Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik heb vier vragen over de subsidies voor managementadvies binnen de sociale economie. We gaan terug naar de beslissing die u hebt genomen op 27 januari 2017, waarmee u de voorwaarden hebt goedgekeurd voor de toekenning van een subsidie voor managementadvies. Er werden ook een aantal doelstellingen vooropgesteld, enerzijds het verbreden van de maatregel tot meerdere adviesbureaus en dienstverleners en anderzijds de afstemming met de kmo-portefeuille.
Het is een goede zaak dat de verbreding van de premie voor managementadvies werd goedgekeurd. De ondernemingen in de sociale economie waren al langer vragende partij voor meer vrijheid bij de keuze van adviesbureau of dienstverlener. Maar het is wel vreemd dat er nu absolute vrijheid van keuze wordt gegeven en dat er vanuit de overheid geen enkele controle zou bestaan over de kwaliteitsbewaking.
Met betrekking tot de afstemming van de kmo-portefeuille vinden we het vooral jammer dat een gedeeltelijke integratie of één-loket niet is gerealiseerd. We hebben begrepen dat de problemen eerder lagen bij de bevoegdheid economie en minder bij sociale economie. Ik denk nog altijd dat het een gemiste kans is. De afstand tussen de sociale en reguliere economie kon hiermee worden verkleind, en dat is met dit verhaal jammer genoeg niet gebeurd.
Waarom is er niet gekozen om binnen twee afzonderlijke instrumenten van de Vlaamse overheid, kmo-portefeuille en subsidie voor managementadvies voor de sociale economie, voor een minimale afstemming te gaan? Binnen de kmo-portefeuille moeten dienstverleners eerst een positieve audit doorlopen alvorens geregistreerd te kunnen worden binnen de kmo-portefeuille. Binnen de sociale economie wordt er geen enkele kwaliteitsbewaking vooropgesteld. De Vlaamse overheid heeft volgens ons dan ook geen enkele hefboom meer om bij slechte advisering te kunnen optreden.
Daarnaast was ook een van de uitdagingen om de regelgeving af te stemmen op de Europese regelgeving. In het bijzonder voor grote ondernemingen in de sociale economie zou er mogelijks een probleem kunnen zijn, aangezien enkel kleine en middelgrote ondernemingen in aanmerking kunnen komen.
Minister, artikel 12, paragraaf 4 van het ondersteuningsdecreet voor de sociale economie stelt dat “de dienstverleners die het managementadvies aanbieden kwaliteitsgaranties moeten bieden op het vlak van managementadviesverlening. De Vlaamse Regering kan daartoe nadere voorwaarden bepalen.” In het besluit van 27 januari 2017 wordt enkel nog gesteld dat het adviesbureau een rechtspersoonlijkheid moet hebben en als maatschappelijke hoofdactiviteit advies moet verlenen.
Begrijp ik het dan goed dat de Vlaamse Regering geen verdere kwaliteitsvoorwaarden heeft vastgelegd? Betekent dit dat ondernemingen om het even waar advies kunnen vragen zonder voorafgaande toets zoals bepaald is bij een kmo-portefeuille? Waarom heeft de Vlaamse Regering niet gekozen voor een afgestemde of gelijkaardige procedure als bij de kmo-portefeuille?
In het besluit van 27 januari wordt wel bepaald dat het Departement Werk en Sociale Economie uiterlijk na 45 dagen een beslissing neemt met betrekking tot de goedkeuring van de steunaanvraag. Op basis waarvan zal het departement oordelen dat een steunaanvraag al dan niet in aanmerking komt voor subsidiëring? Welke kwaliteitscriteria worden in de beoordeling meegenomen?
Hoe schat u als minister de impact van dit besluit in op de ondernemingen in de sociale economie? Zijn er ondernemingen die wegens de EU-bepalingen naar grootte van de onderneming uit de boot zullen vallen?
In het nieuwe besluit worden coöperatieve vennootschappen uitgesloten van de subsidie voor managementadvies. Nochtans wilt u als minister inzetten op de heropleving van het coöperatieve ondernemerschap en startende coöperatieve vennootschappen ondersteunen. De subsidie voor managementadvies was, op basis van cijfers in antwoord op onze schriftelijke vragen, nochtans een zinvol instrument voor startende coöperatieve ondernemingen.
Waarom komt de coöperatieve onderneming als begunstigde, vastgelegd in het Ondersteuningsdecreet, nu niet meer in aanmerking voor een subsidie managementadvies?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Beenders, ik dank u voor uw vraag. En waarom zeg ik ‘dank u’ – en meen ik dat ook?
Omdat u in uw vraagstelling een aantal veronderstellingen aanneemt – u zit natuurlijk niet in de regering en kunt dus niet alles weten wat er is afgesproken – krijg ik hier de kans om een en ander te verduidelijken en recht te zetten. Dank dus voor uw vraag.
U vraagt naar de kwaliteitsvoorwaarden. Zijn ze vastgelegd? Zijn ze losgelaten? Is er volledige keuzevrijheid?
De kwaliteitsgaranties die de dienstverleners moeten bieden, waren niet gespecifieerd in het decreet van 17 februari 2012. Dat betekent uiteraard dat de nadere voorwaarden nog moesten worden bepaald. Dat is de logica zelve.
In het onderzoek dat voorafging aan het besluit van 27 februari 2017 waarnaar u in uw vraagstelling hebt verwezen, werd het aspect kwaliteit uiteraard zeer goed afgewogen en meegenomen. Met de wijziging van de maatregel adviespremies werd geopteerd voor een totale opening van de markt van de adviesbureaus. U – en iedereen hier aanwezig – weet wellicht dat er vroeger slechts drie erkende adviesbureaus waren, met name Hefboom, Febecoop en Mentor, maar dat de ondernemingen sociale economie – als ik het zo mag samenvatten – eigenlijk al langer vragende partij waren voor meer keuzevrijheid wat die adviesbureaus betreft. Dat is zeer duidelijk een vraag geweest vanuit de sector. Ik vind het eigenlijk niet goed dat er een soort monopolie was voor slechts drie erkende adviesbureaus. Dit is, althans in mijn ogen, dus een zeer terechte beleidskeuze geweest, die ook is tegemoetgekomen aan de verzuchtingen die ons ter ore zijn gekomen vanuit de sector. Dat stond trouwens ook al in de beleidsbrief en dat heeft altijd gestaan in de beleidsnota. De voltallige Vlaamse Regering heeft dit dan ook ondersteund.
Uiteraard vinden we het heel belangrijk, ondanks het feit dat we meer adviesbureaus toelaten en het monopolie van de drie hebben afgeschaft, dat de kwaliteit van het advies en de adviesverlener gegarandeerd wordt en blijft. Hoe komt dat tot uiting? Dat gaat meer bepaald over artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, waarin een aantal voorwaarden zijn opgenomen waaraan het advies en de adviesvertrekker moeten voldoen.
Een tweede sleutel om die kwaliteit te kunnen blijven garanderen, is volgens mij de cofinanciering vanuit de gebruiker zelf, wat bijkomend aanstuurt op de aanduiding van een kwaliteitsvolle dienstverlener. Als men zelf iets moet bijdragen, gaat men natuurlijk op zoek naar een dienstverlener die de meeste kwaliteit kan bieden. Daarenboven dient de adviesverlener in de offerte een motivering van diens relevante expertise voor het managementadvies op te nemen.
Welke kwaliteitscriteria worden in de beoordeling al dan niet meegenomen? Het Departement Werk en Sociale Economie oordeelt of de adviesaanvraag aan de vormelijke en inhoudelijke voorwaarden uit het besluit voldoet. Concreet gaat het daarbij bijvoorbeeld – ik vat samen – over een aantal voorwaarden waaraan de onderneming sociale economie zelf moet voldoen. Waarover kan dat gaan? Ze moeten bijvoorbeeld erkend zijn door de Vlaamse overheid. Ze mogen niet reeds op een andere manier worden gesubsidieerd voor dat advies. Dat is belangrijk, het betekent dat er geen cumul mag zijn van verschillende premies voor een advies. En men mag bijvoorbeeld ook geen achterstallige schulden hebben.
De offerte van het adviesbureau moet een uitgebreide toelichting bevatten over het inhoudelijke kader. Zo moet er in dat inhoudelijke kader een beschrijving staan van welk advies er wordt ingewonnen. Er moet ook duidelijkheid zijn over de expertise, er moet een kostenraming zijn enzovoort.
Er wordt voor de subsidie geen onderscheid gemaakt naar categorieën managementadvies. Een managementadvies is elk onderbouwd schriftelijk advies dat wordt ingewonnen om de bedrijfsvoering te verbeteren en de onderneming te versterken, te laten groeien of te transformeren. Een aantal adviezen komen evenwel niet in aanmerking. Het gaat bijvoorbeeld over wettelijk verplichte adviezen. Adviezen inzake milieu, energie en dergelijke vallen daar dus buiten. Dat is logisch, aangezien het wettelijk verplichte adviezen zijn. Ook adviezen van permanente of periodieke aard vallen daarbuiten. Een advies bij selectie is een van de voorbeelden waarvan ik het gerechtvaardigd vind dat die daarbuiten vallen.
Hoe schat ik de impact in van dit besluit op de ondernemingen in de sociale economie? Mijnheer Beenders, u legt daarbij de link met de Europese bepalingen. U vraagt letterlijk: “Hoe schat u het in?”
Ik kan u zeggen dat ik inschat dat deze uitbreiding van zowel de inhoudelijke mogelijkheden als het budget de maatregel nieuw leven zal inblazen en de professionaliteit in de sector zal verhogen en versterken. Uit de behoeftebevraging van de sociale-economieondernemingen bleek dat het individueel advies als zeer waardevol wordt beschouwd.
De grote ondernemingen vallen niet de facto uit de boot, maar moeten logischerwijze onder het zogenaamde ‘de minimis’-maximumplafond blijven. Dat was in het verleden ook al zo en is dus niet nieuw. Het ‘de minimis’-maximumplafond is een Europese regelgeving die het plafond bepaalt van gecumuleerde staatssteun die een grote onderneming maximaal mag ontvangen. Het gaat over 200.000 euro om de drie jaar.
In uw laatste vraag vraagt u naar de coöperaties. U weet dat de coöperatieve ondernemingen terechtkunnen bij de kmo-portefeuille. Om de mogelijkheid tot cumul – en dus een ongelijke behandeling tussen de verschillende sociale-economieondernemingen – te kunnen vermijden, zijn die niet geselecteerd als begunstigden van de maatregel managementadvies. Collega’s, zij konden eigenlijk twee keer langs de kassa passeren: een keer met het managementadvies dat vanuit de sociale economie werd betaald en anderzijds ook via de kmo-portefeuille. Wij vonden dat in de regering niet billijk ten opzichte van allerlei andere sociale-economieondernemingen die die keuze niet hadden.
Mijnheer Beenders, collega’s, natuurlijk zal ik blijven inzetten op de coöperatieve ondernemingen en het coöperatief ondernemerschap. Ik vind dat zeer belangrijk. De ondersteuning van deze ondernemingen blijft daarom ook gepland in de collectieve ondersteuning en de gerichte subsidie-oproepen.
Wat hierbij zeer belangrijk is, collega’s, is dat de heer Beenders in zijn vraag ook heeft gerefereerd aan de starters: ‘Wat gebeurt er nu met de starters?’ Ik kan u garanderen – het is ook zo opgenomen in het besluit – dat zij bij de collectieve ondersteuning terechtkunnen. Zij vallen dus niet uit de boot.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, ik denk niet dat het een vraag is voor een heel uitgebreid debat. Ik denk dat het eerder een vraag is om verduidelijking te krijgen. U hebt die ook gegeven.
Ik heb in de vraag duidelijk gesteld dat wij absoluut tevreden zijn, zelfs vanuit de oppositie, dat u de markt hebt opengegooid. Ik hoop dat het aantal adviezen daardoor ook zal toenemen. We moeten vooral de kwaliteit van die dienstverleners goed blijven opvolgen. U hebt geoordeeld naar verschillende argumenten. U kunt alleszins uitleggen waarom u het een en ander hebt beslist, wat mij betreft zelfs gegrond.
We moeten goed opvolgen hoe het nu evolueert. Met uw verduidelijking zijn heel wat vragen in de sector nu opgelost. Ik heb zelf geen bijkomende vragen over dit onderwerp.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dit is een goede, zeer goede beslissing. Het klopt natuurlijk: als je als onderneming zelf in cofinanciering moet voorzien, zorg je er natuurlijk voor dat je dienstverlener van goede kwaliteit is, want anders gooi je je eigen geld weg. Ik denk dat daarmee toch voor een deel in de kwaliteit is voorzien.
Ik heb een heel kleine vraag, omdat ik het zelf niet weet. Grote ondernemingen voor Europa, wat wil dat precies zeggen? Hoeveel werknemers moeten zij hebben? Ik weet niet of u het uit het hoofd weet. Wat wordt beschouwd als een grote onderneming voor Europa, die dan 200.000 euro steunverlening per drie jaar krijgt?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Claes, pin mij er niet op vast – we zullen het nog checken – maar ik denk dat het gaat over 200 werknemers. (Opmerkingen van Rob Beenders en Sabine Vermeulen)
250. De vraag is bij deze dus beantwoord.
Ik dank de collega’s voor de steun en voor de onderschrijving dat dit een goede en gerechtvaardigde beslissing is geweest door de Vlaamse Regering.
De vraag om uitleg is afgehandeld.