Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over oudermishandeling en specifiek ontspoorde zorg
Vraag om uitleg over ouderenmisbehandeling
Vraag om uitleg over ouderenmisbehandeling in Vlaanderen
Verslag
Collega’s, in de voorbereidingen van deze vragen om uitleg wordt er vaak aan dezelfde studie gerefereerd. De vier vragen zijn gekoppeld. Uiteraard hebt u de keuze om in uw inleiding uitvoerig dan wel beperkt te zijn, maar laat dit een tip zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Aangezien ik de eerste vraagsteller ben, zal ik wel verwijzen naar de voorstelling, als u het goedvindt.
Op 13 juni 2017 werd de nieuwe campagne van het meldpunt 1712 voorgesteld. Die draait rond partnergeweld bij ouderen, een problematiek die vaak moeilijk bespreekbaar is en weinig wordt gemeld. Ik zal niet verder ingaan op de algemene doelstelling van 1712, maar focussen op de vragen.
Het voorbije jaar is in Vlaanderen het aantal meldingen van ouderenmishandeling bijna verdubbeld. Dat blijkt uit een nieuw rapport van het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling (VLOCO). VLOCO kreeg vorig jaar in totaal 436 meldingen van ouderen die werden mishandeld. VLOCO schat dat het echte aantal ouderen dat wordt mishandeld in werkelijkheid nog veel hoger ligt omdat er nog altijd een groot taboe bestaat over ouderenmishandeling. De meeste meldingen gaan over psychische, fysieke en financiële mishandeling, de dader is meestal een familielid van het slachtoffer. In het rapport waarschuwt het VLOCO ook voor een nieuwe vorm van mishandeling, de zogenoemde ontspoorde zorg.
Minister, in mijn schriftelijke vraag van januari 2017 stelt u dat er voorbereidingen zijn opgestart voor een 1712-campagne die zich specifiek richt tot ouderen. Vorig jaar was dat naar jongeren. Recentelijk werd die campagne voorgesteld.
Minister, kunt meer toelichting geven bij de campagne rond 1712, specifiek gericht naar ouderen? Is er een evaluatie gepland? Wanneer en hoe? Waaraan meet u het succes van de campagne af ? Plant u nog andere acties met betrekking tot sensibilisering rond partnergeweld bij ouderen en om de aangiftebereidheid te verhogen? Hebben de Family Justice Centers in deze ook een rol?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling registreerde in 2016 436 meldingen van oudermishandeling, dat is meer dan 1 per dag. Het centrum stelt zelf dat dit wellicht een onderschatting is. In de wetenschappelijke literatuur spreekt men dan ook veeleer over ouderenmis(be)handeling van 1 op 10.
VLOCO verschaft in zijn jaarverslag 2016 toch wel interessante cijfers. Het gaat in meerderheid over psychische mishandeling, gevolgd door fysieke en financiële mishandeling en in 15 procent van de gevallen schending van rechten. Minder verrassend is dat de meerderheid van de slachtoffers ouder is dan 80 jaar. Heel opvallend is toch wel dat in 85 procent van de gevallen er al een of meer vormen van hulpverlening aanwezig zijn.
In tegenstelling tot de resultaten van de studie van Familiehulp, die 3000 ouderen in Antwerpen en Brussel screende en vaststelde dat de mishandeling veelal uitging van dochters en schoondochters, zien we in de cijfers van het centrum dat 63 procent van de plegers mannen zijn, zonen of partners. 64,5 procent van de plegers woont trouwens samen met het slachtoffer. Het centrum ging kijken naar de kwetsbaarheden van deze daders. In 27 procent van de gevallen zijn die onbekend, in 19 procent zijn die psychosociaal en 14 procent financieel materieel. Er blijft ten slotte een link tussen overbelasting van de mantelzorger die ontspoort naar mis(be)handeling.
Het onderwerp van ouderbehandeling werd eerder al meermaals aangekaart, onder meer in het kader van de ondersteuning van de mantelzorgers. Initiatieven zullen worden genomen om de draagkracht van mantelzorgers mee in kaart te brengen en hen te ondersteunen door psycho-educatie, maar ook door de inschakeling van professionele zorg.
Er werd al werk verricht. U hebt eerder al gewezen op het door VLOCO ontwikkelde risicotaxatie-instrument voor hulpverleners. Dat instrument meet het risico op ouderenmishandeling. Het is een korte en praktijkgerichte checklist, die is gebaseerd op gekende signalen en risicofactoren. Het instrument helpt hulpverleners om risico’s vlugger te detecteren en kan in geval van twijfel een bevestiging van vermoeden betekenen. VLOCO zet hieromtrent vorming op en heeft een gebruiksvriendelijke onlineapplicatie ter beschikking.
VLOCO doet een aantal aanbevelingen, waaronder toch belangrijk nog altijd sensibilisering, het aandacht besteden aan ouderenmishandeling in het curriculum. Zij wijzen op nog altijd een tekort aan kennis bij hulpverleners, vaak een afwezigheid van aandacht voor de problematiek en in extreme gevallen ook de ontkenning van het bestaan van het fenomeen vanuit het management.
Tenslotte – en dat is niet vreemd in de commissie Welzijn – vragen zij het herkaderen van het beroepsgeheim in functie van een betere samenwerking tussen hulpverleners en ambtenaren.
Ik heb dan ook volgende vragen, minister.
Er is een instrument voor het detecteren van oudermisbehandeling. In welke mate ziet u dat zorgverleners, huisartsen, verpleegkundigen, verzorgenden van de diensten gezinszorg, kinesisten die aan huis komen, er gebruik van maken?
Worden na inschatting van het risico hulpverleners ook gesensibiliseerd om oudermisbehandeling bespreekbaar te maken bij mantelzorgers, samen naar een oplossing te zoeken en in voorkomend geval de misbehandeling aan politie of justitie te melden? In welke mate worden hulpverleners daarbij ondersteund?
Welk gevolg wordt gegeven aan de klacht van de oudermisbehandeling? Op dat punt blijven we een beetje op onze honger. Wordt er in het gezin meer hulp- en dienstverlening ingezet? Worden ouderen naar residentiële settings geleid?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, de aanleiding voor onze vragen is effectief het jaarverslag 2016 van het Vlaams Expertisecentrum Ouderenmisbehandeling, VLOCO. Daarin staan interessante cijfers, die ik niet allemaal zal herhalen. In een notendop kunnen we zeggen dat het aantal oproepen naar de hulplijn 1712 over ouderenmisbehandeling is gestegen. Daarbij moeten we goed voor ogen houden dat dit kan wijzen zowel op een toegenomen prevalentie, als op een positief effect van eerdere campagnes om het thema bespreekbaar te maken en hulpverleners voor oudermisbehandeling te sensibiliseren. Er is in het verleden immers al wel wat gebeurd, maar het kan nog beter.
De cijfers tonen wel aan, en dat is opvallend, dat een grote helft van de slachtoffers ouder is dan 80 en dat hoe groter de zorgbehoefte is, hoe groter ook het risico is op oudermisbehandeling. In 9 op 10 gevallen is, zoals al gezegd, de dader een familielid en bij de dader kunnen er ook psychosociale problemen, een verslaving of het ervaren van overbelasting meespelen. Dat laatste legt dan de link met de mantelzorgers, die door de overbelasting potentieel een gevaar op ontspoorde zorg kunnen betekenen.
Ik heb daar twee vragen bij, minister.
In reactie op het jaarverslag hebt u effectief aangekondigd dat er een campagne wordt gelanceerd met focus op de partnermisbehandeling bij ouderen. Zullen er ook campagnes volgen om andere vormen van ouderenmisbehandeling bespreekbaar te maken? Het is goed dat we ons op de partner richten, maar we mogen ons niet alleen op de partner richten. Ook de andere vormen van oudermisbehandeling moeten we in kaart brengen en beter nog, we moeten er iets aan doen.
Mijn tweede vraag gaat over het melden van het probleem. We weten dat de meeste meldingen van oudermisbehandeling komen van familieleden en hulpverleners van het slachtoffer – er is daarnet al verwezen naar het risicotaxatie-instrument – en in veel mindere mate van slachtoffers zelf. Dat heeft natuurlijk te maken met de hoge graad van zorgbehoefte bij de slachtoffers, maar ook daar moeten we iets aan doen. Welke maatregelen zult u nemen om het thema bij de slachtoffers zelf bespreekbaarder te maken of hen sneller te overtuigen melding te maken van ouderenmisbehandeling?
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, de problematiek is uitvoerig geschetst. Ik heb voor u nog enkele bijkomende vragen.
Uit het jaarverslag blijkt ook dat er 177 consultvragen, meldingen door hulpverleners zelf dus, werden geregistreerd. Op het eerste gezicht is dat één om de twee dagen. Maar liefst 58 procent van deze vragen kwamen uit Oost-Vlaanderen. In het antwoord op een schriftelijke vraag van 18 mei jongstleden wordt dat verklaard door de aanwezigheid van VLOCO in Oost-Vlaanderen en het team oudermisbehandeling van het CAW Oost-Vlaanderen. Mijn vraag blijft welke acties u plant om de grote provinciale verschillen te doen verdwijnen.
Alle vraagstellers hebben het al aangehaald: vaak gaat het om ontspoorde zorg. Welke concrete acties plant u om te vermijden dat overbelasting van mantelzorgers tot oudermisbehandeling leidt?
U start de campagne rond 1712 met focus op partnergeweld op, omdat in de meeste gevallen de partner inderdaad direct betrokken blijkt te zijn. Kunt u meer uitleg geven over deze campagne? Wat zijn de doelstellingen? Tot wanneer zal ze duren? Welke acties mogen we dit jaar nog verwachten om de brede problematiek uit de taboesfeer te halen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De bekendmaking van het jaarverslag van VLOCO en de opstart van de campagne 1712-partnergeweld-ouderen heeft verschillende vragen losgeweekt. Ik zal ze gebundeld beantwoorden en ga daarvoor achtereenvolgens in op de problematiek zelf, op de campagne en, daarbij aansluitend, op enkele deelaspecten die door de vraagstellers zijn aangebracht.
Aandacht voor ouderenmisbehandeling is zeker op z’n plaats. Een constante daarbij is de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Hoewel veel ouderen nog vitaal en weerbaar zijn, is er ook een groep kwetsbare ouderen. Toenemende emotionele, sociale en zorgafhankelijkheid en daarnaast moeilijkheden bij het voeren van de financiële administratie zijn gekende risicofactoren.
Ook opvallend en constant is de bevinding dat de daders zich in de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer situeren. VLOCO geeft in het jaarverslag van 2016 aan dat in 74,5 procent van de gevallen van ouderenmisbehandeling de pleger iemand is uit de dichte familiekring van het slachtoffer. In 22 procent van de meldingen gaat het daarbij over de partner.
Bij ouderenmisbehandeling gaat het niet altijd om bewuste of moedwillige mishandeling. Ontspoorde zorg, waarbij een mantelzorger met de beste bedoelingen de zorg voor de oudere wil opnemen, maar dit om verschillende redenen niet op een adequate of passende manier doet, kan bij de oudere lijden tot gevolg hebben.
Een specifieke vorm is partnergeweld. Partnergeweld wordt bij ouderen bovendien minder vaak en minder snel als een probleem herkend.
Koppels die al jarenlang samen zijn, zien de soms geleidelijk toenemende problemen in hun relatie niet altijd. Geweld dat er altijd al in aanzet was, kan verergeren, de pleger- of slachtofferpositie kan wisselen, de dynamiek in de relatie wordt anders… Men brengt ook veel meer tijd met elkaar door met het ouder worden, op een andere manier dan tevoren. De sociale kring wordt kleiner, het isolement groter. Financiële afhankelijkheid of een toenemende zorgafhankelijkheid kunnen een rol spelen. En: bij de oudere generatie speelt het stigma van geweld en de neiging moeilijkheden binnenskamers te houden meer dan bij jongere koppels. Ook dat werkt het zwijgen in de hand.
Dat is de context waarbinnen we kozen voor de recente 1712-campagne.
Het eerste doel bij een 1712-campagne is en blijft altijd het nummer op zich opnieuw onder de aandacht brengen. 1712 is ondertussen redelijk gekend, maar om er een nog sterker merk van te maken is het nodig het nummer permanent te vermelden, er attent op te maken. We doen dat dan ook jaarlijks, en we zullen dat blijven doen, telkens met een ander inhoudelijk accent. Dit keer is het geweld op ouderen, met het accent op geweld door partners. Die keuze heeft uiteraard te maken met de geschetste problematiek en met het feit dat we vaststellen dat de doelgroep van 55-plussers moeilijk de weg naar 1712 vindt, voornamelijk wanneer het gaat over problemen die ze zelf ervaren.
Om daaraan te verhelpen hebben we ervoor gekozen de campagne gelaagd op te zetten. Er worden in een periode van een maand spots getoond op alle regionale televisiezenders. De spots worden tot vijftien maal per dag vertoond, op verschillende tijdstippen. Ook de sociale media worden ten volle benut voor het verspreiden van de spot: YouTube, digitale nieuwsbrieven, facebook en twitter. Daarnaast voorzien we een ruime verspreiding van affiches via lokale dienstencentra, OCMW’s, woonzorgcentra, revalidatiecentra, ziekenhuizen, huisartsen, CAW’s, ouderenverenigingen, lokale ouderenraden, lidorganisaties van de Vlaamse Ouderenraad,…
De campagne is ondersteunend aan de gehele aanpak. Werken aan geweld, misbruik en mishandeling vraagt om een structurele en gelijktijdige aanpak op verschillende niveaus en vanuit verschillende invalshoeken. En daar maken we ook werk van.
We blijven met VLOCO inzetten op een specifieke op ouderen gerichte aanpak. Het versterken van het werken met het risico-taxatie-instrument maakt daar deel van uit, ook het sensibiliseren rond en het monitoren van de problematiek.
De inbedding van VLOCO in het CAW Oost-Vlaanderen verklaart de oververtegenwoordiging van deze provincie in de cijfers. Zoals in het jaarverslag van VLOCO vermeld, is ook rekening gehouden met cijfers opgevraagd bij andere deelwerkingen van CAW Oost-Vlaanderen. Dezelfde vraag werd gesteld aan andere CAW’s in Vlaanderen, maar deze cijfers waren bij de opmaak van het verslag nog niet beschikbaar. Dit is een aandachtspunt dat in overleg met de CAW’s opgenomen zal worden.
VLOCO spendeert ook veel aandacht aan vorming rond deze problematiek, getuige hiervan de inspiratiedag die dit jaar georganiseerd werd op 15 juni. Op deze dag, bijgewoond door een brede groep zorg- en welzijnsactoren uit Vlaanderen, wordt ingezet op het doorbreken van het taboe en op goede praktijken.
De opmaak van een protocol rond ouderenmisbehandeling in een zorgorganisatie behoorde eveneens tot de inhoud van deze inspiratiedag. Een concreet voorbeeld uit de gezinszorg werd voorgesteld. Het protocol omvat onder andere richtlijnen over het signaleren van risicofactoren of vermoedens, het uitstippelen van een vormingsplan, informatie en doorverwijsmogelijkheden.
Het door VLOCO en de VUB ontwikkelde risico-taxatie-instrument is hierbij een belangrijke ondersteuning. Dit instrument is een korte, praktijkgerichte checklist die gebaseerd is op gekende signalen en risicofactoren van ouderenmisbehandeling. Dit helpt hulpverleners om alerter te zijn voor signalen zodat er meer preventief en tijdig curatief kan worden gewerkt om specifieke hulp in te schakelen. Een gebruiksvriendelijke online applicatie is eveneens ter beschikking.
Toekomstgericht zal er verder op sensibilisering, vorming en goede praktijkopbouw moeten worden ingezet. Het onderwerp maakt dan ook integraal deel uit van goede zorg voor ouderen. Inzetten op goede zorg heeft ook een impact op ouderenmisbehandeling. Het mantelzorgplan wil ik vermelden. Het streven naar een evenwicht tussen draagkracht en draaglast bij mantelzorgers is essentieel en helpt ontspoorde zorg te voorkomen. Het is van belang dat we de huidige mantelzorgers, een enorm maatschappelijk kapitaal dat Vlaanderen rijk is, erkennen, waarderen en ondersteunen. Dit houdt ook het erkennen van grenzen aan mantelzorg in. Het is anderzijds de doelstelling dat we mensen die de rol van mantelzorger wensen op te nemen, naast hun verschillende andere rollen, de nodige mogelijkheden bieden.
Ons mantelzorgplan is erop gericht in te zetten op de kwaliteit van leven van de mantelzorger. Dit houdt noodzakelijk ook verder investeren in de uitbouw van de professionele zorg en ondersteuning en respijtzorg in. Getuige hiervan de verdere groei en investering in bijvoorbeeld dagverzorgingscentra, kortverblijf, gezinszorg of oppashulp.
Faciliteren van mantelzorg kan zich niet beperken tot de brede welzijnssector, het moet een maatschappelijke keuze worden die over beleidsniveaus en beleidsdomeinen heen gerealiseerd wordt. Werken aan een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid is hiervan het voorbeeld.
Onderzoek stelt vast dat de overgrote meerderheid van de mantelzorgers de zorg als zinvol ervaart en in eenzelfde situatie opnieuw mantelzorg zou geven. De persoonlijke band met de zorgbehoevenden is de belangrijkste drijfveer en motivator waar mantelzorgers hun kracht uit halen.
Zoals vermeld in het mantelzorgplan en ook expliciet opgenomen bij de verdere uitbouw van de eerste lijn in Vlaanderen, willen we de mantelzorger benaderen als een volwaardige partner in de zorg en ondersteuning, met een eigen stem en eigen perspectief op de zorgsituatie. Mantelzorgers zijn vaak sterke mensen die de regie over de zorg kunnen opnemen en de zorg kunnen coördineren. Door mantelzorgers op hun kracht aan te spreken voelen ze zich gesterkt en positief gewaardeerd.
Het respecteren van de grenzen aan mantelzorg betekent de mogelijkheid van voldoende zorg en ondersteuning.
Naast de positieve ervaring kan het verlenen van mantelzorg, zeker wanneer het gaat om de zorg aan een zwaar zorgbehoevende, ook een impact hebben op de kwaliteit van leven die samen gaat met negatieve ervaringen zoals overbelasting, stress of het gevoel tekort te schieten.
De uitbouw van het expertisepunt mantelzorg is deze maand concreet geworden met de eerste raad van inspiratie van het expertisepunt, waarbij ook mantelzorgers zelf en de Vlaamse Ouderenraad betrokken zijn. Het laagdrempelig digitaal ter beschikking stellen van informatie voor mantelzorgers is een kernopdracht. Even essentieel is het ter beschikking stellen van goede methodieken om de mantelzorger te ondersteunen en mantelzorgers de weg wijzen naar lokale initiatieven ter zake.
Elf pilootprojecten Geïntegreerd Breed Onthaal zijn van start gegaan in september 2016 en lopen tot 1 mei 2018. De opzet is het ontwikkelen van één lokaal aanspreekpunt en een laagdrempelige toegang tot de informatie en geschikte ondersteuning, inbegrepen die van mantelzorgers.
De aandacht voor de relatie van de professionele zorg met de mantelzorger is een speerpunt uit het mantelzorgplan. De visie waarbij de mantelzorger enerzijds een evenwaardige zorgactor is en anderzijds deel uitmaakt van de zorg en de ondersteuningscontext van de persoon met een zorgnood staat hierbij centraal.
Op een parallelsessie op de eerstelijnsconferentie is hier dan ook expliciet aandacht aan besteed. In het verlengde hiervan is overleg gepleegd met Domus Medica en de huisartsenvakgroepen om rond mantelzorg een vormingspakket voor huisartsen op te stellen.
Dezelfde aandacht om mantelzorgers volwaardig te betrekken in de zorg en ondersteuning en tevens aandacht te hebben voor de noden van mantelzorgers binnen de zorg- en ondersteuningsplannen is terug te vinden in de conceptnota gezinszorg en in nota’s die in het verlengde van de conceptnota Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen nog in uitwerking zijn. De verdere uitvoering houdt dan ook de verdere aandacht voor de ondersteuning van de mantelzorger in.
Wat betreft sensibilisering en het bespreekbaar maken van het onderwerp, blijft 1712 voor ons een speerpunt om de burger te ondersteunen wanneer hij vragen heeft over of geconfronteerd wordt met geweld, misbruik en kindermishandeling. We zullen blijven inzetten, onder meer met campagnes, op 1712 om er de draaischijf van te maken die mensen informeert, adviseert en doorverwijst naar passende hulp. Ouderenmisbehandeling zal daarbij een aandachtspunt zijn en blijven. Zo leggen we ook op korte termijn een stevigere link tussen de website van 1712 en die van VLOCO.
In de kadernota Integrale veiligheid werd specifiek met betrekking tot het veiligheidsfenomeen intrafamiliaal geweld aandacht gevraagd voor kwetsbare groepen, waaronder ouderen.
De ketenaanpak van intrafamiliaal geweld, waarbij we in een gezamenlijke risicotaxatie, casusoverleg en casuscoördinatie met de verschillende partners willen voorzien, is in sommige steden vertaald naar een Family Justice Center. We gaan daar nu proberen meer vorm aan te geven. Dat kan in een aantal situaties zeker mee soelaas bieden. Dit aanbod is niet specifiek gericht op ouderen, maar het sluit hen uiteraard zeker niet uit.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. De aandacht voor het thema is belangrijk. Het gaat over een kwetsbare doelgroep en over verschillende vormen van mishandeling, vaak in de dichte omgeving en zelfs – zoals u ook hebt gezegd – niet altijd bewust. Sensibilisering, vorming en goede zorgen en goede praktijken worden daarbij terecht naar voren geschoven.
Ik ben heel nieuwsgierig naar de resultaten van de 1712-campagne. We zullen die over een aantal maanden kunnen meten. We weten dat zeker deze doelgroep moeilijker te bereiken is.
Ik moest wel eventjes slikken toen u het had over de toegankelijkheid of de bereikbaarheid van 1712. 55-plussers zouden moeilijk hun weg daarheen vinden. Ik ben daar nog niet bij, maar toch dicht bij. Ik dacht dat de kwetsbare groep zich toch in een veel ouder segment bevindt.
Ik zal dit opvolgen door middel van verdere vragen naar de resultaten.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Het kan dat de zaken die ik nu vraag mij wat ontgaan zijn. Mocht dat zo zijn, alvast mijn excuses.
Ik dacht toch u niet te hebben horen zeggen hoeveel keren het beschikbare instrument om dat te detecteren wordt gebruikt. Zijn daar cijfers over? Het is toch essentieel om dat te weten.
Wat wordt met de klacht van oudermishandeling gedaan? Wordt daarvoor bijkomende hulp en dienstverlening ingezet?
De heer Bertels heeft het woord.
Ook van mijnentwege dank voor het antwoord.
Minister, u zegt dat er concrete ondersteuning moet komen voor de mantelzorg. Dat onderschrijven we allemaal. Dat moet zo snel mogelijk gebeuren, want we mogen niet in de situatie terechtkomen dat de mantelzorg wordt vereenzelvigd met ontspoorde zorg. Intentioneel of niet-intentioneel, daar hebt u terecht op gewezen. Dat is in de praktijk zeker niet zo. We moeten de mantelzorger beter kunnen ondersteunen met concrete acties op het terrein.
Minister, u gaf toelichting over de oververtegenwoordiging van Oost-Vlaanderen. Maar hetzelfde rapport vermeldt met betrekking tot VLOCO’s aanwezigheid een ondervertegenwoordiging van de Westhoek en de Kempen. Ik wil geen afbreuk doen aan het werk van het CAW De Kempen, dat daar al voor een deel bij betrokken is, maar hoe gaat u ervoor zorgen dat ook in die twee buitengebieden – en ik zeg dat met het grootste respect – gezorgd wordt voor een lokale verankering van het VLOCO, zodat ook die mensen een tijdige melding kunnen doen en de VLOCO-campagne en de 1712-campagne ook daar uitgesmeerd geraken.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, ook ik dank u voor het antwoord.
In verband met de 1712-campagne begrijp ik dat er een toenemende sensibilisering gebeurt om niet alleen het taboe verder te doorbreken, maar ook de onderregistratie te verminderen.
Ik heb begrepen dat het registratiesysteem in de loop van 2016 is gewijzigd. De cijfers zijn het laatste jaar accurater geworden. Indien ik het goed heb begrepen, worden echter nog geen duidelijke profielen opgesteld van de melders en de daders die door 1712 worden geregistreerd. Ik kan daar begrip voor hebben, maar als we gericht willen optreden, stel ik me toch een vraag. Ik verwijs naar de campagne van VLOCO. Indien we merken wat de daderprofielen zijn en hier gericht op willen ingrijpen, zou het misschien wel nuttig zijn om, indien dat mogelijk is, de melders en de daders meer gedifferentieerd te registreren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik verwacht binnenkort een evaluatie van de werking van 1712. Zoals ik al eens heb gezegd, zou het misschien interessant kunnen zijn die evaluatie eens in deze commissie te bespreken. Er zijn immers vragen die dan uiteraard kunnen worden beantwoord.
Ik zie dat aan de thema’s die in deze vraag om uitleg aan bod komen. Momenteel wordt 1712 vanuit het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) en het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) bemand. Dat gebeurt verspreid over heel Vlaanderen. Er is me tevens gevraagd of de coördinatie van de registratie beter kan verlopen en of de mensen die aan de telefoon zitten of de mails beantwoorden, niet beter kunnen ondersteunen. Ik stel voor dat iedereen eens in zijn agenda kijkt. Ik vermoed dat we die evaluatie pas in september 2017 zullen kunnen bespreken.
Volgens mij zullen we niet zo gemakkelijk cijfers over het gebruik van het risicotaxatie-instrument kunnen krijgen. Dit wordt immers gebruikt door huisartsen en door mensen op het terrein. Het is niet gemakkelijk tot een unieke registratie te komen.
Ik zal het CAW eens vragen waarom er in Vlaanderen een aantal blinde vlekken zijn. Dat het expertisecentrum in een CAW is gevestigd, betekent niet dat het expertisecentrum zich tot een bepaalde regio moet beperken. De opdracht houdt in dat voor heel Vlaanderen wordt gewerkt. We moeten nagaan welke factoren dit belemmeren. (Opmerkingen)
De reden is dat ze vaak ingaan op de uitnodigingen van organisaties om vormingen en opleidingen te geven. We moeten nagaan of we ten aanzien van bepaalde regio’s een appel moeten doen om partners te vinden.
Mevrouw Schryvers, de 55-plussers bellen wel naar 1712, maar dan vooral om kindermishandelingen te melden en dergelijke. Het is niet zo dat ze niet bellen. Ze bellen echter weinig als het om hun eigen situatie gaat. Dit betekent niet dat ze niet weten waar ze terecht kunnen. Het punt is dat ze vinden dat dit niets voor hen is.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik vind het absoluut een goed voorstel om de evaluatie van 1712 in deze commissie te bespreken. Dat meldpunt heeft een ruime bekendheid gekregen. Indien ik me goed herinner, is uit een recente vraag om uitleg gebleken dat het aantal oproepen buiten de bereikbaarheidsuren ontzettend hoog ligt. Dat is tijdens vier maanden eens tijdelijk geregistreerd. Ik denk dan, bijvoorbeeld, aan een uitbreiding van de bereikbaarheidsuren, en aan de wijze waarop we dit bemannen. Misschien kan dit inderdaad op een efficiëntere wijze gebeuren. Dit zou een nuttige discussie kunnen worden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.