweld op kinderen en jongeren; algemene ondersteunende en sensibiliserende acties naar de brede bevolking ter bescherming van de fysieke, psychische en seksuele integriteit van kinderen en jongeren; adequaat en gepast omgaan met de integriteit van minderjarigen en met grensoverschrijdend gedrag en misbruik van kinderen en jongeren in de betrokken sectoren; aanbieden van gepaste ondersteuning en hulp aan minderjarige slachtoffers en daders van grensoverschrijdend gedrag en misbruik.
De monitoring van maatregelen en acties die ressorteren onder dit actieplan, gebeurt door de werkgroep integriteit, die wij voorzitten. Aan deze werkgroep, die driemaandelijks bijeenkomt, participeren de kabinetten en administraties van de beleidsdomeinen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG), Onderwijs en Jeugd en Sport, vanaf september 2016 aangevuld met Media. De aanspreekpunten van de betrokken administraties komen op regelmatige basis samen met het oog op een periodieke evaluatie en afstemming van transversale acties, een briefing over lopende en geplande sectorale initiatieven en de voorbereiding van de werkgroep integriteit. Op basis van deze werkwijze krijgt het Vlaams actieplan een duurzame opvolging en vindt, waar nodig, een tijdige bijsturing plaats van lopende acties en maatregelen.
Het afgelopen jaar tot op heden, werd beleidsmatig sterk ingezet op drie transversale acties die kaderen in de eerste pijler van het Vlaams actieplan: de voorbereiding en opstart van een vervolgwetenschappelijk onderzoek met betrekking tot geweld op kinderen en jongeren, dat wij gaan financieren; de voorbereiding van een kennisplatform integriteit voor vrijwilligers en professionals in de betrokken sectoren, dat iedereen mee gaat financieren; het uitwisselen van expertise met betrekking tot ‘peer support’.
De aansturing van de eerste twee acties ligt bij het departement WVG. De voorbereiding en opvolging gebeurt voor beide acties via een stuurgroep waaraan onder meer de administraties Onderwijs, Sport en Jeugd participeren. De aansturing van de derde actie gebeurt vanuit de administraties Jeugd en Onderwijs, gelet op de daar prominent aanwezige expertise.
Ik geef u kort de stand van zaken. Het vervolgwetenschappelijk onderzoek met betrekking tot geweld op kinderen en jongeren is eind 2016 opgestart op basis van een overheidsopdracht die gegund werd aan de hogeschool University Colleges Leuven-Limburg (UCLL). De opdracht behelst “het opmaken van een online vragenlijst voor en het realiseren van een bevraging van kinderen en jongeren over de incidentie en prevalentie van geweld in het gezin, op school en in de vrije tijd en het verwerken van de bevindingen in een onderzoeksrapport met beleidsaanbevelingen”. De eerste fase van het onderzoek is eind februari 2017 afgerond. Het betreft de consolidering van de initiële vragenlijsten voor kinderen en jongeren en het ontwikkelen van een aanvullende nieuwe module (cyber)pesten.
De omzetting van deze vragenlijsten in een online tool en de representatieve steekproeftrekking zijn gepland tegen augustus 2017. Het realiseren van een surveyonderzoek op basis van een online bevraging van kinderen en jongeren in het basis- en secundair onderwijs vindt plaats in de periode van 1 september 2017 tot 28 februari 2018. De oplevering van het eindrapport wordt verwacht tegen 31 juli 2018.
De ontwikkeling van het Vlaams kennisplatform integriteit gebeurt op basis van een subsidiebesluit waarbij het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk opereert als projectleider en De Ambrassade als onderaannemer. De opdracht betreft “het bundelen, ontsluiten en beheren van informatie in een beleidsdomeinoverstijgend kennisplatform met als doel vrijwilligers en professionals te ondersteunen om het algemeen welbevinden van minderjarigen te verhogen en adequaat om te gaan met fysiek, psychisch en seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld in elke setting van welzijn, onderwijs, jeugd en sport”. Het ‘kennisplein’ van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk vormt de sokkel voor de ontwikkeling van dit platform.
Voor de uitvoering van deze opdracht werd begin januari 2016 een projectplan opgemaakt. Voorts werd de basis gelegd voor de technische en grafische ontwikkeling van het platform dat onderscheiden maar niet gescheiden is van het ‘kennisplein’. De lancering van het platform is gepland voor eind december 2017.
Met betrekking tot ‘peer support’ willen we beleidsdomeinoverschrijdend nagaan hoe we gebruik kunnen maken van de opgedane expertise in de verschillende beleidsdomeinen. In 2017 organiseerde Jong & Van Zin in dit kader een inspiratiedag. Dit initiatief is mogelijk op basis van subsidies in het kader van het decreet van 2012 op het vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid en is gericht op professionele begeleiders van jongeren en hun verantwoordelijken in de jeugdsector, het onderwijs en de welzijnssector. Opzet is het versterken van de implementatie van ‘peer support’ via het uitwisselen van praktijkgerichte ervaring. De dag is afgesloten met een plenumgesprek tussen jongeren en politici over de toekomst van ‘peer support’.
In het kader van de tweede pijler van het actieplan, vond afstemming plaats tussen de betrokken beleidsdomeinen voor de lancering van de campagne met betrekking tot het kindvriendelijk 1712. Er werden affiches en kaartjes verspreid naar CLB’s, scholen, lokale jeugddiensten en landelijk gesubsidieerde organisaties en naar koepelorganisaties, actoren, centra en promotiediensten Sport Vlaanderen.
In het kader van de derde pijler, omgaan met grensoverschrijdend gedrag, zijn een aantal sectorspecifieke acties uitgewerkt die ik verder in mijn antwoord zal toelichten.
Momenteel wordt gewerkt aan de voorbereiding van een aantal acties die kaderen in de vierde pijler van het actieplan, namelijk gepaste ondersteuning en hulp bieden aan slachtoffers en daders. Deze acties zullen de mijlpalen zijn voor de jaren 2017 en 2018. Het betreft de uitbouw van aanspreekpunten integriteit en het optimaliseren van de toeleiding naar 1712 vanuit onderwijs, jeugd en sport. Belangrijk aandachtspunt voor beide genoemde acties is het zicht krijgen op de huidige praktijk om vervolgens toe te werken naar afspraken in het omgaan met grensoverschrijdend gedrag en misbruik. Dit kan een belangrijke basis bieden voor 1712-medewerkers met het oog op een kwaliteitsvolle respons op vragen die kaderen in geweld op kinderen en jongeren in het onderwijs, de sport en het jeugdwerk. De acties voor 2016-2017 zitten op schema.
Specifiek wat betreft de aanpak van cyberpesten en risicovol gedrag online en de aanpak van daders, zeg ik nog het volgende. De inventarisatie van knelpunten, vragen en noden in de samenwerking met politie en justitie, dat wil zeggen parket en rechtbank, wordt vanuit de Vlaamse overheid opgenomen door de werkgroep integriteit, waar we net naar verwezen hebben. Deze werkgroep staat in voor de monitoring van het Vlaams actieplan in de jeugdhulp, de kinderopvang, het onderwijs, de jeugd- en de sportsector. Het adequaat en gepast omgaan met de integriteit van minderjarigen en met grensoverschrijdend gedrag en misbruik van kinderen en jongeren in de betrokken sectoren is zoals gezegd een van de pijlers van het plan. Cyberpesten vormt daar een integraal onderdeel van. De samenwerking met politie en justitie vormt daarbij een bijzonder aandachtspunt.
Voorts wordt vanuit de FOD Justitie gewerkt aan volgende beleidsacties: het zorgen voor adequate strafwetgeving om een betere aanpak van seksueel misbruik van minderjarigen gefaciliteerd door IT mogelijk te maken, onder meer door in het kader van de hervorming van het strafrecht de strafbepalingen inzake zeden te evalueren en indien nodig aan te passen; het mogelijk maken van een gerichtere opsporing van misdrijven van seksueel misbruik van minderjarigen gefaciliteerd door IT.
Er bestaat in België, zoals in tal van andere landen, geen specifieke wet inzake cyberpesten. Cyberpesten is dus a priori niet strafbaar. Wel kan het pestgedrag aanleiding geven tot strafbare handelingen, wanneer het gedrag als een als misdrijf omschreven feit gekwalificeerd kan worden. Met andere woorden, de vorm van cyberpesten en pesten is bepalend voor de kwalificatie die er effectief aan kan worden gegeven: belaging, stalking, slagen, ernstige bedreiging, laster en eerroof, hacking enzovoort. Een belangrijk te vermelden evolutie hierbij is dat sinds 25 maart 2016 belaging geen klachtmisdrijf meer is. Het parket kan daardoor zelf volgens haar opportuniteitsafweging een onderzoek wegens belaging starten en eventueel de vervolging instellen.
De volgende zaken zijn alvast gesignaleerd in gesprekken met justitie, politie en parket. Wat de wetgeving betreft, gelet ook op wat hiervoor al is aangegeven, is duidelijkheid inzake de kwalificaties van de verschillende vormen van cyberpesten een aandachtspunt.
Op het vlak van de aanpak is het belangrijk duidelijkheid te krijgen over de rol van buitengerechtelijke en gerechtelijke actoren. De betrokkenheid van politie en/of justitie is in elk geval aangewezen in situaties waarbij het pesten en cyberpesten een ernstige bedreiging inhoudt voor de fysieke en/of psychische integriteit van het slachtoffer of wanneer het noodzakelijk is de dader te identificeren en/of de kwetsende inhoud van een boodschap te verwijderen. De politie kan inzetten op internetsurveillances die zowel een preventief als een interveniërend karakter kunnen hebben.
Parketten kunnen, onder bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld identificeerbare verdachte, niet-anonieme klacht enzovoort, herstelbemiddeling aanbieden. Sommige parketten roepen standaard de betrokkenen op voor een gesprek en vaak helpt dat om plegers tot inzicht te brengen. Parketten stellen soms ook vast dat er, voorafgaand aan de aangifte, nog geen bemiddelingsinitiatieven werden opgestart in de setting waar het pesten plaatsvond. Bemiddeling kan dus een goede praktijk zijn om escalatie te voorkomen.
Het duurzaam inzetten op sensibilisering, preventie en een accurate beleidsaanpak op organisatieniveau binnen de beleidsdomeinen WVG, Onderwijs, Jeugd en Sport is essentieel om te voorkomen dat geëscaleerde dossiers van pesten bij de parketten terechtkomen. Elk beleidsdomein maakt in dit kader werk van een kwaliteitsvolle, integrale aanpak die drempelverlagend werkt en waarbij zoveel mogelijk actoren betrokken worden. In dit kader kan ook worden verwezen naar 1712, het CLB, Awel en Child Focus die elk op hun geëigende manier hulp- of dienstverlening aanbieden aan slachtoffers van pesten en cyberpesten. We zetten ook breed in op de preventie en aanpak van cyberpesten vanuit een beleidsdomeinoverschrijdende samenwerking. Om dat met nog meer kennis van zaken te doen, wordt zoals gezegd werk gemaakt van de ontwikkeling van een module pesten en cyberpesten als onderdeel van dat breed wetenschappelijk vervolgonderzoek met betrekking tot geweld op kinderen. Zoals gezegd verwachten we de oplevering van dat rapport tegen juli 2018.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitvoerig antwoord. We hebben het met elkaar al verschillende keren gehad over de problematiek van cyberpesten. Ik vind die dusdanig belangrijk dat ik heel regelmatig daarover vragen stel. Ik stel ook vast dat verschillende collega’s die thematiek nauw opvolgen. Het is een ongelooflijk belangrijke en urgente kwestie. Met de regelmaat van de klok bereiken ons verschrikkelijke berichten. Afgelopen weken hebben we het er twee keer, ook in de plenaire vergadering, over gehad naar aanleiding van de zelfmoord van een vijftienjarige jongen en een filmpje waarin zwaar geweld werd gepleegd tegen een jongen.
Ik hoor in uw uitgebreid antwoord dat er stappen worden gezet, maar voorlopig slagen we er nog niet in om de problematiek in te dammen.
Als we weten dat vorig jaar de jongerentelefoon Awel 2000 oproepen heeft gekregen over cyberpesten – een stijging van 36 procent tegenover 3 jaar geleden – dan kunnen we enkel vaststellen dat de problematiek erger wordt. Jongeren spenderen ook steeds meer tijd online.
Ik denk dat het echt tijd wordt voor een integraal beleid. De aanzetten zijn er, heb ik begrepen uit de opsomming die u hebt gegeven. Het is ook een goede zaak dat dat nieuw onderzoek is besteld bij UCLL. 2018 is wel nog lang. U sprak over een onlinebevraging bij jonge kinderen. Ik weet niet of dat een goede manier is, maar ik zal me nu niet uitspreken over de methodologie. Ik vind wel dat we nog meer moeten doen.
Mijn vraag was welke impact de resultaten van het onderzoek waar we het over hadden, heeft op dat actieplan. Ik denk niet dat ik concreet heb gehoord wat uw plan is om bij te sturen, eventueel in het actieplan, naar aanleiding van de toch wel opmerkelijke resultaten.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dit is een belangrijke problematiek. Minister, u hebt in het antwoord op een schriftelijke vraag van mij de verschillende pijlers opgesomd waarmee wordt gewerkt. Vandaag hebben we meer gedetailleerde acties gekregen bij die verschillende pijlers. Ik steun deze vraag omdat ik denk dat we moeten nagaan hoe we in de toekomst een coherente aanpak kunnen inzetten. Zoals ik ook al zei tijdens de vorige plenaire vergadering zijn we ons bewust van de omvang van deze problematiek en van de hardheid waarmee die evolueert. We kunnen er dan ook beter proactief aan werken. Ik sluit me aan bij de vragen en de bezorgdheden van mevrouw Segers.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
We zijn nog niet zolang in het bezit van die onderzoekresultaten. Er is een werkgroep opgericht die ze zal bekijken en eventueel suggesties kan doen voor aanpassingen. Ik vermoed dat die werkgroep sinds begin juni niet meer is samengekomen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u dat u hebt geluisterd naar mijn suggestie om binnen de werkgroep te bekijken in welke mate rekening kan worden gehouden met de resultaten van het onderzoek. De resultaten verschillen niet zoveel van wat we al eerder wisten uit eerder onderzoek. Ik verwees naar het Europees onderzoek EU Kids Online, waar 27 landen bij betrokken waren. Zowel jongeren als ouders werden bevraagd en uit de antwoorden bleek dat we de problematiek niet moeten onderschatten en dat jongens en meisjes daar in eenzelfde mate aan onderhevig zijn.
Tijdens de laatste bespreking in de plenaire vergadering heeft mevrouw Celis gezegd dat er een voorstel van resolutie op komst is van de meerderheid. Vorig jaar heeft de meerderheid ons voorstel van resolutie daarover weggestemd. Ik heb toen aangeboden om ze naast elkaar te leggen om te zien waar we elkaar kunnen vinden, en dat aanbod blijft geldig. Op die manier kunnen we dit kamerbreed aannemen. Ik ben er zeker van dat elke partij overtuigd is van het belang om dit grondig aan te pakken. We moeten daar partijoverschrijdend aan samenwerken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.