Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over onthaalgrootouders voor kinderopvang in Roeselare
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het aantal onthaalouders daalt al een aantal jaren. Dat is niet nieuw. Tegenover drie jaar geleden zijn er nu ongeveer 800 onthaalouders minder in Vlaanderen. En dat terwijl we gezinsopvang heel belangrijk vinden en van grote waarde. Dat onderschrijven we toch vaak in deze commissie. Gezinsopvang levert enerzijds heel wat plaatsen in de kinderopvang, maar laat kinderen anderzijds opgroeien in een huiselijke en kleinschalige omgeving.
De oorzaken van die daling zijn al meermaals ter sprake gekomen en zijn niet eenduidig, maar velerlei. Ik noem er maar enkele: de sector kent een grote uitstroom door onthaalouders die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken; jonge onthaalouders zien het organiseren van kinderopvang als tijdelijke beroepsactiviteit; velen vinden het een drempel om de eigen gezinswoning daarvoor open te stellen; de eisen zijn niet min; de werkdruk ligt hoog en de werkdagen zijn lang. Daarnaast is er natuurlijk de hele problematiek van het statuut.
Het is zaak om op deze elementen in zijn geheel in te zetten. Tijdens de commissievergadering van 25 oktober vorig jaar gaf u een overzicht van de maatregelen die reeds werden genomen en het proces dat wordt doorlopen om de druk op de gezinsopvang te verlichten. Zo loopt thans het proefproject omtrent het statuut voor onthaalouders, dat dus verlengd is, is er het voortgangsoverleg dat loopt, de terugkoppeling daarvan die we daarstraks nog hebben gepland en de strategische visieoefening waarvoor de consultatieronde eind 2016 werd beëindigd.
Minister, u zei toen ook dat de formule van samenwerkende onthaalouders hierin wordt meegenomen. Bij deze vorm van opvang, die ondanks de kleinschaligheid en huiselijkheid nu echter nog vaak wordt aanzien als groepsopvang, kunnen onthaalouders steunen op elkaar en hun uren op elkaar afstemmen. Dat zijn toch een aantal voordelen. Ze botsen echter op een aantal reglementaire drempels, zoals de onduidelijkheid of de opvang in de eigen gezinswoning georganiseerd moet worden, iets dat toch niet zo evident is voor elke onthaalouder.
In ieder geval is innovatie met betrekking tot de gezinsopvang en binnen de sector van de kinderopvang zeker welkom. Lokale besturen denken daar zelf ook over na, zo bleek ook enkele weken geleden, toen we konden lezen over het voorstel in de stad Roeselare om grootouders te motiveren om niet enkel de eigen kleinkinderen, maar ook andere kindjes bij te houden, op een moment dat ze de eigen kleinkinderen opvangen.
Al meermaals gingen er ook stemmen op om ouders die beslissen hun loopbaan tijdelijk te onderbreken om gedurende enkele jaren thuis te blijven vaak om voor hun eigen kleine kinderen te zorgen, te motiveren om gelijktijdig ook opvang te bieden en hun huis ook open te stellen voor andere kinderen.
Ik heb hierover volgende vragen. Minister, kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de uitwerking van een strategische toekomstvisie omtrent gezinsopvang en de krachtlijnen daarvan? Hoe kan de formule van samenwerkende onthaalouders meer mogelijk en gestimuleerd worden? Hoe staat u tegenover lokale initiatieven zoals dat met grootouders in Roeselare? Wat zijn de barrières ter zake? Wat zijn de barrières voor ouders die tijdelijk hun loopbaan onderbreken om voor hun eigen kleine kinderen te zorgen en daarbij ook voor andere kinderen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag in verband met de onthaalgrootouders in Roeselare. Daar blijkt men een oplossing te hebben gevonden. De vraag is of die onthaalgrootouders aan dezelfde voorwaarden voldoen als de onthaalouders. De stad Roeselare zorgt voor een startpremie en een eigen sociaal statuut.
Minister, wat is uw standpunt tegenover dit fenomeen? Wordt deze nieuwe strategie ondersteund door Kind en Gezin? Als men deze onthaalgrootouder wil werven, legt men hun dan dezelfde opleidingsvoorwaarden op als aan de onthaalouders? De stad Roeselare zou voor deze onthaalgrootouders in een eigen sociaal statuut voorzien. Wat zou dat statuut dan juist inhouden? Is dat verenigbaar met het sociaal statuut van onthaalouders dat vandaag bestaat?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, de consultatieronde met de verschillende stakeholders wat betreft de gezinsopvang, namelijk de individuele onthaalouders, de gezinnen, de organisatoren en de ondersteuners, werd eind 2016 afgerond. Met het verzamelde materiaal werd wel reeds aan de slag gegaan, maar de strategische visieoefening loopt nog.
Er wordt verder gewerkt op twee sporen: elementen die ertoe bijdragen de huidige gezinsopvang vandaag te versterken en anderzijds elementen die de toekomst van de gezinsopvang vorm moeten geven, rekening houdend met nieuwe maatschappelijke tendensen en met andere ontwikkelingen, zoals het proefproject omtrent het werknemersstatuut voor onthaalouders en de formule van de samenwerkende onthaalouders.
Deze laatste formule, de samenwerkende onthaalouders, wordt ook meegenomen in de verdere uitwerking van de strategische visieoefening. Via het voortgangsoverleg zullen we binnen dit kader bedenkingen, bevindingen en belemmeringen uit de regelgeving verder bespreken en daaruit voorstellen aflijnen om dit aan te passen. Op dit forum kwamen immers al elementen aan bod die ook de samenwerkende onthaalouders ten goede kunnen komen bijvoorbeeld in het kader van de verlaging van de administratieve werklast. Maar zoals gezegd, loopt de visieoefening nog.
Onthaalgrootouders moeten aan dezelfde voorwaarden voldoen als onthaalouders waar het formele kinderopvang betreft. Dan moeten de onthaalgrootouders ook andere kinderen dan hun eigen kleinkinderen opvangen en moeten ze aan alle vergunningsvoorwaarden inzake kinderopvang voldoen. Dit is niet het geval als het als informele opvang kan worden beschouwd. Dan mogen deze onthaalgrootouders enkel hun eigen kleinkinderen opvangen of kinderen die als dusdanig kunnen worden beschouwd. In dat geval echter zou dit initiatief geen oplossing kunnen bieden om de formele opvang te verruimen.
Er is geen specifieke vraag gesteld aan Kind en Gezin wat dit initiatief betreft. Wel zal Kind en Gezin de aanpak en de verdere ontwikkelingen mee opvolgen als mogelijk bijkomende input in het kader van de verdere uitwerking van de strategische denkoefening met betrekking tot de toekomst van de gezinsopvang.
Het is positief te zien dat men op zoek gaat naar hoe lokale noden en behoeften mee kunnen worden gefaciliteerd en geëxploreerd. Men zal hierbij echter rekening moeten houden met het wettelijk kader, waarbij de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is voor de organisatie van de formele kinderopvang voor baby’s en peuters en de Federale Regering bevoegd is voor de arbeidsrechtelijke, fiscale en sociaalrechtelijke aspecten.
Net zoals grootouders moeten ouders voldoen aan de decretaal verankerde vergunningsplicht wanneer ze formele kinderopvang wensen aan te bieden. Sensu stricto kan elke vorm van vergunning als een barrière worden beschouwd, maar laat ons daarbij wel in acht nemen dat de vergunningsvoorwaarden gericht zijn op het welzijn van de kinderen, zowel op pedagogisch als sociaal vlak.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is me bekend dat de consultatieronde einde 2016 is afgerond en dat er momenteel wordt gewerkt aan die strategische visienota. Ik hoor nu van u dat daarin op twee sporen wordt gewerkt: enerzijds de bestaande gezinsopvang versterken en anderzijds naar de toekomst werken. Persoonlijk denk ik dat de samenwerkende onthaalouders een formule kan zijn waar muziek in zit. Ik kan me perfect voorstellen dat voor heel wat mensen die opvang willen doen, het zwaar is om dat helemaal alleen te doen en het veel aangenamer is om dat samen met iemand anders te kunnen doen. Zo kan men niet alleen een stukje verantwoordelijkheid delen maar ook flexibel zijn rond uren bijvoorbeeld. Samenwerken is vaak prettiger dan alleen werken. Over problemen kun je terugkoppelen met elkaar. Ik denk dat het een formule is die toekomst heeft. Eigenlijk bewijzen de cijfers dat er momenteel een, zij het lichte, stijging in zit wat aantallen betreft.
Er zijn momenteel een aantal problemen met betrekking tot die samenwerkende onthaalouders. Ik ben absoluut tevreden dat die worden meegenomen in die visieoefening. Minister, hebt u er een zicht op wanneer die strategische visienota zou worden afgerond? Gaan we die al kunnen bespreken wanneer we voor het reces de gedachtewisselingen hebben met Kind en Gezin, of is dat nog te vroeg? Kunt u daar meer toelichting bij geven?
Het antwoord op deze vragen zit een stukje in het planningsdocument dat u is bezorgd. 12 juli. (Opmerkingen van Katrien Schryvers)
Dat is toegevoegd.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Uit het antwoord kan ik opmaken dat de onthaalgrootouder aan dezelfde voorwaarden moet voldoen als de onthaalouder. Dan stelt zich natuurlijk de vraag of dat een meerwaarde zal bieden in die formele zorg. Mij lijkt dat niet echt een grote toegevoegde waarde te hebben. Op mijn laatste vraag hebt u geen antwoord gegeven. De stad Roeselare gaat blijkbaar een eigen sociaal statuut geven. Wat houdt dat statuut juist in en is dat verenigbaar met het statuut van onthaalouder dat vandaag bestaat?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil het eerst hebben over het project in Roeselare zelf. Ik vind het evident dat nieuwe projecten zich aan de decreten en de vergunningsplicht houden. Ik sta minder sceptisch tegenover het voorstel dan sommigen. We zijn allemaal pleitbezorgers van de vermaatschappelijking van de zorg. We willen dat mensen tijd en energie krijgen om voor elkaar zorg op te nemen. Ik denk dat dit in dat kader een piste kan zijn. Ik vind het op zich een waardevolle piste. Laten we die onderzoeken, laten we ze een kans geven en zien wat het geeft. Het is wel in een regio waar er geen kinderopvangtekort is. Daar moeten we gaan zien hoe heel die sector in heel die regio georganiseerd is. Ik vind wat er gaande is, een prikkelende gedachte.
Los daarvan zijn de vergunningen en de eisen heel sterk gereglementeerd. Zowel voor dit project maar eigenlijk voor alle onthaalouders, zijn er een aantal regels waarvan we ons de vraag moeten stellen of we die moeten behouden. Er is een traject van deregulering gaande. We moeten ons de vraag stellen hoeveel regels we willen opleggen en in welke mate er bij de kinderen thuis ook geen beveiligde stopcontacten en dergelijke zijn. We moeten ons de vraag stellen welke regels relevant zijn en welke niet en of we niet naar een nog veel sterkere versoepeling van die regels kunnen gaan omdat die voor heel wat onthaalouders wel degelijk een drempel zijn. Wanneer je je huis voor de helft moet gaan verbouwen of ‘verbunkeren’ om kinderen te kunnen opvangen, is dat een drempel.
Minister, daarnaast hoorde ik ook zeggen dat u in de strategische visieoefening de piste van samenwerkende onthaalouders zult meenemen – geen probleem, dat lijkt me relevant – maar niet het werknemersstatuut en het proefproject dat daarrond gaande is. Ik heb u dat toch niet horen zeggen. Waarom niet, of heb ik dat fout begrepen? Hoe staat het daar? We zitten al lang in de proefprojectfase voor het werknemersstatuut. Wanneer gaan we naar een uitrol?
Ik sluit me aan bij de opmerking van mevrouw Schryvers dat er heel veel redenen zijn. De deregulering is een aspect, dat statuut is ook een aspect. Het feit dat je geen sociale rechten hebt en dergelijke meer, is voor een aantal mensen een drempel. Er zijn verschillende redenen. Er is de maatschappelijke context dat er minder onthaalouders zijn. Er is een pakket van redenen. Voor de zaken waar we iets aan kunnen doen, zoals een statuut en deregulering, is het belangrijk dat deze legislatuur nog stappen vooruit worden gezet.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het is zeer belangrijk dat we die strategische visieoefening op een grondige manier doen. Ik heb dezelfde invalshoek wat dat betreft als mevrouw Van den Brandt: we moeten met een open visie naar alle mogelijke voorstellen kijken, of dat nu grootouders of samenwerkende onthaalouders zijn. Er zijn misschien nog andere pistes mogelijk. Die moeten wat mij betreft allemaal worden bekeken omdat het zeer belangrijk is dat we de gezinsopvang in Vlaanderen kunnen blijven verankeren. Het is voor veel ouders heel belangrijk dat ze de keuze kunnen maken om hun kinderen op een kleinschalige manier, meer in een gezinsomgeving, te laten opvangen. Ik vind het zeer belangrijk dat alle pistes worden bekeken.
Ik heb nog een concrete vraag. We hebben voor 12 juli de gedachtewisseling over het voortgangsoverleg en de strategische visieoefening gezinsopvang. Wordt die strategische visieoefening gezinsopvang nu al mee opgevolgd door het voortgangsoverleg of is er geen bespreking tussen deze twee oefeningen die lopen, enerzijds het voortgangsoverleg waarbij de deregulering en dergelijke zeer belangrijk is, en anderzijds de strategische visieoefening? Ik had graag geweten of voor 12 juli de analyse en de visie van de mensen die in het voortgangsoverleg zitten, al meegenomen zal zijn.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik denk dat Kind en Gezin de ambitie heeft om rond de grote vakantie die oefening af te ronden, maar ik spreek met twee woorden omdat ik in dezen wel gemerkt heb dat het vaak meer tijd vraagt dan we oorspronkelijk gedacht hadden. In de mate dat dat beslissingsrijp is, kan dat meegenomen zijn rond 12 juli. Het is dus ook te verwachten dat dat zo zal zijn. Maar ik denk dat het niet verstandig is dat ik me daarop vastpin, want het is een beetje afhankelijk van hoe het in het agentschap en met de stakeholders evolueert.
Mevrouw Jans, ik ga ervan uit dat er ook een toets gebeurt als het gaat over de beperking van regels en dergelijke via die werkgroep die daarvoor is geïnstalleerd, maar we mogen toch niet vergeten wat de normale rol is van het raadgevend comité, waar die stakeholders natuurlijk ook allemaal in zitten. Het is de bedoeling dat juist daar conceptuele adviezen aan de leidend ambtenaar gestalte krijgen. Ik verwacht dat Kind en Gezin in ieder geval op het raadgevend comité appel zal doen om zijn gedacht daarover te geven, voor Kind en Gezin daar een definitief standpunt over inneemt.
Ik heb geen kennis van wat in Roeselare aan statuut bedoeld wordt. Als je een vergoeding krijgt, wordt die dan belast? Als je een onkostenvergoeding krijgt, is dat dan een inkomen in de termen van de fiscus? Hoe wordt de sociale bijdrage berekend? Voor welke risico’s ben je dan gedekt? Als het gaat over dergelijke vragen, kan ik alleen maar zeggen dat het niet de stad Roeselare, noch de Vlaamse Gemeenschap is die dat kan bepalen, want dat is een federale aangelegenheid. Er kan worden gefaciliteerd en er zijn misschien een aantal zaken mogelijk die trouwens elke dienst die werkt met onthaalouders kan doen, maar ik denk niet dat de stad Roeselare op het vlak van taxaties en dergelijke specifieke regels heeft ontwikkeld, tenzij ze daarover met de fiscus en met de RSZ afspraken zou hebben gemaakt.
Mevrouw Van den Brandt, misschien nog even iets over die regels en de relatie met het aantal kandidaat-onthaalouders. Er zal zeker waarheid zitten in het feit dat als je dat wilt doen, je een aantal dingen in orde moet brengen en dat je dan moet kijken hoever je daarin moet gaan. Dat is juist. Maar ik ga ervan uit dat u het met mij eens bent dat van zodra men als professional een bepaalde zorg op zich neemt en daarvoor een vergoeding krijgt, hoe discutabel die ook is, dat een bepaalde verwachting creëert ten aanzien van veiligheid en pedagogische bekwaamheden en competenties. U redeneert dat we dat voor de eigen kinderen niet doen, en dus ook niet moeten doen als we tegen betaling kinderen opvangen, nogmaals met alle relativiteit ten aanzien van die betaling, want die mensen doen dat met hart en ziel en vaak meer uit engagement dan voor de vergoeding. Maar dat je daar een aantal kwaliteitsnormen voor moet gebruiken, is toch wel belangrijk en wordt ook van de overheid verwacht. Ik herinner me mijn eerste parlementaire debatten hier een aantal jaren geleden. Die gingen over onthaalouders, waar er in de woonkamer bepaalde foto’s hingen en dergelijke meer. Onthaalouder zijn, vraagt toch een zekere voorspelbaarheid als het over kwaliteit gaat. Het ging niet over de foto’s waaraan collega de Kort nu duidelijk aan het denken is; het ging over andere afbeeldingen. (Gelach)
Nogmaals, ondanks alle debat over de grens waar je de lat legt, mogen er toch een aantal zaken worden verwacht. Het kan niet de redenering zijn dat wanneer informeel de ouders het op een bepaalde manier doen, dat dus de norm is, die ook als je professional bent, de manier van werken kan zijn voor iedereen. Er is waarschijnlijk ook nog heel wat verschil tussen de manier waarop ouders hun eigen opvoedingsopdracht zien. Dat nog even in de marge.
Het project van het werknemersstatuut zal nog een tijd lopen. Ook hier maak ik twee kanttekeningen bij, die ik al een paar keer heb gemaakt. Ten eerste hebt u ook gelezen over de experts die als pedagoog veel over de kinderopvang te zeggen hebben. Die zeggen toch wel vrij duidelijk dat het fenomeen van het steeds minder in trek zijn van de rol van onthaalouder, geen specifiek Vlaams fenomeen is, maar dat het breder is en dat het ook twijfelachtig is of het statuut daar een doorslaggevende rol in speelt
Ik heb een tweede bedenking. Ik weet dat sommigen veel van het statuut verwachten. We hebben gezegd dat we de oefening ten gronde zullen doen om alle effecten goed te kunnen inschatten. Dat is trouwens de reden waarom we het project verlengen, want je kon een aantal fiscale effecten op die korte termijn niet in kaart brengen. Maar alles heeft zijn prijs, mevrouw Van den Brandt. Als zou blijken dat een werknemersstatuut schitterend is maar dat het schier onbetaalbaar is, dan lost dat het probleem als dusdanig niet op. Het is een geheel van elementen dat in rekening moet worden gebracht, waarbij het statuut een aspect van het geheel is.
Mijnheer de Kort, het ging over foto’s van historische figuren. (Gelach)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik denk dat de collega’s die kinderopvang opvolgen, toch wel erg uitkijken naar de strategische visienota. Ik onderschrijf de oproep van de collega’s om dat in alle openheid te benaderen – dat gaat dan niet over foto’s, collega de Kort – en dat we alle mogelijkheden mee onder ogen zien omdat we allemaal onderschrijven dat de gezinsopvang een ontzettend belangrijk segment is waarvan we het voortbestaan absoluut willen garanderen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.