Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, enkele weken geleden zijn inspecteurs van de fiscale en sociale controlediensten, alsook speurders van de politie, massaal binnengevallen bij het Belgisch-Luxemburgs transportbedrijf Jost.
De actie paste binnen een ruim opgezet onderzoek naar sociale fraude, mensenhandel en het opzetten van een criminele organisatie. Buitenlandse chauffeurs zouden daarbij via nepvennootschappen worden ingezet om aan dumpingprijzen en in mensonwaardige omstandigheden de baan op te gaan voor Belgische bedrijven en bijgevolg veel meer in België rijden dan wettelijk is toegestaan. Die bedrijven ontsnappen daardoor ook aan de verplichte socialezekerheidsbijdragen.
Mijn vraag gaat voor alle duidelijkheid niet over Jost zelf. Het zijn de controlediensten en de inspecteurs die hier verdere opheldering over dienen te brengen. Waar ik mij wel zorgen over maak, is het fenomeen van de sociale uitbuiting van buitenlandse arbeidskrachten op onze Vlaamse arbeidsmarkt en de oneerlijke concurrentie die daardoor ontstaat voor bedrijven die wel binnen het wettelijke kader opereren. Volgens de socialistische vakbond zijn er honderden transportbedrijven die een vestiging hebben in het buitenland, wat de deur om aan sociale dumping te doen, openzet.
De transportsector zelf ontkent dat evenwel met klem. Wel wijst onder meer de sectorfederatie Transport & Logistiek Vlaanderen erop dat veel bedrijven hier amper het hoofd boven water kunnen houden door de enorme concurrentie in de geliberaliseerde transportmarkt. “Heel wat transporteurs zouden tevreden zijn dat activiteiten die illegaal zijn, worden aangepakt. Dat geeft meer ademruimte aan bedrijven die wel correct werken”, klinkt het.
Minister, ik heb vier informatieve vragen, omdat ik benieuwd ben naar hoe het juist zit. Bent u op de hoogte van de praktijk van het opzetten van nepvennootschappen in de transportsector, waardoor buitenlandse transporteurs binnen een ander en voordeliger kader kunnen werken dan verplicht in Vlaanderen? Wat kunt u daar als Vlaams minister concreet tegen ondernemen?
Hoe schat u de impact hiervan in op de Vlaamse transportsector? Klopt het dat bedrijven die legaal werken, het moeilijk hebben om het hoofd boven water te houden, omdat de concurrentie met bedrijven die illegale activiteiten ontplooien, te groot is?
Vindt u ook dat er vanuit Vlaanderen via de Vlaamse inspectie extra controles moeten komen op sociaal misbruik in de transportsector? Hoe kunt u dat organiseren? Welke rol speelt de dienst Economische Migratie daar bijvoorbeeld in?
Minister Muyters heeft het woord.
Het is niet om de paraplu open te trekken, maar er is hier heel veel federale materie bij. Ik zou aan mijn eigen fractie willen voorstellen om eens op te lijsten wat we allemaal aan vragen krijgen van de partners, waarbij ze graag zouden hebben dat ik optreed, maar dat het niet onze bevoegdheid is. Dat kan een aanzet geven om bij een volgende staatshervorming misschien elementen congruenter en homogener te maken dan ze nu zijn.
Maar natuurlijk betreur ik de zaken die u aanhaalt, collega Annouri. Dat zijn dingen die niet kunnen. Die constructies worden vaak opgezet met Oost-Europese vennootschappen. Ook de chauffeurs van de vrachtwagens zijn meestal onderdaan van een Oost-Europese lidstaat. Mijn bevoegdheid beperkt zich tot de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten. Oost-Europese werknemers zijn echter vrijgesteld van een arbeidskaart. Wat betreft de tewerkstelling van derdelanders, voorziet de regelgeving in een vrijstelling voor chauffeurs die voor rekening rijden van een in het buitenland gevestigde onderneming, op voorwaarde dat hun verblijf in België geen drie maanden overschrijdt. Gedetacheerde werknemers vanuit een onderneming in een EER-lidstaat (Europese Economische Ruimte) zijn eveneens vrijgesteld van een arbeidskaart. Ook daar kunnen we dus niet veel aan doen.
De wet van 11 december 2016 heeft de Handhavingsrichtlijn omgezet, waardoor inspectiediensten extra handvatten krijgen om detacheringsfraude aan te pakken. Ik ga daar verder niet in detail op in, tenzij u daar straks iets over zou vragen. Maar dat was niet direct de aanzet van uw vraag.
De acties die ik tegen frauduleuze praktijken kan nemen, zijn beperkt tot het laten respecteren van de wet op de tewerkstelling van buitenlandse – buiten derdelanders – arbeidskrachten. Indien er bewust frauduleuze constructies worden opgezet om socialezekerheidsbijdragen te ontduiken, is dat uiteraard oneerlijke concurrentie voor de Vlaamse transportfirma’s. Ik hoop en vertrouw erop dat de federale collega’s, en eventueel ook de Europese, die daarvoor veel meer bevoegdheid hebben, alles in het werk stellen om die wanpraktijken weg te werken.
In 2016 heeft mijn sociale inspectie 23 inspecties uitgevoerd in de transportsector, met het oog op de naleving van de wet op de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Ook in 2017 hebben we gerichte inspecties uitgevoerd in de transportsector. Maar zoals reeds vermeld, beperkt zich dat dan tot het controleren van de tewerkstelling van al dan niet gedetacheerde derdelanders. En de fraude doet zich vooral voor met Oost-Europese werknemers op het vlak van ontduiking van sociale zekerheid. Daarvoor zijn de federale sociale inspectiediensten bevoegd. De dienst Economische Migratie voert geen ex-antecontroles uit, aangezien Europese werknemers of werknemers die tewerkgesteld zijn door een onderneming in de EER, vrijgesteld zijn van een arbeidskaart.
De heer Annouri heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. De vorige vraag ging over erbarmelijke toestanden voor mensen die met een interimcontract en met dagcontracten werken. Het verhaal van heel veel van die chauffeurs is minstens even erbarmelijk, als je ziet in wat voor omstandigheden die mensen op onze banen moeten rijden en op welke manier ze behandeld worden. Ik vraag uiteraard niet dat u het hele probleem oplost. Mijn vraag is inderdaad wat u kunt doen binnen uw beperkte mogelijkheden. En als ik het heel goed begrijp, zegt u: bitter weinig. U hebt een antwoord gegeven, maar het komt erop neer dat u niet zo veel kunt doen.
Dat moet voor u ongetwijfeld frustrerend zijn. En dus is mijn bijkomende vraag redelijk simpel: op welke manier hebt u contact met uw federale collega rond deze thematiek? Hebben jullie daar contact over? Proberen jullie daar samen iets rond te doen of niet? Of zegt u gewoon: hij doet het werk, en we zien wel hoe dat loopt? Dat is een informatieve vraag, om te weten welke contacten er zijn op het vlak van dit thema, want ik neem aan dat dat heel frustrerend is voor u. En u lijkt mij niet de man die, als hij gefrustreerd is over iets, gewoon bij de pakken blijft zitten.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Het klopt dat dit hoofdzakelijk federale materie is. We hebben fiscale en sociale fraude, vennootschapsrecht, controles door de sociale inspectie, het federale parket en samenwerking met justitie. Dat betekent natuurlijk niet dat we in Vlaanderen blind moeten blijven. We moeten helpen waar we kunnen.
Het is nu eenmaal een feit dat we daar ook de gevolgen van dragen. Uit cijfers van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid blijkt dat er al meer dan zesduizend Belgische chauffeurs hun werk kwijt zijn door sociale dumping. Maar doorslaggevend zal de rol van Vlaanderen uiteraard niet zijn in dit verhaal. Integendeel, het heil zal vooral moeten komen vanuit Europa, een samenwerking tussen lidstaten onderling, om dit onrecht te bestrijden.
In dat verband heeft de Europese Commissie gisteren nog een pakket maatregelen aangekondigd om de werkomstandigheden van truckers te verbeteren, maar ook om sociale dumping aan te pakken. Het komt erop neer dat men ook onderhevig zal zijn aan de wetgeving van het land waar men een minimale connectie mee heeft. Dat is alvast een stap in de goede richting. Ik wil dan ook vragen, minister, om dit pakket maatregelen onder de loep te nemen en te kijken waar we eventueel vanuit Vlaanderen mee in kunnen gaan of wat we mee kunnen ondersteunen.
De heer Ronse heeft het woord.
Voor mij zit het grootste probleem in het feit dat EU-burgers onder de radar zitten, want die werken eigenlijk op een volstrekt legale manier aan veel lagere tarieven en sociale zekerheid. En daar kan ook de federale inspectie eigenlijk niets aan doen. Ik ben zelf overtuigd van de Europese Unie en Europa. Ik ben dan ook naar de State of the Union gaan luisteren van Juncker, met enorme hoop dat hij het daar als eerste punt over zou hebben. Maar zijn eerste punt was gratis wifi voor jongeren, jongeren op treinen en gratis Erasmus. En dat was ook zijn laatste punt. Die man heeft daar dus niet over gesproken. Voor Europa is dat vandaag nog altijd een punt dat niet kordaat wordt aangepakt. Ik hoop echt dat Europa daar voor eens en voor altijd komaf mee zal maken. Want het grootste profitariaat zit in landen waar de sociale zekerheid het best en het duurst is – lees: bij ons.
Dat maakt onze economie kapot. Het gaat niet enkel om transportfirma’s, maar ook bouwfirma’s en noem maar op. Als ze niet mee op die kar springen, kunnen ze gewoon niet meer competitief zijn, tenzij ze nog echt in een niche zitten. Dat zorgt ervoor dat mede-Europeanen in erbarmelijke omstandigheden moeten werken en leven. En het zorgt ervoor dat medeburgers uit Vlaanderen potentiële arbeidsplaatsen verliezen. Dat is dus echt iets bijzonder frustrerends. Ik kan moeilijk anders dan de minister ook vragen om op meetings en samenkomsten waar Europese commissarissen zijn, heel hard op die nagel te blijven slaan, want Europa moet daar prioritair actie rond ondernemen.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Ik wil eerst reageren op het pleidooi van collega Ronse om ook op Europees niveau die sociale dumping krachtdadiger aan te pakken. Er wordt terecht gewezen op de concurrentie die bestaat tussen de verschillende niveaus van socialezekerheidsbijdragen bij detachering. Wij hebben het voorstel gedaan om als het over detachering gaat, de lijn door te trekken en te zeggen dat niet alleen het loon, maar ook de socialezekerheidsbijdragen van de plaats van tewerkstelling van toepassing moeten zijn. Daarmee neutraliseer je de concurrentie tussen de lidstaten op dat vlak. Vroeger werd altijd de drogreden opgeworpen dat dat te ingewikkeld was, omdat we dan die informatie moeten krijgen en zo, maar in tijden van digitalisering en van digitale sociale zekerheid, is die informatie veel gemakkelijker uit te wisselen. Ik denk dat dat dé manier zal zijn om die concurrentie en die sociale dumping ook effectief aan te pakken.
Ik reken er dus op, collega Ronse en minister, om dat punt ook op alle niveaus te verdedigen en te zeggen: als we die dumping bij detachering willen aanpakken, zorg er dan voor dat de socialezekerheidsbijdragen van de plaats van tewerkstelling verplicht worden. Op die manier vermijden we dat bepaalde bedrijven uit de markt worden gespeeld en vermijden we ook dat voor werknemers niet de correcte loons- en arbeidsvoorwaarden worden toegepast.
Minister, u zegt dat u geen paraplu wilt opentrekken, maar wat ik altijd hoor, is dat men op Vlaams niveau naar het federale niveau verwijst als het over sociale dumping gaat, en dat men op federaal niveau dan naar Europa verwijst. Uiteraard is dat nu de realiteit van onze globale economie, dat elk bevoegdheidsniveau zijn impact heeft op die economie en op de sociale voorwaarden. Dat riedeltje van ‘we hebben niet alle bevoegdheden’ … In de globale economie van vandaag kun je blijven doorsturen. Het is efficiënter om in elk geval binnen de bevoegdheden die u al hebt, krachtdadig op te treden.
Als het gaat over het controleren, kunnen we daar met onze sociale inspectie, binnen haar bevoegdheden, wel een stap zetten, samen met het federale niveau. Ik wil oproepen om vooral dat punt van de detachering in de socialezekerheidsbijdragen op alle niveaus te verdedigen, want ik denk dat dat een belangrijke sleutel is naar een oplossing.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb in mijn antwoord heel duidelijk gezegd dat ik doe wat ik kan doen, met de 23 inspecties specifiek naar de transportsector.
Ik heb net als collega Talpe gelezen dat er juist een pakket zou zijn op Europees vlak. Ik heb het nog niet bekeken, maar ik ga dat zeker doen. Ik stel voor dat jullie ook eens bekijken wat er nu net wel of niet is beslist, ook rond de sociale zekerheid en dergelijke. Ik veronderstel dat, als dat nu net goedgekeurd zou zijn, er morgen niet iets nieuws zal komen. Maar uiteraard zal ik ervoor pleiten om de nodige maatregelen te nemen.
Ik kan natuurlijk elke dag bij Kris Peeters gaan zitten om te vragen om een aantal dingen samen te doen, maar ik ga dat niet doen. Ik ga ervan uit dat er federale collega’s zijn die op dezelfde manier Kris Peeters zullen bevragen als jullie mij bevragen daaromtrent, en die zullen opvolgen dat Kris Peeters doet wat hij moet doen. Ik ga ervan uit dat hij niet nog een extra schoonmoeder nodig heeft. Maar alles wat in de werking nodig is, zal ik zeker wel samen opnemen.
De heer Annouri heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Er zijn inderdaad twee dingen belangrijk. Ten eerste: de erbarmelijke omstandigheden die mensen meemaken die op onze Vlaamse wegen rijden. Dat kunnen we niet aanvaarden. Ten tweede: dit ondergraaft inderdaad het draagvlak voor een sterk Europees verhaal bij de mensen. Daar moeten we tegen optreden.
Ik denk dat mijn oproep heel duidelijk is. In dit dossier en soortgelijke dossiers moeten alle kanalen openstaan naar de Federale Regering en Europa. We moeten continu in communicatie blijven om ervoor te zorgen dat men dit zo goed mogelijk kan oplossen. Na Kris en Yves is het nu tijd aan Kris en Philippe om dit als nieuw duo samen op te lossen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.