Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over een wettelijk kader voor meervoudige huurovereenkomsten bij de zogenaamde pluraliteit van huurders
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, om aan de verwachte toename van het aantal huishoudens in Vlaanderen te beantwoorden, moet er tegen 2050 een half miljoen nieuwe woningen bijkomen. Een groter en divers aanbod kunnen we in Vlaanderen niet realiseren door louter woongelegenheden bij te bouwen. Enkele slimme ingrepen op het bestaande woningaanbod en verdichting van het woongebied kunnen uiteraard een wereld van verschil maken.
Nieuwe woonvormen zoals gemeenschappelijk wonen zijn er nu al. Maar wie nu een project opstart, botst op een onaangepaste regelgeving die eerder afremt dan stimuleert. Het ontwerp van decreet houdende instelling van een proefomgeving voor experimentele woonvormen werd in februari jongstleden door het Vlaams Parlement goedgekeurd. De Vlaamse Regering zou een projectoproep lanceren, waarna een lijst van de geselecteerde projecten zou worden opgesteld. De geselecteerde projecten zouden daarbij voor minstens zes jaar worden vrijgesteld van de heersende regels. Vandaag houdt het regelgevende kader immers te veel innoverende ideeën tegen om gerealiseerd te worden.
Ik ben zeer blij met deze proefprojecten. Het geeft immers uitvoering aan mijn resolutie betreffende het faciliteren van nieuwe woonvormen. Maar deze proefprojecten mogen geen aanleiding zijn om te komen tot een decretale ‘stand still’ gedurende de volgende jaren. Bovendien vraagt de resolutie ook nog heel wat andere acties. De Vlaamse Regering werd gevraagd de mogelijkheid te bieden om specifieke samenhuiscontracten of huurcontracten af te sluiten en in overleg met de Federale Regering de opportuniteit te onderzoeken om een apart adres per huishouden in een samenhuisverband bij de burgerlijke stand van de gemeente in te voeren. Via het antwoord op een schriftelijke vraag nummer 2 heb ik kennisgenomen van het feit dat uw administratie in november jongstleden de mogelijkheid tot het afsluiten van samenhuiscontracten in Vlaanderen, samen met de wijzigingen aan het woninghuurrecht, onderzocht. Op basis van de eerste bevindingen zou een overleg met de Federale Regering zijn met gepland.
Daarnaast wordt in de resolutie aan de Vlaamse Regering ook gevraagd om burgers te informeren over de voordelen en mogelijkheden van alternatieve woonconcepten, zoals gemeenschappelijk wonen en het opdelen van woningen. Helaas heb ik van de minister vernomen dat er geen acties zijn gepland om burgers en architecten te informeren over de voordelen en mogelijkheden van gemeenschappelijk wonen.
Ten slotte vraagt het Vlaams Parlement via de resolutie aan de Vlaamse Regering om te onderzoeken op welke manier gemeenschappelijk wonen volgens een brede en diverse definitie opgenomen kan worden in de Vlaamse Wooncode. Een sluitende wetgeving kan pas na een definitie, en die is er vandaag officieel nog niet. Het definiëren van gemeenschappelijk wonen is volgens de minister niet aan de orde, zolang in de Vlaamse Wooncode geen specifieke regelgeving voor gemeenschappelijk wonen wordt opgenomen.
Minister, wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de mogelijkheid tot het afsluiten van samenhuiscontracten? Werd er inmiddels reeds overleg gepleegd met de Federale Regering? Zo ja, wat waren de belangrijkste resultaten? Zo niet, wanneer plant u overleg met de Federale Regering? Waarom gaat u niet over tot het verder informeren en sensibiliseren van de burgers over de voordelen van nieuwe woonvormen zoals werd gevraagd in de resolutie?
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik heb een vrijwel gelijkaardige vraag als de vraag van mevrouw De Vroe, maar ze is breder gekaderd. Ze gaat over huurovereenkomsten in het geval van pluraliteit van huurders.
De meeste huurovereenkomsten zijn enkelvoudige huurcontracten en worden aangegaan tussen twee personen, waarbij een persoon optreedt als huurder en een als verhuurder. Ook meervoudige contractuele relaties komen voor op de huurmarkt waarbij meer dan één persoon als huurder optreedt. Men spreekt dan van een zogenaamde ‘pluraliteit van huurders’. Dat komt vooral voor bij samenwonen, maar ook bij – dat was de specifieke insteek van mevrouw De Vroe – nieuwe woonvormen als samenhuizen en cohousing. Daarbij rijst de vraag hoe de verbintenissen, de rechten en de plichten, die in de huurovereenkomst zijn vastgelegd, in dat geval worden verdeeld.
De huurovereenkomsten met pluraliteit van huurders bestaan al en in heel veel gevallen worden de dingen gewoon onderling pragmatisch geregeld. Toch zijn er in de praktijk veel zaken die aanleiding geven tot onduidelijkheden. Zo kan, wanneer huurders elk een deel van de huur betalen, bij achterstallige huur de eigenaar de gehele vordering niet voeren tegen elke huurder afzonderlijk. Als een van de huurders insolvabel blijkt, ligt het uiteindelijke risico zelfs bij de eigenaar-verhuurder. Nog andere modaliteiten kunnen zorgen voor onduidelijkheid, zo blijkt uit de rechtspraak en de rechtsleer. Ook het vervangen van huurders, het al dan niet onderverhuren of al dan niet vroegtijdige stopzetting of opzegging van het huurcontract kunnen aanleiding zijn voor problemen.
Verhuurders en huurders dienen dan ook bij het opmaken van het huurcontract bijzondere aandacht te besteden aan de structurering en de termen die gevolgen hebben voor de aansprakelijkheden en de plichten.
Bij geschillen is de vrederechter natuurlijk bevoegd, maar het moet toch ook onze taak zijn om die geschillen proberen uit te sluiten. Bij geschillen gaat men richting recht en worden afspraken gemaakt in het kader van het verbintenissenrecht, want op dit ogenblik ontbreekt er een wettelijk kader wat betreft meervoudige huurders, de pluraliteit van huurders, in het huurrecht. Zo hebben professor Hubeau en Diederik Vermeir daar een vrij lijvige studie over geschreven in samenspraak met het Steunpunt Wonen. Ze hebben er ook een artikel over geschreven in het Nieuw Juridisch Weekblad, waarbij ze zeggen: ‘Is het niet het momentum om ook die dingen te regelen in het Vlaamse huurrecht?’
Minister, in welke mate acht u het aangewezen om dit wettelijk te regelen in het huurrecht? Hebt u daartoe reeds initiatieven ontwikkeld?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, collega De Vroe, collega Christiaens, als u mij toestaat, zal ik uw vragen gebundeld beantwoorden in de mate van het mogelijke, want alles is niet gelijklopend. Ik begin bij de eerste vraag van mevrouw De Vroe over de stand van zaken in het onderzoek naar de mogelijkheid tot afsluiten van samenhuiscontracten alsook de vraag van mevrouw Christiaens in welke mate ik het aangewezen vind om de veelheid van huurders wettelijk te regelen en of daartoe reeds initiatieven werden ontwikkeld.
Collega's, de veelheid van huurders is een eerder complex, maar relatief veel voorkomend gegeven. In het ontwerp van Huurdecreet is er een afzonderlijk hoofdstuk inzake medehuur opgenomen. Ik wil nog meegeven dat de onderzoekers, ook de onderzoekers die mevrouw Christiaens bij naam heeft genoemd, betrokken zijn bij de totstandkoming van heel het Huurdecreet. Hun insteken zijn wel degelijk meegenomen. Hiermee denk ik dat we tegemoet kunnen komen aan de onduidelijkheden en moeilijkheden die vandaag bestaan en aan de vraag van de commissie zoals vermeld in jullie resolutie.
Het hoofdstuk inzake medehuur zal een specifieke regeling invoeren voor de verschillende situaties van medehuur. Zowel de geïnstitutionaliseerde partnerrelaties als de feitelijke partnerrelaties en andere vormen van samenhuizen worden in het hoofdstuk geregeld.
Het feit dat voor de feitelijke partnerrelaties en vormen van samenhuizen een regeling wordt uitgewerkt binnen het woninghuurrecht, doet uiteraard geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit andere regelgeving, zoals de vergunningsplicht inzake ruimtelijke ordening, waarbij het opsplitsen van een woning in meerdere entiteiten vergunningsplichtig is en ook zal blijven. Dit behoort niet tot mijn concrete bevoegdheid, het is een bevoegdheid van mijn collega, maar er is uiteraard wel overleg om een en ander vlotjes te laten verlopen.
Ik kom tot de vraag over het overleg met de Federale Regering. Mevrouw De Vroe, het klopt inderdaad dat u in september een schriftelijke vraag hebt gesteld of er overleg moet zijn met de Federale Regering en of we dat zullen hebben. Ik kan u zeggen dat we in Vlaanderen op dat moment nog wat zoekende waren of we de medehuur zouden opnemen in het nieuwe Vlaamse Huurdecreet. We zijn er ondertussen al een heel tijdje uit, want het is al een tijdje geleden dat we samen met de onderzoekers hebben beslist om het zo te doen. Op basis van die informatie hebben we ook geoordeeld dat als Vlaanderen exclusief bevoegd is, het goed is om niet nog meer tijd te verliezen door allerlei overlegmomenten met de federale overheid te organiseren. Wel zijn er veel overlegmomenten met mijn Vlaamse collega's, bijvoorbeeld met mijn collega bevoegd voor Ruimtelijke Ordening en met mijn collega bevoegd voor Financiën en Begroting. Gisteren is er in de plenaire zitting een actuele vraag gesteld door mevrouw Gennez aan minister Tommelein over allerlei fiscale aspecten. Uiteraard zijn dat zaken die moeten worden meegenomen. Mijn collega heeft terecht geantwoord dat er wat dat betreft uiteraard overleg wordt gepleegd met de federale overheid. Maar als het puur gaat over het opnemen van medehuur in het Huurdecreet, hoeven we geen overleg te plegen met de federale overheid omdat het een van onze exclusieve bevoegdheden is.
Waarom ga ik niet over tot onmiddellijk informeren en sensibiliseren van de burgers over de voordelen die er wel degelijk bestaan wat betreft nieuwe woonvormen, zoals door jullie is gevraagd in de resolutie? Ik ga ervan uit dat jullie allemaal weten dat er ondertussen een oproep is gelanceerd met betrekking tot proefprojecten nieuwe woonvormen. In principe loopt die midden juli af maar ik kan die desgevallend verlengen als dat nodig is. Ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op de uitkomst van die oproep. Ik ga er nu dus niet veel uitspraken over doen, maar normaal gezien loopt die midden juli af.
Ik heb nog niet zo heel lang geleden in deze commissie al gezegd dat het de bedoeling is dat er op basis van een eerste tussentijdse evaluatie van de projecten reeds wijzigingen aan de regelgeving inzake wonen kunnen gebeuren. Ik herhaal dit nog eens omdat het belangrijk is om het misverstand uit de wereld te helpen dat we pas na lange tijd – mevrouw De Vroe noemde het terecht een periode van zes jaar – bepaalde wijzigingen zouden kunnen doorvoeren. Neen, ik heb altijd heel duidelijk gesteld dat na een eerste evaluatie en na tussentijdse evaluaties, waarvan het belangrijk is om die te hebben, er al onmiddellijk wijzigingen aan de wetgeving kunnen worden gedaan. Het argument dat we zes jaar zouden moeten wachten vooraleer er duidelijkheid komt in de definities en dergelijke meer, is niet correct. Mocht u me nog steeds niet geloven, kan ik u misschien nog een klein beetje meer overtuigen door ernaar te verwijzen dat die werkwijze ook is gevolgd bij de projecten Wonen-Welzijn. Dat was net hetzelfde. We hebben niet moeten wachten tot alle projecten waren afgelopen, maar we hebben tussentijds bepaalde definities kunnen inschrijven.
Waarom is het belangrijk dat we niet onmiddellijk de definities hebben bepaald? Omdat ik hier enige tijd geleden heb gezegd dat we moeten afwachten welke soort van projecten er worden ingediend. Ik wil namelijk niet op voorhand bepaalde projecten en bepaalde vormen van samenwonen uitsluiten door nu al een definitie in te schrijven waardoor het wellicht mogelijk is dat bepaalde projecten die intekenen op de oproep, uit de boot vallen omdat ze niet voldoen aan de definitie. Ik denk dat het van goed bestuur getuigt om eerst de projecten en het soort van projecten af te wachten en dan tot een definitie over te gaan.
Wat de communicatie en het informeren, het sensibiliseren enzovoort betreft, lijkt het mij goed om dat te doen als we de definitie hebben bepaald. Maar ik denk toch wel te mogen stellen – en dat is natuurlijk mede jullie verdienste, door het feit dat die vraag hier regelmatig aan bod komt – dat er toch al veel bekendheid is gegeven aan het feit dat we ermee bezig zijn, dat het mogelijk is, dat die projectoproep is gelanceerd, dat er verschillende mensen kunnen intekenen.
Op de vraag die er tijdens een vorige commissie is gesteld, heb ik geantwoord dat we van heel veel initiatieven de vraag krijgen of ze in aanmerking komen om een project in te dienen. We hebben zo veel mogelijk instanties gestimuleerd om dat te doen.
Is er al enige bekendheid? Ja. Kan het beter? Ja. Moeten we de mensen sensibiliseren? Ja. Maar ik denk dat het verstandig is om dat pas te doen als we de definitie heel duidelijk hebben bepaald. En dan heb ik het niet zozeer over de projecten die moeten worden ingediend. Maar mensen, gezinnen, personen die geïnteresseerd zijn in een vorm van samenwonen, zouden dan een keuze kunnen maken over wat ze eigenlijk willen en in welk project ze graag zouden instappen.
Collega’s, ik kan er nog aan toevoegen dat er – en dat is evident – zeer breed zal worden gecommuniceerd over het nieuwe Huurdecreet, waarvan medehuren een belangrijk onderdeel, een belangrijk hoofdstuk zal vormen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard had ik in eerste instantie geïnformeerd naar het overleg met de Federale Regering omdat er inderdaad daarnaar verwezen werd in mijn schriftelijke vraag.
Nu vernemen we dat u medehuren zult opnemen in het Vlaamse Huurdecreet, dat u het zult integreren, omdat het uiteindelijk een exclusieve bevoegdheid is van de Vlaamse overheid. Uiteraard zijn we nu heel benieuwd naar hoe en wat er dan precies zal worden opgenomen. Want we kennen allemaal, uiteraard wel in de praktijk, de problemen die er kunnen zijn wanneer enkele vrienden samen een appartement huren en er ruzie ontstaat. We zijn dus uiteraard heel benieuwd. Kunt u eventueel een tipje van de sluier lichten en ons wat meer details geven?
Verder heb ik een opmerking over de proefprojecten en de projectoproep die gelanceerd is. Ik had daarover ondertussen al een schriftelijke vraag ingediend, omdat ik ook wel benieuwd ben naar de stand van zaken en hoe de reacties binnenlopen. Ik kijk uit naar uw antwoord daarop.
In mijn vraagstelling en ook al in het verleden heb ik de vrees uitgedrukt voor een standstill in verband met de proefprojecten. Uiteraard ben ik opnieuw tevreden dat u aangeeft bij tussentijdse evaluaties onmiddellijk werk te willen maken van wijzigende regelgeving. Het lijkt mij heel belangrijk dat dat ook goed wordt gecommuniceerd. Dat was eerlijkheidshalve ook de reden dat ik het opnieuw in mijn vraagstelling had opgenomen, in de hoop van u vandaag opnieuw die reactie te kunnen ontvangen.
Zal de definitie over het gemeenschappelijke wonen worden opgenomen in de Vlaamse Wooncode? In het decreet Proefprojecten werd er al een definitie opgenomen. U hebt wel gezegd dat u dat nadien zult bepalen enzovoort. Ik heb uw antwoord van daarnet uiteraard wel goed gehoord. Maar in het decreet Proefprojecten is er eigenlijk al een definitie geschreven. Is het de bedoeling om die definitie toekomstgericht aan te houden of plant u eventueel nog wijzigingen, afhankelijk van de praktijkervaring die zal worden opgedaan met de proefprojecten op zich?
Ten slotte, minister, hebt u meteen gewezen op een verdeelde bevoegdheid, in de zin dat nieuwe woonvormen ook raakvlakken hebben met Ruimtelijke Ordening en Financiën. Dat is uiteraard heel terecht. Het opdelen van bestaande woningen is een heel belangrijk onderdeel in de resolutie geweest. Uiteraard bevraag ik uw collega minister Schauvliege hierover op regelmatige basis, om hopelijk ook op dat vlak nog stappen vooruit te kunnen zetten.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij te horen dat er een heel hoofdstuk in het Vlaamse Huurdecreet is gewijd aan het medehuurderschap. Ik kan alleen maar aansluiten bij de vraag van mevrouw De Vroe: we zijn natuurlijk benieuwd wat er dan precies allemaal bepaald werd.
U hebt er zelf in uw antwoord naar verwezen: de pluraliteit van de huurders is een heel complexe, maar vaak ook heel voorkomende situatie. Het zijn zeker geen randfenomenen die in de marge al dan niet potentieel ergens voor een probleem zorgen. Integendeel, u stelde terecht dat het complex is en vaak voorkomt. En als we het linken aan de nieuwe woonvormen, is dat toch ook een essentieel onderdeel van problematieken die uit de weg moeten worden geholpen om mensen te stimuleren om te kiezen voor gemeenschappelijke woonvormen en voor die samenhuiscontracten. Ze hebben er dan juridische zekerheid en duidelijkheid over.
Het is goed nieuws dat u het opneemt in het Huurdecreet. Het is ook geruststellend dat professor Hubeau en Diederik Vermeiren, die daarover uitgebreid een rechtsleer hebben geschreven, mee betrokken zijn. Ik kan dan wel al raden welke richting het zal uitgaan.
Maar misschien kunt u daar nu toch al iets over zeggen. En wat is het traject dat we mogen verwachten wat betreft de bespreking van het Huurdecreet?
Wat betreft het medehuurderschap, heb ik begrepen dat het zowel over de verschillende huurders als over de wettelijk en feitelijk samenwonenden gaat. Kunt u daar al wat meer over zeggen, over de feitelijk samenwonende medehuurders? Ik hoop dat u al een tipje van de sluier kunt oplichten.
Wat betreft de antwoorden die u gaf op de heel interessante vraag van collega De Vroe rond de nieuwe woonvormen en de uitwerking van de resolutie, wachten wij op de proefprojecten die daarvoor geselecteerd zijn. Ik vind het geruststellend dat u hier nogmaals beklemtoont dat er niet zes jaar wordt gewacht om conclusies te trekken. Het zijn proefprojecten van zes jaar, eventueel verlengbaar met vier jaar, zo staat in het decreet. Dan zouden we potentieel over een periode van tien jaar spreken. Zo lang kunnen we niet wachten om conclusies te trekken. Het is goed dat u tussentijds wilt evalueren. Kunt u daar misschien ook al een timing op kleven? Wanneer ziet u de eerste tussentijdse evaluatie van die proefprojecten? Ik denk dat we dat heel kort moeten opvolgen, om zo snel en zo goed mogelijk parallel te kunnen werken, vooral om dan tot duidelijke definities te kunnen komen die in de Vlaamse Wooncode kunnen worden ingeschreven.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik heb niet meteen een bijkomende vraag, maar ik wil een oproep doen aan ons allemaal. De vzw Samenhuizen organiseert dit weekend, op 20 en 21 mei, een soort opendeurmoment om projecten te gaan bezoeken in het kader van gemeenschappelijk wonen of nieuwe woonvormen. Bij dezen doe ik een oproep aan ons allen om eens te kijken waar wij een bezoek kunnen brengen aan zo’n interessant project. Dat zal zeer leerrijk zijn. En het geeft u, minister, dit weekend ook nog eens de kans om uw oproep voor proefprojecten rond gemeenschappelijk wonen nog eens bijkomend te onderstrepen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Ik wil graag mijn collega’s ondersteunen met betrekking tot de noodzakelijke opmars van nieuwe woonvormen. Het is inderdaad zo: we zijn met steeds meer Vlamingen, steeds meer dunne gezinnen. En dus zal, willens nillens, het aanbod aan nieuwe woonvormen ongelooflijk moeten toenemen. Daarom geven we vanuit Groen ook graag een aanmoediging om de informatie zo breed mogelijk te verspreiden en om na de projectoproep werk te maken van die sluitende definitie in de Vlaamse Wooncode, en niet alleen om de belemmeringen weg te nemen. Iets waar vandaag ook heel veel mensen op stoten, is het feit dat zonder definitie heel veel banken terughoudend zijn om een lening aan te gaan met zo’n groep mensen, wat toch belangrijk is. Ook vanuit onze partij kijken we dus met heel veel verwachting uit naar het Huurdecreet en de medehuur.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag, die in de lijn ligt van wat mevrouw Taeldeman zei. De projectoproep loopt midden juli af. Ik ben nieuwsgierig naar hoe de inschrijvingen lopen, waar de oproep allemaal verspreid is en welke kanalen u gebruikt hebt. Hebt u ook specifiek ingezet op een projectoproep rond nieuwe woonvormen in de sociale huur? Hebt u ook daar de nodige kanalen gebruikt om die organisaties te bereiken? Het lijkt mij heel interessant om ook in dat kader een proefomgeving op te zetten de komende zes jaar, om daar de noodzakelijke lessen uit te trekken.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik ben eigenlijk heel ontroerd en heel erg tevreden. Ik ben ontroerd om zo veel eensgezindheid. We zijn het er blijkbaar allemaal over eens dat nieuwe woonvormen en de mogelijkheid om die te ontwikkelen, heel erg belangrijk zijn. Ik ben vooral ook heel erg tevreden om te vernemen dat de minister niet heeft gewacht op vragen vanuit de commissie, maar daar zelf al druk mee bezig is, middels de voorbereiding van het nieuwe Huurdecreet. De toekomst wat betreft nieuwe woonvormen ziet er dus heel erg mooi uit, denk ik.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, die projectoproepen zijn twee weken geleden gelanceerd, dus ik kan nu nog niet zeggen welke soorten projecten er allemaal ingetekend hebben. Ik kan wel al positief antwoorden op uw vraag of sociale huur ook mogelijk is. Dat is absoluut zo, dat heb ik van in het begin ook gezegd. Elke vorm is mogelijk, dus sociale huur is zeker niet uitgesloten. Ik kan nog meer zeggen: het agentschap Wonen heeft de communicatie gedaan via de geijkte kanalen, maar er zal via de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) ook een telex gebeuren naar de sociale huisvestingsmaatschappijen om erop te wijzen dat dat inderdaad een mogelijkheid is.
Het klopt dat er bij de proefprojecten een definitie is opgenomen, maar je moet natuurlijk wel een definitie hebben, want de projecten moeten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Ik herhaal mijn initiële antwoord dat de definitie die bepaald zal worden, afhankelijk zal zijn van de projecten die worden ingediend. Ik denk dat dat een logische manier van werken is. De definitie die nu bestaat, zal al dan niet bijgestuurd worden op basis van de projecten.
Er werd mij gevraagd om tipjes van de sluier te lichten. Ik heb daarnet al gezegd dat medehuur een deel van het Huurdecreet is. Ik kan u meegeven, collega’s, dat het Huurdecreet in totaliteit momenteel bij de Inspectie van Financiën ligt en dat het een mengeling van het Franse en Nederlandse systeem van medehuur zal zijn. Dat is dus ook gebeurd in samenspraak met de onderzoekers.
Omdat het een constructieve vergadering is en een leuke donderdagochtend zal ik nog een aantal bijkomende tips geven, maar ik kan natuurlijk moeilijk het hele hoofdstuk ‘Medehuur’ hier nu uit de doeken doen. Wat houdt het hoofdstuk onder andere in – en ik ben niet limitatief? Het regelen van wisselende contracten, het regelen van de aansprakelijkheid van de huurders, het verhaalrecht en de keuzemogelijkheid van huurders en verhuurders enzovoort, wordt opgenomen. We hebben dus met heel veel aspecten rekening gehouden om er een succesverhaal van te kunnen maken.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
U hebt een klein tipje van de sluier gelicht, maar ik ben nog niet veel wijzer. Het is goed dat u aangeeft dat er met heel wat aspecten rekening zal worden gehouden of al rekening werd gehouden. Wij kijken uit naar de volledige tekst.
Wat betreft de eensgezindheid in de commissie, collega Anseeuw, die is er al sinds oktober 2015 toen de resolutie werd ingediend. Het is belangrijk dat het parlement de ministers een beetje het vuur aan de schenen blijft leggen in de hoop dat ze onze resolutie goed uitvoeren. Dat is de reden van deze opvolgingsvraag. Uiteraard zijn we tevreden als we merken dat er effectief iets mee gebeurt en er werk van wordt gemaakt.
Minister, u hebt gezegd dat er nog zal worden geïnformeerd op het moment dat het Huurdecreet definitief wordt. Dat is goed, en er wordt dan een belangrijk accent gelegd op de medehuur die toch wel een groot probleem is en hopelijk in de toekomst zal worden opgelost.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.