Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Wynants heeft het woord.
Na de Olympische Spelen van Rio 2016, waarbij Vlaanderen een redelijk succesvol programma heeft afgewerkt, werd het Topsportactieplan Vlaanderen III grondig geëvalueerd. Daarna werd na grondige voorbereiding een nieuw Topsportactieplan Vlaanderen IV 2017-2020 goedgekeurd door de stuurgroep Topsport. Over de evaluatie van de Olympische Spelen 2016 en het nieuwe Topsportactieplan Vlaanderen IV vond in de commissie Sport van 27 oktober 2016 een gedachtewisseling plaats.
Tijdens deze gedachtewisseling presenteerde de minister de krachtlijnen van het topsportbeleid voor de komende 3 jaar. Daarbij ligt de focus op de centralisatie van beleid en werking, en wordt blijvend ingezet en gewerkt op de lange termijn door structureel in te zetten op federaties om aan talentontwikkeling en talentontdekking te doen. Op korte termijn ligt de focus op de sporter zelf door Olympische prestatie- en ontwikkelingsprogramma’s.
Wat de infrastructuurmiddelen voor topsport betreft, werd opnieuw 10 miljoen euro uitgetrokken. Wat de wetenschappelijke ondersteuning betreft, zal de focus meer gelegd worden op het vraaggestuurde aspect.
Gelet op het nieuwe decreet op de sportfederaties en de nieuwe beleidsfocus topsport en de krachtlijnen uit het Topsportactieplan Vlaanderen IV keken de betrokken sportfederaties reikhalzend uit naar de verdeling van de middelen in het kader van de beleidsfocus topsport.
Recent werd hierover gecommuniceerd aan de sportfederaties. Voor 2017 kon er 21,8 miljoen euro worden verdeeld. Een analyse per federatie leert dat een aantal sporten moeten inleveren. Zo verliest judo 40 procent, atletiek 20,8 procent, zwemmen 14,6 procent en tennis 25 procent. Ik wil ook opmerken dat dit niet wil zeggen dat ook wordt geraakt aan de financiële middelen voor individuele sporters als Van Tichelt, Milanov of Timmers. Een aantal sporten gaan er ook op vooruit zoals zeilen met 37 procent, basketbal met bijna 29 procent, roeien met 30,5 procent en taekwondo met 33 procent.
Minister, in hoeverre hebt u de krachtlijnen uit het Topsportactieplan Vlaanderen IV vertaald in de verdeling van de middelen inzake de beleidsfocus topsport? Graag een toelichting hierbij.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Wynants, u zegt dat we een redelijk resultaat hebben gehaald, maar ik wil er toch even op wijzen dat dit het beste resultaat ooit was. Vandaar ook dat wij een topsportactieplan hebben ontwikkeld dat verder bouwt op de sterke punten en op de successen van het vorige actieplan. Daarin houden wij ook rekening met de verbeterpunten uit het derde topsportactieplan.
Ook tijdens de komende Olympiade blijft er een decretale ondersteuning van de Vlaamse sportfederaties bestaan. Die dienen voornamelijk om in te zetten op talentdetectie en talentontwikkeling via zogenaamde Olympische en paralympische talentdetectie- en ontwikkelingsprogramma’s. Dat zijn programma’s voor de lange en middellange termijn.
Nieuw zijn echter de Olympische en paralympische prestatieprogramma’s. Voor topsporters die al een zeker niveau bereikt hebben en een realistische kans maken op medailles of top 8-plaatsen, spelen we voortaan nog korter op de bal met individuele of teamgebonden Olympische en paralympische prestatieprogramma’s. Dat is de kortetermijnwerking.
De focus van het topsportbeleid is gericht op het behalen van topsportresultaten op internationale kampioenschappen: mondiale medailles en finales en continentale medailles in Olympische disciplines en mondiale medailles in paralympische disciplines.
Voortaan leggen we in de kortetermijnprogramma’s binnen elke sporttak meer de focus op de topsporter en het topsportprogramma zelf. Voorts zetten we meer in op topsport als middel in functie van de promotie voor sportparticipatie en de uitstraling van Vlaanderen in de wereld.
In de Olympiade Tokyo die loopt van 2017 tot 2020 zullen we minimaal 90 procent van alle Vlaamse topsportmiddelen inzetten voor Olympische disciplines, met een strikt onderscheid tussen kortetermijnwerking met maximaal 55 procent van de middelen en middellange- en langetermijnwerking met minimaal 35 procent van de middelen. Maximaal 4 procent van de beschikbare middelen wordt bestemd voor paralympische disciplines, maximaal 2 procent voor niet-olympische disciplines en maximaal 4 procent voor sporttakoverschrijdende initiatieven, waaronder de werking van de afdeling Topsport en de deelname van Vlaamse topsporters aan multidisciplinaire stages, Olympische Spelen, Paralympische Spelen, Europese Jeugd Olympische Dagen (EYOF) en Wereldspelen. We leggen daarmee heel duidelijk de focus op de topsport in Olympische en paralympische sporten.
We hebben een oproep gelanceerd waarbij 29 Vlaamse unisportfederaties een subsidiëringsaanvraag indienden voor de beleidsfocus topsport. De evaluatie en het overleg voor de opmaak van de adviezen van de topsportdossiers 2017-2020 gebeurde op twee niveaus.
– Joris Poschet treedt als voorzitter op.
Hoe zijn wij te werk gegaan? Al die programma’s zijn ingediend: de middellangetermijn-, langetermijn- en kortetermijnprogramma’s. Eerst was er een preadvies van Sport Vlaanderen. In Sport Vlaanderen heb je een expertbeheerder, die de federatie al een hele tijd volgt. Hij maakt een prioriteitsscore per topsportprogramma en een voorstel van financiële ondersteuning. Dit wordt binnen Sport Vlaanderen bekeken door een cel van zes mensen. Zij bekijken of dat realistisch, degelijk en objectief genoeg is, en of zij iets moeten aanpassen. Daarna wordt die beoordeling bekeken door de Taskforce Topsport. Dat zijn nog eens vijf mensen, onder meer Eddy De Smedt van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC), algemeen directeur en verantwoordelijke voor de topsport Paul Rowe, en mensen van de sportfederatie. De evaluatiecriteria voor de Olympische prestatie- en ontwikkelingsprogramma’s, zoals beschreven in het Topsportactieplan, waren voor die mensen de leidraad om te weten of het voorstel van Sport Vlaanderen een goed of aan te passen voorstel is.
Het oorspronkelijke preadvies werd door de Taskforce Topsport bijna integraal gevolgd. Enkele aanpassingen in de evaluatie en toekenning van middelen werden voorgesteld door de taskforce en goedgekeurd door het team van Sport Vlaanderen.
Uiteindelijk hebben elf mensen na grondige discussie – en dat vraagt heel veel tijd – op basis van de criteria die wij in het topsportactieplan hebben voorgesteld een consensus bereikt over alle programma’s en zo ook over alle subsidies. Als minister heb ik dan niet veel keuze, denk ik. Als er elf mensen na grondige discussie een consensus hebben bereikt, kun je twee dingen doen: alles ter discussie stellen – maar dan discussieer je over de manier van werken, en we hebben dat samen opgezet – ofwel plaats je je als minister niet boven die elf mensen om te zeggen dat je het nu beter weet. Dus, ik volg dat advies.
De totale kost van aanvragen van de sportfederaties lag dubbel zo hoog als de beschikbare kredieten. Dat is ook nog belangrijk om weten. We verdelen dat niet proportioneel. We zijn er ons van bewust dat de vijver van de topsporters vandaag meer potentieel heeft dan in het verleden, maar we maken harde keuzes. Diegenen die hoog scoren, krijgen proportioneel gezien meer dan diegenen die laag scoren. We willen de programma’s die hoog gescoord hebben, zoveel mogelijk honoreren. Diegenen die laag scoren, zullen we weinig honoreren. Dat is het advies dat ik met betrekking tot de toekenning heb gekregen en dat ik 100 procent heb gevolgd. Hoe hoger het prioriteitsniveau van een programma, bepaald op basis van de toetsingscriteria, des te meer werden de noden uit de aanvankelijke vraag aan de federatie ingewilligd. Naarmate de prioriteit van een programma lager werd beoordeeld, hebben we meer gesnoeid in de vraag tot toekenning van middelen. Dat is de filosofie: we zetten in, we focussen en we proberen onze middelen zo efficiënt mogelijk te beheren in functie van de resultaten.
De huidige verdeling van de middelen en de daarmee gepaard gaande verschillen voor sommige federaties zijn dus een gevolg van de nauwgezette toepassing van de criteria uit het Topsportactieplan IV en de strategische wijzigingen in de toepassing van de focus: meer dan in het verleden gericht op de sporter.
Ik hoor en lees de commentaren van specialisten en journalisten. Men heeft mij gezegd dat er nog nooit zo nauwgezet, zo grondig en zo grondig voorbereid werd geëvalueerd. Kan het nog beter? Het zal wel. We zullen dat nog eens kunnen verbeteren. Mensen die verliezen, vinden dat niet leuk. Anderen winnen, en die vinden dat heel leuk. Maar dat zijn de keuzes die werden gemaakt. Ik denk dat het nog nooit zo objectief is gebeurd. Ik voel mij daar comfortabel bij. Ik wil het compleet ondersteunen. Zodra wij daar ergens een vijs aan wijzigen, moeten we alles opnieuw doen.
Mijnheer Wynants, wilt u daar nog een vijs aan wijzigen?
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik kan de mensen die mij deze vraag hebben gesteld op basis van het verslag een duidelijk antwoord geven. Als ik nog vragen heb, kan ik nog een schriftelijke vraag stellen. Dank u.
De heer Moyaers heeft het woord.
Ik heb de vraag van de heer Wynants doorgenomen. Ik zie dat sommige sporten inleveren, andere krijgen bij. Puur uit interesse: hoe zit het met groeisporten, zoals hockey? Of BMX, waarover ik gisteren nog in een artikel las dat het dé sport in de markt is?
Ik heb een eenvoudig antwoord. Het potentieel van de sport is meegenomen. Er zijn de ontwikkelings- en prestatieprogramma’s die in mijn antwoord al aan bod zijn gekomen. Op de korte termijn wordt zeer sterk op de sporter gefocust. De middellange- en langetermijn worden ook meegenomen. In vergelijking met het vorige Topsportactieplan, toen we op basis van vier criteria tien sporten als focus aanduidden, is nu met veel meer criteria gewerkt. Het gaat nu niet meer om ‘de sport’, maar om de ‘sportploeg’; niet om het hockey, maar om de mannelijke of de vrouwelijke hockeyploeg bijvoorbeeld. Zwemmen verliest, maar als Pieter Timmers voortdoet, dan zal hij niet verliezen. Zijn prestatieprogramma zal worden gehonoreerd. Soms is het hard, en mocht mijn budget dubbel zo groot zijn, dan zouden de kaarten anders liggen. Maar met hetzelfde budget proberen we meer te realiseren. Er is goed over nagedacht. Er is dan ook weinig kritiek op gekomen, want het gaat om een sterk onderbouwde beslissing.
De vraag om uitleg is afgehandeld.