Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister, op 6 maart trad de Vlaamse fiscale regularisatie in werking. De besluitvorming die hiertoe heeft geleid, heeft al een heel traject doorlopen sinds minister Van Overtveldt zijn federaal initiatief aankondigde. De Vlaamse regeling legt evenwel belangrijke eigen accenten. Zo is deze regularisatie tijdelijk, met een einddatum van 31 december 2020. De Vlaamse Regering koos ook voor een eenvoudig systeem van vlakke tarieven, waarvan sommige nog stijgen met een procent per jaar om een snellere regularisatie aan te moedigen. De aangifte moet ook spontaan gebeuren en mag niet worden gesplitst over meerdere stappen.
Het gaat hierbij in eerste instantie om de louter Vlaamse inkomsten zoals erfbelasting en registratierechten, het zogenaamde luik 2. Maar dit luik past in een globalere benadering, waarbij de tarieven ook mee afgestemd zijn met de regelingen voor luik 1 over de federaal geïnde belastingen en luik 3 over de gemengde bedragen. Dat zijn bedragen waarop zowel federale als Vlaamse belastingen verschuldigd waren. Over dat laatste zijn er afspraken gemaakt voor een samenwerkingsakkoord, maar een goedkeuring kan slechts in de loop van april, na het advies van de Raad van State. Zo hebben we het begrepen.
Collega Maes volgde de ontwikkelingen en technische aspecten van de Vlaamse fiscale regularisatie al vanaf het eerste moment op met meerdere vragen. Het spreekt voor zich dat we bijvoorbeeld ook blijven opvolgen dat Vlaanderen in dezen zeker krijgt wat Vlaanderen toekomt.
Wat betreft de aanwending van de gerecupereerde bedragen, gaf ik tijdens meerdere betogen in de commissie en in de plenaire vergadering al aan dat deze bedragen het best worden ingezet om de hoogste tarieven in de erfbelastingen billijker te maken. Ook u hebt zich daar al achter geschaard.
De inkomsten worden door u geraamd op 100 miljoen euro voor de begroting van 2017 en op 75 miljoen euro voor de volgende jaren. De ambitie om de erfbelasting wat billijker te maken, hangt natuurlijk samen met het realiteitsgehalte van deze bedragen. Daarnaast is er de grotere keuzevrijheid van de erflater, waarover er een federaal akkoord bestaat. Een positieve impact op de erfbelastingen hangt ook af van onze eigen aanpassingen daaromtrent.
Ten slotte is de fiscale regularisatie een tijdelijke regeling, terwijl een daling van tarieven permanent moet zijn. Minister, zijn de geschatte bedragen met betrekking tot de fiscale regularisatie sterk genoeg onderbouwd om het debat over de tariefverlagingen zinvol aan te gaan?
Hoe wilt u het tijdelijke karakter van de regularisatie verzoenen met het permanent karakter van tariefverlagingen? Ziet u concrete pistes om maximaal te bereiken dat een daling van de hoogste tarieven in de zijtakken en voor vreemden zeker zal leiden tot een verminderd ontwijkgedrag? Er is een globaal akkoord om ontwijkgedrag tegen te gaan. Plant u snelle verdere stappen?
Samengevat: het past in het kader van de verlaging van de erfenisrechten. We hebben het er al over gehad dat voornamelijk de federale hervorming daartoe de mogelijkheid moet bieden. Ik heb van u begrepen dat dat ook in voorbereiding is, nu er een federaal akkoord is en er met tabellen wordt gegoocheld – of beter: gewerkt, ik wil niet neerbuigend doen, want we staan erachter – om de juiste draagwijdte daarvan in te schatten en te berekenen wat mogelijk is. Maar nu, met de fiscale regularisatie, waren we het erover eens dat er al een begin kan worden gemaakt met die verlaging. Vandaar mijn vragen.
Minister Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, collega’s, de antwoorden op de door u gestelde vragen zijn hier, in deze commissie, al vrij uitgebreid aan bod gekomen. Maar u hebt gelijk: het kan af en toe geen kwaad om het geheugen wat op te frissen en een nieuwe stand van zaken mee te geven. In het dossier van de fiscale regularisatie hebben we een belangrijke doorbraak gerealiseerd. Het Vlaamse luik is in werking getreden. Sinds vorige week maandag, 6 maart, kunnen aangiften worden ingediend. En inderdaad, het is nog even wachten op het advies van de Raad van State bij het samenwerkingsakkoord voor luik 3, dat van de zogenaamde onsplitsbare bedragen. We verwachten dat advies tegen het einde van deze maand. Dan kunnen we het finale sluitstuk bij deze regularisatie toevoegen.
Zijn de geschatte bedragen met betrekking tot de fiscale regularisatie sterk genoeg onderbouwd om het debat over tariefverlaging zinvol aan te gaan? Mijnheer Diependaele, ik denk dat u deze vraag zelf hebt beantwoord. U hebt in deze commissie meermaals een hervorming van de erfbelasting bepleit. Sommige tarieven zijn immers te hoog. Dat is een analyse die ikzelf namens de Vlaamse Regering volledig kan onderschrijven. U hebt dan ook – en volkomen terecht – gepleit voor een snel invoeren van een autonome Vlaamse fiscale regularisatie.
Ere wie ere toekomt. Daaruit meen ik te kunnen afleiden, mijnheer Diependaele, dat u er net als ik van overtuigd bent dat de indicaties gunstig zijn en dat we, met onderdeel 2 en 3 samen, een behoorlijke opbrengst kunnen realiseren.
We kunnen dat trouwens ook afleiden uit de signalen vanop het terrein. Specialisten als Michel Maus hebben erop gewezen dat een fiscale regularisatie broodnodig is en ik neem dus aan dat er momenteel nog een aanzienlijk reservoir aan te regulariseren materie bestaat. Dat reservoir zal sowieso afnemen. Het net rond de fiscale fraude wordt op de verschillende beleidsniveaus geleidelijk aan, maar heel doordacht nauwer aangetrokken. Momenteel is er nog behoefte aan een laatste ronde, als ultieme kans om toch nog met een propere lei voort te kunnen.
De diensten van mijn federale collega Van Overtveldt hebben erop gewezen dat een aanzienlijke deel van de aangiften en vragen betrekking heeft op gewestelijke materie. Uiteraard heb ik vertrouwen in collega Van Overtveldt, en ik ga er dan ook van uit dat we effectief aangiften mogen verwachten. We zijn daarbij aangewezen op de expertise van de federale collega’s. Het is immers de eerste keer dat de Vlaamse administratie zelf regularisatieaangiften zal behandelen en daarmee zetten we een eerste stap op het terrein. De Vlaamse administratie heeft zelf geen enkele ervaring met eerdere regularisatierondes. Tot nog toe en sinds 2004 werden de ontvangsten uit de regularisaties door de federale administratie, het federale contactpunt in het bijzonder, opgesplitst en verdeeld onder de respectievelijke rechthebbende gewesten. Vooral de EBA ter, de derde eenmalige bevrijdende aangifte, die officieel eind 2013 afliep, kende dan ook een groot succes. Nu verloopt het anders. VLABEL, de Vlaamse Belastingdienst, zal zelf aangiften afhandelen en zelf de heffingen innen. Collega Van Overtveldt was zo vriendelijk me er toch op te wijzen dat onze administratie veel werk mag verwachten.
Is 100 miljoen euro een correcte schatting? We zullen de feiten afwachten. Veel hangt af van de voortgang van onderdeel 3. Het advies van de Raad van State over het samenwerkingsakkoord voor onderdeel 3, dat alle splitsbare bedragen betreft, werd gevraagd op 13 januari 2017. De Raad van State heeft intussen wel laten weten dat we het advies pas op 31 maart kunnen verwachten. Dat zal wel een impact hebben op de datum waarop er effectief voor onderdeel 3 aangiften kunnen worden ingediend. De effectieve inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord is vanzelfsprekend gekoppeld aan de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het samenwerkingsakkoord en de parlementaire instemmingsakten. Bij niet gelijktijdige bekendmaking is de dag van de laatste bekendmaking bepalend. In mensentaal: we hebben de inwerkingtreding van onderdeel 3 niet helemaal in eigen handen. Het zal van de snelheid van het federale parlement en de federale collega’s afhangen, aangezien de laatste parlementaire bekrachtiging de inwerkingtreding zal bepalen. Ik mag er samen met deze commissie en haar voorzitter alles aan doen om het dossier snel na het paasreces in het parlement te behandelen, zolang de federale collega’s er geen spoed achter zetten, zijn wij aan hen gebonden. Ook daar reken ik uiteraard op de federale collega’s en minister Van Overtveldt. Zijn diensten hebben ons gewezen op het belang van onderdeel 3 en we delen de behoefte aan een snelle afronding van het finale stuk van de regularisatie, het laatste, maar volgens mij budgettair wel het belangrijkste stuk.
Deze inkomsten werden bij de begrotingsopmaak voor 100 miljoen ingeschreven, maar gezien deze evolutie zullen we bij de begrotingsaanpassing meer dan waarschijnlijk moeten vaststellen dat we in 2017 maar een stukje daarvan kunnen realiseren. Het spreekt dan ook voor zich dat we bij de begrotingsaanpassing, die in principe nog voor het paasreces haar beslag moet krijgen, de verwachte inkomsten dan ook in neerwaartse zin zullen moeten bijstellen.
Anderzijds is ook veel afhankelijk van de psychologie van de aangevers. Ervaringen uit het verleden hebben aangetoond dat sommige aangevers bij een tijdelijke fiscale regularisatie geneigd zijn eerder het einde van de periode af te wachten en niet te snel toe te happen.
Aangezien de tarieven op de verjaarde kapitalen elk jaar 1 procent hoger liggen, vermoed ik dat dit zich zal vertalen in een grotere interesse tegen het einde van elk jaar. Dat is een vermoeden. Laten we dus niet panikeren als we niet meteen een recordopbrengst genereren.
U vraagt me, mijnheer Diependaele, hoe ik het tijdelijk karakter van de regularisatie zal verzoenen met het permanent karakter van de tariefverlagingen. Ik dacht dat ook op deze concrete vraag reeds een antwoord was gegeven, maar ik herhaal het graag nog een keer voor u. De opbrengst van de fiscale regularisatie dient als een ‘startgeld’, een premie, zoals de wielrenners krijgen die aan een koers deelnemen, voor de hervorming van de erfbelasting. Het is een buffer voor eventueel lagere ontvangsten bij de opstart, als gevolg van de noodzakelijke reductie van sommige toch wel buitensporig hoge tarieven. Zoals bij iedere hervorming passen de belastingplichtigen zich echter met gedragswijzigingen aan. Dat is dus ook in dit geval niet uitgesloten. U hebt zelf gewezen op de mogelijke effecten van een nieuw erfrecht dat de erflater ruimere, vrijere beschikkingsmogelijkheden biedt. Ook op dit terrein moeten we dus de gedragseffecten afwachten.
Na enkele jaren zal een evaluatie van de hervorming nodig zijn, maar wie mij kent, heeft me toch al een paar keer horen zeggen dat er van elke nieuwe maatregel, van elk nieuw decreet, van elk nieuw besluit altijd op tijd een evaluatie moet worden gemaakt en dat er, wanneer dat nodig is, moet worden bijgestuurd. Ik neem aan dat ook mijn opvolger in 2020 dat zal doen, wie het ook mag zijn, en dat de intussen al wat meer ervaren administratie hem dan zal kunnen adviseren, de nodige analyses zal maken en eventuele bijsturingen zal voorstellen.
U vraagt me ook of ik concrete zaken zie om maximaal te bereiken dat een daling van de hoogste tarieven van de erfbelasting voor verre familieleden en vreemden zeker zal leiden tot een verminderd ontwijkgedrag. Er is een globaal akkoord om ontwijkgedrag tegen te gaan. Voorzie ik snel verdere stappen? Wel, ik verwijs graag naar mijn toelichting bij het ontwerp van decreet over de tijdelijke Vlaamse regularisatie. Ik heb toen gezegd dat de diverse beleidsniveaus initiatieven nemen die in dezelfde richting gaan. Fiscale fraude wordt steeds moeilijker, onder meer dankzij een efficiënte gegevensuitwisseling. Ik denk ook dat we het erover eens zijn dat sommige tarieven in de erfbelasting nu eenmaal aanzetten tot ontwijking. Een tariefverlaging is in mijn optiek dus de beste aanpak om ontwijkgedrag tegen te gaan. Eerdere hervormingen – en ik verwijs naar de schenkbelasting – tonen aan dat de Vlaming wel degelijk bereid is om belastingen te betalen, op voorwaarde dat het tarief redelijk is. Collega Lantmeeters heeft er in deze commissie ook al eerder op gewezen dat de hervorming van de onroerende schenkbelasting een passende remedie vormt tegen fiscale ontwijking. Ik ben het daarmee eens en neem aan dat u het ook eens bent met uw fractielid, mijnheer de fractieleider.
U vraagt of ik snelle stappen plan. Zopas hebben we nog een belangrijke stap gezet met het Vlaamse decreet Fiscale Regularisatie. Een volgende snelle stap is het samenwerkingsakkoord voor onderdeel 3. De federale collega’s wijzen mij op de noodzaak daarvan en op het terrein blijkt een grote behoefte te bestaan aan een regularisatiemogelijkheid voor deze onsplitsbare bedragen. Ik kan daar geen cijfers op kleven of dossiers van vermelden, maar het is duidelijk dat er daar wel degelijk een potentieel zit.
Mijn administratie en kabinet zitten uiteraard niet stil. We werken aan berekeningen en simulaties. Het regeerakkoord is ambitieus en voorziet, naast de erfbelasting, ook in hervormingen aan de koopbelasting. Ook die hervorming vraagt een zo goed en uitgebreid mogelijke, kwaliteitsvolle voorbereiding. Alles op zijn tijd. Er komen nog een reeks dingen aan, er zitten nog zaken in de pijplijn. Wij rusten niet, of toch niet veel, wij werken naarstig verder.
De heer Diependaele heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister. Ik ben het bijna altijd nagenoeg met mijn fractie eens. Meestal toch.
Voor de verlaging van de successierechten zitten we op dezelfde lijn, maar wij focussen op de hoogste tarieven. Die moeten volgens ons in de eerste plaats in aanmerking komen voor een verlaging.
Ik heb er ook altijd aan toegevoegd dat we op langere termijn moeten bekijken of we alle tarieven kunnen verlagen. We moeten kijken wat precies de opbrengst zal zijn. Voor alle duidelijkheid: ik besef dat dat niet door de fiscale regularisatie kan worden gedragen. Daarvoor zal het bedrag veel te laag zijn. Maar het is mogelijk dat het bedrag hoger zal zijn bij de federale hervorming van het erfrecht en we eventueel wel ruimer kunnen kijken dan alleen naar de hoogste bedragen.
U hebt verschillende keren gezegd dat het antwoord al is gegeven. U mag ons onze jeugdigheid en ongeduld niet kwalijk nemen en bovendien hebt u ook zelf onlangs gecommuniceerd over het feit dat de fiscale regularisatie in werking treedt en dat de opbrengst zal worden gebruikt voor de verlaging van de erfbelasting. Daarom wilden we eens nagaan hoever het daarmee effectief staat.
Ik ben niet zozeer geïnteresseerd in de fiscale regularisatie op zich, maar vooral in de eventuele voorbereiding van de verlaging van de erfbelasting. Daarover hebben we het al een tweetal jaar, ook met mevrouw Turtelboom, gehad. Toen was er nog geen sprake van de fiscale regularisatie en hadden we het alleen over de hervorming van het erfrecht. Wij hebben er toen voor gepleit na te gaan welke prospectie we al konden doen, welke proactieve onderzoeken we al konden uitvoeren. Ik besef heel goed dat dat altijd op basis van schattingen zal zijn. Dat neem ik niemand kwalijk. Bij een miljoentje meer of minder wordt er altijd paniekerig gereageerd, maar zo gaat dat nu eenmaal. We kunnen die dingen nu eenmaal niet exact voorspellen. We hebben geen glazen bol. Wij hebben gewoon gevraagd eens te kijken welke gedragswijziging een hervorming van het erfrecht mogelijk kan teweegbrengen en te werken met een voldoende grote vork om alle opties open te houden. Op basis daarvan wordt dan berekend welke tarieven er in elke hypothese naar beneden kunnen. De vraag was dus vooral hoever dat voorbereidend werk gevorderd is.
Ik heb nu begrepen dat het derde deel van de fiscale regularisatie ergens in april ongeveer rond zou moeten zijn. Hebt u enig zicht op de timing van de hervorming van het erfrecht? Dat is natuurlijk de grote hap. De fiscale regularisatie zal maar een klein deeltje zijn. Vooral de hervorming van het erfrecht zal ervoor moeten zorgen dat we dat kunnen voortzetten.
Over de verwijzing naar de schenkbelasting hebben we het ook al gehad. Ik blijf erbij dat het niet helemaal een juiste vergelijking is, omdat je kunt kiezen om al dan niet te schenken, maar je kunt niet kiezen om al dan niet te sterven. Qua gedragssturing zit daar dus een onderscheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.