Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
Voorzitter, minister, nergens is het fileleed groter dan in ons land. Onze ochtend- en avondspits zijn legendarisch. In die files staan heel wat salariswagens: wagens die werkgevers aan werknemers geven in het kader van hun loonpolitiek. Wij zijn van oordeel dat een mobiliteitsbudget, een budget dat de werknemer kan spenderen aan een kleinere wagen en aan een waaier van duurzame vervoersmodi, een interessante mogelijkheid is om een uitweg te bieden voor de huidige stilstand.
De vorige Vlaamse Regering heeft proefprojecten uitgevoerd waarmee het effect van het mobiliteitsbudget werd aangetoond. Tijdens de proefprojecten daalde het aandeel autoverplaatsingen naar het werk met 37 procent, namelijk 50 procent in plaats van 80 procent autoverplaatsingen. Die werknemers kwamen vaker met de fiets en met de trein naar het werk, wat goed was voor een groei van respectievelijk 10 procent naar 22 procent en 8 procent naar 24 procent.
Ook deze regering engageert zich tot de invoering van een mobiliteitsbudget. Minister, uw beleidsnota stelt dat de Vlaamse overheid de invoering van het mobiliteitsbudget zal stimuleren als element om werknemers een keuze te geven tussen de diverse vervoersalternatieven, in functie van hun persoonlijke mobiliteitsbehoefte.
Op de andere beleidsniveaus beweegt vandaag heel wat met betrekking tot het mobiliteitsbudget. Uw federale collega’s hebben beslist om een ‘cash for car’-systeem in te voeren. Werknemers die hiervoor kiezen en meer dan een jaar over een bedrijfswagen beschikken, kunnen deze wagen inruilen voor nettoloon.
Tegelijkertijd wil uw Brusselse collega-minister Smet bedrijven verplichten om werknemers met een salariswagen ook een abonnement voor het openbaar vervoer of een bedrijfsfiets aan te bieden en een abonnement op Villo. De maatregel zou ingaan vanaf 2018 en van toepassing zijn voor bedrijven met meer dan honderd werknemers en met minstens tien bedrijfswagens. Volgens uw collega-minister Van Overtveldt is dit geen enkel probleem: “Het staat de regio’s vrij om hun eigen beleid te voeren. De federale overheid bekijkt enkel de fiscale kant.” De mobiliteitsplanning en het algemeen mobiliteitsbeleid behoren immers tot de gewestelijke bevoegdheid.
Minister, welke stappen hebt u al genomen voor de invoering van een mobiliteitsbudget in Vlaanderen?
Zult u verder – zoals uw Brusselse collega Smet – initiatieven nemen aanvullend op de federale maatregel om het gebruik van salariswagens en de files terug te dringen?
Minister Weyts heeft het woord.
Aangezien we ons hier bevinden in het domein van de personenbelasting, de parafiscaliteit en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) is dit een zuiver federale bevoegdheid en vooralsnog niet de mijne. Onze rol beperkt zich vooral tot het aanmoedigen van de federale collega’s om ter zake toch een initiatief te nemen.
Men heeft nu belangrijke stappen gezet. Zodra de modaliteiten ervan duidelijk zijn, kunnen we bekijken hoe we dat met flankerend beleid kunnen vertalen in Vlaanderen. Ik blijf wel bij mijn standpunt dat het mobiliteitsbudget vanzelfsprekend geen negatief effect mag hebben op de loonlast. Het is bij uitstek een loonlastmaatregel geweest. We moeten er ook maximaal voor zorgen dat de implicaties voor de mobiliteit positief zijn. Geen inkomensverlies voor de werknemers of verhoging van de loonlasten voor de werkgevers, want anders kom je in een omgekeerde tax shift terecht. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Ik weet niet wat de mogelijkheden zijn van de maatregelen die in de pers zijn verschenen om concreet te worden gerealiseerd. Is dit een ideetje of een formele beslissing in de schoot van de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Dat weet ik niet. Maar het zou er wel toe leiden dat men bijkomende verplichtingen oplegt aan de werkgevers in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en dat men dus de slinger langs de andere kant doet doorslaan: je legt extra loonlasten op. Ik vernam in de pers dat het gecibleerd is op bedrijven met meer dan honderd werknemers en minstens tien bedrijfswagens. Het zijn dus de grotere bedrijven die worden getroffen en die zullen worden geconfronteerd – als dit doorgaat – met een verhoging van de loonlasten. Dat is niet mijn visie.
Ik wil geen bijkomende lasten, noch voor de ondernemingen noch voor de werknemers. Het nieuwe systeem moet essentieel op keuzevrijheid gebaseerd zijn, zonder extra administratieve lasten. Met die keuzevrijheid moet men dat budget kunnen spenderen naar eigen inzichten.
Essentieel in dat proces lijkt mij het wegwerken in de federale regelgeving met betrekking tot het fiscale en het parafiscale van de drempels die de combineerbaarheid van de verschillende vervoersmodi in de weg staan. Los van het mobiliteitsbudget op zich ga ik natuurlijk ook uit van het beleid dat we met z’n allen gestalte hebben gegeven inzake basisbereikbaarheid en de combimobiliteit. We moeten maximaal de combinatie van verschillende vervoersmodi faciliteren in plaats van enkel te focussen op één vervoersmodus. Je kan perfect de verplaatsing doen door de wagen te combineren met duurzamere vervoersmodi, zoals het openbaar vervoer en/of de fiets.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, u bent minister van Mobiliteit, niet van Werk. Ik verwacht van de minister van Mobiliteit dat hij ter zake daadwerkelijk maatregelen neemt. Ik heb het heel duidelijk toegelicht: wij hebben verwezen naar het Vlaamse regeerakkoord. Dat vraagt om mee werk te maken van de mobiliteitsbudgetten. Vanuit het gewest moeten wij onze verantwoordelijkheid ter zake nemen. Als er op het federale vlak andere zaken gebeuren, die wij niet goed vinden voor onze regio, dan worden er ook signalen gegeven. Zo debatteerden wij gisteren nog over de luchthavens en de geluidsnormen.
Het is hier niet vijf voor twaalf, maar twee over twaalf. De files blijven groeien. De files hebben een grote impact op onze verdere economische ontwikkeling, op onze leefkwaliteit en op de leefbaarheid in Vlaanderen. Minister, het is noodzakelijk om verdere initiatieven te nemen ter aanvulling van het aanvullende mobiliteitsbudget. We moeten samen, over de partijgrenzen heen, bekijken wat we verder kunnen doen en hoe we kunnen sturen. We moeten bekijken welke bijkomende maatregelen er kunnen worden genomen. Het is niet louter en alleen voldoende om vast te stellen dat het in fiscaal opzicht voor de werknemers ongeveer hetzelfde blijft. We moeten met het mobiliteitsbudget stappen verder zetten.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wil het pleidooi van de heer de Kort ondersteunen. Ik was altijd gecharmeerd door de proefprojecten van minister Crevits. De heer de Kort verwees ernaar in zijn vraag. Ze hebben wel degelijk een impact. Ik weet wel dat wij ter zake niet voor alles bevoegd zijn, maar vandaag halen we wel de fietsvergoeding voor speedpedelecs binnen. Dat was ook vooral een fiscale aangelegenheid. Ik heb u daar ook al over ondervraagd. Ik vind dit een goede zaak. Mijn fractie vraagt om erover te waken dat de beslissingen van het federale niveau geen negatieve impact hebben op wat wij hier proberen te doen, en dat is vooral werken op die files. Iedereen vult misschien het mobiliteitsbudget op een andere manier in, maar het kan wel – dat bewijzen de proefprojecten – mensen bewuster maken.
Minister, ik volg u als u zegt dat we niet moeten focussen op één vervoersmodus en dat we moeten proberen om de combimobiliteit bij gebruikers ingang te doen vinden. Ik ben er dus voorstander van om met dat mobiliteitsbudget op die manier vrijheid te geven. Maar dan moeten we wel – zoals ook in andere dossiers – het signaal geven dat we dat op een goede manier in elkaar moeten steken. We moeten niet van de regen in de drup terechtkomen. Ik voel dus wel wat voor de oproep van de heer de Kort om de contacten die u ongetwijfeld hebt in de Federale Regering, opnieuw aan te wenden om tot een goede oplossing te komen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, we moeten niemand overtuigen van het feit dat zoiets als het mobiliteitsbudget de congestie en de files zal verbeteren als dat effectief goed wordt geïnstalleerd. Maar nog eens: die salariswagens zijn er puur om fiscale redenen gekomen, en omwille van de hoge lasten op lonen en op verlonen. Als je die dingen van de weg probeert te halen met een mobiliteitsbudget, zul je ook een fiscaliteit moeten installeren die dat aanvaardbaar maakt voor de werknemer, die er het voordeel van heeft en die daarvoor heeft getekend in zijn werkcontract of arbeidsovereenkomst. Maar je gaat het ook fiscaal aantrekkelijk, of tenminste even aantrekkelijk, moeten maken als de salariswagen voor de werkgever.
Mijnheer de Kort, met alle respect, maar u gaat een beetje kort door de bocht. De sleutel van het mobiliteitsbudget, het succes ervan, ligt enkel en alleen bij een aanvaardbare fiscaliteit, zowel voor de ene als voor de andere kant. Namens mijn fractie zeg ik u dat we daar, zolang we er niet uit zijn, in dezelfde situatie blijven zitten. Het kan niet zijn dat er nog eens een lastenverhoging komt, niet voor de werkgever en ook niet voor de werknemer.
Minister Weyts heeft het woord.
Het feit dat we niet bevoegd zijn, heeft ons niet tegengehouden om een sterk pleidooi te houden bij de federale collega’s. Wij willen klaar kunnen staan met flankerende maatregelen die aansluiten bij de combimobiliteit. Het belangrijkste voor ons is dat mensen niet langer gekluisterd zijn aan die bedrijfswagen, dat ze een keuzevrijheid hebben en er de facto niet langer toe worden gedwongen om die bedrijfswagen niet alleen te aanvaarden maar ook te gebruiken.
Nu doen zich gevallen voor van mensen die in de nabijheid wonen van een openbaarvervoermogelijkheid, in concreto een station, maar die zich toch bedienen van een bedrijfswagen. Zij krijgen een dergelijke wagen aangeboden, en wanneer ze die niet gebruiken, gooien ze een financieel voordeel te grabbel. Daarnaast zouden ze dan ook nog moeten kiezen voor het betalend gebruik van het openbaar vervoer. Dat is een hallucinante situatie die, welke concrete oplossing de federale overheid dan ook voor ogen heeft, wordt aangepakt. Wanneer we een zicht hebben op de concrete omzetting van die federale maatregel, kunnen wij klaar staan met ondersteunende flankerende maatregelen.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, ik kijk uit naar die flankerende maatregelen die u zult uitwerken. Ik denk dat de impact van de keuze die de federale overheid heeft gemaakt, minimaal zal zijn voor het beperken van het aantal files. Mensen moeten bewust worden gemaakt van de mogelijke alternatieven. Met een mobiliteitsbudget zou dit tot de mogelijkheden moeten behoren.
Ik stel vast dat er bij bedrijven waar mobiscans worden toegepast, een belangrijke transitie wordt gemaakt. Wanneer de flankerende maatregelen in die richting kunnen worden gestimuleerd, dan zullen mensen steeds meer die modal shift maken naar eventueel het openbaar vervoer en de fiets. Nu wordt nog te automatisch voor de auto gekozen. Wanneer de enige verandering is dat men in plaats van een bedrijfswagen nettoloon geeft, dan blijft men te gemakkelijk die keuze maken voor de wagen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.