Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de onderzoeksresultaten rond zwerfvuil en sluikstorten
Verslag
Mevrouw Devroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, in opdracht van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) werd er een studie uitgevoerd naar de hoeveelheid en de kostprijs van zwerfvuil en sluikstorten in Vlaanderen tussen 2013 en 2015. Begin april dit jaar verschenen enkele resultaten en cijfers. De hoeveelheid aan opgehaald zwerfvuil zou met 40 procent zijn toegenomen ten opzichte van 2013. Ook het budget dat naar zwerfvuil gaat, nam toe. Vlaanderen spendeerde in 2015 in totaal iets meer dan 187 miljoen euro, of 29 euro per inwoner, aan de strijd tegen zwerfvuil en sluikstorten. Daarvan ging 103 miljoen euro naar zwerfvuil, een stijging van maar liefst 42 miljoen euro. Volgens Fost Plus, FEVIA en Comeos gaat dit echter om oude cijfers, die de situatie beschrijven van voor de invoering van het actieplan tegen zwerfvuil tussen de verpakkingsindustrie en de overheid. Dit klopt ook, daar er sinds 19 januari 2016 een versterkt actieplan van kracht is tegen zwerfvuil, waarbinnen de industrie, de Vlaamse overheid en de Vlaamse steden en gemeenten de krachten bundelen. De sector erkent het probleem van het zwerfvuil en wenst op een positieve en structurele manier een oplossing te zoeken voor dit probleem in samenwerking met andere stakeholders. In het voorjaar van 2018 wordt een eerste balans opgemaakt van dat actieplan en wordt er bekeken of er extra beleidsmaatregelen nodig zijn om de aanpak tegen zwerfvuil te versterken. Via de media hebt u verklaard: ‘Het mag nu duidelijk zijn dat het niet de goede richting uitgaat.’
De OVAM plant een peer review van de onderzoeksresultaten om de kwaliteit en de representativiteit van de onderzoeksresultaten te onderzoeken. Blijkbaar zouden de cijfers volgens de OVAM van tijdelijke aard zijn. Het studiewerk zou nog volop aan de gang zijn en een correct beeld van het zwerfvuil en sluikstorten in Vlaanderen voor 2015 zou hierdoor nog niet mogelijk zijn, aldus hun berichtgeving. De strijd tegen zwerfvuil is een gedeelde verantwoordelijkheid van de verpakkingssector enerzijds, en de overheid en de burger anderzijds. Maar helaas maken sigarettenpeuken, plastic zakken, kauwgom en papiertjes nog steeds de meerderheid van het zwerfvuil uit.
Inzake de plastic zakken hebt u te kennen gegeven dat u een verbod op niet-herbruikbare plastic zakjes wenst in te voeren in Vlaanderen. Een nieuw voorstel zou ter bespreking liggen binnen de Vlaamse Regering, aldus het antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 464. Voor de sigarettenpeuken en kauwgom blijf ik helaas nog op mijn honger zitten.
Minister, een budgettaire stijging van 40 procent staat gelijk met 40 procent extra ophaling van zwerfvuil. Hoe evalueert u deze resultaten? Op welke manier zal er bij de analyse op basis van de nulmeting van de OVAM rekening worden gehouden met de budgettaire impuls van 40 procent? Wat zal in 2018 doorslaggevend zijn: de hoeveelheid opgehaald zwerfvuil of de hoeveelheid zwerfvuil die erbij gekomen is? Blijft met andere woorden de nulmeting van de OVAM de parameter om de resultaten te beoordelen en niet de hoeveelheid opgehaald afval? Naar aanleiding uw reactie in de media had ik graag willen vernemen of u als minister van Leefmilieu nog steeds achter het actieplan van begin 2016 staat? Wat is de stand van zaken van de peer review van de onderzoeksresultaten door de OVAM? Op welke manier wordt er binnen het actieplan aandacht besteed aan de sigarettenpeuken en kauwgom? Welke actie onderneemt u als minister van Leefmilieu om het aandeel aan sigarettenpeuken en kauwgom in het zwerfvuil te verminderen?
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, er is een nieuwe studie in opdracht van afvalstoffenmaatschappij OVAM over de kost van zwerfvuil en sluikstorten. In 2015 was dat samen goed voor een duizelingwekkend bedrag van 187 miljoen euro ofwel 29 euro per Vlaming. Zwerfvuil zelf was in 2015 goed voor maar liefst 103 miljoen euro.
Volgens de studie steeg niet alleen het prijskaartje met 40 procent, maar ook de hoeveelheid zwerfvuil die in 2015 werd ingezameld, ligt 40 procent hoger dan het jaar voordien. Dat is een verontrustende trend, want Vlaanderen streeft tussen 2014 en 2022 een daling van de hoeveelheid zwerfvuil met 20 procent na.
Sinds vorig jaar zetten we in Vlaanderen meer dan ooit in op zwerfvuil, en dit in samenwerking met de bedrijfswereld. En dat is nodig ook, want zwerfvuil is een probleem dat ons allemaal aangaat. Ik voel binnen de bedrijfswereld en de verpakkingssector heel wat goede wil om een gedegen antizwerfvuilbeleid te voeren.
Een paar dagen na het opmerkelijke nieuwsfeit werd door onder andere FEVIA gesteld dat de cijfers dateren van vóór de start van het zwerfvuilplan Mooimakers.be, en dat er onmogelijk al rekening kan zijn gehouden met de lopende acties, waardoor we riskeren appelen met peren te vergelijken.
Minister, welke conclusies trekt u uit deze cijfers? Kunnen we deze cijfers überhaupt wel vergelijken met de cijfers van de voorgaande jaren, gelet op het daarna gestarte zwerfvuilplan? Indien het zwerfvuil inderdaad toeneemt, dan is het evident dat het beleid bijgestuurd dient te worden. Maar heeft dit wel zin zolang het zwerfvuilplan niet degelijk kan worden geëvalueerd, en daarvoor is toch enige doorlooptijd nodig? Hoe staat het met de haalbaarheidsstudies rond statiegeld? Komt daar nog steeds in naar voren dat de kosten de baten overstijgen, of worden er intussen andere conclusies gemaakt?
Momenteel worden een aantal belangrijke actoren in het zwerfvuilverhaal niet betrokken, of willen ze dat niet. Ik denk dan onder meer aan de sigarettenindustrie en de producenten van verpakkingen voor buitenhuisconsumpties, die hun verantwoordelijkheden zo kunnen ontlopen. Peuken maken in aantal stuks het leeuwendeel van het zwerfvuil uit. Weggegooide instant eet- en drankverpakkingen kennen hun piek intussen nog niet, maar maken een steeds groter aandeel van het zwerfvuil uit. Welke maatregelen hebt u reeds genomen om hen mee in bad te krijgen? In de overeenkomst van de overheid met Fost Plus en FEVIA staat immers dat andere verpakkingsproducenten ook voor hun verantwoordelijkheid zullen worden gesteld.
Ik citeer: “We stimuleren andere sectoren dan de verpakkingsindustrie om hun verantwoordelijkheid op te nemen en om financieel en participatief toe te treden tot de overeenkomst.” Ook lees ik: “We gaan actief op zoek naar vijf sectoren/federaties tegen maart 2018 die in hun werking maatregelen kunnen treffen om het ontstaan van zwerfvuil tegen te gaan: transportsector, federatie Belgische restaurantketens.” Graag uw reactie hierop.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, de OVAM voert tweejaarlijks studies uit naar de hoeveelheid zwerfvuil. Een eerste maal gebeurde dit in 2014 op basis van gegevens van 2013; een tweede keer in 2016 op basis van gegevens over 2015. Deze tweede studie is nog niet opgeleverd en geeft alleen voorlopige resultaten. Belangrijk om te vermelden is dat beide studies dateren van voor de start van het versterkte zwerfvuilbeleid.
In beide studies wordt er gebruikgemaakt van een ‘activity-based costing’-model, waarbij er op basis van specifieke kengetallen een schatting wordt gemaakt van de ingezamelde hoeveelheid zwerfvuil, en dus niet van de hoeveelheid zwerfvuil op de grond. De hoeveelheid ingezameld zwerfvuil wordt in het onderzoek dus beschouwd als maat voor de hoeveelheid zwerfvuil op de grond. Voorbeelden van kengetallen zijn de hoeveelheden opgehaald zwerfvuil via vuilnisbakken en via veegactiviteiten. Andere kengetallen geven een indicatie van de beheerskosten. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het aantal personeelsleden of veegmachines.
Het uitvoeren van een dergelijke studie is geen gemakkelijke oefening. De gegevens moeten worden opgevraagd bij de gemeenten die niet steeds even accuraat hoeveelheden en kosten bijhouden, of die inzamelingen combineren waardoor de hoeveelheid zwerfvuil gemengd wordt met bijvoorbeeld het afval uit straatvuilnisbakjes, of waarbij grote hoeveelheden zand mee opgeveegd worden. We merken ook in de ons omringende landen dat inschattingen van de hoeveelheid zwerfvuil zeker geen evidentie zijn. Zo zijn de gegevens voor de hoeveelheden zwerfvuil in Nederland ook niet evident. Ook andere landen beschikken over methodes, maar er zit altijd een foutenmarge op. Een betaalbare en betrouwbare methode om de hoeveelheid zwerfvuil rechtstreeks te meten, is nog niet voorhanden, ook niet internationaal.
Vlaanderen heeft reeds verschillende monitoringinstrumenten, waaronder de netheidsbarometer, de tweejaarlijkse studie en de fractietelling. Het is zaak om deze op basis van voortschrijdend inzicht op een logische wijze samen te leggen en verstandig te interpreteren.
De studie op zich biedt onvoldoende basis voor een echte evaluatie van het beleid. De voorlopige resultaten van de studie over 2015 wijken sterk af van de gegevens die in 2013 werden verzameld. Zo liggen de voorlopige resultaten voor de hoeveelheid ingezameld zwerfvuil 40 procent hoger dan de resultaten van het onderzoek van 2013. De ingeschatte beheerskosten voor zwerfvuil stegen van 61 miljoen naar 103 miljoen euro.
Uit deze grote verschillen mag volgens de OVAM echter niet worden afgeleid dat het zwerfvuilprobleem op twee jaar tijd met deze omvang is toegenomen. Mogelijke oorzaken voor deze grote verschillen zijn: de sterk verschillende steekproef van gemeenten die aan de enquêtes in 2013 en 2015 hebben deelgenomen. In 2013 ging het om 64 gemeenten, in 2015 om 115 gemeenten. Maken we de vergelijking tussen de gemeenten die zowel in 2013 als in 2015 tot de steekproef behoorden, dan zijn de verschillen opmerkelijk kleiner. Dan gaat het om een stijging van 13 procent.
Daarnaast werden in 2013 alleen de gegevens van zwerfvuil bevraagd, terwijl in 2015 de studie werd opengetrokken en er een bevraging gebeurde naar zowel de gegevens van zwerfvuil als de gegevens voor sluikstorten. In het onderzoek over 2015 zijn zwerfvuil en sluikstorten dus afzonderlijk bevraagd, terwijl dit in 2013 niet het geval was.
Binnen de gemeentebesturen is er een grote verscheidenheid in de manier waarop zwerfvuil en sluikstorten geregistreerd worden. Naast de gemeenten waar de gegevens van beide fracties zeer goed geregistreerd worden omwille van de nodige aandacht voor deze problematiek, kan in een aantal gemeenten bijvoorbeeld omwille van de inzamelwijze geen onderscheid gemaakt worden tussen beide fracties. In andere gemeenten zijn de gegevens zeer beperkt of niet beschikbaar.
Omdat er zulke grote verschillen zijn tussen beide studies, besliste de OVAM om de methodiek en de resultaten te onderwerpen aan een peer review door een hierin gespecialiseerd bureau. De door dit bureau uitgewerkte peer review formuleert bij het uitgevoerde onderzoek een aantal pertinente vragen en bedenkingen.
De algemene conclusie is dat het voorliggende ontwerprapport op dit ogenblik onvoldoende robuuste resultaten presenteert om er beleidsmatig consequenties aan te verbinden. Het geeft natuurlijk wel een trend weer. De gegevens op basis van de opmerkingen in de peer review, worden aangevuld en verduidelijkt. Zo wordt het aantal gemeenten dat bevraagd wordt, opgetrokken en de methodologie verfijnd.
Conform het operationeel plan zwerfvuil gebeurt in 2018 een eerste evaluatie van het versterkte zwerfvuilbeleid zoals hier al meermaals is gezegd. We moeten het dus ook wel wat tijd geven omdat veel maatregelen, bijvoorbeeld ook de coachingtrajecten met de lokale besturen, pas dit jaar op kruissnelheid komen.
Volgende indicatoren vormen een solide basis voor een degelijke evaluatie in 2018: de totale hoeveelheid zwerfvuil op de grond; de score van de netheidsindex voor de drie slechtste doelplaatsen: autostradeparkings, openbaar vervoer stopplaatsen en afvalverzamelpunten; een vergelijking van de netheidsindex van de gecoachte gemeenten en de andere gemeenten; procesindicatoren en het aantal uitgevoerde acties; gecoachte gemeenten ‘voor’ ten opzichte van ‘na’.
Indien deze beleidsaanpak op maat op basis van de voorgaande indicatoren onvoldoende rendeert met het oog op de 20 procent reductiedoelstelling uit het uitvoeringsplan, heb ik aan de OVAM – dat is hier al meermaals gezegd – reeds de opdracht gegeven om nu al bijkomende beleidsinstrumenten uit te werken en te zorgen dat die ook klaar zijn om deze plandoelstelling te realiseren. Het gaat om de invoering van statiegeld en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De beheerskosten die geraamd worden in de tweejaarlijkse studies, vormen in combinatie met de fractietelling hiervoor de basis. Deze stevige basis stelt ons in staat om iedereen zijn verantwoordelijkheid te doen opnemen.
Ik heb in 2016 aan mijn diensten de opdracht gegeven om een wettelijk kader voor te bereiden voor de invoering van statiegeld. Een statiegeldsysteem kan een effectief middel zijn. Na de definitieve oplevering van de tweejaarlijkse studie zal door de OVAM worden becijferd of er consequenties zijn voor de vijf verschillende scenario’s van de impactstudie naar statiegeld.
In afwachting van dit onderzoek is in het operationeel plan zwerfvuil reeds opgenomen dat we andere sectoren stimuleren. Gelet op het feit dat sigarettenpeuken een relatief groot onderdeel vormen van het zwerfvuil en kauwgom moeilijk te verwijderen is uit de omgeving, krijgen die twee sectoren alle aandacht. Momenteel lopen er onderhandelingen met zowel de sigarettensector als met FEVIA. Ik test momenteel de effecten uit van een aantal genomen maatregelen op specifieke doelplaatsen met betrekking tot sigarettenpeuken, zijnde peukentegels die reeds op verschillende plaatsen gelegd zijn. Ik ga na of nog andere maatregelen mogelijk zijn. De opties voor de vermindering van het aandeel kauwgom in het zwerfvuil zijn nog volop in onderzoek.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Dat zwerfvuil een groot probleem is, hoeft uiteraard geen enkele vorm van betoog. Het is ook een heel complex probleem. Het is een grote ergernis van bijna elke burger, denk ik, behalve van diegenen die het zelf doen. Het is eigenlijk verschrikkelijk.
Het is goed om zien dat de lokale besturen een tandje bij steken. Dat mag ook eens worden gezegd. De mensen op het terrein stellen jammer genoeg vast dat er meer en meer wordt ingezameld, maar ik denk dat ook meer en meer mensen zich engageren om zwerfvuil op te rapen.
Minister, ik vind het een goede zaak dat u hebt gezegd dat het nog maar over voorlopige resultaten gaat en dat het belangrijk is om af te wachten wat de studie van 2016, maar ook de evaluatie van 2018, zal zeggen.
Het is uiteraard wel belangrijk om de burgers en iedereen blijvend te sensibiliseren en erop te wijzen dat sluikstorten echt niet door de beugel kan.
Ik vind het een goede zaak dat er in eerste instantie is gekozen om in te zetten op een versterkt zwerfvuilbeleid in samenwerking met de verpakkingsindustrie, maar ik blijf helaas op mijn honger wanneer het gaat over de sigarettenpeuken en de kauwgumindustrie. Ik heb dat hier in het verleden al meermaals gezegd. Er werd toen al gezegd dat zij daarbij werden betroken, maar op de vraag hoe heb ik nooit een reactie gekregen. Zij moeten worden gewezen op het belang daarvan. Wanneer we enkel kijken naar de hoeveelheid, dus per stuk, dan hebben zij een groot aandeel in het zwerfvuilbeleid. Minister, mijn vraag is dan ook of u meer details kunt geven over die overlegmomenten en bekijken of er vanuit die sectoren een betrokkenheid is die toekomstgericht zal toenemen.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Studies maken is één zaak maar appelen met peren vergelijken gaat natuurlijk niet op. Uw uitleg is dat die parameters verschillen ten aanzien van het begin. Meten is weten, het is goed dat we over meer informatie beschikken en dat er meer gemeenten zijn die meedoen aan die meetcampagnes. Dat kan ervoor zorgen dat we in de toekomst over goede cijfers beschikken. We kunnen daadwerkelijk meten wat de impact is van sluikstorten op ons leefmilieu.
Daarnaast moeten we toegeven dat er een trend is. Dat heeft te maken met het feit dat u dit regelmatig in de media in beeld brengt: de zwerfvuilacties, de nieuwe campagne enzovoort. Lokale actoren hebben ook meer aandacht voor deze problematiek. Ik vrees echter dat we de doelstelling om het zwerfvuil met 20 procent terug te dringen, niet zullen halen. Ik ben dan ook blij te vernemen dat u een aantal beleidsdaden hebt gesteld om de OVAM voor de toekomst een aantal maatregelen te laten uitwerken zodat we die doelstellingen wel kunnen halen.
Wat ik nog een beetje mis, is handhaving. Mensen moeten eerst in hun portemonnee voelen dat ze iets hebben gedaan, zoals dat ook het geval is bij te snel rijden. Ik pleit ervoor om de boetes, die vandaag veel te licht zijn voor zwerfvuil en sluikstorten, te verhogen. De sigarettenindustrie is daar veel te laks is. Zij erkent het probleem niet. De filters van sigarettenpeuken bestaan uit kunststof, en zijn dus vervuilend voor het leefmilieu. Ik vind het dan ook spijtig dat een dergelijke belangrijke speler in deze problematiek zelf niet publiek erkent dat zij een probleem vormen. Ik vraag u met aandrang om de sigarettenindustrie nogmaals te wijzen op haar verantwoordelijkheid.
Ik hoop dat we op korte termijn de resultaten van de impactanalyse kunnen bekijken en zullen kunnen zien of er op het terrein vooruitgang wordt geboekt.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik wil ook aannemen dat er nog wel wat opmerkingen te maken zijn op de studies zoals die nu voorliggen, maar de trend is wel duidelijk. Het lijkt bijna onmogelijk om de vooropgestelde daling van bijna 20 procent zwerfvuil nog te halen. Burgers worden zich steeds meer bewust van het feit dat zwerfvuil een doorn in het oog is van vele mensen, niet alleen van gewone burgers maar ook van landbouwers. Sigarettenpeuken en kauwgom zijn een probleem, maar voor de landbouwers zijn vooral blikjes een probleem. Steeds meer landbouwers verliezen dieren of hebben dieren die een voedselvergiftiging of maagperforaties oplopen als gevolg van stukjes blik die zij binnenkrijgen.
Minister, we kunnen nog lang rond de pot draaien en sensibiliseren en studeren, maar het invoeren van statiegeld zal de enige oplossing zijn als we niet willen blijven dweilen met de kraan open. Heel wat mensen en organisaties zijn daar vragende partij voor. U hebt gezegd dat u de studies afwacht, maar u zou de OVAM inderdaad de opdracht geven om een wettelijk kader uit te werken voor het statiegeldsysteem. Wanneer dan blijkt dat we toch moeten overgaan tot de invoering van het statiegeld, kan daar onmiddellijk mee worden gestart in 2018 en moet er niet dan nog worden gewerkt aan een wettelijk kader. Ik had daarover een schriftelijke vraag ingediend, maar die is onontvankelijk verklaard. Mijn vraag aan u is of dat wettelijk kader klaar zal zijn. Kunt u daarover een stand van zaken geven? Kunt u ons verzekeren dat het kader klaar zal zijn tegen 2018 wanneer de studie zal zijn opgeleverd? Hoogstwaarschijnlijk zullen de resultaten daarvan ons nopen tot het invoeren van statiegeld.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Iedereen ziet dat die tendens er is. Dat is het aanvoelen dat we allemaal hebben. Wat kauwgom- en sigarettenfabrikanten betreft, zijn er al verschillende contacten met de OVAM geweest, maar die verlopen moeizaam. We hebben ook niet echt iets achter de hand om hen te verplichten. We moeten nagaan of er geen andere mogelijkheden bestaan om hen toch te bewegen om een engagement aan te gaan. Het is immers frappant dat dit niet vooruitgaat.
Wat de voorbereidingen betreft voor het invoeren van het alternatief statiegeld, moeten we realistisch zijn. De meesten onder u pleiten voor bijkomende maatregelen wanneer de resultaten blijven wat ze zijn, maar dat vraagt een hele omwenteling. Het is logisch dat er tijd nodig is om dat in te voeren. Toen het uitvoeringsplan is goedgekeurd, heb ik onmiddellijk aan de OVAM gevraagd om alles klaar te maken en te zorgen dat we van start kunnen gaan in 2018, wanneer die beslissing wordt genomen. Dat is ook waar de OVAM nu volop aan werkt. Ik heb de OVAM onlangs nog naar een stand van zaken gevraagd. Mevrouw De Baets van de OVAM heeft me gegarandeerd dat alles tijdig klaar zou zijn voor de invoering in 2018. Ik ga er ook van uit dat dit zo zal zijn.
Intussen beweegt het ook in de andere gewesten, en dat is positief. Wij waren de eersten om daarvoor te pleiten, maar intussen heb ik een brief gekregen van mijn twee collega’s uit Wallonië en Brussel waaruit blijkt dat ook zij voorstander zijn van een dergelijk systeem. Zij willen ons voorbeeld volgen. Het zou goed zijn dat we op die manier naar een eenduidig systeem kunnen gaan.
Dit is de stand van zaken. We moeten deze weg verder inslaan. Ik ben persoonlijk grote voorstander van het statiegeld, en als de resultaten niet zijn wat ze zijn, moeten we dat invoeren, maar het statiegeld gaat maar over een bepaalde fractie van het zwerfvuil. Daar moeten we ons van bewust blijven. Het is een irriterende fractie die we meer en meer zien, maar er is natuurlijk ook nog ander zwerfvuil. De vraag is welke oplossing we daarvoor bieden. We moeten dat in het achterhoofd houden op het moment dat we vaststellen dat de resultaten niet zijn wat ze zijn.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende reactie. Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is dat alle producenten zoals ook de kauwgom- en de sigarettenindustrie effectief worden gewezen op het feit dat ook zij een bijdrage moeten leveren en een groot probleem vormen binnen de zwerfvuilproblematiek.
Het is een goede zaak dat we inzetten op dat versterkt zwerfvuilbeleid en dat we dat actieplan alle kansen geven in samenwerking met de verpakkingsindustrie. Er is een duurzame gedragswijziging noodzakelijk en de vraag is hoe we daartoe kunnen komen. Het zoeken naar alternatieven op basis van sensibilisering en van een gedragsverandering is cruciaal om dit te realiseren. Iedereen, ook de lokale besturen en elke burger in Vlaanderen, moet daar een belangrijke taak op zich nemen zodat we allen samen tot die duurzame gedragsverandering kunnen komen zonder bijkomende maatregelen.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, de kost om zwerfvuil en sluikstorten op te ruimen is gigantisch. Het gaat letterlijk om weggesmeten geld dat we eigenlijk zouden kunnen gebruiken om andere zaken te doen. Ik benadruk nogmaals dat het de verantwoordelijkheid is van de producenten om de sigarettenindustrie over de streep te halen. Zelfs wanneer we de doelstelling van 20 procent niet halen, en er wordt een statiegeldsysteem ingevoerd, zal het probleem van de duizenden aan de kant van de weg liggende sigarettenpeuken niet opgelost zijn. We hebben er alle belang bij om de verantwoordelijkheid te leggen waar ze moet liggen, en dat is bij de producenten. Ik vind het eigenlijk onbetamelijk dat de sigarettenindustrie daar niet op ingaat en ook niet thuis geeft ondanks de vraag van de OVAM om mee te werken aan een properder Vlaanderen, aan een maatschappelijk probleem dat veel mensen, zoals mevrouw Meuleman zegt, een doorn in het oog is. Ik hoop dat we snel vooruitgang kunnen boeken in het kader van die producentenverantwoordelijkheid.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.