Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de gestandaardiseerde proeven in het basisonderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, tijdens de plenaire vergadering van 22 februari jongstleden stelde ik de minister – samen met een aantal van de collega’s – een aantal vragen over gestandaardiseerde toetsen in het onderwijs. Het debat was toen tweeledig: ten eerste ging de discussie of het zinvol zou zijn centrale toetsen doorheen de ganse schoolbaan in te voeren zoals een aantal wetenschappers suggereerden, en ten tweede ging het debat over het valideren van de bestaande testen in het basisonderwijs. De validatie van die toetsen is ook opgenomen in het regeerakkoord.
Over dat laatste is er blijkbaar goed nieuws. De bestaande interdiocesane toetsen en de OVSG-toetsen (Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten) zouden zijn gevalideerd door het Leuvense Steunpunt Toetsontwikkeling en Peilingen en er kan dus een toolkit met toetsen worden samengesteld. Momenteel nemen al zo’n negen op de tien basisscholen over alle netten heen een dergelijke proef af.
De proef is niet bedoeld om individuele resultaten van leerlingen kenbaar te maken, maar als interne kwaliteitscontrole voor de scholen. Het is ook opgenomen in het Masterplan voor de hervorming van het secundaire onderwijs om er beleidsinformatie uit te halen. De school kan er wel voor opteren de resultaten van de proef mee te nemen voor beslissingen over individuele leerlingen, maar is in geen geval een toegangsticket voor het secundair onderwijs. Het zou jammer zijn als de onderwijstijd die wordt gebruikt om de toets bij de leerling af te nemen en eventueel te bespreken, niet wordt meegenomen in de globale evaluatie van de leerling met alle andere aspecten van evaluatie en beoordeling die op een klassenraad gebeuren.
Minister, hoe zal de verdere praktische uitrol van de toolkit verlopen? Waar is die? Hoe vinden scholen die?
Zijn scholen vrij om te kiezen welke leergebieden er getoetst worden ? Zullen ze dit jaarlijks kunnen veranderen? Voor beleidsinformatie moet er natuurlijk enige info zijn over verschillende cohorten heen.
Zal er een informatiecampagne komen voor scholen – en dan in het bijzonder voor die scholen die momenteel nog geen toetsen afnemen – om hen vertrouwd te maken met de nieuwe toolkit?
Zullen de ouders op de hoogte worden gebracht dat de toetsing geen centraal examen of toelatingsexamen is voor het secundair onderwijs, maar wel dient om beleidsinformatie en kwaliteitsinformatie over scholen te verzamelen en dat de toets wel kan worden meegenomen in de totale evaluatie?
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de lagere scholen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen richten in zowel het vierde als het zesde leerjaar de interdiocesane proeven in. Oorspronkelijk waren de proeven bedoeld om de kennis van wiskunde en Nederlands te testen, maar later kwam daar ook wereldoriëntatie bij.
Niet alle leerlingen volgen vandaag de proef, die zowel digitaal als op papier kan gebeuren: ongeveer 64 procent van de vierdejaars en 86 procent van de zesdejaars nemen deel. In totaal gaat het jaarlijks om 60.000 leerlingen.
De interdiocesane proeven hebben een drieledige opdracht. De resultaten worden gebruikt voor interne kwaliteitszorg, leerkrachten krijgen een beter zicht op hoe bepaalde doelen beter kunnen worden geconcretiseerd, en uit de resultaten kunnen ook suggesties worden gehaald voor de verbetering van de onderwijspraktijk. Katholiek Onderwijs Vlaanderen vat de resultaten samen in publiek toegankelijke rapporten.
Vergelijkbare proeven worden ook in de scholen onder de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG) en het Gemeenschapsonderwijs (GO!) georganiseerd. De gestandaardiseerde OVSG-toets wordt ook in de meeste GO!-scholen gebruikt. Respectievelijk 98 en 92 procent van de basisscholen nemen hieraan deel. De OVSG-toets bevat schriftelijke en praktische testen gericht naar alle leergebieden en domeinen waarvoor er in het basisonderwijs eindtermen zijn geformuleerd.
Zowel de interdiocesane proeven als de OVSG-toetsen werden, op vraag van de Vlaamse overheid, gescreend door het Steunpunt Toetsontwikkeling en Peilingen van de KU Leuven. Het rapport komt tot het besluit dat zowel de interdiocesane proeven als de OVSG-toetsen van voldoende kwaliteit zijn. Wat betreft de inhoudsvaliditeit, worden de toetsen afgestemd op de leerplandoelen, maar zowel interdiocesane proeven als de OVGS-toetsen beogen geen absolute meting van de beheersing ervan. Wel worden ze gebaseerd op een selectie van eindtermen binnen een leergebied, maar het steunpunt is van mening dat die voldoende relevant is.
Dit betekent dat beide proeven kunnen worden opgenomen in de aangekondigde toolkit met gevalideerde toetsen. Elke school zal binnenkort, op het einde van het basisonderwijs, alle leerlingen kunnen laten deelnemen aan een gevalideerde toets uit deze toolkit. Iedere toets zal vanaf schooljaar 2017-2018 ten minste twee leergebieden omvatten, en drie leergebieden tegen schooljaar 2018-2019. Het eindrapport beveelt ook aan dat, ondanks het verschil in aanpak tussen het katholieke onderwijs en OVSG, de toetsresultaten per leergebied ook op leerlingniveau gebruikt kunnen worden. Ze kunnen bijgevolg worden ingeroepen als bijkomend materiaal bij het nemen van belangrijke beslissingen op leerlingniveau, zoals bijvoorbeeld het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs.
Minister, wat is uw standpunt aangaande de beleidsaanbevelingen van dit eindrapport van het steunpunt van de KU Leuven?
Vanaf het schooljaar 2017-2018 zal worden nagegaan of scholen, in het kader van hun interne kwaliteitszorg, gebruikmaken van hetzij de paralleltoetsen hetzij andere gevalideerde instrumenten om op schoolniveau hun beleid te monitoren en eventueel bij te sturen. Hoe zal dit concreet gebeuren?
Welke andere maatregelen zullen worden genomen om de basisscholen te ondersteunen in hun interne kwaliteitszorg?
Een laatste vraag en voor mij persoonlijk een zorg: welke garanties zijn er dat de resultaten van individuele scholen niet openbaar gemaakt zullen worden, om zo rankings te vermijden?
Minister Crevits heeft het woord.
– Kathleen Helsen treedt als voorzitter op.
Dames en heren, ik zal inzoomen op een aantal belangrijke aanbevelingen die de onderzoekers doen. Zo blijkt uit die aanbevelingen dat zowel interdiocesane proef (IDP) als de OVSG-toets van voldoende kwaliteit geacht worden om opgenomen te worden in de toolkit met gevalideerde toetsen. Voor mij was dat zonder meer goed nieuws omdat dit aantoont dat de wijze waarop heel veel van onze scholen omgaan met de toetsen die ze al ettelijke jaren afnemen, echt oké is. Het vertrouwen dat we meenden daarin te mogen hebben, is niet beschaamd.
De toolkit is sinds 22 maart 2017 beschikbaar op de website van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en wordt grondig gekaderd binnen de doelstelling van het verhogen van de interne kwaliteitszorg van de basisscholen. Via deze website krijgt men ook toegang tot het onderzoek naar de validering van de OVSG en IDP-toetsen.
Door middel van de nieuwsbrief Schooldirect van 28 maart 2017 zijn alle basisscholen en ook de Brusselse Nederlandstalige basisscholen op de hoogte gebracht van het bestaan van de toolkit en de beschikbaarheid via de website. Ook via Lerarendirect wordt binnenkort aandacht aan de toolkit besteed.
Onderzoek bevestigt inderdaad dat het de primaire doelstelling van de toetsen is om informatie op schoolniveau te verzamelen. De resultaten wijzen uit dat de gegevens hiervoor inderdaad kunnen worden gebruikt. Het is immers belangrijk dat we blijven binnen de doelstelling van de validering van de toetsen zoals we in de conceptnota hadden opgenomen.
Voor het verslag zal ik deze doelstelling nog eens letterlijk herhalen. Ik citeer: “Elke school laat op het einde van het basisonderwijs alle leerlingen deelnemen aan (een) gevalideerde toets(en) (uit de toetstoolkit) die minstens twee leergebieden omvat(ten) uiterlijk tegen het schooljaar 2017-2018 en minstens drie leergebieden tegen het schooljaar 2018-2019. De resultaten van deze toets zijn gericht op het verkrijgen van informatie op schoolniveau over de mate waarin hun leerlingengroepen de eindtermen behalen. Beslissingen over het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs aan leerlingen, komen uiteraard toe aan de school zelf en kunnen niet uitsluitend afhankelijk zijn van het al dan niet slagen van de leerling in deze toets. Het resultaat van deze toets kan wel een van de elementen zijn waar de klassenraad in haar totale beoordeling mee rekening houdt.”
Aangezien de evaluatie van individuele leerlingen tot de autonomie van de scholen behoort, laat ik het aan de scholen, in casus de klassenraden, om te beslissen of ze de resultaten van deze gevalideerde toetsen meenemen als een van de elementen in de beoordeling van individuele leerlingen. Dit staat ook zo in de conceptnota. Het resultaat van deze toets kan wel een van de elementen zijn waar de klassenraad in haar totale beoordeling rekening mee houdt.
Samengevat, het is bedoeld om het op schoolniveau te toetsen. Het kan niet het enige doorslaggevende element zijn, maar wel een van de elementen.
Het verplicht gebruik van gevalideerde toetsen voor alle leerlingen op het eind van het basisonderwijs vanaf volgend schooljaar, zoals opgenomen in de conceptnota, is als maatregel opgenomen in Onderwijsdecreet XXVII. De verdere communicatie over het verplicht karakter van deze maatregel zal meegenomen worden in de communicatie over OD XXVII, nadat dit decreet door het Vlaams Parlement is goedgekeurd. Het gaat daarbij om communicatie via de gebruikelijke kanalen bij nieuwe regelgeving, zoals omzendbrieven, Ronde van Vlaanderen, Schooldirect enzovoort.
Scholen kunnen inderdaad zelf de leergebieden kiezen en kunnen die ook jaarlijks veranderen. Onderwijsdecreet XXVII bevat wel de verplichting om vanaf volgend schooljaar minimaal twee leergebieden te toetsen en vanaf 2018-2019 minimaal drie leergebieden. Dit kan geen probleem vormen. De OVSG-toets bevat nu reeds alle leergebieden en IDP voor de leergebieden wiskunde, Nederlands en het toen nog niet gesplitste leergebied wereldoriëntatie. De paralleltoetsen dekken dezelfde leergebieden als IDP. Ik heb gisteren nopens het Frans gezegd dat we een peilingsproef zullen houden in het najaar. Er komen dan ook paralleltoetsen. Die zitten mee in de toolkit.
Er was een vraag over de informatiecampagne voor scholen. Ik heb al gezegd wat er nu al is gecommuniceerd en wat er zal gebeuren na de goedkeuring van het decreet. Ik kan natuurlijk pas doorgaan in de communicatie als het parlement de regel heeft goedgekeurd.
Momenteel gebruiken reeds 9 op 10 basisscholen een gevalideerde toets. Ik beschik niet over een lijst van scholen die het voorlopig nog niet gebruiken. Het vertrouwd maken van deze scholen met de toolkit, is sowieso een belangrijke taak van de pedagogische begeleidingsdiensten. We zullen wel aan alle scholen laten weten dat de toolkit uit meer dan alleen maar de IDP en de OVSG-toetsen bestaat. Er kan worden gekozen uit een plejade van toetsen.
De manier waarop scholen hun leerlingen evalueren, behoort tot de autonomie van elke school. Scholen communiceren dit aan ouders via het schoolreglement dat besproken moet worden in de participatieorganen waarin ook ouders vertegenwoordigd zijn en dat bij inschrijving door alle ouders ondertekend moet worden.
OD XXVI bevat de expliciete bepaling dat scholen de gevalideerde toetsen ook kunnen meenemen in de beoordeling, maar dat is een element van het evaluatiebeleid van de scholen zelf. Uiteraard is het onbespreekbaar dat de indruk zou worden gewekt dat dit een centraal examen is voor het secundair onderwijs, want dat is het totaal niet. Ik zal dat ook heel duidelijk communiceren aan het begin van het volgende schooljaar.
Idem wat de rankings betreft. Deze toetsen zijn niet bedoeld om rankings tussen scholen op te maken. De bedoeling is het versterken van de interne kwaliteitszorg. Bij de paralleltoetsen wordt de anonimiteit van de scholen gewaarborgd. De overheid heeft geen toegang tot de individuele schoolresultaten. Ook de resultaten van de interdiocesane proeven en de OVSG-toetsen zijn niet beschikbaar voor de overheid. Scholen zijn ook eigenaar van hun resultaten op de gevalideerde proeven. Een ranking kan enkel opgesteld worden wanneer elke school hetzelfde instrument afneemt. Wij hebben dat vermeden door zeer nadrukkelijk de keuze te laten aan scholen om uit te toolkit keuzes te maken.
Vanaf het schooljaar 2017-2018 zal worden nagegaan of scholen gebruik maken van hetzij de paralleltoetsen hetzij andere gevalideerde instrumenten.
Op dit moment ontwikkelt de inspectie op basis van het referentiekader voor onderwijskwaliteit een nieuw toezichtskader dat in de toekomst gehanteerd zal worden bij schooldoorlichtingen. Op een aantal scholen wordt dit nu uitgetest. Een van de uitgangspunten bij de nieuwe manier van doorlichten is de manier waarop de school haar interne kwaliteitszorg ontwikkelt.
We hebben bij de laatste Onderwijsspiegel gezien dat het evaluatiebeleid van de scholen nog niet vaak genoeg doordringt tot op de klasvloer. Scholen gebruiken de resultaten die leerlingen boeken te weinig om hun eigen evaluatie- en kwaliteitsbeleid te ontwikkelen. Dat is een van de redenen waarom we vragen dat die toetsen worden afgenomen. De inspectie is zich daarop aan het organiseren, dat zal hier wellicht nog uitgebreid aan bod komen. Het evaluatiebeleid van de school, onder andere via het gebruik van die gevalideerde toetsen, maakt daar inherent deel van uit.
Wat de globale kwaliteitszorg betreft, verwijs ik naar alle maatregelen die opgenomen zijn in de beleidsbrief 2016-2017, meer bepaald onder punt 5.1. Het zou te veel tijd kosten om hier op elk van die maatregelen in te gaan, ik zal er twee voor mij zeer belangrijke uitlichten.
Er is de ontwikkeling van het gemeenschappelijk referentiekader voor onderwijskwaliteit (ROK). Als je een gezamenlijk kader hebt om onderwijskwaliteit te meten, is het grote voordeel dat iedereen de kwaliteitszorg via dezelfde structuur meet.
Het ROK formuleert minimale gemeenschappelijke verwachtingen van kwaliteitsvol onderwijs. Het wil scholen stimuleren en ondersteunen bij het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs en hen helpen hun eigen richting te bepalen. De pedagogische begeleidingsdiensten en de onderwijsinspectie zullen elk vanuit hun eigen rol dat doel mee helpen nastreven. Ik ben ervan overtuigd dat dit gemeenschappelijk referentiekader een belangrijk element is dat alle onderwijsbetrokkenen toelaat samen verder te werken aan interne kwaliteitszorg.
Het referentiekader verbindt onderwijsinstellingen, pedagogische begeleidingsdiensten en de onderwijsinspectie. Wat de Onderwijsspiegel betreft, is het voor mij heel positief dat scholen die in het verleden opmerkingen hebben gekregen op hun trajecten, samen met de pedagogische begeleidingsdiensten aan de slag gaan en goede resultaten boeken. We zien hoe snel de kwaliteit van de algemene vorming in het secundair onderwijs is verbeterd. De positieve effecten van het langskomen van de inspectie zijn al genoegzaam bewezen.
Ik zet ook blijvend in op het bieden van een informatierijke omgeving voor basisscholen via Mijn Onderwijs, Dataloep en een aantal datawarehouseprojecten, via de peilingsproeven en paralleltoetsen, via deelname aan TIMSS (Trends in International Mathematics and Science Study) in 2019 enzovoort.
In overleg met de pedagogische begeleidingsdiensten wil ik de interne kwaliteitszorg van zowel de instellingen als de eigen werking van de pedagogische begeleidingsdiensten versterken. De onderwijsinspectie gaat hierover ook in dialoog met de scholen om op die manier de datageletterdheid van de schoolteams te stimuleren. De resultaten die de leerlingen nu boeken in het secundair onderwijs, geven wij nu terug aan de basisscholen. Dat is bijzonder belangrijk materiaal om hun kwaliteitsbeleid vorm te geven. Men moet echter voldoende geletterd zijn om daar op een goede manier mee om te gaan. Ook daarin wordt geïnvesteerd.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Het is goed dat we scholen en leerkrachten goed informeren waarvoor ze het kunnen gebruiken en dat de klassenraad die toetsen kan meenemen in de globale evaluatie.
Ik heb nog een aantal heel concrete vragen. Ik heb die toetsen eens bekeken en ik heb vastgesteld dat het leergebied wereldoriëntatie er voor 2017-2018 en 2018-2019 nog altijd op staat, terwijl dat sinds 2015-2016 niet meer bestaat. Wereldoriëntatie is gesplitst in twee andere leergebieden. We zijn dus eigenlijk iets aan het toetsen dat niet meer bestaat. We moeten daar dus bijsturen.
Kan een stedelijke school de interdiocesane toetsen gebruiken? Of omgekeerd, kan een katholieke school de OVSG-toetsen gebruiken? Voor beide toetsen is een paswoord nodig en moet er worden ingelogd. Betekent dit dan dat alle scholen een login krijgen, ook wanneer ze niet tot dat net behoren? Of hoe gaat dat in zijn werk?
Elke school krijgt terugkoppeling en situeert de eigen school en eigen klas ten opzichte van het Vlaams gemiddelde. Gaat het effectief om een Vlaams gemiddelde? Als dat effectief Vlaams is, kunnen die gegevens worden geaggregeerd op Vlaams niveau en kunnen we daar wel degelijk beleidsinformatie uit halen. Op die manier hebben we elk jaar parallel- en peilingsproeven en dat lijkt me zeer interessant. Dat heb ik eigenlijk niet gehoord in uw antwoord, meer zelfs, u leek aan te geven dat het niet de bedoeling is dat dit tot bij ons zou geraken. Dat zou ik bizar vinden, zeker gezien de tijd en de middelen die daarin worden geïnvesteerd door scholen, leerkrachten en onderzoekers.
In het rapport zelf lees ik dat de toetsen voor 5 jaar gevalideerd zijn. Er zijn toetsen binnengekomen die gevalideerd zijn. Ik denk niet dat we elk jaar dezelfde toets zullen afnemen, want dan zouden de toetsen her en der verspreid geraken. Ik neem aan dat volgens dezelfde methodologie andere vragen worden ontwikkeld. Hoe gaat dat dan methodologisch in zijn werk binnen 5 jaar? Wordt dat opgevolgd? Wie doet dat?
In het rapport zelf worden een aantal voor beide toetsinstrumentaria heel specifieke aandachtspunten geformuleerd, hetzij inzake afname, hetzij inzake verbetersleutel en dergelijke meer. Een valide proef hangt samen met de vraagstelling, het verwachte antwoord en de manier van verbeteren. Is er wetenschappelijke opvolging op dat vlak waardoor scholen – u had het net over datageletterdheid en statistische geletterdheid – de juiste informatie hebben?
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het ook heel belangrijk dat u zelf onderstreept dat dit niet mag leiden tot rankings. Ik hoop ook dat de journalisten die onze commissie volgen dit antwoord opnemen.
In het verleden heeft men al geprobeerd – in sommige gevallen is men daarin geslaagd – om beleidsinformatie van het ministerie van Onderwijs die de vergelijking tussen scholen mogelijk maakt, te ontsluiten via de omweg van de openbaarheid van bestuur. Voor de veiligheid van scholen en opdat dit echt een instrument zou zijn van interne kwaliteitszorg en kwaliteitsverbetering, is het heel belangrijk dat vanaf de start heel duidelijk is dat het niet de bedoeling kan zijn om rankings op te maken.
Ik sluit me aan bij de bijkomende vraag van de heer Daniëls dat het heel belangrijk is dat schoolbesturen, directies en pedagogische teams effectief zelf kunnen beslissen welke toetsen en welke elementen van die toolkit zij elk jaar gebruiken. Zij moeten vrije toegang hebben tot het volledige pakket.
Voor het deel dat ik het beste kent, namelijk OVSG, doen de mensen van de OVSG-toets elk jaar de inspanning om er telkens opnieuw een volledig nieuwe toets van te maken. Zij werken met een jaarlijks veranderend thema. Het gaat om een letterlijke vergelijking tussen jaren voor scholen die OVSG-toetsen gebruiken. Daardoor is het moeilijk te zeggen of de leerlingen die voor eindterm X staan, nu verder staan dan 5 jaar geleden of net omgekeerd. Het geeft een globaal beeld van de klasgroep. Zij kunnen zich niet alleen vergelijken met heel Vlaanderen, maar ook met statistisch relevante schoolclusters. Ik denk dat dit voor gemeenten via de website lokale statistieken ook zo gebeurt. Via clusters van de centrumsteden, de randstedelijke gebieden, de landelijke gebieden, de kleine centrumsteden kunnen gemeenten zich met elkaar vergelijken. Het is nuttig dat scholen zich niet alleen met het Vlaams gemiddelde kunnen vergelijken – sommige scholen zal dat een voldaan gevoel geven, andere een bijna wanhopig gevoel – maar ook te weten welke leerwinst je kunt boeken met een groep leerlingen.
Minister, het is heel belangrijk dat u verder inzet op die dataontsluiting. Uw diensten hebben heel veel data die door de scholen worden doorgegeven en verwerkt. Ik ben het er volledig mee eens dat basisscholen de feedback moeten krijgen hoe hun leerlingen het nadien doen in het secundair onderwijs. Ook voor secundaire scholen is het belangrijk te weten hoe hun jongeren het nadien doen op de arbeidsmarkt en in het hoger onderwijs. Ik denk dat de communicatie daarover nog onvoldoende is. Sommige basisscholen verzamelen die informatie zelf bij die secundaire scholen waar veel van hun leerlingen naar doorstromen, dat gebeurt via mail of telefoongesprek. Dit kan heel eenvoudig via ‘My School’. Ik zie nog altijd veel directies van basisscholen inspanningen leveren om die gegevens te verzamelen.
Ik heb nog een vraag die eventueel kan worden beantwoord via een toevoeging aan het verslag. Wat gaat het ROK veranderen voor de individuele scholen? Dat is voor mij nog niet helemaal duidelijk. Het lijkt me nuttig voor de commissie om ons daar een schriftelijke stand van zaken over te bezorgen waardoor we dit goed kunnen opvolgen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, in het kader van het M-decreet zitten in de scholen kinderen die uiteraard via ondersteunende maatregelen toetsen maken. Volgen zij een individueel curriculum waardoor ze op het einde van het zesde leerjaar misschien niet in staat zijn om die toetsen te maken? De scholen vragen in welke mate die toetsen verplicht zijn voor alle leerlingen. Mogen leerlingen met ondersteunende maatregelen die maatregelen ook gebruiken om de toets te maken of mogen zij van die toets ontslagen worden wanneer leerkrachten al op voorhand weten dat zij niet zullen voldoen aan de inhoud van die toets? Voor die leerlingen zou het dan frustrerend zijn als zij die toets toch zouden moeten maken. Vanuit de inspectie is het signaal dat het de bedoeling is dat alle leerlingen die toets zouden maken.
De heer De Meyer heeft het woord.
Dit interessante gesprek kunnen wij uiteraard niet los zien van Onderwijsdecreet XXVII dat onder meer in het verplicht gebruik van gevalideerde toetsen voorziet.
In de laatste versie – we kunnen die versie uiteraard opvragen wanneer die op de regering is geweest – die ik heb kunnen lezen, heb ik drie elementen aangestipt. De scholen zijn de eerste verantwoordelijken voor hun interne kwaliteitszorg. Scholen kunnen uit deze toolkit kiezen in functie van hun eigen kwaliteitsbeleid; indien scholen gebruik wensen te maken van andere toetsingselementen dan kan dit als het om gevalideerde instrumenten gaat. De resultaten zijn gericht op het verkrijgen van informatie op schoolniveau over de mate waarin de leerlingen de eindtermen behalen. Ik denk dat deze drie elementen bijzonder belangrijk zijn, minister. U hebt trouwens in uw antwoord op naar sommige elementen verwezen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Minister, hebt u er een zicht op wanneer OD XXVII zal worden ingediend in het parlement?
Ik zou willen inpikken op wat de heer De Ro heeft gezegd. Ik denk dat het interessant zou zijn om de Onderwijsinspectie eens uit te nodigen zodat ze toelichting kunnen geven. De minister heeft het al meermaals als suggestie gegeven. We hebben hier al vaak gesproken over te Onderwijsinspectie. Het zou goed zijn om die informatie te krijgen zodat we weten wat het inspectie in de toekomst wil doen.
Ik ben diegene die hier al maanden geleden gezegd heeft – en ik neem elke gelegenheid te baat – om de Onderwijsinspectie eens uit te nodigen omdat het interessant is om te weten met welke vernieuwing zij bezig zijn en op welke manier zij naar de scholen zullen gaan in de toekomst. Het wordt nu uitgerold als test in een aantal scholen. Voor de heer De Ro mocht het ook schriftelijk, maar ik denk dat de inspectie de kans moet krijgen om met de parlementsleden eens in dialoog te gaan. Er komt ook een Inspectiedecreet aan. Voor de voorbereiding van de bespreking kan het interessant zijn om de inspectie zelf eens te horen. Ik ben echt vragende partij voor een open gesprek met de parlementsleden.
Ik wil eerst twee opmerkingen maken. Voor de gegevens die wij als overheid willen verzamelen op systeemniveau, hebben we de peilingsproeven. Als ik zeg dat we in het najaar peilingproeven Frans gaan doen, dan is dat met de bedoeling om na te gaan waar de Vlaamse scholieren staan. Dat is voor mij relevant materiaal waarover wij als overheid moeten kunnen beschikken.
De toolkit die we aanbieden – het staat ook zeer uitdrukkelijk in de conceptnota –, is bedoeld om de interne kwaliteitszorg in scholen te meten, niet om vergelijkingen te maken tussen scholen of om rankings op te stellen. Door het feit dat we een toolkit maken – die ook de proeven van het katholiek onderwijs en OVSG bevat, evenals de parallel van de overheid – waaruit je kan kiezen welke proeven je gebruikt, maakt dat er een grote variëteit zal zijn van proeven die worden aangeboden. Het is niet de bedoeling dat wij als overheid al het materiaal naar ons zuigen. OVSG en het katholiek onderwijs zijn eigenaar van die proeven. Wij hebben ze laten controleren of ze voldoen aan de voorwaarden en de verwachtingen die wij hebben. Onderzoekers hebben gezegd dat dit zo is, maar dat ze bedoeld zijn om de interne kwaliteitszorg te verbeteren. Het is niet de bedoeling dat alle informatie naar ons komt.
De inlog is een zeer interessante vraag. In principe is elke school vrij om te kiezen welke tool uit de kit men zal gebruiken. Er is een bevraging gebeurd bij scholen en je voelt dat scholen sterk vragende partij zijn om de proeven waarmee ze werken of gewerkt hebben in het verleden, verder te gebruiken. Dat was een zucht van opluchting, ook bij mij, omdat blijkt dat het beleid zoals het de voorbije jaren is gevoerd, eigenlijk goed werkt. Ik heb niet als uitgangspunt gesteld dat het katholiek onderwijs nu vooral de OVSG-toetsen gaat gebruiken en OVSG vooral de toetsen van het katholiek onderwijs gaat gebruiken. Het GO! gebruikt al de toetsen van OVSG. Kan een school dat doen? Ja. Stel dat een school dat vraagt en er een inlogmogelijkheid moet zijn, dan is mijn antwoord zeker ja. Maar wij hebben tot nu toe gehoord dat men vooral verder gebruik wil maken van datgene waar men al gebruik van maakt.
De vraag over wereldoriëntatie is zeer terecht. Het leergebied is gesplitst maar de eindtermen zijn nog altijd dezelfde. Je zou kunnen vragen of men dan die toets nog kan hanteren of niet. Als het is om eindtermen te testen, kan het wel, maar het is ongelukkig dat die nog ‘wereldoriëntatie’ heet. Dat moet zo snel mogelijk worden opgelost. Doordat de eindtermen op zich niet zijn veranderd, kun je de inhoud ervan nog wel relevant gebruiken.
De vraag naar wijzigende vragen ligt een beetje moeilijk. Het onderzoek was niet zo goedkoop. De toetsen zijn goedgekeurd voor vijf jaar. Ik moet navragen of men aan de vragen wijzigingen kan aanbrengen of niet. Ik weet het niet. Ik weet ook niet of de diocesane proeven en de OVSG-proeven elk jaar van inhoud veranderen. We moeten nu onderzoeken of we volgend jaar een nieuwe goedkeuringsronde moeten doen of niet. Dit moeten we nog uitklaren.
Ik denk dat er geen enkele school in Vlaanderen is die niet op de hoogte is van het feit dat doorstroming van informatie van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs kan en dat men eigenlijk in staat moet zijn om dat te gebruiken. Doorstroming van informatie van het lager onderwijs naar het secundair onderwijs kan nog niet echt geweten zijn omdat we daar nog niet actief over hebben gecommuniceerd. De ronde van directeurs is pas in mei en juni en er wordt dan volop op gefocust. Het is dus logisch dat scholen dit nog niet echt weten; we weten zelf pas sinds een week dat alles in orde is om ook het lager onderwijs met het secundair onderwijs te verbinden. Voor mij is het wel heel relevant om het kwaliteitszorgbeleid op school vorm te kunnen geven. We zullen scholen ook helpen.
Wat zullen ze precies kunnen zien?
Het is de bedoeling dat men cyclisch de informatie terugkrijgt over de leerlingen die uitgestroomd zijn in de lagere school. Het kan dus gedurende de hele secundaire schoolcarrière. Zo kan de school nagaan wat er met hun leerlingen in de secundaire school gebeurt. Ik heb begrepen dat het ook anoniem was, maar dat moet ik nog eens navragen. Het is niet relevant of het al dan niet anoniem is, omdat het de bedoeling is om op populatieniveau in uw school te zien hoe uw leerlingen uitstromen.
Ik vind wel dat onze administratie een fantastische inhaalbeweging aan het doen is – in het kader van Tarra – om de informatie die de overheid binnenkrijgt systematisch terug te geven aan de scholen en zo te vermijden dat scholen zelf achter die informatie aan moeten. Voor mij is dat heel relevant; de techniek laat het ook toe. Het zou dus goed moeten werken. Maar de grote informatie naar de lagere scholen gebeurt dus naar aanleiding van de ronde van de directeurs in de volgende weken. Het is dus logisch dat hij zegt dat men het nog niet weet. Ikzelf heb er ook nog geen grote promotie rond gevoerd.
Collega Daniëls, over het Vlaams gemiddelde moeten we het nog eens hebben. Wij als overheid hebben de peilingproeven waarvan we ook informatie teruggeven. In principe blijft OVSG, blijft het katholiek onderwijs of blijven wij voor de parallel toetsen, eigenaar van de toetsen die we hebben. Het onderzoek dat is gebeurd, heeft de eigendom niet overgedragen aan Vlaanderen. Het betekent dat iedereen autonoom de gegevens teruggeeft aan diegenen die deel hebben genomen of gebruik hebben gemaakt van het pakket van de proeven. Het is eigen aan een toolkit. Het enige wat voor mij van belang is, is dat bijvoorbeeld een individuele school die graag gebruik wil maken van andere toetsen, dat kan. We moeten onderling bespreken hoe we dat met die inlog doen, maar men heeft ook het recht om te blijven gebruiken wat men gebruikt.
Het is vrij logisch dat collega De Meyer OD XXVII al heeft kunnen inkijken. Het is goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het is elektronisch bezorgd aan de voorzitter. Het is nog niet op papier bezorgd, denk ik. De secretaris zegt dat de minister-president nog zijn handtekening moet zetten. Collega De Meyer, ik weet dat u een van de grote fans bent van OD XVII. U zegt ook bijna elke week – het is ook belangrijk dat u dat zegt, want anders keurt u het niet mee goed – dat u wenst dat het voor eind juni is goedgekeurd. Dat zal ook zo zijn omdat het vorige week is goedgekeurd op de ministerraad.
Waarvoor dank, maar elke week is een beetje overdreven.
Gisteren nog, dus zelfs twee keer deze week, hebt u het in de plenaire vergadering gezegd, maar in een andere context. Ik ‘onderdrijf’ nog als ik zeg ‘elke week’. (Gelach)
Mevrouw Krekels, voor mij lijkt het logisch dat elk kind de kans krijgt, en zeker als het met ondersteuning moet gebeuren, om deel te nemen aan de proeven. Het lijkt mij een evidentie, tenzij men een afwijking heeft gekregen waardoor men met een individueel aangepast traject werkt. Ik moet het navragen. Het lijkt logisch dat, als je met ondersteuning een gewoon traject volgt in het secundair onderwijs, het mogelijk moet zijn om mee te doen aan de toets, als we aan inclusie willen werken. Als het een individueel programma is, is het een andere situatie. Ik zal het navragen. Als het nu nog niet zo zou zijn, zou dat betekenen dat men in alle voorgaande jaren die leerlingen vrijstelling heeft gegeven. Op zich vind ik dat niet zo'n ideaal scenario, wat u niet zal verrassen, als we aan inclusie willen werken. Ik ga het bespreken met de makers van de toetsen en nagaan hoe we hieraan kunnen verhelpen, als dat nodig zou zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik stel de vraag naar toegang tot alle toetsen omdat op de website van het departement een link staat naar OVSG. Dan lijkt het mij logisch dat je dit kunt doen. U zegt zelf dat het veel geld, belastinggeld, heeft gekost om die toetsen te valideren. Het lijkt me dan ook logisch dat ze voor iedereen beschikbaar zijn en dat elke school zich kan registreren, los van het net. Ik zie u knikken, het lijkt me dan ook logisch dat dit gebeurt.
Als de info wordt ontsloten voor de scholen, lijkt het me zinvol om die info ook beleidsmatig, voor wat ze waard is, mee te nemen. Ik zou oproepen om ook deze zaken mee te nemen. Het is iets anders dan een peilingproef – daar ben ik het absoluut mee eens – maar alle info die er is, is toch welkom. U zegt dat er een nieuwe peilingproef Frans komt, de vorige dateert van 2008. Er zit dus wel wat tijd tussen. Peilingproeven zijn ook een duur instrument. Als we ieder jaar van leergebieden informatie kunnen krijgen, dan zou ik het echt zonde vinden als we daar beleidsmatig niet aan zouden kunnen. Die oproep wil ik dus nog lanceren om dat ook mee te nemen.
Ik wil net als de heer de Ro verwijzen naar het nieuwe ROK. Naar ik verneem, is er ook een TOK en een OK. Hoe verhouden die zich tot elkaar? Hoe kan de inspectie informatie meenemen uit de gevalideerde proeven die gebeurd zijn? Uit die Onderwijsspiegel halen wij zeer interessante informatie. We zullen aan de minister-president vragen om op het document dat al zou zijn ingediend, snel zijn handtekening te zetten. Met zijn handtekening erop, kan het dan ook elektronisch worden ingediend.
Neen, het is anders. Het is elektronisch in orde, maar er moet ook nog een papieren versie zijn. Misschien is dit wel al lang gebeurd. Ik ken de minister-president zeker niet als iemand die zijn handtekening niet zet, zeker als het over onderwijsaangelegenheden gaat.
Dat klopt.
Hopelijk krijg ik straks geen kwade sms dat ik mijn handtekening niet heb gezet, maar het komt mij voor dat mijn verplichtingen in deze zijn vervuld.
Ik kreeg net per postduif het bericht dat de minister-president gisteren OD XXVII heeft getekend. Het ligt nu op de Kanselarij om te stempelen.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik dank u voor alle antwoorden. Het meest revolutionaire onderdeel in uw antwoord is de ontsluiting van hoe leerlingen uit basisscholen het nadien doen in het secundair onderwijs. Op het moment dat dit wordt ontsloten, zal dit op het lokale terrein echt wel werk wegnemen bij mensen. Ik hoop dat de uren die directies spenderen aan communicatie met hun collega’s uit het secundair onderwijs via mail en telefoon, dan kunnen worden gebruikt voor de interpretatie van de gegevens en het bijsturen van de aanpak naar bepaalde vakken of leergebieden. Ik zal wachten en kijken wat er wordt ontsloten. Ik hoop dat men niet alleen zal kunnen zien dat leerlingen een A-attest of toch ook B-attest halen, maar dat men toch ook iets dieper zal kunnen zien met welke onderdelen ze het zeker in de eerste graad secundair onderwijs moeilijk hebben. Het is niet onbelangrijk voor de leerkrachten in het vierde, vijfde en zesde leerjaar lager onderwijs om daarop te kunnen inspelen.
We hebben het gisteren in de plenaire vergadering ook besproken. In heel veel regio’s hebben scholen in het basisonderwijs inspanningen gedaan om de tweede taal Frans op een andere manier aan te pakken omdat ze zagen dat dit voor steeds meer kinderen een buisvak werd in de eerste graad secundair onderwijs.
Als de gegevensverzameling over die leerlingen kan worden geautomatiseerd, dan komt er veel tijd vrij om het binnen de pedagogische vergaderingen in een school te hebben over hoe men omgaat met de gegevens en wat er kan worden verbeterd ten voordele van de leerlingen.
Minister Crevits heeft het woord.
Scholen kunnen deze informatie nu al bekijken. Er komt nog een grondige briefing aan de scholen. Ze krijgen dus info over naar welke scholen de leerlingen vloeien, over hoe ze het doen in het eerste jaar secundair onderwijs, en over hoeveel jaar ze erover doen om de eerste graad te doorlopen. Het is de bedoeling dat er daarna nog meer informatie komt, maar dit is wat in de eerste fase wordt ontsloten voor alle scholen.
Is dat in cohort?
Het is geen vermelding van Jan Janssens doet het zus of zo. Het gaat over de populatie leerlingen. Relevant is ook dat de school kan worden gepositioneerd binnen ongeveer 250 scholen met een gelijkaardig profiel.
Scholen geven een advies aan een leerling. Ze willen graag weten dat het gegeven advies goed was om hun eigen adviesbeleid te beoordelen. Op cohortniveau kan daar iets worden uitgehaald, maar het kan nog interessanter zijn op leerlingenniveau.
Ik moet kijken wat er ter beschikking kan worden gesteld in het kader van de privacy. Scholen kunnen wel individueel aan heel veel informatie geraken.
Scholen zullen dus wel kunnen zien hoe ze zich positioneren ten opzichte van een aantal andere scholen. Dat is ook heel relevant. Scholen willen dat wel weten. Dat is wel niet publiek toegankelijk.
Wat het leerlingenniveau betreft, moet ik dat nakijken. Ik vermoed dat men daar wat aarzelt om de persoonsgegevens door te geven. U hebt wel gelijk dat het nuttig is te weten hoe het advies van de klassenraad werkt. Nu al geautomatiseerd aangeleverd krijgen hoe leerlingen doorstromen naar het secundair onderwijs, vind ik vrij elementair om het kwaliteitsbeleid van een school beter vorm te kunnen geven.
Ik stel vast dat daar nu al door de scholen veel werk van wordt gemaakt, zeker wat betreft het basisonderwijs. Ze volgen vrij goed op wat de resultaten zijn van hun leerlingen als ze overstappen naar het secundair onderwijs en van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs. Dat wordt toch wel opgevolgd op individueel niveau. Elke school doet op dat vlak zijn uiterste best. Het is wel goed dat we zoveel mogelijk informatie kunnen aanreiken.
Volgend jaar zullen de eerste resultaten op tafel liggen. We zullen dan daar de discussie over kunnen voeren. Ik ben benieuwd wat dit zal brengen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.