Verslag vergadering Commissie inzake het grensoverschrijdend gedrag in de sport
Vraag om uitleg over de ethische commissie van de Vlaamse Judofederatie
Verslag
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik verwijs naar de plenaire vergadering van 31 mei 2017, maar ook naar een artikel in De Morgen waarnaar u ook hebt verwezen in het debat. Daarin staat dat via bepaalde bronnen werd vernomen dat de voorzitter van de Judofederatie strenge orders van hogerhand had gekregen. Ik citeer: “Sport Vlaanderen stelde hem voor het ultimatum: tegen 12 uur woensdag moest hij een signaal uitsturen, anders zou de administratie de geldkraan dichtdraaien.” De voorzitter van de Judofederatie ontkende dat dit was gebeurd en voegde er nog aan toe: “Sport Vlaanderen is onze subsidiërende overheid. Wij hebben dagelijks overleg.”
Dat roept een aantal vragen op. Klopt het dat de Judofederatie ‘dagelijks’ overleg heeft met Sport Vlaanderen? Was dat door de specifieke omstandigheden zo, of is dat altijd zo? Indien dit altijd zo is, kunt u dan toelichten waarom een sportfederatie dagelijks moet terugkoppelen met de subsidiërende overheid? Moeten we daaruit afleiden dat de sportfederaties hun taken niet kunnen uitvoeren zonder in permanent overleg met Sport Vlaanderen te staan? Is dit ook bij andere sportfederaties het geval? Indien dit enkel door de specifieke omstandigheden was, op wiens initiatief is dan het dagelijkse overleg gestart?
Klopt het verhaal van De Morgen, dat er een ultimatum werd of zou worden gesteld, hetzij door u, hetzij door uw administratie, met als stok achter de deur dat de geldkraan zou worden dichtgedraaid? Het is zeker niet verkeerd dat u als minister uw verantwoordelijkheid nam om dit geval van dichtbij te volgen. Ik steun u daarin. Maar dit moet natuurlijk wel correct verlopen, overeenkomstig de decretale basis en de verplichtingen voor de verschillende actoren. Zo ja, op welke basis zouden de subsidies dan stopgezet worden? Zo neen, heeft uw administratie dan op een andere manier druk gezet op de Judofederatie?
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, dinsdag 27 juni lazen we in de media dat de Vlaamse Judofederatie een eigen ethische commissie heeft opgericht om toekomstige klachten over seksueel grensoverschrijdend gedrag op te vangen. De commissie staat los van de Judofederatie en bestaat uit leden die niets met judo te maken hebben. Het gaat om Bart Meganck, een magistraat met ervaring in zedenzaken, sportpsychologe Caroline Jannes en Evert Zinzen, oprichter van het meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag aan de Vrije Universiteit Brussel.
De commissie werd zo opgesteld dat ze onafhankelijk naar de verhalen van de spelers kan luisteren, informatie kan geven en de melders helpen met verdere stappen voor formele klachten. Ook zijn zij een adviesorgaan dat de federatie zal helpen om te gaan met problemen rond ethisch sporten.
Er was echter al onmiddellijk kritiek op de vorming van het orgaan. De Vlaamse Judofederatie zou met dit extra adviesorgaan de huidige problemen proberen weg te moffelen.
Minister, u hebt in de media meerdere keren gemeld dat u de stappen van de Vlaamse Judofederatie na de klachten van de judoka’s nauw zou opvolgen. Wat is uw visie op dit adviesorgaan? Is de oprichting hiervan correct verlopen? Zult u erop toezien dat oude klachten niet in de doofpot verdwijnen, maar correct worden behandeld? Hebt u al contact gehad met andere federaties? Zijn zij vragende partij voor een soortgelijke commissie?
– Marius Meremans treedt als voorzitter op.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Bajart, Sport Vlaanderen heeft inzake de uitvoering van het Vlaams topsportbeleid met elke topsportfederatie permanent overleg. Dat gebeurt natuurlijk niet op een dagelijkse basis – ik kom daar, voor wat betreft de judofederatie, straks op terug. We zitten in elk geval op een gestructureerde wijze samen, via de topsportcommissie per topsportfederatie. Daarin zetelt ook de dossierbeheerder Topsport van Sport Vlaanderen als antenne en liaison, om te begeleiden en te adviseren. Deze werking werd bij het begin van de vorige Olympiade, bij het Topsportactieplan III gestart, en werd gedurende die hele Olympiade tot ieders tevredenheid uitgerold. We hebben ze dan ook automatisch overgeheveld naar het Topsportactieplan IV.
Specifiek wat judo betreft: op het moment waarop de problematiek van grensoverschrijdend gedrag duidelijk in de berichten naar voren kwam, heeft de Vlaamse Judofederatie contact gezocht met mij, met mijn kabinet en met Sport Vlaanderen om haar versie van de gebeurtenissen te duiden. Ik heb daarbij zelf contact opgenomen met de voorzitter van de federatie. Ik heb hem gevraagd de nodige acties te ondernemen en me daarvan continu op de hoogte te houden. Zowel ikzelf, mijn kabinet als Sport Vlaanderen hebben te kennen gegeven dat we deze zaak van nabij wensten op te volgen via directe communicatie met de Vlaamse Judofederatie. Die dagen was er effectief dagelijks contact tussen de Judofederatie, Sport Vlaanderen, mijn kabinet of mijzelf. In die zin kun je spreken van een permanente opvolging, maar ik denk dat dat de evidentie zelve was. Het alternatief zou erin bestaan dat Sport Vlaanderen, het kabinet en ikzelf rustig zouden afwachten en de zaken even op hun beloop zouden laten en hopen op een gunstige afloop. Dat is niet onze stijl van werken. Ik zou van jullie heel veel kritiek hebben gekregen.
Het verhaal van De Morgen klopt niet echt. Vooruitziend als ik ben, ging ik er, voor aanvang van de plenaire vergadering op woensdag, van uit dat daarover vragen zouden worden gesteld. Daarom heb ik ’s morgens met de voorzitter van de Judofederatie contact opgenomen om te zeggen dat het voor mij gemakkelijker zou zijn indien ik om twaalf uur zou kunnen zeggen welke acties hij concreet ging ondernemen. Dat was geen ultimatum. Ik heb daaraan niets gekoppeld over het dichtdraaien van een geldkraan. Maar voor hem, zijn Judofederatie, jullie en mij was het het beste om te weten wat hij nu concreet zou doen. Ik heb dat dus naar voren gebracht.
U vroeg welke procedure zou leiden tot het dichtdraaien van de geldkraan. Ik heb dat nooit gezegd. Er zijn omstandige en goedgekende procedures om subsidies en financieringen toe te kennen inzake breedtesport en topsport. Mijnheer Bajart en mijnheer Moyaers, jullie kennen mij al: ik zal die uiteraard altijd respecteren.
Zowel ikzelf als Sport Vlaanderen heeft aan de Judofederatie duidelijk gemaakt dat wij wilden dat deze zaak onverwijld werd aangepakt. Dat wil zeggen dat wij wilden dat die zaak grondig werd onderzocht en dat er waar nodig grondig werd ingegrepen, zowel wat de acute aanleiding als wat de verdere procedures inzake klachten omtrent grensoverschrijdend gedrag betrof. Indien men dit wenst te bestempelen als ‘druk gezet’, dan heb ik inderdaad druk uitgeoefend. Dit wordt, denk ik toch, ook van ons verwacht. U zou mij en Sport Vlaanderen met reden terecht kunnen wijzen mochten wij dit niet gedaan hebben. Het spreekt voor zich dat dit gaat om een ernstige problematiek, die te maken heeft met de integriteit van een kwetsbare groep jonge sporters, en in tweede orde met het goede imago van de judosport en van de sport in het algemeen. Voor een goed begrip: de beslissing om de betrokken coach op non-actief te plaatsen werd niet genomen op vraag, advies of onder druk van mezelf, mijn kabinet of Sport Vlaanderen, maar autonoom door de raad van bestuur van de Vlaamse Judofederatie. Zo hoort het ook.
Het is belangrijk dat een onafhankelijke ethische commissie de situatie binnen de Judofederatie grondig kan onderzoeken. De commissie zal alle meldingen behandelen. Om in de toekomst de zaken op gepaste wijze te kunnen opnemen, kan het uiteraard niet anders dan dat men ook naar het verleden kijkt. Ik ga er dan ook van uit dat de commissie alle zaken uit het verleden grondig bekijkt en geval per geval de gepaste verdere opvolging adviseert, met inbegrip van tuchtrechtelijke en strafrechtelijke afhandeling als dat nodig is.
Mijnheer Moyaers, over de concrete oprichting en samenstelling van de commissie heb ik geen opmerkingen. Wat nu voor mij van belang is, is dat de commissie in alle onafhankelijkheid en in alle sereniteit haar werk kan doen en dat er gepast gevolg wordt gegeven aan haar bevindingen. Ik vind het belangrijk dat zij autonoom kan oordelen.
Wat de andere federaties betreft, mijnheer Moyaers, wij bevragen het en proberen de federaties waar nodig te ondersteunen.
– Katrien Schryvers treedt als voorzitter op.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. U had de vraag verwacht. De algemene communicatieaanpak van de federatie was klungelig. We kunnen wel begrijpen dat de federatie in het oog van een mediastorm stond en dat het niet eenvoudig was om daar uit te komen. We kunnen dat allemaal begrijpen. Maar het moet gezegd dat het relatief lang duurde, dat de beslissingen en de manier van communiceren voor meer problemen zorgden dat dat ze er oplosten.
De federatie is een werking met statuten en huishoudelijke reglementen die in overeenstemming zouden moeten zijn met het GES-decreet. Het op non-actief zetten van een trainer en het quasi vervallen in ‘victim blaming’ – de nieuwe ethische commissie verwees ernaar – doen toch vermoeden dat dit een maat voor niets is. Dat gevoel heb ik daarbij, laat staan dat het GES-decreet zelf zoden aan de dijk zet. Dat is nu net het punt waarover wij ons moeten buigen.
Minister, de ethische commissie kijkt naar de toekomst. U zegt dat zij ook voor een groot deel naar het verleden moet kijken. Maar is dat zo? Of gaat u daarvan uit?
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, dank u voor de antwoorden. Ik heb over het adviesorgaan nog een specifieke vraag, die nog betrekking heeft op de voorgaande vraag over het GES-decreet zelf. Daarin staat dat de Vlaamse Regering zelf een expertencommissie inzake gezond en ethisch sporten zou kunnen oprichten. Was het niet interessanter geweest om zelf een expertencommissie op te richten die nog onafhankelijker zou kunnen werken dan nu bij de judosport? Zo bleek bijvoorbeeld uit de Operatie Kelk, die in het federale parlement zeer uitvoerig werd behandeld, heel vaak dat getroffenen niet snel geneigd zijn om contact te zoeken, als er toch nog min of meer het gevoel van verbondenheid is. Het zou interessant zijn om een groot onafhankelijk adviesorgaan te hebben om, over alle federaties heen, ervoor te zorgen dat men veel gemakkelijker de weg vindt. In die zin is het interessant om aan een losstaande expertencommissie te denken, waarin Sport Vlaanderen en het Internationaal Centrum Ethiek in de Sport (ICES) met een aantal afgevaardigden kunnen zetelen. Dan zou er een minimale belangenvermenging zijn. Daarin zouden experten zoals Tine Vertommen een input kunnen geven.
We zijn ons in deze commissie aan het focussen op aanbevelingen die allemaal betrekking hebben op sport. Maar het is heel belangrijk dat wat we hier ontwikkelen, ook toepasbaar moet zijn in andere domeinen, zoals Onderwijs of alles wat met jongerenwerking te maken heeft. Minister, ik wil toch benadrukken dat u zeer nauw contact moet houden met uw collega-ministers om, wanneer wij hier ons werk hebben afgerond, dat plan heel breed te kunnen uitwerken.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, tijdens de hoorzittingen zei Tine Vertommen dat op een bepaald moment mechanismes in het werk worden gezet als er meldingen worden gedaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag. We zien dat bepaalde clubs, trainers en voorzitters de rangen proberen te sluiten. Ze zien dat zoiets heel veel gevolgen heeft, en dan durven ze wel eens de kant te kiezen van een trainer die wordt beschuldigd. Of ze weten niet hoe ze ermee moeten omgaan. Af en toe wordt zelfs het slachtoffer zelf met de vinger gewezen.
Toen we de Judofederatie bezig zagen, hadden we het pijnlijke gevoel dat dit niet de juiste manier van communiceren was. Je kon het zien op de sociale media en bij heel veel mensen: er werd heel ongelukkig en paniekerig gereageerd. Ik wil de schuld daarvoor niet uitsluitend bij de Judofederatie leggen. Dat gebeurt, zoals Tine Vertommen heeft aangehaald, vaak bij sportclubs die onvoldoende gewapend zijn om hiermee om te gaan. Dat zorgt ervoor dat we de situatie kunnen begrijpen, maar niet dat wij ze kunnen aanvaarden. Als er slachtoffers zijn, is het van cruciaal belang dat zij hun verhaal kunnen doen en vooral dat de situatie heel duidelijk in kaart wordt gebracht en dat de daders worden gestraft.
Mijn collega’s stelden een vraag over de ethische commissie die in het leven zal worden geroepen, specifiek voor de Judofederatie. Je zag meteen in verschillende krantenartikels dat er heel veel scepsis was. Ik citeer enkele mensen die zeggen dat dit niet meer dan een schaamlapje is: “De commissie mag enkel haar advies verlenen aan de federatie.” “Dit is duidelijk geen commissie die opgericht is om gedane meldingen en dossiers uit te spitten tot op de bodem.” “Op die manier steken ze het verleden in een doofpot.”
Dit zijn anonieme quotes, en je kunt ze enkel en alleen op die manier interpreteren. Minister, hoe kunt u en hoe kunnen wij als parlement ervoor zorgen dat, als er zo’n commissies worden opgericht, ze geen schaamlapje zijn, dat ze niet enkel en alleen dienen om dingen in de doofpot te steken en dat ze vooral niet worden gebruikt om de rangen te sluiten en om ervoor te zorgen dat er niet wordt geraakt aan de eigen trainers in de kring van ‘ons kent ons’? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat slachtoffers op die plek echt hun verhaal kunnen doen, dat daar dan echt gehoor aan wordt gegeven en dat er stappen vooruit worden gezet? Ik vrees dat, als je enkel een commissie opricht die weinig resultaten boekt, je daar qua geloofwaardigheid en qua aanpak van dit probleem meer stappen terug zet.
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het is een open deur intrappen, zeggen dat de communicatie van de Judofederatie niet optimaal was. Al mijn collega’s hadden het er al over. Met de oprichting van deze cel zetten ze wel een goede eerste stap en geven ze een signaal.
Het toont aan dat de judofederatie de problematiek echt wel serieus wil nemen. Natuurlijk is het zeer belangrijk dat de onafhankelijkheid er is van die commissie ten opzichte van de federatie. Het is logisch dat je niet je eigen pionnen kunt laten oordelen over je eigen daden. Dat zou nogal raar zijn. Ik wil in dezen echter toch ook zeggen dat, als er strafbare feiten zijn gebeurd, het gerecht ter zake zijn werk moet doen. Men kan heel veel commissies en groepen oprichten, maar ik denk dat het gerecht in dezen echt wel zijn taak heeft en de middelen heeft om zoiets aan te pakken.
Het is natuurlijk ook positief dat ze het verleden niet willen minimaliseren. Op hun webstek staat immers dat alle meldingen, ook uit het verleden, zullen worden opgevolgd en behandeld. Dat lijkt me een zeer goede zaak. Waar wij met onze commissie naar mijn aanvoelen naartoe moeten gaan, is vooral, en collega Annouri heeft daar bij de vorige vraag eigenlijk al op gealludeerd, voorkomen dat zulke zaken in de toekomst nog plaatsvinden, en dat als ze plaatsvinden, hoe erg ook, onze jeugd weet waarnaartoe ze kunnen gaan daarmee. Dat lijkt me vooral de taak van onze commissie, en dat mogen we zeker niet uit het oog verliezen.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, een paar reacties. Uiteraard ga ik niet het proces maken van de judofederatie.
Mijnheer Bajart, ik denk echter dat de heer Wouters het juist zegt: op de website staat dat ook alle getuigenissen uit het verleden ten gronde zullen worden aangepakt. Dat lijkt me belangrijk. Ik heb dat ook horen verklaren door leden van die ethische commissie. Als ik kijk naar het profiel van de leden van die ethische commissie, dan vind je daar een mengeling van voor honderd procent onafhankelijke mensen, die op geen enkele manier bij judo betrokken zijn. Dat zijn wel mensen die kennis hebben van judo. Dat vormt op zich een goede basis, denk ik, maar opnieuw, ik vind niet dat het aan mij is om een ethische commissie samen te stellen. Ik vind het goed dat zij dat hebben gedaan. Ik heb het elke keer opnieuw benadrukt, ook hier: dat ze onafhankelijk kunnen werken, is voor mij een essentiële zaak. Ik denk dat we er met Sport Vlaanderen en vanuit het kabinet wel op kunnen toezien dat ze daadwerkelijk onafhankelijk kunnen werken. Ik denk ook echt niet dat de figuren die zijn aangesteld, figuren zijn die zich als een marionet door een judofederatie laten beïnvloeden als het erover gaat te zeggen wat ze moeten zeggen, maar we zullen het in elk geval opvolgen.
Mijnheer Moyaers, die onafhankelijke commissie is één ding. Dat lijkt me de basis, zoals ik zei. Ik heb ten tweede aan Tine Vertommen van VOICE ook de mogelijkheid gegeven om dat project uit te breiden. Dat is een project waarbij getuigenissen uit het verleden mogen en moeten worden verzameld en geanalyseerd, ook als voorbeeld voor anderen. Dat wordt anoniem vergaard, maar daarbij wordt advies verleend over wat er verder kan gebeuren. Dat was een internationale actie. Ik heb die sterk verruimd voor mevrouw Vertommen, zodat, indien er meer getuigenissen zijn, ze dat ook ten gronde en volwaardig kan opvolgen en begeleiden. Naast de judosport kunnen dus ook in andere sporten mensen met getuigenissen uit het verleden bij haar terecht. Ik denk dat de onafhankelijkheid van de federaties van Tine Vertommen buiten kijf staat.
Ten derde is er de vraag of we tot een beleidsoverschrijdende commissie moeten komen. Mijnheer Moyaers, u vroeg dat ook. Met collega Gatz van Jeugd, collega Crevits van Onderwijs en collega Vandeurzen van Welzijn wás ik bezig met een beleidsoverschrijdende aanpak. Het vlaggensysteem was er niet alleen voor de sport. Dat was beleidsoverschrijdend. We waren volop bezig met een beleidsoverschrijdende aanpak. We hadden ons hulpnummer al. Ik ben ook vragende partij om heel de problematiek niet tot Sport te beperken, maar dat open te trekken. Ik ben blij dat u dat hebt aangekaart. Als ik dat aankaart, dan wordt dat misschien gezien als het ontlopen van verantwoordelijkheid. Dat is helemaal niet zo. Ik wil in Sport alles doen, maar ook elders kan dit gebeuren, en laten we dat samen doen. We hebben één hulplijn. Ik denk dat het minister Vandeurzen is die daarvoor bevoegd is en die die hulplijn in eerste instantie bevolkt met mensen die weten wat en hoe. Waarom geen beleidsoverschrijdende aanpak in die richting uitwerken, ook voor verdere klachten enzovoort? We waren daarmee bezig. Ik ben dus vragende partij om dat beleidsoverschrijdend aan te pakken.
Mijnheer Annouri, het kan inderdaad absoluut niet dat men de rangen sluit, dat er een doofpot is, dat men elkaar beschermt. Als die indruk er ook maar ergens is, als jullie die indruk krijgen, signaleer het. Wij zullen dat op de voet volgen. Voor mij moet dat voor elk van die punten uit het verleden. Ik wil toch wel even zeggen dat de getuigenissen allemaal dateren van lang voor we een decreet inzake ethisch sporten hadden, lang voor we de cursussen in de VTS hadden, lang voor er een vlaggensysteem was. Ik zeg echt niet dat het vandaag niet meer kan, maar laat me toch even zeggen dat de getuigenissen dateren van een moment waarop er voor een stuk nog sprake was van een andere cultuur. Dat is wat ik daarstraks ook naar voren heb gebracht. Ik denk dat het vorige parlement, dit parlement en ik als minister van Sport nu al jaren uitdrukkelijk naar voren brengen dat die sfeer van grensoverschrijdend gedrag ontoelaatbaar is. Voorzitter, ik vraag dat ook echt aan de commissie. We mogen ons niet laten verleiden tot acties die sterk zijn van buiten bekeken. We moeten iets doen waar de sporter vandaag en morgen iets extra’s aan heeft. Als dat kan, graag. Ik ben ook vragende partij daarvoor.
Minister, dank u voor dat laatste. Daar gaan we straks werkafspraken over maken.
De heer Bajart heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. U hebt zelf gezegd dat het beleid nooit helemaal sluitend kan zijn, en ik heb dat herhaald. Dat zijn uw woorden, dat zijn mijn woorden, dat zijn ook de woorden van Tine Vertommen. Ik blijf herhalen dat we samen moeten bekijken hoe we in een grotere stok achter de deur kunnen voorzien om nu net de zaken te kunnen vergemakkelijken.
De heer Moyaers heeft het woord.
Ik kom nog eventjes terug op de boodschap van de heer Annouri dat het allemaal geen schaamlapje mag zijn, dat er daadkracht moet zijn. Minister, u hebt dat ook bevestigd. Ik ben daar ook blij om. Ik denk inderdaad dat sportfederaties nu niet geneigd moeten zijn om de rangen te sluiten. Ik zeg ook niet dat dat per definitie zomaar zal gebeuren, maar ik hoop dat u ook mijn bezorgdheid begrijpt. In Terzake zei een van die leden van die ethische commissie van de Judofederatie dat oude klachten wel opnieuw zouden kunnen worden behandeld, als de mensen zelf zouden terugkomen. Dan wil ik toch vragen dat u erover zou waken dat dat zeker gebeurt in dit geval.
Ik ben heel blij dat deze commissie er is gekomen, maar ik hoop tegelijkertijd dat het de allerlaatste keer is dat we zo’n soort commissie moeten opstarten, dat er nu eens eindelijk een structurele aanpak kan zijn en dat al het seksueel misbruik voor eens en voor altijd kan worden tegengegaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.