Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, we weten allemaal dat Vlaanderen nog een hele weg moet afleggen om onze klimaatdoelstellingen tegen 2020 te bereiken. Die samenwerking zal, zoals in de vorige vraag om uitleg al is aangehaald, een triple helix vormen. Ditmaal omvat die triple helix een samenwerking tussen de overheid, bedrijven en gezinnen die allemaal hun steentje moeten bijdragen. Het gaat dan niet enkel om het werken aan of investeren in duurzame energie. Het gaat eveneens om energie-efficiëntie. De slogan is al vaak gebruikt. Een kilowattuur dat men niet verbruikt, is het goedkoopste en het groenste.
Investeringen in energiebesparing zijn lonend. We zien dat meestal op onze energiefactuur. Ik stel echter vast bedrijven op dit vlak nog heel wat kansen laten liggen. De Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) heeft recent een studie uitgebracht waaruit blijkt dat kmo’s gemiddeld 20 procent op hun energieverbruik zouden kunnen besparen. Niet enkel de energie-intensieve bedrijven kunnen in energie-efficiëntie investeren. Andere bedrijven zouden dat ook kunnen doen, maar beschouwen dit niet altijd als hun corebusiness.
Het mag niet enkel bij intenties blijven. Ik herinner me de periode rond 2015. Toen waren de energieprijzen hoog en investeerden de bedrijven hier wel in. Dit viel immers terug te verdienen met een internal rate of return (IRR) van soms meer dan 15 procent. Met de huidige energieprijzen is dezelfde investering wat minder interessant.
Aangezien het niet steeds de corebusiness is, wordt soms samengewerkt tussen private of publieke partners in een energy service company (ESCO). Dit betekent dat derden investeren en de investering door de energiebesparing laten terugbetalen. Indien we dit aan energy performance contracts koppelen, is hier nog een garantieclausule aan verbonden.
Er is tot nu nog geen formule voor publiek-private samenwerking. De samenwerking tussen private partners werkt echter ook niet altijd zoals het hoort. Indien nodig, kan ik daar straks nog op terugkomen.
Destijds heeft toenmalig minister van Energie Turtelboom aangekondigd te zullen onderzoeken of binnen de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) een ESCO-fonds kon worden opgericht. Ik was daar zeer kritisch over, maar we hebben besloten PMV dit te laten onderzoeken. Volgens mij is die studie begin dit jaar of eind vorig jaar beëindigd. Dit is in de media verschenen. Volgens het artikel in De Tijd van 31 maart 2017 zal dit ESCO-fonds er niet komen. PMV zal gedurende de komende vijf jaar wel 20 miljoen euro in ESCO-bedrijven investeren. Dat is natuurlijk iets anders dan zelf ESCO-fonds te spelen.
Ik ben gelukkig met die beslissing. Anders zouden we in het vaarwater zitten van bedrijven die naar een ESCO-formule willen overstappen. Dit is zeer moeilijk. De nullijn van het huidig verbruik bij de huidige productie moet worden bepaald. Dit kan zeer snel variëren in functie van de economische conjunctuurbarometer of externe factoren waar niemand op voorhand vat op heeft. Bedrijven werken en denken meestal op korte termijn.
Een andere vraag is hoe we dit juridisch kunnen verpakken om het rechtsgeldig te maken. Een samenwerking tussen publieke partners werkt wel. Dit gebeurt vaak. Zelfs het Vlaams Energieagentschap (VEA) is hiermee bezig. Die partners werken echter in een andere constellatie.
Als ik tenminste mag spreken over waarborgstelling en termijnen enzovoort.
Er zijn ESCO-bedrijven die producten proberen aan te bieden aan bedrijven. Als u die op deze manier wilt proberen te ondersteunen – dat is wat ik begrijp –, dan denk ik dat er wel mogelijkheden zijn. Kunt u daar wat meer uitleg over geven? De Vlaamse Regering hoopt op een budget van 150 miljoen euro door in 20 miljoen euro te voorzien door bijkomende financiering van banken en privébedrijven.
Minister, hoe zal PMV concreet te werk gaan om deze energiebesparende investeringen bij bedrijven in het algemeen en kmo’s in het bijzonder mogelijk te maken en te stimuleren? Hoe kunnen we de opportuniteiten van een ESCO beter bekendmaken en deze werkwijze verder promoten? Op welke manier kunnen we kmo’s nog meer stimuleren om te investeren in energie-efficiëntie en rationeel energieverbruik? Hoe zou dat ESCO-fonds werken?
Minister Muyters heeft het woord.
Concreet investeren we in projecten, in ESCO’s of ESCO-fondsen waarbij – en dat is die hefboom – naast elke euro die PMV in een project, ESCO of ESCO-fonds investeert, minstens 1 euro, maar vaak zullen het er meer zijn, in dezelfde rang of achtergesteld, aan private middelen wordt ingebracht. Dat is de filosofie. Het beheer van deze projecten, ESCO’s of ESCO-fondsen gebeurt door private beheerders. Op deze manier activeren we naar analogie met de ARKimedeswerking het voor dit type investeringen beschikbare risicokapitaal in Vlaanderen.
Met dit initiatief kunnen we enkele belangrijke drempels wegwerken die investeringen in energie-efficiëntie verhinderen. Het aanbod voor derdepartijfinanciering wordt verhoogd. Op die manier wordt vermeden dat de balans en kredietwaardigheid van de onderneming waar de investering plaatsvindt, aangetast wordt door een ‘non-core-investering’ – energie-investeringen zijn non-core-investeringen – en dat de toekomstige kredietverlening voor de corebusiness in het gedrang zou komen.
Verder wordt er een alternatief geboden voor de typische projectfinancieringsstructuur die voor een gemiddelde investering in energie-efficiëntie te zwaar, complex en tijdrovend is, door financiering op de balans van de ESCO’s zelf aan te bieden. Deze financieringswijze laat ook makkelijker toe om de markt open te trekken voor kmo’s.
Bovendien vergroot het aanbod voor ESCO-financiering, zodat projecten met een grote impact op de CO2-uitstoot en energiebesparing, maar gekoppeld aan een lager financieel rendement, u sprak er ook al van, of een te lange terugverdientijd, toch worden gerealiseerd.
Nog een punt is dat nieuwe ESCO-initiatieven worden aangemoedigd om zodoende meer aanbieders van ESCO-oplossingen in de markt actief te krijgen, die ook nog aandacht hebben voor het grote potentieel bij Vlaamse kmo’s en willen werken met lichtere contractstructuren die meer op maat van de kmo geschreven zijn. Door het aanbod te stimuleren, wordt meer aandacht gevestigd op het belang van investeren in energie-efficiëntie en kunnen we onze Vlaamse economie mee ondersteunen in het behalen van de klimaatdoelstellingen. Dit is volgens mij de juiste manier om ervoor te zorgen dat er meer investeringen kunnen gebeuren omdat we een aantal drempels wegnemen voor de bedrijven.
Door de investering van PMV in de private ESCO’s, zullen deze ESCO’s over meer slagkracht en middelen beschikken om doelgerichter hun klantenbasis te benaderen. Actieve communicatiecampagnes vanuit deze ESCO’s, in combinatie met ‘story telling’ en good practice, over gerealiseerde projecten kunnen het vertrouwen in de ESCO’s versterken en het potentieel aan opportuniteiten bij kmo’s doen toenemen. We hebben in de loop van april een project afgerond dat de drempels voor kmo’s om met ESCO’s te werken, onderzocht. Als de resultaten daarvan nog wijzigingen vragen, zullen we die bekijken. De beleidsaanbevelingen heb ik nog niet gekregen.
Om kmo’s te stimuleren, u weet dat we – vooral minister Tommelein – rationeel energieverbruik en energie-efficiëntie via veel kanalen promoten. Vanuit Economie doen we dat met de ecologiepremie. Mijn collega doet dat op nog andere manieren. Maar de belangrijkste manier waarop we kmo’s kunnen overtuigen om te investeren in energie-efficiëntie is door het zeer toegankelijk en hapklaar te maken. Ondernemers willen focussen op hun corebusiness. Initiatieven die ondernemers ‘ontzorgen’ en investeringen in energie-efficiëntie eenvoudig maken, zoals het ESCO-fonds, maar ook alle informatieverstrekking en sensibilisering, zijn hierbij cruciaal.
Als we ondernemingen de stap willen laten zetten naar energie-efficiëntie kunnen we dat het best doen door de ESCO’s een hapklare oplossing te bieden die bovendien de balans niet eens zwaar belast.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik ben uiteraard ook zeer benieuwd naar die bijkomende aanbevelingen, waar er nog drempels zijn. Ik vermoed dat die drempels vooral nog zitten op het contractuele. Dat zal altijd een probleem blijven als men werkt met kmo’s die soms eerder op korte termijn dan op lange termijn denken. Dat doen ze ook noodgedwongen, door de economische omstandigheden in en rond hun bedrijf.
Ik vind het goed dat we afstappen van het oorspronkelijke idee om te werken met een eigen ESCO-fonds of zelf ESCO te spelen. Zoals u zelf zegt: het is zoals het ARKimedes-fonds.
Ik heb twee bijkomende vragen, minister. Hebt u nu het gevoel dat er vraag is naar financiering of naar projecten?
Men kan dus gaan participeren in een dergelijk ESCO-bedrijf dat zelf de ESCO-relaties beheert, als ik het zo mag zeggen, dat dus ook de contracten maakt met de eindverbruikers. Zal er een controleorganisme zijn? Organisme is niet zo’n correct woord hier. Zal er een vorm van controle zijn als we daar geld in steken? Zal worden gecontroleerd hoe goed dat ESCO-bedrijf zijn werk doet? Of de projecten die via dat ESCO-bedrijf lopen, inderdaad op het vlak van energie en financieel interessant zijn? Of gaat u puur ingrijpen op het kapitaal van het ESCO-bedrijf? Of gaat u per project beslissen of u geld gaat bijsteken? Dat is een groot verschil, want er zijn inderdaad bedrijven die ESCO-aannemer zijn. Daar kan men het eigen kapitaal versterken zodat ze gemakkelijker projecten kunnen realiseren, of men kan beslissen per individueel project, en dan op projectbasis geld investeren en participeren: dat zijn twee verschillende methodes. Het is me nog niet duidelijk wat het zal worden.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dat is een interessante vraag, of het is een interessant initiatief. We hebben daar in de commissie Energie al met de minister van Energie over gesproken. De idee is dat we de kmo’s moeten bereiken met een mix van beleidsmaatregelen, enerzijds communicatie en sensibilisering samen met de sectororganisaties; anderzijds is er financiële ondersteuning met premies via de netbeheerders voor energiebesparende investeringen of de ecologiepremie. Er is nu dit financieringsinstrument via PMV. Dat betekent ontzorging voor de bedrijven die gaan investeren.
Minister Tommelein is van plan om daar met de sectororganisaties uit verschillende sectoren akkoorden over te sluiten. Natuurlijk, dat is ook uw corebusiness om met de sectororganisaties over diverse aspecten van uw beleid samenwerking te zoeken. Wordt dat goed afgestemd met minister Tommelein? Ook het agentschap Ondernemen heeft een grote expertise in dezen. Mijn vraag en oproep zijn vooral om die twee beleidsdomeinen op elkaar af te stemmen. Ik ben ervan overtuigd dat u dat graag gaat doen.
Ik zal dat niet alleen graag doen, we doen dat al. Daaromtrent is er dus geen enkel probleem: wij werken niet naast maar met elkaar.
Mijnheer Gryffroy, u vraagt of het meer het financiële is of de projecten. Ik denk dat de essentie is dat aan een kmo iets wordt aangeboden waar hij zelf geen last van heeft. De zaken die hij niet echt kent, worden voor hem gedaan. Ook op het vlak van financiering heeft hij geen last, het komt niet op zijn balans, en het verzwaart niet de kans dat hij leningen moet aangaan voor zijn corebusiness. De ontzorging is eigenlijk de bedoeling, maar het is een combinatie, projectmatig naar de kmo en ook naar grotere bedrijven. De zorgen rond energie-efficiëntie behoren niet tot de corebusiness en worden gedeeltelijk overgenomen.
Op het concrete kan ik u niet antwoorden. Ik zal het eenvoudig zeggen: PMV beheert de fondsen en participaties. Het is de rol van PMV om per ESCO te beslissen dat ze er vertrouwen in hebben en dat die het aankan, of dat ze het per project bekijken. Dat is aan hen. Het operationele laat ik aan PMV over. Ik ga dat zeker niet als minister naar voren schuiven. Als u daar echt details over wilt kennen, stel ik voor dat u een schriftelijke vraag indient. Dan zullen we aan PMV in detail vragen hoe ze dat effectief gaan doen.
Het was gewoon uit nieuwsgierigheid, minister. Hoe het zal worden aangepakt, is minder belangrijk.
Ik maak vaak mee dat niet de financiering het probleem is, maar het vinden van de projecten. Daarvoor moeten ze ook gekend zijn. Vandaar dat ik benieuwd ben naar de verdere beleidsaanbevelingen. Waar zitten de drempels? Misschien moeten we daar over een paar maanden nog eens op terugkomen om te zien wat de sector zelf beschouwt als drempels om dit beter bekend te maken bij de wereld van de kmo’s in Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.