Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik ben de voorbije maanden al een aantal regenbooghuizen gaan bezoeken, en ik zie dat zij heel mooi werk verrichten, dus eerst en vooral een pluim voor onze regenbooghuizen en voor wat zij op lokaal niveau kunnen doen. Ik wil het vandaag hebben over de financiering ervan, een veeleer technische kwestie.
Met de afslanking van de provincies zal het gelijkekansenbeleid niet langer op dat niveau worden behandeld. Daar staan we uiteraard achter, minister. Dat is absoluut niet het probleem, noch de opzet van mijn vraag. Maar het heeft wel consequenties voor de financiering van de provinciale regenbooghuizen. In antwoord op mijn schriftelijke vraag, vraag nummer 14 van 23 maart 2017, verwijst u naar de afbouw van de rol van de provincies, en een nieuwe rol die het Vlaamse middenveld zou moeten opnemen. Helaas zie ik daarbij geen concreet antwoord op de vraag die vandaag zeer acuut leeft bij de regenbooghuizen, namelijk: wat gebeurt er concreet met de middelen en de andere ondersteuning die tot en met dit jaar vanuit de provincies besteed worden aan een provinciaal gelijkekansenbeleid voor LGBT+, die dus concreet via de roze huizen en/of çavaria worden besteed? Dat is de bekommernis die leeft en die ik vandaag wil vertolken.
Minister, u hebt al bevestigd dat die middelen ook na de bevoegdheidsoverdracht naar Vlaanderen gegarandeerd zouden blijven, maar tot op vandaag is daar geen schriftelijke bevestiging van gegeven, zo zegt men mij. Nochtans is dat vrij dringend, want zonder financiële garanties lopen een aantal personeelsleden het risico in opzeg te zullen worden geplaatst. Het is met andere woorden primordiaal voor een aantal mensen die nu een contract lopende hebben, om te weten of dat kan worden voortgezet. Het is dus veeleer een juridisch probleem dat moet worden verholpen.
Een ander punt is het bedrag dat netto bij de regenbooghuizen terecht zal komen. U hebt inderdaad gegarandeerd dat de financiële middelen behouden blijven, maar wat zegt dat over de verdeling van de middelen? Alles wordt gecentraliseerd bij çavaria, maar zullen die middelen integraal worden doorgestort naar de verschillende provinciale regenbooghuizen, of moet daarvan ook een deel beheerskosten worden toegekend aan de koepelorganisatie? Ook dat is een vraag die leeft op het terrein.
Mijn concrete vragen, naast het verzoek om zo snel mogelijk duidelijkheid en zekerheid te verschaffen, zijn de volgende. Wat gebeurt er vanaf 1 januari 2018 met de middelen die tot en met dit jaar vanuit de vijf Vlaamse provincies besteed worden aan een provinciaal gelijkekansenbeleid voor LGBT’s via de vijf regenbooghuizen en/of çavaria? Over welk bedrag gaat het precies? Is dat inclusief of exclusief een beheersvergoeding voor de koepelorganisatie, die de middelen zal dispatchen naar de verschillende provinciale regenbooghuizen? Hoe worden andere vormen van ondersteuning – personeelsinzet, communicatie en dergelijke – door de provincies opgevangen? Is er daarover overleg geweest met de Vlaamse regenbooghuizen en hun koepel çavaria?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Brusseel, ik hoop dat ik u blij zal maken op deze niet zo zonnige donderdagochtend. Uw vraag is terecht, want er was inderdaad wel wat ongerustheid. Ik denk evenwel dat die ongerustheid niet echt gegrond was, maar ik begrijp natuurlijk wel dat de regenbooghuizen zekerheid van financiering en dergelijke meer willen.
Over de rol van çavaria zijn we er momenteel nog niet uit. We zijn dat in kaart aan het brengen, omdat sommige provincies wel eerst aan çavaria storten, en er dan wordt doorgestort naar het regenbooghuis. Andere provincies storten rechtstreeks naar het regenbooghuis. We zijn in overleg met çavaria. We gaan dat allemaal bekijken en in kaart brengen. Dat is belangrijk, om te zien hoe de vijf verschillende provincies werkten. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat de financiering van de regenbooghuizen in de vijf Vlaamse provincies wel gegarandeerd moet zijn.
Ik kan u meegeven dat wat het begrotingsjaar 2018 betreft, er vanuit de Vlaamse overheid rechtstreeks aan de vijf verschillende roze huizen zal worden gestort. Voor Antwerpen gaat het over 65.000 euro, voor Limburg 15.000 euro, Oost-Vlaanderen 36.000 euro, West-Vlaanderen 115.000 euro en Vlaams-Brabant 35.000 euro, wat een totaal maakt van 266.000 euro voor de financiering van de roze huizen. Dat is exact het bedrag dat de vijf verschillende provincies vandaag betalen aan de roze huizen. Ik wil wel nog eens bevestigen dat dit natuurlijk los staat van eventuele projecten die wij, en ik vanuit mijn bevoegdheid Gelijke Kansen, ook nog eens financieel ondersteunen. Dit gaat louter over de overname van die provinciale financiering.
Met de financiering van 2018 is er geen enkel probleem. Die is gegarandeerd. Het zal ook zo in de begrotingsopmaak geformuleerd worden dat die rechtstreeks aan de roze huizen in de verschillende provincies zal worden gestort. Hoe het dan verder moet vanaf 2019, al dan niet via een dispatchende rol voor çavaria, dat gaan we nog bekijken. Het is nuttig om dat goed te bekijken, omdat het een heel kluwen is. Ik heb u daarnet het voorbeeld gegeven: in de ene provincie deed men het wel via çavaria, in de andere niet. We hebben ook goede gesprekken met çavaria en de verschillende roze huizen daarover. Dat loopt allemaal zeer goed.
Ik wil afsluiten met de boodschap dat wij inmiddels, op 20 juni, aan de desbetreffende roze huizen hebben laten weten dat de financiering in 2018 op deze manier geregeld zal worden en dat wij er uiteraard ook garant voor zullen staan dat er vanaf 2019 geen euro minder naar die roze huizen zal worden gestort. De vraag is alleen op welke manier, rechtstreeks via de Vlaamse overheid, of eventueel via een overkoepelende instantie.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Bedankt, minister, dat is inderdaad een zeer mooi antwoord. Dit is een van mijn laatste vragen van dit parlementaire jaar, dus dat is een heel mooie om mee af te sluiten. Ik zie dat er wat verschillen zijn tussen de bedragen. Dat maakt mij een beetje nieuwsgierig naar de reden daarvoor, maar ik zie daar uiteraard geen probleem in.
Ik ben zeer tevreden dat u overlegt, zowel met çavaria als met de huizen, en dat men zal komen tot een oplossing en een werkwijze waarin iedereen zich kan vinden. Ik denk dat dat inderdaad de beste manier van werken is. Ik ben ook blij te horen dat dit los staat van andere projecten die nog gefinancierd kunnen worden.
Om af te sluiten, wil ik u nog even aanmoedigen om ook uw collega’s van Onderwijs en Welzijn altijd te blijven aanmoedigen en hen te wijzen op het belang van projecten en van sensibilisering in welzijnsinstellingen en vooral in onze scholen, want daar kan het echt nog een stukje beter. Niet alleen çavaria wijst mij er soms op dat ze daar wat meer op zouden kunnen inzetten, maar bijvoorbeeld ook Wel Jong, Niet Hetero, dus graag daarvoor nog uw steun bij uw collega’s. Zij moeten uiteraard aan heel veel dingen denken, maar daarom moeten wij hen af en toe eens aanmoedigen om ook nog aan deze thematiek te denken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is natuurlijk goed dat de garantie er is dat het wordt voortgezet. Maar ik wil graag twee kanttekeningen maken. Eerst heb ik een algemene opmerking. De overgang van de bevoegdheden die bij de provincies zitten en die moeten worden overgenomen door de Vlaamse overheid of door de gemeente, loopt op heel veel gebieden onduidelijk. Dat is hier het geval. Het is goed dat u zegt: ‘We nemen dit over. We bieden perspectief.’ Maar je voelt dat heel die overgang, die al lang gaande is, niet loopt hoe het zou moeten. Ik zou er dus op willen aandringen, in dit domein en ook in andere domeinen, dat u vanuit uw bevoegdheid Gelijke Kansen zou praten met de minister van Binnenlands Bestuur om te zien dat er niet te veel organisaties verdwijnen. Want dat is wel wat er reëel gebeurt, bijvoorbeeld in Welzijn.
Het is goed dat u de dingen in kaart brengt voor de regenbooghuizen en bekijkt hoe u structureel kunt financieren. Ook daar weer: dit is niet nieuw, we wisten dat dit eraan kwam. Ik herinner me dat we het in het verleden, bij de bespreking van de beleidsbrief, hier ook over hebben gehad. In die zin hoop ik dat er snel een structureel perspectief komt en niet jaar na jaar een verlenging.
U zegt dat er geen middelen worden afgenomen, dat exact hetzelfde bedrag bewaard blijft. Op zich is dat natuurlijk goed. Maar als er op termijn indexsprongen zijn, zou het ook goed zijn dat de financiering ook die indexsprongen kan doen. En als er extra taken zijn die terecht kunnen worden opgenomen, zou het goed zijn dat er extra middelen voor zijn. Er zijn heel veel mogelijkheden om een goede werking mee uit te zetten. Ik uit dus een positieve appreciatie voor het feit dat de werking wordt voortgezet.
Minister, ik wil zelf kort aansluiten met te zeggen dat het natuurlijk fantastisch nieuws is dat alle roze huizen worden gecontinueerd en dat ze zeker zijn, nu al – want dergelijke beslissingen worden vaak wat later op het jaar genomen wanneer er een overgang is – dat ze in 2018 dezelfde middelen ter beschikking zullen hebben. Dat is inderdaad zeer positief.
Verder kunnen we er ook alleen maar blij mee zijn dat het structureel verankerd wordt.
U noemde daarnet de bedragen. Vlaams-Brabant krijgt 35.000 euro en West-Vlaanderen 115.000 euro. Mijn vraag is: op welke parameters wordt dat bepaald? Als dat echt Vlaams beleid is, kunnen we dan naar een zekere objectivering, gelijkschakeling gaan? Ik zeg niet dat iedereen 115.000 euro moet krijgen. Dat lijkt mij niet realiseerbaar, niet onmiddellijk mogelijk. Maar kunnen we er wel wat zicht op krijgen hoe het komt dat er zo’n groot verschil is? Kunnen we die parameters wat duidelijker krijgen?
Minister Homans heeft het woord.
De problematiek van verschillende provincies en verschillende financiering blijkt uit de cijfers die ik geciteerd heb. Maar dat is natuurlijk een gevolg van het feit dat die taak werd opgenomen door de verschillende provincies. Het zal worden meegenomen in het onderzoek. Ik heb gezegd dat we nu in kaart brengen waarom het zo is, welke parameters er werden gebruikt door de verschillende provincies. Want ik vind het bedrag van 115.000 euro in West-Vlaanderen goed, maar in vergelijking met de andere provincies wel heel veel.
Een, wat zijn de parameters? Twee, welke taken moesten er allemaal worden uitgevoerd door die roze huizen? Het is belangrijk om dat in kaart te brengen.
Collega’s, ik zit hier misschien niet in de commissie Binnenlands Bestuur, maar ik heb wel die bevoegdheid. Ik kan hier dus zeggen – en er is ook al naar verwezen – dat het soms niet slecht is dat de Vlaamse overheid bepaalde taken van de provincies overneemt. Tot daar mijn kort pleidooi voor de herverdeling van de taken van de provincies.
Mevrouw Van den Brandt, u was op het einde positief. Maar ik vind het wel een beetje jammer dat u toch – maar dat is natuurlijk uw rol als lid van de oppositie – nog een klein beetje kritiek probeert te uiten. We zijn nu juni 2017. We hebben aan die roze huizen al laten weten dat de financiering van 2018 geen enkel probleem vormt, dat die rechtstreeks van de Vlaamse overheid aan de roze huizen zelf zal worden gedaan, dat er geen één euro af zal gaan. Juni 2017. Men kan nu veel zeggen, maar dat is meer dan ruim op tijd, meer dan ruim op tijd. U zegt dan dat het niet structureel is. Ik heb u uitgelegd dat we dat nu voor 2018 op die manier hebben geregeld, maar dat we tijdens het onderzoek en de overlegmomenten die we hebben met onder andere çavaria en de roze huizen, er ook voor zullen zorgen dat er in 2019 een structurele financiering is.
Maar als u mij nú vraagt om dit vandaag al structureel te verankeren, spreekt u uzelf wel een klein beetje tegen. Als u vraagt hoe het komt dat er verschillen zijn in de financiering van de verschillende provincies, zegt u eigenlijk: ‘Minister, pak de bedragen zoals ze vandaag door de verschillende provincies aan die roze huizen werden toebedeeld en veranker ze structureel in de begroting.’ Tja, dat zal ik niet doen. Ik zal dat doen voor 2018, zodat ze financiële zekerheid hebben.
U legt mij woorden in de mond die ik niet heb gezegd. Ik ben positief, ik zeg alleen dat ik hoop dat het structureel is en dat er veel tijd verloren gaat.
Mevrouw Van den Brandt, er is geen tijd verloren gegaan. Met de beste wil van de wereld: u kunt geen kritiek hebben op het feit dat midden juni alles al geregeld is voor het begrotingsjaar 2018 terwijl de begrotingsopmaak nog moet beginnen.
Voorzitter, ik sluit af met een positieve noot en een dankwoord aan mevrouw Brusseel en uzelf voor uw positief betoog. We zijn in deze commissie allemaal, alle collega’s hier aanwezig, bekommerd over onder andere de financiering van die roze huizen.
Het antwoord dat ik vandaag heb gegeven en de manier waarop we dat aanpakken, lijkt mij de enige manier om dat te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.