Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik stel een vraag met de bedoeling het algemeen beleid ter zake te bevragen, naar aanleiding weliswaar van een specifiek geval waarvan er heel zeker meerdere zijn.
Naar aanleiding van de sanering van een stortplaats in Peer, waarbij het aanwezige puin afgevoerd werd naar een breekinstallatie en vervolgens gebruikt werd voor de verharding van wegenissen, wil ik u bevragen over de procedures die opgenomen zijn binnen het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten, zeker nu er vermoedens zijn dat er in de netgenoemde situatie sprake is van de aanwezigheid van asbest.
Het eenheidsreglement dat bij ministerieel besluit van kracht werd op 23 november 2011, zou moeten voorkomen dat dergelijke kwaliteitsproblemen zich zouden voordoen met puingranulaten.
Dit eenheidsreglement was het resultaat van een beheersysteem dat als doel heeft de kwaliteit en de traceerbaarheid van gerecycleerde granulaten te garanderen. Het beheersysteem bekijkt onder andere hoe puinafval ontstaat, hoe het wordt ingezameld, hoe het wordt getransporteerd en hoe de acceptatie van het puin bij de breekinstallatie gebeurt. Aandacht gaat ook naar de verwerking van het puin, het transport van de gerecycleerde granulaten en het effectief gebruik.
Op 1 juli 2014 wijzigde u dit eenheidsreglement. De belangrijkste wijziging betrof een meer doorgedreven acceptatieprocedure bij de puinbreker. Om de kwaliteit van de gerecycleerde granulaten te verhogen, wordt bij acceptatie bij de breker strikter gecontroleerd op herkomst – traceerbaarheid – en kwaliteit van het aangevoerde puin. Dit reglement is van toepassing voor de verlening van het certificaat van overeenkomstigheid aan het eenheidsreglement voor de certificatie van gerecycleerde granulaten overeenkomstig het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) die geproduceerd zijn op een vaste locatie of door een mobiele installatie op een bouw- of sloopwerf. Het certificaat wordt afgeleverd door een certificatie-instelling die aan een aantal – door de OVAM gecontroleerde – voorwaarden moet voldoen.
Door het verlenen van het certificaat verklaart de certificatie-instelling dat de overeenkomstigheid van het gecertificeerde gerecycleerd granulaat regelmatig wordt nagegaan. Dit gebeurt op basis van de periodieke controle van de zelfcontrole van de certificaathouder, overeenkomstig de bepalingen van dit reglement. Door het verlenen van het certificaat erkent de certificatie-instelling dat er voldoende mate van vertrouwen bestaat dat de certificaathouder in staat is om op basis van zijn zelfcontrole de overeenkomstigheid van zijn product te waarborgen.
Ik besef dat het nogal complex en technisch is, maar door de calamiteiten die er af en toe zijn, lijkt het me toch van belang om u de volgende vragen te stellen.
Minister, het beheerssysteem is deels gebaseerd op het vertrouwen dat de certificatie-instelling heeft in de zelfcontrole van de exploitant. De frequenties van de externe controles door de certificatie-instelling worden bepaald door het eenheidsreglement. Dat dit systeem niet volledig waterdicht is, blijkt uit de problemen die er regelmatig opduiken met verontreinigde granulaten onder andere door asbest.
De externe certificatie-instelling controleert de exploitant van een breekinstallatie op geregelde tijdstippen. Worden er naast deze controle door een certificatie-instelling ook nog bijkomende controles – bij de exploitant – uitgevoerd door de bevoegde overheidsdiensten zoals de afdeling Milieu-inspectie of OVAM? Wie voert deze bijkomende controles uit en wat is de frequentie? Worden deze controles vooraf aangekondigd of gaat het om onaangekondigde controles? Hoeveel van dergelijke controles werden er in 2016 uitgevoerd? Werden er inbreuken vastgesteld?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De certificatie onder het eenheidsreglement bestaat uit een zelfcontrole door de exploitant en een externe controle door de certificatie-instelling. De certificatie-instelling controleert de zelfcontrole van de exploitant en stelt zelf ook bijkomende handelingen in het kader van de externe controle bijvoorbeeld door stalen te nemen en die te laten analyseren. De controlefrequentie van de zelfcontrole en externe controle is gerelateerd aan de productiehoeveelheden en gebeurt steekproefsgewijs. Voor puin waarvan op basis van de herkomst de kwaliteit onvoldoende gegarandeerd kan worden, gelden andere voorwaarden. Deze stromen moeten apart worden verwerkt en per partij uitgekeurd worden.
Naast controle en opvolging door de certificatie-instelling voeren de toezichthouders –milieu-inspectie, gemeentelijke toezichthouders, politiediensten – controles uit bij de brekers en op het gebruik van gerecycleerde granulaten in bouwtoepassingen. OVAM zelf heeft geen toezichtsbevoegdheid.
De milieu-inspecteurs van de afdeling Handhaving voeren controles uit op diverse milieuaspecten bij breekinstallaties. Dit gebeurt als volgt: routinematige bemonstering van installaties die bouw- en sloopafval recupereren, waarbij jaarlijks 20 procent van de klasse 1-bedrijven bezocht wordt voor een monsterneming; eenmalige actie: ‘Geïntegreerde controle van vaste en mobiele puinbrekers’, met aandacht voor de aspecten stof, geluid en afval. Het aspect afval had betrekking op het GPS-opvolgingssysteem, de visuele controle van het aangevoerde materiaal en een monsterneming; routinematige controles bij afvalverwerkers met aandacht voor aspecten uit de VLAREMA-wetgeving en het reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM). Deze controles worden onaangekondigd uitgevoerd.
In 2016 hebben milieu-inspecteurs van de afdeling Handhaving de volgende controles uitgevoerd: 117 monsternemingen bij 55 verschillende bedrijven, waarbij in 1 geval een overtreding werd vastgesteld met betrekking tot de milieukwaliteit van de geproduceerde granulaten; 23 gerichte controles in het kader van de specifieke eenmalige actie rond puinbrekers, waarbij in 8 gevallen een overtreding werd vastgesteld, waarvan echter geen enkele met betrekking tot de kwaliteit van het aangeleverde puin of de geproduceerde granulaten.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Als ik het goed begrijp, zijn er 55 bedrijven bezocht waarbij één overtreding werd vastgesteld. Als het over puinbrekers gaat, was er in 1 op 3 gevallen een overtreding.
Ik zal u nog een schriftelijke vraag stellen om wat meer in detail in te gaan op de aard van de overtreding.
U hebt in 2014 al de procedure een beetje strenger gemaakt. Komt er een evaluatie naar aanleiding van die verstrenging en de overtredingen? Is deze gepland? Wanneer? Indien dat niet zo zou zijn, betekent dat dat u tevreden bent met hoe een en ander nu loopt?
Als een op de vijf van de klasse 1-bedrijven jaarlijks wordt gecontroleerd, betekent dat dan dat er 80 procent, vier op de vijf, niet wordt gecontroleerd?
Zie ik het goed dat die bedrijven maar eens om de vijf jaar worden gecontroleerd? Of zijn er criteria die bepalen dat sommige bedrijven vaker worden gecontroleerd dan andere? Het is belangrijk om dat te weten te komen.
Die zelfcontrole van de exploitanten, doen zij dat zelf of is daar een externe partij bij betrokken die voor die zelfcontrole instaat? Ik stel vast dat de wetgeving ter zake vrij complex is. Ik kan me inbeelden dat dat soort bedrijven vooral met hun bedrijf bezig zijn en dat de wetgeving en de controle er vaak toe leiden dat ze externe hulp zoeken. Hebt u daar zicht op? Wordt de zelfcontrole vaak extern uitgevoerd of nemen de bedrijven dat zelf in handen?
De heer Vandaele heeft het woord.
In dit soort discussies zie ik altijd twee belangrijke elementen. Het blijft belangrijk om te onderzoeken, om informatie te verzamelen en kennis op te doen inzake afvalstromen in nieuwe producten.
We hadden hier onlangs een discussie over de ijzer- of metaalslakken die gebruikt werden als oeverversterking. Daarvan blijkt soms maar op termijn dat het door bepaalde transities op een bepaald moment toch schadelijk kan zijn. We moeten daarop blijven studeren en waar mogelijk – het is vorige week aangehaald in de glyfosaatdiscussie – het fameuze voorzorgsprincipe hanteren.
Nog een element: ik vind, als het erom gaat schadelijke producten of afvalstromen in te zamelen en te herwerken, dat dat op een zorgvuldige manier moet gebeuren. Als ik containers met bouwafval zie staan, ben ik nog regelmatig verbaasd over de zaken die daartussen zitten. Eigenlijk kan dat niet. Die aannemer kan daarmee nergens terecht, denk ik dan, maar blijkbaar kan het toch. Er zit soms asbest tussen het puin. Blijkbaar kan er nog altijd meer dan we denken en dan op papier mogelijk is.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Belangrijk om te vermelden: er bestaat zoiets als een werkgroep bouwafval. Daar zit iedereen in: de Confederatie Bouw, de verwerkers, de afvalinzamelaars, OVAM … Daar gebeurt dus een evaluatie. Dat is een permanente werkgroep. Het is niet zo dat dat maar een paar jaar duurt. Het is interessant om u dat expliciet mee te geven.
De frequentie van de controles is gebaseerd op een risicoanalyse. Dat is vaak zo, niet alleen voor deze bedrijven. Men weet wel aan de hand van het verleden en een aantal andere elementen waar men het best wat frequenter controles uitvoert.
De zelfcontrole – de staalnames – moet gebeuren conform het compendium. Men moet dat volgen en dat moet worden geanalyseerd in een erkend labo. Dat is een beetje zoals de erkende MER-deskundige. Dat is een onafhankelijk labo dat onder ede erkend is om dat op een objectieve manier te doen.
Als men containers ziet met sloop- en bouwafval en men denkt dat er zaken in zitten waar men niet mee weg kan, moet men weten dat deze containers naar een sorteerbedrijf gaan dat daar de juiste sortering doet. Uiteraard moet dat op een correcte en veilige manier gebeuren, en moet er voldoende toezicht zijn.
Het lijkt me vooral van belang om de goede praktijken of voorbeelden te delen en voldoende te werken in de werkgroep bouwafval. We moeten alle handhavers op het terrein goed informeren over wat kan en wat niet kan. Dat blijft natuurlijk wel essentieel. Als een lokale handhaver weet waar hij of zij op moet letten, kan er nog veel meer worden ingegrepen en op het terrein worden gehandhaafd.
De heer Danen heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik neem aan dat de meeste het goed voorhebben en het vertrouwen waard zijn, maar het kan dat een aantal bedrijven die in deze materialen handelen, dat niet waard zijn. Het beheersysteem is grotendeels gebaseerd op het vertrouwen van de certificatie-instelling in de zelfcontrole van de exploitant. Wat dat betreft, lijkt een evaluatie mij interessant. We kunnen leren uit de goede voorbeelden om de slechte minder waarschijnlijk te maken en op termijn uit te schakelen. Op dat vlak hebben we nog wat werk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.