Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, van dit dossier dat op tafel ligt, zou je je kunnen afvragen of dat nu wel tot onze bevoegdheid behoort. Ik heb de vraag al zowel aan u, minister-president, als aan minister Muyters gesteld. Ze heeft al alle hoeken van het Vlaams Parlement gezien. Maar ik kon het niet laten om ze toch te stellen. En ik ben alvast positief gestemd in de zin dat ik erin geloof dat u met ons mee zult denken wat we daar eventueel aan zouden kunnen doen. Ik besef dat dat heel voorwaardelijk is, minister-president.
Collega’s, wie aan kinderarbeid denkt, denkt niet meteen aan Europa. Dan denken we aan de mijnen in Afrika of de textielfabrieken in Azië. Zeker binnen de Europese Unie lijkt kinderarbeid ondenkbaar. De Europese Unie heeft een bijzonder uitgebreide arbeidswetgeving die het nagenoeg onmogelijk zou moeten maken dat dat nog bestaat.
En toch gebeurt het en worden kinderen verplicht aan het werk gezet – en ik heb het niet over vakantiejobs – in Europa en buiten Europa. Wie het geluk – of ongeluk, kwestie van hoe je het bekijkt – had de documentaire Child Labour in Europe van de Frans-Italiaanse journaliste Cécile Allegra te kunnen bekijken, weet waar ik het over heb. Collega’s, ik wist niet wat mij overkwam toen ik toevallig eens thuis was en een tv voor mij had. We zagen Giovanni, een Italiaans jongetje van 13 jaar dat acht uur per dag als kelner moet werken omdat zijn vader werkloos was. Of Guiltena uit Bulgarije, die tien uur per dag op het veld moest werken. Ook zij was 13 jaar. We zagen ook Michael, een jongen van 15 jaar, die drie nachten per week in het zwart werkt als melkboer, om zo zijn gezin te helpen. Hij woont in Groot-Brittannië. Misschien is dat binnenkort, na de brexit, niet meer ons probleem. (Gelach)
Alle gekheid op een stokje. Ik weet dat dit emotionele en persoonlijke verhalen zijn, maar dat is effectief wat we zien.
Kinderarbeid in Europa, het bestaat. En uiteraard zijn er amper cijfers. Zo lijkt het alsof er in het verlichte Europa geen onderzoek naar gebeurt of dat we er geen onderzoek naar durven doen. Eén studie maakt gewag van 7,5 miljoen werkende kinderen binnen de Europese Unie. In Georgië werkt volgens de Verenigde Naties 29 procent van de kinderen tussen 7 en 14 jaar. In Albanië is dat 19 procent. En volgens een studie uit 2013 zou zelfs in Italië – wel degelijk een EU-land – 5,2 procent van alle kinderen onder de 16 moeten werken.
Sinds de economische crisis van 2008 zouden nog veel meer kinderen van school gehaald zijn om te gaan werken en zo hun gezin te helpen. Dat was ook te zien in dat filmpje.
De mensenrechtencommissaris bij de Raad van Europa, Nils Muižnieks – die we trouwens hebben ontmoet toen we daar waren, voorzitter – legt een directe link tussen de strenge besparingen die de Europese Unie haar lidstaten oplegde en de stijging van de kinderarbeid.
Ook de omstandigheden waarin veel kinderen moeten werken, laten veel te wensen over. Het gaat over gevaarlijke jobs in de landbouw, de bouw of fabrieken, waar te jonge kinderen met te gevaarlijk materiaal moeten omgaan. Dit is onder meer het geval in Bulgarije, Roemenië en Oekraïne. Nog in Bulgarije werken kinderen tot 10 uur per dag op de tabaksvelden. En zo zijn er nog voorbeelden van kinderen die van school worden gehaald om te worden tewerkgesteld.
In de documentaire Child Labour in Europe erkent Muižnieks dat de Europese Commissie nog niet vaak lidstaten voor het Europees gerechtshof heeft gedaagd wegens mensenrechtenschendingen. Hij laakt dat de meeste lidstaten wel op de hoogte zijn van de problematiek, maar dat weinigen bereid zijn stappen te ondernemen.
Educatie moet altijd voorgaan op arbeid. Maatschappijen die kinderen naar school laten gaan in plaats van ze op hun 11 jaar in de fabriek te steken, halen daar op lange termijn een pak meer voordeel uit. Maar nog belangrijker is uiteraard het welzijn van het kind zelf. Dat help je niet vooruit door hen tien uur per dag in de tabaksvelden te laten werken.
Minister-president, bent u op de hoogte van het bestaan van kinderarbeid in Europa?
Kan Vlaanderen initiatief nemen – ik wik en weeg mijn woorden, minister-president –, kunt ú het initiatief nemen om deze problematiek op Europees niveau aan te kaarten?
Ten slotte – en ik hoop echt dat u hierop bevestigend kunt antwoorden – kunt u uitsluiten dat dit soort uitbuiting in Vlaanderen plaatsvindt?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Turan, u laat zelf uitschijnen dat de link met onze bevoegdheden minstens vatbaar is voor discussie. Het is natuurlijk zo dat kinderarbeid verboden is. Kinderarbeid is verboden in onze nationale wetgeving. Het is verboden binnen de Europese Unie. Op federaal vlak is bij ons het ministerie van Werk bevoegd. Op Europees vlak is het ook de federale minister, in dit geval minister Peeters, die daar zetelt. U weet dat Vlaanderen niet in die Europese Raad zetelt. Ik kan dat punt daar dus niet op de agenda brengen. Het is aan de Europese Raad om dat te monitoren en te controleren. Het is in eerste instantie aan de nationale staten om een handhavingsbeleid te voeren op Europees vlak. Controle van de raad kan uiteraard gebeuren door de Europese parlementsleden. Als het buiten de Europese Unie is – want u verwijst naar Georgië en Albanië – is dat een rol voor de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), waarvan u weet dat wij die ondersteunen – ook structureel – en waarvan wij vragen dat zij de keten en de menswaardige arbeidsomstandigheden zeer, zeer sterk zou bewaken. Dat is een belangrijk onderdeel van ons internationaal beleid en uiteraard ook van internationale handel.
Wat de Vlaamse situatie betreft, heb ik contact opgenomen met de coördinator kinderrechten bij het departement Cultuur, Jeugd en Media. Die coördinator heeft ons verzekerd dat er geen registratie is van kinderarbeid in Vlaanderen, noch bij het Vlaamse Kinderrechtencommissariaat zelf, noch bij UNICEF België. Maar als u daarover meer of diepere informatie wilt, zou ik u willen vragen contact op te nemen met de bevoegde minister. Ik denk dat er geen kinderarbeid is. Maar het lijkt mij gevaarlijk om dat in absolute termen uit te sluiten. Er is geen geregistreerde kinderarbeid. U weet dat er onlangs een incident is geweest, waarbij staatssecretaris De Backer is opgetreden tegen zijn eigen sociale inspectie. Er zijn inderdaad nogal wat kinderen van zelfstandigen en landbouwers die meewerken op het veld of in de winkel of handelszaak. Los van de omstandigheden van die controle – want er was daar blijkbaar wel wat meer aan de hand dan alleen maar de discussie over kinderarbeid of niet – vond ik wel dat de staatssecretaris daar ten gronde een gezonde mening heeft geventileerd. Maar blijkbaar was er ook sprake van het verhinderen van sociale controle en dergelijke.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik dank u. Ik moet u in alle eerlijkheid bekennen dat ik mij zelf ook afvroeg of dit nu wel tot de Vlaamse bevoegdheid behoort en wij daar iets mee kunnen doen. Maar als ik zie hoeveel rek wij vandaag op alle dossiers in Vlaanderen hebben... Waar een wil is, is een weg.
U verwijst naar federaal minister Peeters. U zegt dat hij in die raad zetelt. Maar ik neem aan dat u in het kader van het samenwerkingsfederalisme, in het kader van standpuntbepalingen en het vanuit Vlaanderen op de Europese agenda zetten van dossiers, daar ook een inbreng in hebt.
Dat was eigenlijk mijn vraag: dat u daaraan extra aandacht zou spenderen, ook al is dat vandaag niet meteen een Vlaamse bevoegdheid of Vlaamse miserie die we moeten oplossen. Ik ben ook zeer tevreden met uw antwoord, dat er ten minste geen geregistreerd is. U hebt verwezen naar UNICEF België en ook naar het Kinderrechtencommissariaat. Bij het opstellen van mijn vraag om uitleg en het overtuigen van de voorzitter om die vraag op de agenda te zetten, heb ik gezegd dat wij handelsakkoorden sluiten, dat wij instaan voor de mensenrechten. Het verwijt dat ik hier vaak geef, dat wij veel lippendienst verschaffen aan mensenrechten, maar dat we daar ook effectief iets mee moeten doen, was voor mij de aanleiding. Wij zijn ook op internationaal bezoek geweest. We hebben in Genève de International Labour Organization (IAO) bezocht en in New York UNICEF. Dat zijn allemaal trouwe partners van ons, waar wij – terecht – financiële middelen in steken. Wij zijn trouwe partners. Het zijn partners die dergelijke onderzoeken en initiatieven ook op Europees niveau kunnen doorvoeren.
Minister-president, u kunt de vraag richten. Ik denk dat u enkele tools hebt. Ik zou u willen vragen om de komende periode minstens volgende drie zaken mee op te volgen. Ten eerste wil ik u vragen om het aan de IAO te melden, waarvan we vaste partner zijn. Ten tweede wil ik u vragen ook naar UNICEF een brief te sturen, waarin u verwijst naar die cijfers en vraagt of we daarrond als Europa geen verantwoordelijkheid kunnen nemen.
En, last but not least, zou ik u echt willen vragen om dit probleem aan te kaarten bij uw collega op het federale niveau en om hem te vragen of wij daarin als Vlaanderen, als België een trekkende rol zouden kunnen spelen.
Maar ik ben wel tevreden van de antwoorden die we van het Kinderrechtencommissariaat en UNICEF krijgen, los van dat recente incident van kinderen die meehelpen in hun gezin. Dat mag en dat kan, we moeten ook niet overdrijven in bepaalde regels.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister-president, kinderarbeid komt helaas nog voor en niet alleen in ontwikkelingslanden. Er zijn landen, voornamelijk in Azië en Afrika, maar ook in Europa, waar kinderrechten geregeld geschonden worden en kinderen hun recht op onderwijs ontnomen wordt.
De Internationale Arbeidsorganisatie berekende dat een wereld zonder kinderarbeid zo’n 20 procent groei zou opleveren. De financiële gevolgen van een geschoolde bevolking wegen zwaarder door dan de onderwijskosten en de gemiste inkomsten uit arbeid.
Het is inderdaad ontzettend moeilijk om kinderarbeid te bestrijden. Het aan het werk zetten van kinderen gebeurt namelijk veelal illegaal. Maar toch moeten we een krachtig signaal blijven uitsturen. Het is positief dat er in de mensenrechtennota wordt gepleit voor het opzetten van een periodieke evaluatie in verband met respect voor de rechtsstaat en de fundamentele rechten en kinderrechten binnen de Europese Unie. De samenwerking die we hebben met de IAO is belangrijk voor Vlaanderen, aangezien de organisatie actief is op het vlak van de Vlaamse bevoegdheden met betrekking tot werkgelegenheid.
De IAO is daarenboven een belangrijk normerende organisatie. De Vlaamse Regering moet regelmatig rapporteren over de uitvoering van IAO-verdragen in Vlaanderen. Waardig werk, sociale rechtvaardigheid en betere jobs staan bovendien steeds hoger op de internationale agenda. Ontwikkelingsdoelstelling 8 van de 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling is hiervan een voorbeeld, waarbij het uitroeien van kinderarbeid een prioriteit is.
Sinds de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de IAO werd hernieuwd in 2016, ligt de inhoudelijke focus prioritair op het promoten van waardig werk bij vrouwen en jongeren, met specifieke aandacht voor sociale dialoog.
Minister-president, u haalde reeds aan dat de Vlaamse Regering de IAO structureel ondersteunt en samen met de IAO de problematiek nog sterker op de kaart wil plaatsen.
Ik heb nog één vraag voor u. Hoe verloopt de samenwerking tussen Vlaanderen en de IAO? Hoe verloopt die op het vlak van het uitroeien van de kinderarbeid?
Ik dank u voor de vraag. Het is wel zo dat er geen directe bevoegdheden zijn op het Vlaamse niveau, maar de betogen van de twee collega’s geven aan dat er indirect wel degelijk een aantal elementen kunnen worden aangereikt. Ik voeg er nog één aan toe: de Raad van Europa, waar een aantal van onze collega’s aanwezig zijn. Ik nodig eenieder die in dezen interesse heeft uit om desgevallend aan een van de collega’s die in de Raad van Europa zetelen een aantal elementen aan te reiken en desgevallend daar een aantal handelingen te stellen.
Er bestaan daarover reeds rapporten en resoluties. U, u beiden, of wie geïnteresseerd is, kan mij gerust een mailtje sturen, dan kan ik dat naar jullie reflecteren en kunnen wij aan een van de Vlaamse parlementsleden, die dan weliswaar via de Senaat voor Europa zijn, vragen om een initiatief te nemen. Op die manier leveren we als regionaal verkozenen toch ook een bijdrage op het internationale niveau.
Dat wilde ik even kwijt als bijkomend element.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, ik ben bereid tot alle mogelijke initiatieven. Maar ik zou toch willen vragen, mevrouw Turan, dat u mij eerst de studie bezorgt waarnaar u verwijst. Ik heb die niet en er staat ook geen referentie in uw vraag. Ik kan die bezorgen aan minister Peeters en op de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE) vragen om dit punt in de varia te agenderen.
U vraagt dat men dat opneemt op Europees niveau. Op het vlak van de Raad van Europa is het inderdaad aan de parlementsleden om daarin initiatief te nemen. U weet dat we een heel goede samenwerking hebben met de IAO. Ik heb contacten met Ryder, u hebt contacten met Ryder in Davos. Ik heb de man al een paar keer ontmoet. We hebben briefwisseling over de ketenbewaking. Ik kan er nog eens op aandringen om hierop toe te zien, maar we hebben daar een samenwerking voor. Het is dus niet zo dat we van nul moeten vertrekken. We hebben elk jaar een belangrijke bijdrage die precies daaraan wordt besteed. De IAO, Ryder, is zeer goed op de hoogte van onze prioriteiten, de ketenbewaking, het tegengaan van kinderarbeid, maatschappelijk verantwoord ondernemen enzovoort.
Als ik de studie heb, zal ik die – voor zover nodig, want misschien hebben ze die ook wel – onder de aandacht brengen. Ik zal via DGE vragen om daar op Europees niveau werk van te maken en ook in onze verdere contacten met IAO daar de klemtoon op te leggen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, ik ben zeer tevreden met de aanvullingen die er zijn gekomen van de twee collega’s. Ik ben ook zeer tevreden met de laatste toevoeging die u hebt gedaan, minister-president. Ik ben u daar zeer dankbaar voor. Ik zal proberen die studie terug te vinden. Dat er geen recente studies zijn, weten we, want het wordt niet gemeten. Dat blijkt ook uit dat filmpje dat ik toevallig heb gezien. Maar het neemt niet weg dat wij als trekkers een aantal dingen op de agenda kunnen plaatsen. Voorzitter, ik zal u vragen om dat in de Raad van Europa te doen. Ik zal ook nagaan of parlementsleden van onze partij dat mee kunnen trekken, al dan niet vanuit dit huis.
Minister-president, ik dank u om dit minstens op de DGE te brengen. Meer kunnen we op dit ogenblik niet verwachten. De IAO en UNICEF zijn onze vaste partners. Als we dat daar blijven herhalen, denk ik dat wij onze ogen niet zomaar hebben dichtgedaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.