Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister, op zaterdag 6 mei werd de slotzitting van het burgerkabinet Brussel gehouden – althans toch het Nederlandstalige traject hiervan. Ik heb er zelfs een mapje van gekregen van een anonieme tipgever. Het Franstalige traject houdt zijn plenaire zitting pas op 20 mei, volgende zaterdag dus.
Participatie en inspraak liggen onze partij na aan het hart. Belangrijke principes hierbij zijn de mogelijkheid een open dialoog te kunnen voeren, het maximaal bereiken van alle lagen en groepen van onze superdiverse samenleving en het creëren van een eerlijk verwachtingskader. Niets zou zo erg zijn als mensen voorspiegelen hun idee meteen te realiseren, wetende dat er obstakels op de weg kunnen liggen. Dat kan een obstakel zijn van een ander beleidsniveau dan het bevoegde Vlaamse niveau. Of – zoals zo vaak – beperkte financiële ruimte.
Zelf schoof u in uw antwoord op mijn vraag van 6 oktober 2016 twee doelstellingen naar voren: “Het moet enerzijds nieuwe inhoudelijke elementen aanbrengen voor het beleid. Of dit effectief zal gebeuren, zal de toekomst uitwijzen. Het moet anderzijds ook de legitimiteit van de democratie vergroten door burgers te laten ervaren wat het is om gezamenlijk tot besluitvorming te komen, wat op zich al waardevol is.”
Ik ben overtuigd van de waarde van de tweede doelstelling. Ook initiatieven als het scholierenparlement leren jonge burgers de complexiteit van het politieke beslissingsproces waarbij verschillende elementen in balans gebracht moeten worden en keuzes moeten worden gemaakt. Met betrekking tot de eerste doelstelling blijf ik minder overtuigd. Bij de ‘trending ideeën’ op de webstek van het burgerkabinet Brussel heb ik vooral oude vertrouwde voorstellen gezien. Hetzelfde gaat trouwens ook op voor de website ‘Cabinet Citoyen Bruxelles’. Het zijn ideeën die in de programma’s van verschillende partijen – de uwe, de mijne, die van de voorzitter, die van mevrouw Van den Brandt en die van de collega’s van de N-VA – terug te vinden zijn en waaraan vaak ook al uitvoering wordt gegeven.
Minister, ik heb enkele concrete vragen naar aanleiding van het slotmoment van het burgerkabinet Brussel.
Hoeveel Brusselaars hebt u in het eerste deel, het onlinedeel, van het burgerkabinet bereikt? En hoeveel Vlamingen?
Hoe was de samenstelling van de slotgroep op 6 mei?
Wat zijn voor u de belangrijkste conclusies? Welke gevolgen zullen hieraan worden gegeven?
Minister Gatz heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat er ook vertrouwde voorstellen uit het burgerkabinet naar voren zijn gekomen. Dat is ook niet erg. Ik heb op voorhand aangekondigd dat dit wel vaker het geval is met burgerconsultaties. Mocht het helemaal niet zo zijn, dan zouden we ons natuurlijk pas echte serieuze vragen moeten stellen over de kloof tussen burger en politiek.
Mijns inziens wijst dit erop dat we nog meer moeten inzetten op deze zaken en dat er overduidelijk een grote nood blijft om deze problemen verder uit te spitten en te benoemen. Want dat valt wel op: de burgers brengen misschien gelijkaardige thema’s aan, we leven tenslotte allemaal in dezelfde stad, maar ze gebruiken daar soms wel andere bewoordingen of tonaliteiten voor, wat ons dan ook kan vooruithelpen.
Tijdens de fysieke sessie op 6 mei heb ik alleszins een bijzonder enthousiasme mogen vaststellen om onze hoofdstad te verbeteren. Dat op zich schept een heel ander beeld over Brussel dan wat we via andere kanalen toch wel te vaak lezen of horen. De verwachtingen ten aanzien van de burgers en de deelnemers zijn heel duidelijk gecommuniceerd. Zij mogen dus op gerichte data tot anderhalf jaar na het burgerkabinet updates verwachten met betrekking tot de voorstellen die zij formuleerden op 6 mei. Concreet gaat het dan over het einde van dit jaar, de volgende zomer en het einde van volgend jaar. Dat zijn de drie tussentijdse en finale rapporten die wij geven over wat we met hun voorstellen kunnen doen, wat we hebben gedaan, en waarom bepaalde voorstellen geheel, gedeeltelijk of niet zijn gerealiseerd. Daar kunnen we het, indien u dat wenst, in deze commissie zeker nog over hebben.
Voorstellen die binnen de bevoegdheden van mijn collega’s vallen – want dat was natuurlijk het speciale aan dit burgerkabinet, in tegenstelling tot de twee vorige over Jeugd en Cultuur – zal ik overmaken aan en opnemen met de betrokken minister. Dat overmaken zal meer zijn dan een vriendelijke brief sturen en er dan nooit meer iets van horen, we zullen dat dus wat intenser doen.
Uiteraard zijn er believers en non-believers over burgerparticipatie in al haar facetten. Ik ben nederig genoeg om te erkennen dat een burgerkabinet maar één manier is om burgers beter bij het beleid te proberen betrekken. Terugkijkend op het traject tot hier toe, vind ik de voorstellen van de 496 deelnemers bestempelen als ‘vooral oude vertrouwde voorstellen’ wat kort door de bocht. Het is geen geheim dat ik geloof in de creativiteit van de burger en de meerwaarde van burgerparticipatie voor het beleid. Het burgerkabinet als een experiment in deliberatieve democratie is op zichzelf al de moeite waard om mee aan de slag te gaan. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de aanbevelingen kunnen resulteren in nieuwe beleidsvoorstellen, waarmee wij verder kunnen. Het valt mij ook op dat na mijn start, twee jaar geleden – waarmee ik zeker niet wil zeggen dat ik de eerste in de geschiedenis was – verschillende andere ministers op de een of andere manier in de beleidsvoorbereiding rekening houden met het burgerparticipatief traject. Zo heeft onder meer mijn goede college Hilde Crevits bij de voorbereiding van de herziening van het secundair onderwijs misschien niet een even uitgebreide voorloop georganiseerd, maar ze heeft toch ook, onder begeleiding van de Koning Boudewijnstichting, duidelijk aan een groep ouders een bepaalde insteek vanuit de burger gevraagd. Dat valt alleen maar toe te juichen.
Het eerste deel van het burgerkabinet kon rekenen op 3451 bezoekers. Daar ben ik toch wel tevreden mee omdat dat bij de twee vorige burgerkabinetten rond de 1000 lag. Dit keer was het dus gevoelig meer.
Zoals ik al heb verklaard, hebben 496 mensen echt aan de debatten tijdens het voortraject deelgenomen. Van deze deelnemers woont 67 procent in Brussel. De overige 33 procent is afkomstig uit Vlaanderen. Op het eerste gezicht lijkt dit me een goede en interessante verhouding. Het was ook uitdrukkelijk de bedoeling hier niet enkel Brusselaars, maar ook mensen uit Vlaanderen bij te betrekken.
Wat de samenstelling van de slotgroep betreft, kon het fysieke burgerkabinet op 153 inschrijvingen rekenen. Om praktische redenen mikken we steeds op niet meer dan een honderdvijftigtal mensen. Uiteindelijk daagden 106 personen op. Ook met betrekking tot andere burgerkabinetten hebben we gemerkt dat dit altijd wat lager ligt dan het aantal inschrijvingen. Van die groep van 106 personen woont 44 procent in Brussel en 56 procent in Vlaanderen. Dat was een iets verrassender verhouding. Een verhouding van een op een is echter zeker niet slecht. Verder had 34 procent een migratieachtergrond en bedroeg de gemiddelde leeftijd 36 jaar. De jongste deelnemer was 15 jaar en de oudste deelnemer was 84 jaar. Die leeftijdsspanne vinden we ook in de andere burgerkabinetten terug. Wat klassieke genders betreft, als ik het zo mag omschrijven, was de groep vrij gelijk samengesteld. Het gaat om 46 procent vrouwen en 54 procent mannen.
Ik zal even op de belangrijkste conclusies ingaan. Dit is een productiever burgerkabinet dan de andere geworden, waarschijnlijk ten gevolge van het groter aantal deelnemers. Er zijn zo maar even 108 voorstellen geformuleerd. Dat is zeer veel. Wat de opvolging betreft, stelt dit hoge aantal me overigens voor een aantal bijzondere uitdagingen.
Die voorstellen zijn in twaalf thema’s geclusterd. Tijdens de slotvoorstelling zijn twaalf voorstellen gedistilleerd. We zullen in eerste instantie met die thema’s aan de slag gaan. Tijdens de vorige twee burgerkabinetten ging het steeds om vijftien tot twintig voorstellen.
Ik geef even enkele voorbeelden. Er is geopperd Brusselse studenten in te zetten om door middel van een onthaalfunctie in de stations als ambassadeurs van de stad te fungeren. Er is gesteld dat een burgerbudget voor cultuur in de stad een goede zaak zou zijn. Anderen willen dan weer meer op tweetalig onderwijs inzetten. Nog anderen hebben gesteld dat de stad wat eenvoudiger mag worden gestructureerd. Dat is een debat dat we zeer goed kennen.
Mijnheer Poschet, voor de definitieve conclusies is het nog iets te vroeg. Dit betekent niet dat uw vraag om uitleg niet op tijd komt. Op zich is het geen enkel probleem. Ik verwacht het eindrapport over het volledig traject eerstdaags. Ik denk dat de stuurgroep morgen nog eens vergadert om het eindrapport mee af te kloppen. Naast de twaalf gepresenteerde voorstellen zullen de overige 96 voorstellen uit de fysieke sessie hier ook in terug te vinden zijn. Het eindrapport zal eind deze week of volgende week klaar zijn. Dat hangt er een beetje vanaf. Zodra het klaar is, wil ik het met de commissieleden delen. We willen dit gerust aan het commissiesecretariaat overmaken.
Zoals ik al tijdens eerdere debatten heb aangekondigd, wil ik daarnaast ook wachten welke voorstellen nog uit het ‘cabinet citoyen’ van minister Madrane komen. Zoals u zelf hebt vastgesteld, zullen er zeker overlappingen zijn. Dat is een goede zaak. De vraag is echter waar zij voornamelijk de klemtoon op leggen. De eindsessie, die om puur praktische redenen niet op dezelfde dag kon plaatsvinden, vindt komend weekend plaats in de Sint-Gorikshallen, in het centrum van Brussel.
We zullen de deelnemers niet enkel de eindrapporten bezorgen. We zullen met hen communiceren over de wijze waarop we hiermee aan de slag zullen gaan en over de timing.
Tot slot wil ik ook nog even de volgende stappen overlopen. Tijdens de komende maanden zullen het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO) en Cevipol een analyse van de resultaten maken. Het is de bedoeling de resultaten samen te brengen en bepaalde nuances bloot te leggen. Tijdens een colloquium in oktober 2017 zullen BRIO en Cevipol deze oefening vanuit een veeleer academische perspectief bespreken. Ondertussen kunnen we echter al aan de slag gaan met de voorstellen van het burgerkabinet.
Ik hoop dat een aantal resultaten al in mijn beleidsbrief 2017-2018 te lezen zullen zijn. Om ze wat zichtbaarder te maken, heb ik deze resultaten in de vorige beleidsbrieven voor cultuur en jeugd met hashtags aangeduid. Zo kunnen ze gemakkelijker worden geïdentificeerd. Dit betekent niet dat ze voor de rest een bijzonder statuut hebben. Het maakt het enkel gemakkelijker ze uit de tekst te halen.
De resultaten zullen tevens worden gedeeld met BruVoices, een traject dat vanuit het gewestelijk perspectief loopt. Als ik het goed heb begrepen, werkt BruVoices met verschillende focusgroepen en is er geen grote fysieke samenkomst van een burgerplatform. In de loop van het najaar zal BruVoices onder leiding van de Koning Boudewijnstichting tot een aantal resultaten komen.
Het zou me natuurlijk helpen indien een aantal voorstellen van BruVoices met de voorstellen van de burgerkabinetten zouden gelijklopen. In dat geval zou het immers geen Vlaamse minister of een minister van de Franse Gemeenschap zijn die de Brusselse ministers vraagt om iets te doen. Ik ga ervan uit dat bepaalde zaken gelijk zullen lopen.
Zodra de resultaten volledig zijn opgeleverd, wil ik ze niet enkel in alle transparantie met de commissieleden delen, maar ook met mijn collega’s, met de deelnemers aan het burgerkabinet en met iedereen die deze elementen wenst te raadplegen.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord en voor de conclusies die we zullen ontvangen. Ik zou u echter nog drie vragen willen stellen.
U hebt verklaard dat u de belangrijkste conclusies aan uw collega’s zult overmaken. Gaat het dan om uw collega’s in de Vlaamse Regering of om uw collega’s in andere regeringen? U hebt tevens gesteld dat het meer dan een simpele brief zal worden. Hoe ziet u dat dan juist?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op BruVoices. U hebt eigenlijk al een half antwoord gegeven. De resultaten van het burgerkabinet zullen met BruVoices worden gedeeld. Dat is een goede zaak, maar hebt u er een idee van wat hiermee precies zal gebeuren? Zullen die resultaten al dan niet als een beginstelling voor debatten in de eigen focusgroepen worden gebruikt?
U hebt ons daarnet veel cijfers gegeven, waarvoor dank. Er is echter nog een percentage dat me interesseert en dat heeft betrekking op het opleidingsniveau. Hebt u hier enig zicht op?
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, u weet dat ik een voorstander ben van burgerkabinetinitiatieven. Ik heb u op dat vlak trouwens altijd gesteund.
Toch had ik hier een aantal vragen bij. Als ik dan ook nog hoor dat er een colloquium komt, dan zou ik graag weten wat de kostprijs is van heel dit verhaal. Hoe vermijd je ook dat dit een promocampagne wordt voor één minister? U zegt wel dat u de conclusies zult overmaken aan de bevoegde minister, dat het iets intenser zal zijn dan een briefje schrijven. Hoe wilt u op het einde van de rit aftoetsen dat de concrete verzuchtingen die de burgers naar voren schuiven, ook zullen worden gerealiseerd? U zei dat u een believer bent als het gaat over deliberatieve democratie. U zegt een van de eerste ministers te zijn die dat volop steunt. Dat klopt ook wel, maar zou het niet interessant zijn geweest, zeker in dit geval, mocht u een beperkt budget hebben vrijgemaakt zodat burgers zelf kunnen beslissen dat te geven aan een thema dat ze belangrijk vinden? Daardoor zou u ook aangeven dat u niet alleen luistert, dat het niet alleen een promotiecampagne is, maar dat het veel verder gaat, dat u burgers meer beslissingsrecht geeft.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, heb ik de cijfers juist begrepen? Ik vind ze eerlijk gezegd immers redelijk laag. Er is sprake van ongeveer 3500 bezoekers online, van bijna 500 mensen bij debatten en van iets meer dan 100 mensen voor de conclusie. Het burgerkabinet heeft immers redelijk veel aandacht gekregen in de media, en terecht. Dat is dus wel ernstig gepromoot. Ook zijn er nu academici die aan de slag gaan. Er komt een colloquium. Ik vind dat op zich allemaal positief, maar het is heel belangrijk dat we dat echt met een heel brede groep mensen doen. Als dit de cijfers zijn, dan vraag ik me af of er niet toch nog een extra boost kan worden gegeven zodat dat nog kan worden opgekrikt. Kan er eventueel nog een tweede stuk aan het traject zijn om die aantallen te verhogen? Ik had ter zake immers hogere cijfers verwacht, maar misschien heb ik ze fout begrepen.
Ik vind het positief dat vragen aan burgers worden gesteld, dat burgers worden betrokken bij het beleid. U zegt dat het burgerkabinet daar een methode voor is. U zegt zelf dat u bescheiden genoeg bent om die methode niet heilig te verklaren. Dat lijkt me een gezonde houding. Op zich is dat een goede zaak, maar de vraag is natuurlijk hoe je burgers betrekt. Hoe kun je hun meer inzicht geven in hoe politiek werkt? Hoe kun je hun meer echte inspraak geven en hoe ga je aan de slag met hun adviezen en hun input? De komende maanden gaan we daar met heel veel aandacht naar kijken: hoe gaat u daadwerkelijk beleidsmaatregelen nemen? Als u immers mensen gewoon bevraagt en er dan niets mee doet, dan gaat dat natuurlijk een heel wrang gevoel geven. Dat kan een averechts effect hebben bij mensen. U zegt dat u dat in uw beleidsbrief zult opvangen. Ik ga die dus met veel aandacht en interesse lezen, omdat ik denk dat dat het minste is.
Ik vraag me ook af of er eventueel nog natrajecten zijn gepland. Mevrouw Idrissi deed de suggestie van een burgerbegroting, waarbij een deel van de begroting aan burgers wordt gegeven. Dat lijkt me een heel waardevol instrument, dat ook al op veel plaatsen bewezen heeft dat het werkt. Burgers kunnen daar verstandig mee omgaan als ze daar voldoende begeleiding en informatie bij krijgen en zo. Dat is allemaal waardevol. Ik vraag me af hoe u het participatieve nog gaat versterken. Er wonen meer dan 1 miljoen mensen in Brussel. U hebt daar nu een deeltje van bereikt. Er wonen ook heel veel mensen buiten Brussel die in Brussel vertoeven. Ik denk dus dat nog moet worden onderzocht hoe we die grote diversiteit, die grote groep van mensen toch nog beter bij het beleid kunnen betrekken.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik zal misschien eerst beginnen met de laatste vraag, over de door het parlementslid als laag beoordeelde cijfers. Ik denk dat dat niet klopt. Ik denk dat we niet in de illusie mogen of kunnen vervallen dat we op een gegeven moment in een nirwana zouden kunnen leven, zelfs al zou ik dat wensen, waarbij bijvoorbeeld een half miljoen Brusselaars zouden deelnemen aan een burgerkabinet. Ik denk ook niet dat dat op zich noodzakelijk is. Ik betwist wel een beetje dat er een promocampagne is gevoerd voor het burgerkabinet. Daar is ook geen budget voor, want anders zouden me daar vragen over worden gesteld. Daar is inderdaad wel wat persbelangstelling voor geweest, maar ook niet meer dan dat.
Dat is ook niet erg. Waarom is dat niet erg? Omdat, zodra de groep groot genoeg is, je een bepaalde representativiteit hebt. Dat is ook de reden waarom we hebben gekozen voor 100 à 150 mensen fysiek en voor 1000 of meer mensen, in dit geval toch een paar duizend mensen, om op een of andere manier deel te nemen. Dat is nu net het leuke aan burgerparticipatie.
Als ze volgens de regels van de kunst worden geselecteerd, dan kan dat representatief zijn, maar het spontaan aanmelden … Er zit een professor naast u.
Natuurlijk, maar daar kom ik toe. De burgers die op 6 mei hebben deelgenomen, zullen dat misschien niet graag horen, maar of zij het nu waren of het waren er honderd anderen, maakt minder uit. Ik kom zo meteen terug op de representativiteit, omdat daar vragen over zijn gesteld, en terecht. Het is goed en aanbevelenswaardig en na te streven om zo veel mogelijk mensen te betrekken. Uiteraard. Zodra je echter een bepaalde groep hebt, heb je een staal waarmee je aan de slag kunt en dat vanuit burgerperspectief gelijk is aan een andere groep burgers. Wat mij betreft, mag je daar met de meer academische deskundigen over in debat gaan, maar dat is in elk geval hoe het werkt. Mochten we streven naar een heel grote deelname, van honderdduizenden of een half miljoen, dan zouden we met een informatie- en promocampagne zitten die voor mij daar dan niet mee in verhouding is. Als ik dus moet kiezen, met de algemene budgettaire beperkingen en zeker in deze tijden waarin wordt gevraagd wat we doen, dan probeer ik daarin een middenweg te vinden. Het kost altijd wel iets. De kostprijs is 77.000 euro. Dat is ook voor de twee vorige projecten zo geweest. We hebben altijd een vork tussen 50.000 en 80.000 euro voor ogen gehouden. Dat is de kostprijs van een project op het terrein. Ja. Dat weet ik. Dit is echter ook een project, en ook wel een project op het terrein.
Waar worden die middelen telkens gehaald? Bij de twee vorige keren waren dat de apparaatskredieten van de administratie Cultuur en in dit geval zijn het de apparaatskredieten van de administratie Brussel. In die zin worden die dus zelfs niet uit een projectenpot genomen, maar komen ze uit het structurele. Ze worden natuurlijk wel betaald. Ze moeten voor iets worden gebruikt. Dat weet ik wel. Ik maak me sterk dat, als je ervoor zorgt dat zeker de samenstelling van het fysieke burgerkabinet voldoende representatief is, dat dat niet alleen de witte middenklasse is die goed op de pc kan tokkelen, je daar wel resultaten mee kunt bereiken. In elk geval met betrekking tot Brusselaars, mensen uit Vlaanderen en mensen met een migratieachtergrond zat dat goed.
Mijnheer Poschet, wat het opleidingsniveau betreft, dat was een terechte vraag. Die zaken zullen in het definitieve rapport ook terug te vinden zijn. Daar hoop ik u binnenkort meer over te kunnen zeggen. Wij hebben gezien dat dat trekken en sleuren blijft en dat we daar echt de subgroepen voor moeten aanspreken. We moeten dus met de verenigingen waar armen het woord nemen de toeleiding organiseren. Anders lukt het niet en dan loop je natuurlijk het risico in een valkuil terecht te komen. Ook daarvan waren er echter een aantal mensen aanwezig. We proberen er dan ook voor te zorgen dat qua ‘soorten mensen’, als ik het zo mag zeggen, maar ik begrijp de vragen, want ze zijn terecht, er een zo goed mogelijke verdeling is in de diverse gesprekstafels. Sommige dingen gebeuren immers met de grote groep, andere met kleinere groepen.
Er komt nog een colloquium. Er werd gevraagd wat dat allemaal kost. Dat zijn terechte vragen. Het colloquium moet u echter wel veeleer zien als een academische aangelegenheid vanuit BRIO. Dat gebeurt via de normale werkingsmiddelen die BRIO jaarlijks van ons krijgt, met de jaarlijkse beleidsprioriteiten die worden gekozen.
Er werd gesproken van een promocampagne voor een minister. Ik probeer daar natuurlijk ook zelf zo weinig mogelijk cynisch over te zijn. Ik droom natuurlijk van een institutionalisering van de burgerkabinetten in een volgende legislatuur, maar dan hebben we natuurlijk wel voor een stukje de mogelijke valkuil dat sommige politici dit als een verplicht nummertje zouden beschouwen, net zoals jeugdraden in sommige gemeenten heel goed werken omdat ze worden geactiveerd door een enthousiaste schepen van Jeugd, terwijl andere jeugdraden één keer per jaar bijeenkomen in een institutionele bijeenkomst.
Ik wil helemaal niets bijzonders over mezelf zeggen, er zitten hier ook andere zeer gepassioneerde en gemotiveerde politici in de zaal, maar eigenlijk heb je een gemotiveerd politicus nodig om een geloofwaardig burgerkabinet te organiseren. Anders zal men het wel doen en blijft het daar ook bij.
Ik wil er niet cynisch over zijn. Ik nodig u echt uit om op burgerkabinet.be de afloop van de vorige twee burgerkabinetten te raadplegen. Tot mijn verwondering hebben we veel meer kunnen realiseren van de twee vorige aanbevelingen van de burgerkabinetten dan ik op het eerste gezicht zou hebben gedacht. Als u dat wenst, wil ik daarover zeker eens van gedachten wisselen, maar ik denk dat we daar toch wel zeven of acht op tien zouden behalen.
Ik besef natuurlijk wel dat het hier complexer zal worden. Ik zal met een aantal dingen rekening kunnen houden binnen mijn eigen bevoegdheden. Een aantal andere zaken zal ik, zoals de heer Poschet zegt, met mijn collega’s moeten bekijken. Het zal dan inderdaad voornamelijk gaan over collega’s in de Brusselse Regering. Ik moet nog eens bekijken of er bij die 108 aanbevelingen ook dingen specifiek bij sommige Vlaamse collega’s zitten. Dat zal iets minder zijn. Het zal voornamelijk over de Brusselse collega’s gaan, al waren er inderdaad ook wel een aantal zaken bij met betrekking tot de gemeenschapsaangelegenheden in Brussel: Onderwijs, Cultuur, Welzijn… Ook daarover wil ik u zeker de komende weken en maanden de juiste transparantie geven.
Hoe we een en ander zullen afstemmen met BruVoices, moet ik eens bekijken, met de methodiek die zij nu hebben gehanteerd en met waar zij nu juist staan. U hebt mij een aantal goede suggesties gegeven over wat ermee zou kunnen gebeuren. Ook daar zal het niet gewoon zo zijn dat we de aanbevelingen van het burgerkabinet en het cabinet citoyen in een brievenbus droppen en dan wel zien wat ermee gebeurt. Neen, we gaan voor een kwalitatieve aaneenschakeling, die ik dan de komende maanden verder aan u moet uitleggen.
Anderen hebben inderdaad het debat aangedragen over de vraag of het niet zinvol is om de burgers zelf een budget te geven. Daar kunnen we zeker over praten. Ik heb er nu voor gekozen om een traject met vier burgerkabinetten af te leggen. Ik kondig nu al een burgerkabinet over Media aan, in het voorjaar van 2018. Vanuit die ervaring wil ik een aantal conclusies trekken voor mezelf en voor mijn collega’s, met betrekking tot wat daar verder kan gebeuren. Ik kan in elk geval wel al proberen om op bescheidener niveau het burgerbudget voor Cultuur inhoudelijk te bekijken, zoals in een van de twaalf voorstellen van dit burgerkabinet naar voren werd gebracht. Mijn eerste reactie daar is – maar ik moet het nog eens rustig bekijken – dat ik niet denk dat het nu goed is om ‘en cours de route’ binnen het totale budget voor Cultuur een bedrag af te splitsen en daar dan een burgerbudget van te maken. Het is eerder zinvol om met een aantal geïnteresseerde organisaties en instellingen te bekijken of zij bereid zijn om in dat traject mee te gaan.
Het burgerkabinet gaf de aanbeveling om een burgerbudget voor Cultuur te geven. Je moet dat zien als een zekere kritiek ten aanzien van een aantal culturele instellingen. Dat was duidelijk in de formulering te horen. Ik wil niet vervallen in een tweespalt tussen enerzijds burgers die een deel van het geld vragen om zelf te programmeren omdat niet altijd datgene wat zij willen wordt geprogrammeerd en anderzijds culturele instellingen. Ik wil liever met een aantal geïnteresseerde culturele instellingen bekijken of zij hiermee zelf op het niveau van de instellingen, en misschien gegroepeerd, aan de slag willen gaan. Dat lijkt mij veel zinvoller dan daar bepaalde voorafnames te doen, om op die manier het draagvlak van wat burgers daarmee willen voldoende te vergroten en geen nieuwe conflictlijnen te creëren tussen politiek en cultuur, of tussen burgers en cultuur, of tussen politiek en burgers. Er zit dus nog wel wat eten en drinken in.
Ziedaar, beste collega’s. U zult uit mijn omstandig bijkomend antwoord begrepen hebben dat dit mij na aan het hart ligt en hoe ik dit wil benaderen. Ik zeg hiermee niet dat ik de enige juiste weg heb, maar elke benadering is er een waarover is nagedacht. Het is niet een kwestie van zomaar wat mensen bijeen te brengen en dan maar te zien waar we uitkomen. Ik kan mij inbeelden dat ook al wordt het wat moeilijker om de aanbevelingen in beleid om te zetten, zeker diegene die niet tot mijn eigen bevoegdheid behoren, wij daar toch in zullen kunnen slagen, te meer daar ik ervan overtuigd ben – maar ik geef toe dat dit een speculatie is – dat vanuit BruVoices ook een aantal dingen zullen voortkomen die de Brusselse collega’s in dezelfde zin zullen interpelleren, die zij ook niet naast zich neer zullen kunnen leggen. Dit wordt dus zeker vervolgd. Ik dank u voor uw belangstelling.
De heer Poschet heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw bijkomende antwoorden. Ook CD&V is een believer als het om burgerparticipatie gaat. Als uw collega Crevits dat ook lanceert, gaat dat uiteraard over haar eigen bevoegdheden, waarvoor zij meteen ook verantwoordelijk kan worden gesteld nadien. Ik ben blij dat u ook het belang onderkent van een samenwerking met verenigingen, en dat u zegt dat er, om bepaalde doelgroepen te bereiken, met het Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen zal moeten worden gewerkt. Er zijn nog andere verenigingen, die andere groepen van de maatschappij bereiken, waarvan misschien de mensen uit zichzelf minder snel actief zullen deelnemen aan burgerparticipatie. Wij zijn daar blij mee. Het zou ook leuk zijn indien die verenigingen bij de volgende stappen voor die rol betrokken worden.
Voor de rest kijken wij uit naar de conclusies van onze Franstalige broeders. Dan zullen we zien hoe dat in BruVoices een verder vervolg krijgt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.