Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Dames en heren, mijn vraag gaat over een scheepshelling in Oostende. Er zijn er niet zo veel in Vlaanderen, zeker niet als beschermd erfgoed. Ik vond dan ook dat deze vraag het lokale belang wat overstijgt. Het is een vrij uitzonderlijke site.
Op 13 januari jongstleden veroordeelde de rechtbank van koophandel van Gent, afdeling Oostende, het Vlaamse Gewest en drie andere verwerende partijen, waaronder de stad Oostende en een autonoom gemeentebedrijf, solidair en in solidum voor een incident dat op 14 mei 2012 plaatsvond op de slipway, de scheepshelling, in de Oostendse haven. Bij het droogstellen van de O.33 Marbi schoot de ketting van een tandwiel, waardoor het schip oncontroleerbaar de helling afgleed, de komblokken omver trok en slagzij maakte. Zowel het schip als de slipway liepen hierbij ernstige averij op.
Nu heb ik begrepen dat een of meerdere van de veroordeelde partijen tegen de uitspraak van de rechtbank in beroep is gegaan. Ik wil me dan ook niet in het juridisch vaarwater van deze procedure wagen. Naar aanleiding van het technische verslag dat in opdracht van de rechtbank werd opgemaakt door een deskundige, wil ik wel stilstaan bij de problematiek van het beschermde erfgoed of het gebrekkige onderhoud van de slipway. In de lokale pers werd gesproken van langdurige verwaarlozing.
De slipway die begin de jaren dertig van de vorige eeuw werd gebouwd, werd in 2002 immers beschermd als monument, vanwege de industrieel archeologische waarde maar ook met als plus dat de scheepshelling nog operationeel was. Het had dus nog een hedendaagse functie. Op het moment van de bescherming gebeurden er nog een 150-tal droogstellingen per jaar, een aantal dat terugliep door de krimpende (vissers)vloot.
In het begin van de jaren zeventig werd de slipway nog grondig gerenoveerd, maar het is raden naar de onderhouds- en instandhoudingswerken die nadien werden uitgevoerd. Feit is wel dat er in 2009 een grondige technische inspectie gebeurde door de bouwers van de scheepshelling. Die inspectie kwam er op vraag van het Autonoom Gemeentebedrijf Haven Oostende (AGHO) dat in die periode het beheer van de slipway overnam van de stad Oostende. Bij de inspectie door Crandall werden ernstige gebreken vastgesteld, voornamelijk slijtage. Deze worden bevestigd in volgende inspectieverslagen door de keuringsorganisatie ATK (vereniging voor Arbeidsveiligheid door Techniek en Controle) uit 2010. Na september 2010 werden er blijkbaar geen technische controles meer uitgevoerd, al is dit vereist volgens het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB).
Door het ongeval waarbij de slipway ernstig beschadigd geraakte, werd deze onbruikbaar en sindsdien ligt deze er dan ook werkloos bij. De schade werd niet hersteld en de constructie werd niet opnieuw operationeel gemaakt. Deze 5 jaar zonder onderhoud laten duidelijk sporen na. De site ligt aan de overkant van de vismijn. Op zich is het een industrieel archeologische site, maar draagt pijnlijke tekenen van verval in zich. Deze situatie wordt door de eigenaar van het monument, zijnde het Vlaamse Gewest, klaarblijkelijk gedoogd, weliswaar met een uithandengeving van het beheer aan verschillende partners die het op hun beurt hebben doorgegeven. Het is dus een zeer complexe situatie, maar de eigenaar is Vlaanderen.
Minister-president, had u als eigenaar van de site weet van de inspectieverslag van Crandall waarin ernstige tekortkomingen en gebrekkig onderhoud werden vastgesteld? Hebt u de beheerder van de site hierop aangesproken en aangemaand om de slipway als een goede huisvader te beheren, zoals het decreet dat vereist?
Was het u bekend dat de scheepshelling na september 2010 klaarblijkelijk niet meer periodiek werd gekeurd? Welke acties hebt u ondernomen toen bij het ongeval de slipway beschadigd werd, enerzijds uit hoofde van eigenaar, het Vlaamse Gewest, en anderzijds als behoeder van het erfgoed, de verantwoordelijke minister? Ik denk dat u toen ook al bevoegd was voor deze materie. Hoe komt het dat het monument nog niet hersteld werd en verder blijft verkommeren? Wordt de slipway nog in zijn oorspronkelijke staat hersteld en zal die ooit weer operationeel kunnen zijn?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik ben in deze de woordvoerder van minister Weyts. De eigenaarssituatie is u bekend. De afdeling KUST van het agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MDK) is eigenaar van de site van de slipway. Deze site is volledig overgedragen in beheer en genot aan de stad Oostende sinds 1933. Er is vervolgens een cascade gebeurd. De stad Oostende heeft het beheer doorgegeven aan het Autonoom Gemeentebedrijf Haven Oostende en aan de exploitant NV Cobulas. Dit zijn de drie andere partijen die met het vonnis solidair en in solidum werden veroordeeld.
Het verslag waar u in uw eerste vraag naar peilt, is opgemaakt in opdracht van de stad Oostende en niet rechtstreeks bezorgd aan de afdeling KUST als eigenaar. Dit verslag werd pas na het schadegeval ontvangen door de eigenaar in het kader van de bespreking van de instandhoudingsmaatregelen van de beschermde site.
Als eigenaar van de site heeft de Vlaamse overheid geen acties ondernomen ten aanzien van de stad als beheerder. Het initiatief is sinds 1933 ononderbroken uitgegaan van de stad Oostende. De eigenaar was niet op de hoogte van het feit dat er blijkbaar geen periode keuring meer was gebeurd conform de ARAB-wetgeving. Teneinde de positie tijdens het rechtsgeding niet te beïnvloeden, heeft geen van de partijen actieve herstelmaatregelen genomen. Een herstel van de installatie werd wel besproken met Onroerend Erfgoed.
Er zijn afspraken gemaakt met Onroerend Erfgoed en de stad Oostende en het AGHO inzake instandhoudingswerken aan het monument. Het is de beheerder die initiatief zal nemen om de herstellingswerken te laten onderzoeken en uit te voeren. Hiertoe zal een aanvullende erfpachtovereenkomst opgemaakt worden.
Er is geen economische noodzaak om de slipway als actieve scheepslift aan te wenden. Een herstelling in de oorspronkelijke staat kan niet gebeuren indien moet worden voldaan aan de actueel geldende wetgeving inzake arbeidsveiligheid. Om die beide redenen zal de grote slipway die is beschadigd niet als operationele installatie hersteld worden. In het kader van de tentoonstelling van het erfgoed is het wel de wens een historisch vaartuig te plaatsen op de slipway en sporadische demonstraties te laten plaatsvinden met de kleine slipway.
De heer Caron heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor het hoopgevende antwoord. Enerzijds is het jammer dat de scheepshelling geen economische functie meer kan uitoefenen, maar ik begrijp dat dit niet meer haalbaar is binnen de kosten. Ik ben blij dat de scheepshelling wordt hersteld en dat Onroerend Erfgoed erop zal toezien. Deze versnelling is misschien gebeurd sinds de rechtszaak. Ik heb er ook begrip voor dat er weinig is gebeurd tijdens de behandeling die vijf jaar lang heeft aangesleept.
Ik hoop dat de herstelling en het tentoonstellen van de scheepswerf, samen met eventueel een historisch schip, ook een aantrekkelijk punt zal zijn en dat deze kant van de haven van Oostende als erfgoed aantrekkelijk kan zijn. In de buurt komen nieuwe woongelegenheden. Het is aan de overkant van de vismijn. Het geeft zin aan ons erfgoed, waarvoor ik u dank.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Dit illustreert nog maar eens hoe belangrijk goed huisvaderschap is. Er is in deze nood aan goed beheer en onderhoud.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het is niet vanwege de kosten in functie van een economisch gebruik van de slipway dat er geen herstel komt. Het is gewoon zo dat het herstel in de oorspronkelijke staat van de slipway, wat nu met Onroerend Erfgoed beoogd wordt, niet verenigbaar is met de huidige normen inzake ARAB. Het mag niet uitgebaat worden.
Ik ben het met u eens dat het herstel belangrijk is en ik hoop dat het zal gebeuren. Er zal ook een aanvullende erfpachtovereenkomst gemaakt worden. Ik deel uw mening dat dit een mooi aantrekkingspunt is voor een havenstad als Oostende. Alleen is het zo dat er een onverenigbaarheid is tussen de economische activiteit en het behoud of het herstel als erfgoed onder de huidige normen. Daar zie ik ook geen economische noodzaak voor.
De heer Caron heeft het woord.
Het is symptomatisch dat een vrij unieke site in Vlaanderen zovele jaren zonder zorg en onderhoud is blijven verkommeren. We hebben in deze commissie al vaak gediscussieerd over goed onderhoud en goed huisvaderschap om kosten van restauratie te vermijden. Het is een voorbeeld van hoe het niet moet. Men zegt soms ‘het verstand komt niet voor de jaren’ en Oostende heeft wat betreft erfgoed niet altijd een goede reputatie. Ik hoop dat de mentaliteit op dit stuk langzaam maar zeker keert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.