Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, in de klimaatresolutie van het Vlaams Parlement vragen wij aan de Vlaamse Regering om inzake de ontwikkeling van een circulaire economie en een circulair materialenbeleid een langetermijnvisie op afvalverwerking te ontwikkelen, waarbij we de verbrandingscapaciteit afstemmen op de resterende restafvalproductie, en daaraan de ondersteuning van de afbouw van de afvalverbrandingscapaciteit koppelen.
In het regeerakkoord 2014-2019 wordt aan de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) de overkoepelende regie toegekend om op Vlaams niveau de verbrandingscapaciteit af te stemmen op de resterende hoeveelheid restafval. “In januari 2016 bedroeg de theoretische verwerkingscapaciteit 2021 kiloton. Het aanbod brandbaar afval was toen 1942 kiloton. Het klein verschil is te wijten aan de seizoenschommelingen en dat er af toe een stilstand is.” Maar het aanbod aan brandbaar afval en de beschikbare verwerkingscapaciteit waren dus in evenwicht.
Volgens de doelstellingen in het afvalplan zal het aanbod aan brandbaar afval op Vlaams niveau dalen. Gezien de verwerkingscapaciteit op dat aanbod moet worden afgestemd, zal de bestaande verbrandingscapaciteit tijdens de planperiode mogelijk moeten afnemen. Daartoe moet Vlaanderen in de eerste plaats beschikken over een langetermijnvisie op de afvalverwerking, zoals gevraagd door het Vlaams Parlement met de klimaatresolutie.
In het afvalplan kunnen we lezen dat de OVAM een instrument zal ontwikkelen om tijdens de planperiode de afbouw van de afvalverbrandingsinstallaties te ondersteunen. De visie wordt ontwikkeld tegen eind 2018. Het instrument moet ten laatste in 2020 operationeel zijn.
Ten slotte stelt Vlaanderen zich als doel de hoeveelheid restafval in de planperiode verder te laten afnemen. In het plan gaat het om de doelstelling om tegen 2022 de hoeveelheid brandbaar afval met minstens 10 procent te doen dalen. Vlaanderen wil een verplichte algemene inzameling van restplastics invoeren via de nieuwe erkenning van Fost Plus. Hiervoor lopen er momenteel een aantal proefprojecten. Minder plastic in het restafval zal uiteraard ook voor de verbrandingsovens gevolgen hebben. Niet alleen zal er minder materiaal worden aangevoerd, het aangevoerde materiaal heeft ook minder calorische waarde.
Minister, wat is de stand van zaken van de verbrandingscapaciteit in Vlaanderen vandaag? Hoe ziet u de eindverwerking in de toekomst evolueren? Wat is de stand van zaken van de langetermijnvisie op afvalverwerking? Zal de doelstelling om de hoeveelheid brandbaar afval met 10 procent te doen dalen tegen 2022 resulteren in een afbouw van de verbrandingscapaciteit met 10 procent? Indien niet, welke invloed zal dit dan concreet hebben op de capaciteit? Op welke manier zal de afbouw van de verbrandingscapaciteit worden gestimuleerd en ondersteund? Werd er bij de verplichte inzameling van restplastics rekening gehouden met de verbrandingscapaciteit in Vlaanderen? Zo ja, op welke manier?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De recentste cijfers over tarieven en capaciteit staan in het OVAM-rapport. Daaruit blijkt dat er in 2015 een beschikbaar aanbod was van 2.081.800 ton brandbaar afval. De vergunde verwerkingscapaciteit bedroeg in datzelfde jaar 2.021.000 ton. Uit deze analyse blijkt dat de beschikbare verbrandingscapaciteit zeker niet hoger is dan het aanbod van brandbaar afval.
Op korte termijn is het doel van het uitvoeringsplan inzake huishoudelijk afval, zoals het werd goedgekeurd, om te komen tot een daling van het aanbod brandbaar afval en – uiteraard in relatie daarmee – een afbouw van de verbrandingscapaciteit. Wat de lange termijn betreft, heeft de OVAM de opdracht om een visie uit te werken, zoals hier al is gesteld.
Een van de acties in het plan is dat de OVAM een visie ontwikkelt rond de langetermijnaspecten voor eindverwerking. Er is voorzien om dit tegen het einde van 2018 uit te werken. De OVAM is met de voorbereiding van deze visie bezig. Het doel van het plan is om tot een reductie van het aanbod aan brandbaar afval te komen. Daarom is bepaald dat er een evenwicht tussen het aanbod en de capaciteit moet zijn, maar uiteraard ook dat de capaciteit niet mag stijgen. Volgens het plan moet onderzocht worden welke instrumenten gehanteerd worden om dit te ondersteunen. De timing van dit traject ligt in de periode van 2018 tot 2020.
Kunststofafval maakt een belangrijk deel uit van de fractie waarop ingezet wordt voor selectieve inzameling en recyclage, waardoor de hoeveelheid restafval voor verbranding zal moeten dalen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik wil verder ingaan op een actie uit de beleidsbrief die ging over het feit dat de OVAM ook de financiële gegevens zou onderzoeken van de afvalverbranding. Wat is in dat verband de stand van zaken en welke timing wordt daarvoor gehanteerd?
Ik heb bij de OVAM gepolst of ze een gedachtewisseling over dit thema zouden wensen te houden, en daar werd bevestigend op gereageerd. Dat kan hier misschien tijdens de regeling der werkzaamheden worden besproken?
De heer Danen heeft het woord.
Uit de vraagstelling en uit het antwoord van de minister blijkt dat het aandeel restafval vermindert. Minister, u zegt terecht dat de capaciteit van de verbranding niet zou mogen stijgen, maar ik stel vast dat er hier en daar plannen zijn voor nieuwe bijkomende ovens en dat daar ook vergunningen voor verleend worden of dat daartoe de intentie bestaat. Blijft u erbij dat ook op de korte termijn de verbrandingscapaciteit niet mag uitbreiden?
Hier en daar is er ook sprake van plasmaovens. Zijn dat ook verbrandingsovens voor restafval of vallen die daarbuiten?
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, mevrouw De Vroe heeft gelijk. Onze fractie vindt dat de afvalverbrandingscapaciteit evenredig moet dalen met de doelstellingen die u hebt opgenomen in het huishoudelijk afvalplan. Als we inzetten op het verminderen van de restafvalcapaciteit en er lopen inderdaad een aantal initiatieven, die hopelijk zo snel mogelijk in de praktijk kunnen worden gebracht, dan zal de afvalverbrandingscapaciteit niet meer in verhouding staan tot het aanbod van het te verbranden restafval.
Dan zijn er twee opties mogelijk. Ofwel gaat men restafval van elders aanvoeren om die capaciteit en het rendement van die ovens op peil te houden, ofwel gaat men naar een uitdoofscenario waarin een aantal keuzes worden gemaakt, vooral met betrekking tot afvalverbrandingsovens die niet rendabel zijn of slecht renderen qua energieopbrengst die ze vandaag regenereren. Dat zal een moeilijke discussie worden omdat het mogelijk moet zijn om nieuwe technieken en innovatie op vlak van afvalverbranding en energieopwekking te stimuleren. Het lijkt ons niet logisch dat men van beide één maakt, en zowel inzet op het behoud van de huidige afvalverbrandingscapaciteit en tegelijk investeert in nieuwe afvalverbrandingscapaciteit, waarbij er dankzij nieuwe technologie een hoger rendement wordt bereikt.
Ik verwijs naar een resolutie die vijf jaar geleden in het parlement is goedgekeurd en waarin onder andere gevraagd wordt om de haalbaarheid van nieuwe economische instrumenten te onderzoeken, zoals een systeem van verhandelbare verwerkingsrechten waarmee een krappe planning kan worden aangehouden en nieuwe, meer performante installaties kansen kunnen krijgen. Minister, in hoever bent u met deze resolutie al aan de slag gegaan om te bekijken hoe dat in de praktijk kan worden geïmplementeerd?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw de Vroe en mijnheer Danen, er moet inderdaad een afstemming zijn tussen het aanbod en de verwerking. Ik herhaal het en het is niet omdat sommigen plannen maken dat daar vanuit het beleid andere inzichten over zouden zijn. Dat is ook afgesproken in deze regering. Wat betreft de financiële gevolgen, worden die instrumenten op dit moment van nabij bekeken. Het traject is vastgelegd voor de periode 2018-2020.
Plasma valt hier niet onder, omdat het over een andere techniek gaat, namelijk recuperatie van oud afval. Het betreft een proefproject van Closing the Circle.
De verhandelbare rechten zijn hier veelvuldig aan bod gekomen in 2014. Toen werd die studie afgerond. Ik kan alles wat daar toen over is gezegd, nog eens bezorgen. Maar dat bleek niet het optimale instrument. Het bleek niet echt mogelijkheden te bieden.
Mijnheer Nevens, u zegt tussen de lijnen wat ik in het parlement altijd heb aangekondigd: het is niet omdat iets niet vergund is, dat je het niet kunt vervangen door een installatie die hetzelfde doet maar op een veel milieuvriendelijkere of bewustere manier. Het is niet omdat je geen bijkomende capaciteit vergunt, dat je bestaande capaciteit niet kunt vervangen door een performanter of beter systeem, als dat bestaat. Het een sluit het ander niet uit.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Er zijn inderdaad constant nieuwe technologieën in ontwikkeling. De OVAM voert op dit moment een studie uit naar de beste beschikbare technieken. Daar zou ook een timing voor zijn richting 2018.
Minister, we hebben het al vaak gehad over die verbranding en over de nieuwe plannen die er effectief zijn. De collega’s maken zich terecht zorgen over dit dossier. Het staat inderdaad in het regeerakkoord dat er een evenwicht moet zijn tussen vraag en aanbod. Maar we moeten de afbouw van de verbrandingscapaciteit of van die ovens stimuleren. We moeten daarover nog diepgaand en toekomstgericht debatteren. Ik hoop in elk geval dat we dat hier eens samen met de OVAM kunnen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.