Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de toeleiding van dove werkzoekenden naar een job door VDAB
Vraag om uitleg over de rol van de dienst Gespecialiseerde Opleiding en Bemiddeling (GOB) inzake de tewerkstelling van doven
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik mijn appreciatie uiten voor de collega’s die hebben meegewerkt om deze vraag vandaag te stellen. Ze dateert al van april, maar door omstandigheden hebben we de bespreking wat moeten uitstellen. Mijn appreciatie voor de collega’s om dat mogelijk te maken, is groot.
Ik neem u nog verder mee in de tijd. Reeds in 2015 bevroeg de Federatie van Vlaamse Dovenorganisaties (Fevlado) een honderdtal dove werkzoekenden en werkenden. De resultaten van die bevraging waren toen al heel duidelijk. De arbeidsbemiddelingsdiensten – VDAB op kop – blijken zich onvoldoende bewust te zijn van de competenties van dove of slechthorende personen. Dat is kenschetsend voor de traditionele kijk van de arbeidsmarkt: men kijkt vooral naar beperkingen en veel minder naar mogelijkheden van mensen.
Op basis van de eerste bevraging werden ook de bemiddelingsdiensten bevraagd. Daaruit blijkt dat enkel een minderheid over een kennis van doofheid beschikt. Dat past perfect binnen die visie die sterk op vooroordelen is gebaseerd. Wanneer dove werkzoekenden zich in de praktijk aanmelden, worden ze vaak in het vakje van personen met een handicap geplaatst, wat de focus op hun talenten wegneemt en verplaatst naar hun beperking.
Op een totaal van 43 – het staal is wat het is – gaf meer dan de helft van dove werknemers aan dat ze minder kans maken op promotie dan horende collega’s. Twee op de vijf dove werknemers geeft aan op de werkvloer al geconfronteerd te zijn met discriminatie als gevolg van zijn of haar beperking.
Dat sloeg op 2015, maar vandaag is de situatie nog altijd problematisch. Recent verschenen er op de blog ‘Pigs can fly’ twee verhalen van dove werkzoekenden – laat het een bewijs zijn van hun talenten – met een hoge scholingsgraad die door arbeidsbemiddelingsdiensten werden doorverwezen op basis van hun handicap, en niet op basis van hun diploma. Ze kregen te horen dat ze gezien hun profiel beter werk zouden zoeken in een maatwerkbedrijf. Dat kwam helemaal niet overeen met de ambitie van die mensen en ook niet met hun capaciteiten. Ik stel mij daar grote vragen bij.
Ik heb vernomen dat VDAB gaat onderzoeken wat er is misgelopen bij de twee individuele zaken. We moeten ook kijken naar het bredere plaatje, zeker gezien de geschiedenis die ik heb geschetst.
Ik ben u erkentelijk, minister, voor de initiatieven die u reeds genomen hebt ter ondersteuning van de personen met een arbeidshandicap in het kader van het doelgroepenbeleid. Ik lees daarover in uw beleidsbrief het volgende: “Door de jaren heen is er een evolutie gebeurd naar een inclusieve maatgerichte dienstverlening voor werkzoekenden met een arbeidshandicap. Deze nieuwe visie vereist een reorganisatie van de dienstverlening bij de VDAB en bij de gespecialiseerde diensten en partners. We streven naar een vernieuwde gespecialiseerde dienstverlening binnen een vernieuwd partnerschap dat vanaf 2018 operationeel kan zijn. Daarbij houden we ook rekening met de nood aan gespecialiseerde begeleiding voor specifieke problematieken, het voorkomen van verdringing van de doelgroep van de personen met een arbeidshandicap en de continuïteit in de werking.”
Ik kan dat alleen maar onderschrijven, maar we moeten beseffen, minister, dat papier gewillig is en de praktijk vaak veel hardnekkiger. Ik denk dat we moeten concluderen dat we verder moeten kijken dan die twee zaken in de pers. Op basis van de cijfers kunnen we concluderen dat de praktijk hardnekkiger is dan we met ons allen zouden willen.
Erkent u deze problematiek? Kunt u een stand van zaken geven in verband met de nieuwe visie en de reorganisatie van de dienstverlening bij VDAB en bij gespecialiseerde diensten en partners? Uiteraard is daar een deel doorgeschoven. Wat is de stand van zaken van het aangekondigde onderzoek van VDAB?
Zult u bijkomende initiatieven nemen om de hierboven geschetste problematiek aan te pakken, zodat we op het terrein die kentering kunnen waarnemen die op papier is beschreven?
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de heer Van Malderen voor zijn appreciatie jegens mezelf. Het is goed aangekomen, mijnheer Van Malderen.
Wij hebben bij de N-VA het geluk van met een dove collega samen te werken. Zij zit nu in het Europees Parlement. Ze heeft op een haar na het voorzitterschap van het Europees Parlement gehaald. Ze wordt daar heel fel gewaardeerd voor haar sterke parlementaire werk. Ze heeft voor de doelgroep zelf ook al heel wat emancipatorisch werk verricht.
We zijn zeer goed vertrouwd met de competenties van dove mensen, en wat mij betreft is dat een voorrecht.
Op het Vlaamse niveau hebben we onder impuls van de minister op het niveau van werk een bijzonder belangrijke omslag gemaakt: kijk niet naar het diploma van mensen, naar het uiterlijk of wat ook, maar kijk naar wat mensen kunnen. Dat is de cultuuromslag die op het Vlaamse niveau is gemaakt. Daarom hebben we in 2015 de studie die Fevlado heeft opgesteld, met veel aandacht doorgenomen. We hebben gezien dat op het niveau van VDAB nog een aantal mensen vooroordelen hadden, of dat op zijn minst de kennis over alle competenties die dove mensen hebben, in gebreke was, en vandaar waren we samen met de minister heel erg geschrokken op het moment dat in de pers verscheen dat een VDAB-medewerker iemand zou hebben doorgestuurd naar een maatwerkbedrijf op basis van vooroordelen. Niet dat we iets tegen maatwerkbedrijven hebben, integendeel, maar het lijkt wat bizar om iemand die doof is, meteen naar een maatwerkbedrijf te sturen. Iemand die doof is, heeft evenveel kansen als iemand die blond of bruin of whatever is om gelijk welke job te doen.
Onze fractie wil dit hier in het parlement aankaarten. Het heeft even geduurd voor we het konden agenderen, maar we vonden het belangrijk dat collega Van Malderen zijn vraag om uitleg mee in het debat kon betrekken.
Minister, klopt het verhaal van de medewerker die naar een maatwerkbedrijf heeft doorgestuurd? Gespecialiseerde trajectbegeleiding (GTB) is gekend voor goede, gespecialiseerde begeleiding. Welke rol speelt dat in dit verhaal? Hoe kan dat de problematiek helpen?
Mevrouw Claes heeft het woord.
We hebben inderdaad onder impuls van minister Muyters de omslag gemaakt naar kijken naar talent van mensen, naar wat ze kunnen en op welke manier ze kunnen worden ingepast in de arbeidsmarkt zonder te veel rekening te houden met het diploma. We merken dat er tussen de theorie en de praktijk wel wat hindernissen staan. We hebben te maken met mensen en hebben wat hindernissen te overwinnen, zeker als we zo’n totale omslag moeten maken.
Minister, in 2015 was er het onderzoek en de bevraging van doven van Fevlado, dat aantoonde dat er bij de bemiddeling van doven sommige dingen misliepen. We hadden gehoopt dat we toch al wat verder zouden staan in de omslag die de diensten bewerkstelligen, dat mensen niet in de eerste plaats worden bekeken vanuit hun handicap, maar dat men er wel naar kijkt, maar ook verder kijkt dan die handicap en hoe daaraan kan worden geremedieerd.
Uiteraard moeten we de focus op die handicap leggen, want dat is niet te ontkennen. Het is belangrijk dat men er rekening mee houdt, maar dat men vooral kijkt naar hoe men die kan wegwerken, eraan kan remediëren en aanpassingen doen zodat bedrijven geïnteresseerd zijn in die werknemer en weten welke aanpassingen er nodig zijn. We moeten natuurlijk altijd vertrekken vanuit de kwalificaties van de dove. We hameren al vele jaren op een competentiegericht beleid, en toch zien we dat dat niet altijd lukt.
Minister, hoe staan de gespecialiseerde diensten, GOB en GTB en ook VDAB, tegenover de kritieken in de media op specifieke situaties? Bedrijven durven die mensen niet altijd aanwerven omdat ze dat niet kennen, en dat is vaak een drempel om mensen aan te werven. Vroeger waren begeleiding, ondersteuning en kennismaking met die overheidsinstrumenten nodig. Toen hadden we daar de EAD-consulent (evenredige arbeidsdeelname en diversiteit) voor, die van bedrijf tot bedrijf, face to face de bedrijfsleider aanmoedigde om met mensen met andere mogelijkheden op een creatieve manier om te gaan, mensen die er niet uitzien als de doorsnee werknemer. Hoe verloopt die talentwerking nu? Zijn er al veel consulenten actief? Worden er vandaag voldoende face-to-facebedrijfsgesprekken gevoerd na de aanpassing van het EAD-beleid? Dat is natuurlijk van groot belang om werkgevers te overtuigen van wat er bestaat aan ondersteuning. Dat moet natuurlijk de eerste vraag zijn als men een dove werkzoekende voor zich heeft: wat zijn de competenties en op welke manier kunnen we aan die doofheid remediëren?
Eigenlijk zien we een gelijkaardig fenomeen bij blinden en slechtzienden. Heel vaak zijn dat hoogopgeleide mensen met veel competenties. Op welke manier kunnen we de link maken naar die groep mensen? Eenvoudige aanpassingen aan de werkplek zoals een groter scherm, kunnen voor die mensen vaak compenserend werken.
Voor blinden is er op dit ogenblik een aparte GOB die zich hierop toelegt: de GOB van de Brailleliga. Indien men wordt doorverwezen door VDAB naar GTB of GOB, moet het duidelijk zijn welke expertise daar zit. Het is ook belangrijk dat VDAB duidelijk aangeeft waarom men doorverwijst naar een GTB of een gespecialiseerde GOB. We merken dat niet alle VDAB-medewerkers over dezelfde competenties beschikken. Is het misschien een mogelijkheid dat er een expertise van een GOB komt voor doven? Is het een idee dat elke GOB zich wat zou toespitsen op een of andere handicap, zodat er een meer specifieke toeleiding kan gebeuren voor deze twee heel specifieke handicaps, namelijk enerzijds doven en slechthorenden en anderzijds blinden en slechtzienden?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, ik wil jullie danken om deze vragen te stellen, want dat geeft de mogelijkheid om een en ander naar voren te brengen.
Jullie hebben het zelf naar voren gebracht: voor mij is het nogal duidelijk dat er twee essentiële punten zijn in het arbeidsmarktbeleid, namelijk maatwerk, iets doen op maat van de werkzoekende, en de focus op talent en competentie. Iedereen van u weet dat dat de omslag is die we effectief proberen te maken. Dat dat niet altijd van dag een op dag twee overal lukt, collega Claes, is waar.
Wat in de blog en het krantenartikel beschreven wordt, is iets dat niet kan en niet mag. Iemand die een handicap heeft, moet niet zomaar automatisch naar de beschutte werkplaats gaan. Ik heb dat ook met VDAB opgenomen. VDAB betreurt die gang van zaken en heeft de zaak grondig onderzocht met alle betrokken partijen. Zonder in te gaan op de individuele cases, wat niet zinvol en niet verstandig zou zijn, is mij gezegd dat een deel ook te maken heeft met miscommunicatie tussen de verschillende partijen. Het is vooral belangrijk dat iedereen goed beseft wat we doen en wat we niet doen, en wat we niet zouden mogen doen als dat toch gebeurd zou zijn.
Voor VDAB betekent op maat werken dat ze voor elke werkzoekende de beste begeleiding, de beste bemiddeling en de beste opleiding gaat zoeken. Een werkzoekende met een arbeidshandicap kan terecht in de reguliere werking van VDAB, maar ook bij een beschutte werkplaats. Dit is afhankelijk van de mogelijkheden en competenties van het betrokken individu. Met gaat dus niet uit van: arbeidshandicap, dus is het beschutte werkplaats. Dat kan echt niet.
De laatste jaren hebben we fors geïnvesteerd om ervoor te zorgen dat enkel mensen die nood hebben aan sociale economie, daar ook toegang toe krijgen. We hebben ook niet zo veel plaatsen dat we daar Jan en alleman naartoe kunnen sturen, dus beperken we dat tot wie er echt nood aan heeft. Ik denk persoonlijk dat een doctor in de wetenschappen niet zomaar direct mag worden doorverwezen naar een beschutte werkplaats.
Collega Ronse, GTB is voor ons een sterke partner. Ze hebben hun eigen raad van bestuur. Ze begeleiden werkzoekenden met een arbeidsbeperking, dus niet enkel een arbeidshandicap, en mensen met gezondheidsproblemen. De bemiddeling bij GTB is intensiever en gespecialiseerder dan bij de reguliere werking van VDAB. In concrete cases, ook in deze individuele gevallen, kan samenwerken met GTB interessant zijn omdat die bemiddeling dan intensiever wordt. GTB gaat dan ook op maat werken, en bij hen staat de focus op competentie en talent zeker centraal.
Over de reorganisatie van de dienstverlening bij VDAB en bij de gespecialiseerde diensten en partners, wil ik de focus op competenties en talent zeker aanhouden en uitbouwen. In deze optiek vertrekt VDAB vanuit het algemene principe ‘iedereen bemiddelaar’. We voorzien in een gespecialiseerde dienstverlening voor mensen die er nood aan hebben, zoals in de beleidsbrief ook al naar voren kwam. VDAB streeft hierbij naar een sterkere samenwerking tussen de gespecialiseerde diensten, geënt op het dienstverleningsmodel van VDAB, zodat iedereen in dezelfde richting zit.
Concreet wordt een aantal aspecten van deze gespecialiseerde dienstverlening opgenomen in een basisaanbod. Het gaat dan over gespecialiseerde arbeidsbemiddeling, gespecialiseerde versterking van de arbeidsmarktcompetenties, gespecialiseerde informatieverstrekking en ondersteuning voor zowel werkzoekenden als werkgevers, collega-werknemers, dienstverleners en reguliere opleidingsverstrekkers in casemanagement werk in werk-/zorgtrajecten.
Voor een aantal diensten zal een beroep gedaan worden op partners. Ik denk ook dat dat goed is. Je moet bij VDAB niet alles in huis hebben: je kunt werken met partners. Gespecialiseerde jobcoaching, gespecialiseerde werkgeversdienstverlening, gespecialiseerde begeleiding bij werkplekleren of loopbaanbegeleiding lijken mij goede voorbeelden om met partners te werken. De uitwerking van die visie en het operationaliseren van het aanbod gebeurt in nauwe samenwerking met de betrokken partijen, waaronder ook het gebruikersplatform Handicap en Arbeid. Op verschillende niveaus zal in structureel overleg en samenwerking voorzien worden tussen de betrokken partners om de dienstverlening efficiënt en op maat in te zetten. Op dit moment wordt heel hard gewerkt om die visie om te zetten in concreet beleid. Dit is iets dat we in de toekomst veel intensiever zullen gaan doen. De bedoeling is dat die reorganisatie compleet ingaat vanaf 1 januari 2018.
De reorganisatie van de gespecialiseerde dienstverlening is een participatief proces. Dat is ook vanzelfsprekend: we gaan niet naar een revolutie, maar naar een evolutie, waar alle stakeholders uiteraard moeten en kunnen aan deelnemen, zodat er een duidelijk draagvlak is om de hervorming die ik net heb geschetst, door te zetten. Dat vraagt natuurlijk wel een beetje tijd.
VDAB onderneemt al heel wat inspanningen om de vinger aan de pols te houden met de verwachtingen van de belangenorganisaties. Ook Fevlado is lid van het gebruikersplatform Handicap en Arbeid, een stakeholdersforum van VDAB. Knelpunten in de dienstverlening kunnen daar zeker altijd gesignaleerd worden. VDAB ondersteunt ook de nieuwe ontwikkelingen in de communicatiemogelijkheden, om de integratie van dove werkzoekenden en werknemers te vergroten. Een voorbeeld daarvan is het afstandstolken, dat we mee subsidiëren met VDAB, waardoor Vlaamse gebarentaligen nieuwe communicatiekanalen ter beschikking krijgen.
Collega Claes, in het kader van het hervormde loopbaan- en diversiteitsbeleid ‘Focus op talent’ heb ik een mobiliserende actie opgestart voor het doorbreken van vooroordelen en het versterken van die visie van talentbenadering op de arbeidsmarkt. De strategie krijgt handen en voeten door samenwerkingsakkoorden met partners. Een van die partners is Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap (GRIP), en het gebruikersoverleg Handicap en Arbeid. In hun samenwerkingsakkoord gaan zij aan de slag met het uitwerken en uitdragen van een ‘talent boven beperking’-benadering. Ook daar is de filosofie dus dat je moet kijken naar het talent, en niet naar de beperking.
Dat moet ertoe leiden dat de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidshandicap of chronische ziekte kan worden verhoogd, zowel kwantitatief als kwalitatief. Een van de actielijnen binnen dat akkoord is het versterken van het onlineplatform Handicap en Arbeid naar een echte eerstelijnswerking, om ook weerklank te genereren bij intermediairen en personen met een arbeidshandicap én werkgevers.
We hebben ook onze samenwerkingen met de werkgeversorganisaties. Zij gaan vanuit een eigen uitdaging werkgevers informeren en sensibiliseren. Zowel de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) als het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) heeft daar een project rond. Ook hier kunnen vragen van werkgevers over redelijke aanpassingen en eventuele tegemoetkomingen ter sprake komen. Ook vanuit de sectorconvenanten zien we dat sectoren inzetten op persoonlijk contact met werkgevers, om hun zelf geformuleerde doelstellingen te behalen, in het kader van de bevordering van diversiteit.
De impact van de problematieken van doven of slechthorenden en blinden of slechtzienden is natuurlijk verschillend, met andere hulpmiddelen die soelaas bieden. En uiteraard zijn er ook andere groepen van mensen met een arbeidshandicap die relevante kwalificaties en vaardigheden hebben. Ik denk dat de enige goede manier van werken de maatgerichte aanpak is, zodat we voor elke werkzoekende gaan kijken welke ondersteuning de meeste kansen op de arbeidsmarkt biedt. Voor die werkzoekenden die hulpmiddelen nodig hebben, heeft VDAB in het kader van zijn opdracht voor toekenning van rechten op arbeidsgereedschap en arbeidspostaanpassingen contacten met verschillende expertisecentra, specialisten en leveranciers.
VDAB is van mening dat die inclusieve werking de meeste kansen biedt op een passende tewerkstelling voor werkzoekenden met een arbeidshandicap en zet vooral in op een goede samenwerking met experten en expertisecentra. Een doorgedreven specialisering van de GOB’s zou betekenen dat er minder werkzoekenden van die dienstverlening gebruik kunnen maken en dat werkzoekenden zich in sommige gevallen ver zouden moeten verplaatsen om een gepaste dienstverlening te krijgen. Dat zou ik dus niet direct doen. Maar ik denk dat we met de manier van werken, zoals ik heb beschreven, en vooral ook met dat platform waar iedereen kan gaan samenzitten, allemaal met de neuzen in dezelfde richting, voldoende antwoord geven.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Bedankt, minister. Er zit veel interessant materiaal in uw antwoord. Ik kan niet op alles ingaan, maar wil toch een paar bedenkingen maken en een tweetal bijkomende vragen stellen.
Als je het verhaal ziet dat aan de basis ligt van de drie vragen die hier gesteld worden, spreekt het voor zich dat er nog een hele weg af te leggen is richting het uitvoeren van dat verdrag. Ik blijf op die nagel kloppen: het gaat hier om een VN-verdrag, dat voorziet in een volledige inclusie in de samenleving, op alle aspecten van die samenleving, van personen met een beperking. De arbeidsmarkt is in dat verdrag uitdrukkelijk gestipuleerd en dat veronderstelt dat het eerste uitgangspunt zou moeten zijn: hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen met een beperking in het normale economische circuit hun weg vinden, en dat dat normale economische circuit ook absorberend werkt ten opzichte van die mensen? Dat betekent dat we maatwerk en sociale economie kunnen voorbehouden voor die mensen die in dat normale economische circuit niet aan de slag kunnen. In het andere geval organiseren we eigenlijk de verdringing van die zwakste doelgroep.
Ik kan alleen maar vaststellen, op basis van de feiten waarvan u zegt dat VDAB ze betreurt, dat daar nog een weg af te leggen is. U kunt verwijzen naar het falen van een individuele werknemer of naar miscommunicatie, maar het lijkt me wel belangrijk dat we in die gesignaleerde problemen de structuur zoeken. En op dat vlak vind ik het antwoord van VDAB, dat u hier komt citeren, een beetje op een dooddoener lijken. Men spreekt over miscommunicatie. Dat hoor je wel vaker. Waar ligt dat dan? En hoe is daarmee omgegaan? Er moeten ook ‘lessons learned’ zijn, die ervoor zorgen dat je zowel in het individuele geval van die individuele werknemer als in het algemeen stappen vooruit probeert te zetten.
U hebt het zelf wat opengetrokken. De vaststelling is dat onze cijfers voor personen met een arbeidshandicap niet gunstig zijn. U gebruikt heel vaak de term ‘aanpak op maat’. Ik denk dat dat ook juist is, maar u beperkt zich in uw antwoord tot bemiddeling en begeleiding, terwijl het op een gegeven moment – en mevrouw Claes peilt daar ook naar – verder moet gaan dan het aanpassen van een arbeidspost en het sensibiliseren. Er is op een gegeven moment sprake van geweest dat men de afstand tot de arbeidsmarkt zou meten. Dat zou echt werken op maat zijn. Men zou daar dan ook een individueel maatwerkrugzakje aan koppelen, maar daar heb ik in uw antwoord te weinig over gehoord. Komt dat er? Zit dat in uw aanpak voor 2018?
Wat zijn tot slot uw doelen? Wat moet er veranderen? U zegt dat we kwalitatief en kwantitatief stappen voorwaarts gaan zetten. Als ik kijk naar het huidige niveau van arbeidsparticipatie, waar mogen we dan verwachten dat we naartoe gaan? Ik zie een heel grote inzet op middelen als target, maar ik zie veel minder target op het terrein. Wat is het target waar we naartoe willen qua concrete arbeidsparticipatie van mensen met een beperking?
De heer Ronse heeft het woord.
Vandaag leven we in tijden van hoogconjunctuur, waarin er een enorm tekort is, een krapte aan talent, mensen die dingen kunnen. Mensen die vandaag geen werk vinden, dat gaat vaak over ongekwalificeerd personeel. Maar bij de pool van personen met een arbeidshandicap zitten heel veel mensen met heel veel kwalificaties. En dus moeten we de harten en de zielen van heel veel werkgevers veroveren, om hen te wijzen op het feit dat die mensen over zeer veel kwalificaties beschikken en dat er een enorm instrumentarium bestaat om die mensen ook effectief tewerk te stellen.
De minister heeft in zijn antwoord een heel lange opsomming gegeven van alle initiatieven die er vandaag zijn en initiatieven die eraan komen, net om maatwerk te gaan realiseren en om de instap en de integratie van zulke mensen op de werkvloer vlekkeloos te laten verlopen. Dat is een goede weg. Dat zijn dingen die we moeten versterken. De minister maakt daar de juiste keuzes.
Ook op het niveau van de visie zit het goed: iemand die doof is, moet, los van het feit dat er gespecialiseerde trajecten bestaan, ook in een gewoon regulier VDAB-kantoor ontvangen en begeleid kunnen worden. Voor mij is dat net hetzelfde als een rolstoelgebruiker die overal toegang toe moet hebben.
Het blijft altijd werken met mensen. Miscommunicatie kan er zijn. Dat zal wellicht volgend jaar, over twee jaar, over drie jaar ook zo zijn. De uitdaging is om de bemiddelaars en alle spelers die met die mensen in contact komen, ook qua mentaliteit mee te krijgen. En dat is niet evident. Dat is niet iets wat je kunt doen door hier vanuit Brussel op een knop te duwen. Dat is een werk van lange adem. We moeten zoeken naar de juiste manier om dat te doen. In die zin denk ik dat het betrekken van de federatie, zoals de minister zelf aangaf, een heel belangrijk element van oplossing is, want de federatie zelf heeft als geen ander de expertise en de knowhow om daar mee suggesties voor te geven.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik denk dat we met zijn allen nog een lange weg te gaan hebben, maar dat er zeker perspectief is.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We hebben het hier in het parlement heel vaak over mensen die een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, vooral omdat ze laaggeschoold zijn. Daar gaat heel veel aandacht naar. Het specifieke aan deze situatie, en de reden waarom ik ook de link leg naar slechtzienden en blinden, is dat het vaak hooggeschoolde of hoger geschoolde mensen zijn, die een andere aanpak nodig hebben.
Minister, u bent nu bezig met die hervorming. Ik wil u vragen om te bekijken of er, zoals de GOB die er is voor slechtzienden, een gelijkaardige GOB kan zijn voor doven, niet om alle doven en slechthorenden naar die GOB te laten gaan, maar wel om die specialisatie ook te kunnen overdragen naar andere medewerkers. Want wij verwachten natuurlijk heel veel van die bemiddelaars. Wij verwachten dat zij iedereen goed kunnen inschalen en de goede remediëring kunnen geven aan mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Dat gaat gemakkelijker als je gespecialiseerde mensen hun tools laat aanreiken. Als een bemiddelaar die pakweg in Heusden-Zolder zit, een dove voor zich krijgt en niet goed weet wat te doen, en die kan dan naar een GOB bellen die gespecialiseerd is, om te vragen wat hij daarmee kan doen, dan denk ik dat we al een stap vooruit zijn.
Ik vind dus dat u die elementen moet meenemen in de hervorming, zodat we vooral die bemiddelaars kunnen versterken en hun de juiste tools aanbieden, zodat zij gewapend hun job kunnen doen. Want het is toch wel een hele hervorming die wij vragen van die mensen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Collega’s, anders dan jullie heb ik een schriftelijke vraag ingediend over dit voorval. Ik heb het antwoord ondertussen ook al gekregen. Heel wat elementen werden hier ook opnieuw meegegeven. Ik sluit mij ook volledig aan bij de aanpak, minister.
Ik was uiteraard ook geschrokken van dit op het eerste gezicht toch onwaarschijnlijk lijkende verhaal – onwaarschijnlijk in de zin dat het überhaupt is kunnen gebeuren. Ik ga ervan uit dat dit een uitzonderlijk geval is. We moeten ons ervoor hoeden om het goede werk van de vele VDAB-consulenten hier aan de kaak te stellen. Dat mag toch even geduid worden.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat ik heel blij ben dat VDAB een onderzoek is gestart naar dit concrete geval. In hoeverre is dat al afgerond? En welke conclusies worden daar eventueel uit getrokken? Ik denk dat het betrekken van de federaties heel belangrijk is. Ook een bijsturing in de vorming van de bemiddelaars kan hier een belangrijke rol spelen. In ieder geval is het natuurlijk pijnlijk dat een instantie als VDAB, van wie maatwerk toch het credo is, nu geconfronteerd wordt met het geval van een dove gedoctoreerde die naar een beschutte werkplaats begeleid wordt. Ik denk dat iedereen daarvan geschrokken is. We moeten daar lessen uit trekken.
U hebt in uw antwoord een aantal concrete maatregelen aangehaald, om een herhaling daarvan te voorkomen. Ik wil daar nog even concreet op ingaan. Het eerste waren de acties om bemiddelaars beter te laten luisteren. Ik denk dat dat met interne opleidingen of een bijsturing van de vorming kan worden geregeld.
U sprak over het beleid inzake doventolken. U sprak over afstandstolken. Bedoelt u daarmee digitale werking? Kunt u dat bevestigen?
Er zou in juni een experiment worden opgestart om technische hulpmiddelen in te schakelen voor ondersteuning van de communicatie met doven en gehoorgestoorden. Is dat experiment al opgestart? Kunt u daar iets meer over zeggen?
Minister Muyters heeft het woord.
Ik kan daar niet direct meer over zeggen, mevrouw Talpe. Ik denk dat het opgestart is, maar ik heb daar geen details over.
Dat afstandstolken is inderdaad digitaal.
Mijnheer Van Malderen, ik zal niet dieper ingaan op de miscommunicatie, want dan zitten we in de individuele gevallen en dat wens ik niet te doen. VDAB heeft dat bekeken, daarover gesproken en ik laat het aan de betrokken personen en VDAB over om dat uit te praten.
Voor mij is essentieel dat zowel voor mij als voor VDAB zo’n automatische doorverwijzing niet kan. ‘Op maat’ is nooit een rugzakje geweest voor de benadering van personen met een handicap op de arbeidsmarkt. Op maat wil zeggen dat we op maat behandelen wat op maat behandeld moet worden. Ik heb daar nooit van een rugzakje gesproken, dus ik werk dat ook zo niet uit.
We gaan elk individu bekijken inzake begeleiding, opleiding, werkervaring opdoen – wat er ook nodig is – de handicaps wegwerken door maatregelen die wettelijk bestaan in te schakelen en dergelijke. De benadering door de werkgevers is nog een element. Alles wat ik net heb opgesomd, zijn elementen die het op maat werken kunnen bewerkstelligen. In het plan 2020 is een doelstelling rond arbeidshandicap opgenomen, en dat is de doelstelling die wij nog altijd nastreven.
Mijnheer Ronse, ik ben het helemaal met u eens, zolang we met mensen werken, kunnen er zaken fout lopen, misbegrepen worden, iedereen kan de dingen anders verstaan of anders horen. Dat klopt, maar laat ons verder werken, zeker ook met die federatie.
Mevrouw Claes, ik begrijp uw opmerking. We proberen natuurlijk juist met GTB een gespecialiseerde aanpak te doen. Dat is juist een van de redenen waarom we met een partner als GTB in zee gaan, omdat zij meer gespecialiseerd zijn. Ik wil uw opmerking over de GOB niet gebruiken om dan alle doven naar die GOB te sturen, maar eventueel om die bemiddelaars meer te ondersteunen als ze daarmee te maken hebben. Ik zal dat zeker meenemen en doorgeven aan VDAB als een element om te bekijken en de voor- en nadelen af te wegen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, de aanleiding tot de vragen was een individueel geval. Dat heeft bij de betrokken persoon allicht heel veel frustratie en woede opgewekt. Als we daar enige zin aan willen geven, moeten we hier lessen uit trekken. Dat was mijn opmerking over de miscommunicatie en ik wil niet op het individuele geval doorgaan.
Ik wil – en dit debat kan daartoe bijdragen – dat binnen VDAB intern heel duidelijk gecommuniceerd wordt en dat ‘automatisch doorverwijzen naar maatwerk’ niet aan de orde is. VDAB moet op maat werken voor mensen.
Ik zou beter slapen als ik zeker wist dat die structurele lessen daaruit getrokken worden en dat het niet om een individueel geval gaat. Ik zie u knikken, dus ik zal beter slapen.
Ik zou u nog willen oproepen – 2018 kan er niet rap genoeg zijn, als u dat gaat uitrollen – om de ambitie ook te formuleren in functie van reële jobs op het terrein. Ik stel vast dat de succesfactoren naar voren worden geschoven op het niveau van de middelen, dat is belangrijk om een aantal dingen te toetsen, maar we gaan pas invulling geven aan het VN-verdrag als we jobs op het terrein realiseren en invullen, ongeacht de mensen hun beperking en op basis van hun talenten. Dat veronderstelt ook inschrijven dat men een aantal succesfactoren aftoetst op de arbeidsparticipatie van deze doelgroep. Ik heb u nog niets horen zeggen over de vork tussen mensen met een beperking en mensen zonder arbeidshandicap. Ik wil u oproepen om die ambitie voortaan mee in te schrijven.
De heer Ronse heeft het woord.
Het goede aan dat incident is dat het een goede katalysator en wake-upcall was voor de mensen binnen VDAB die nog twijfelden aan de competenties van doven. Het zal bijgedragen hebben aan de mentaliteitswijziging.
Ik hoop dat de persoon in kwestie die werd doorgestuurd naar een maatwerkbedrijf – een dame met doctoraat –, op de reguliere arbeidsmarkt iets gevonden heeft. Het gaat me trouwens niet aan wat er verder met haar gebeurd is, maar ik hoop het uit de grond van mijn hart.
Zoals gezegd, moeten we verder inzetten op die mentaliteitswijziging. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat zal gebeuren.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u, minister, om mijn suggestie rond de GOB mee te nemen. Ik heb het zeker bedoeld als een tweedelijns-, niet als een eerstelijnsopdracht.
Ik ben erg blij dat de dame waarover het gaat, de inspiratiebron voor onze vragen, hier is en komen luisteren is. Ik hoop dat zij op een heel succesvolle manier aan een goede job geraakt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.