Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, de Fietsersbond en de Groupe de Recherche et d’Action des Cyclistes Quotidiens (GRACQ) hebben samen een fietsersenquête georganiseerd. Uiteindelijk hebben bijna 7.000 mensen de tijd genomen om de enquête in te vullen en hun mening te geven over het Europees, federaal en gewestelijk fietsbeleid. Eerst en vooral moet worden gezegd dat de resultaten voor het fietsbeleid beter zijn in Vlaanderen dan in Wallonië. Zo voelt de Vlaamse fietser zich duidelijk veiliger op de weg, heeft hij voldoende veilige parkeermogelijkheden en vindt hij de Vlaamse bedrijven fietsvriendelijker.
Inzake fietsinfrastructuur zijn de resultaten in beide landsdelen voor verbetering vatbaar. Over het Vlaams fietsbeleid zei de voorzitter van de Fietsersbond in de Standaard het volgende: “Veel woorden, maar voorlopig weinig daden. (…) Ik geloof de minister als hij zegt dat hij fietsen wil aanmoedigen, maar het gaat allemaal veel te traag.”
In het totaal werden de investering in fietsinfrastructuur voor dit en de volgende jaren opgetrokken tot 100 miljoen euro. Dat gaat over de directe investering van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en de indirecte in bijvoorbeeld het Fietsfonds. Over die investeringen antwoordde u vorig jaar op een vraag van college Roszka: “Mobiliteitsbegeleiders en provincies signaleren wel dat de laatste jaren de gemeenten minder subsidieaanvragen voor fietsfondsprojecten indienen. Als de fietsfondsmiddelen niet worden opgebruikt aan de bovenvermelde projecten, dan verschuiven de budgetten naar fietsinfrastructuurprojecten op gewestwegen.”
Het Fietsfonds is maar een van de Vlaamse fietsinvesteringen, maar wel een met directe uitwerking op het lokale niveau. Als een lokaal bestuur een fietspad aanlegt volgens het fietsvademecum, dan kan het tot 80 procent van de middelen gesubsidieerd krijgen door Vlaanderen en de provincie. Dat is een goede zaak, maar de middelen raken nog steeds moeilijk opgebruikt, en dat is een oud zeer.
Dat de lat hoog wordt gelegd als er een dergelijke subsidiebedrag ter beschikking wordt gesteld, is niet meer dan logisch. Alleen, ook in deze sector is het beste soms de vijand van het goede. Een vrijliggend fietspad bijvoorbeeld dat op één plaats de noodzakelijke minimumbreedte niet kan respecteren, krijgt geen subsidie, zelfs al is de aanzienlijke verbetering van de verkeersveiligheid voor fietsers onweerlegbaar.
Daarom vraag ik om ook ‘minder perfecte’ dossiers subsidieerbaar te maken. Door andere subsidiepercentages te hanteren voor die dossiers die het vademecum en de voordeelboeken rigoureus volgen dan voor dossiers waarin ervan wordt afgeweken, kan een belangrijk verschil worden gemaakt. Voor fietspaden die nauwgezet worden aangelegd conform het vademecum, zou dan een 100 procent subsidiëring kunnen gelden. Dankzij zo’n systeem zouden we volgens mij een snellere investering in Vlaamse fietspaden kunnen realiseren. Ongetwijfeld is dat maar één oplossing, maar we mogen toch niet voorbijgaan aan de kritiek van de fietsersverenigingen.
Minister, welke initiatieven zult u nemen om de investeringen in de fietspaden te versnellen en te verbeteren? Welke oorzaken ziet u voor de tegenvallende aanvragen vanuit de gemeenten voor het Fietsfonds? Zult u stappen zetten om de subsidiepercentages te differentiëren volgens de voorschriften van het vademecum?
Minister Weyts heeft het woord.
U weet dat wij de lat hoog hebben gelegd met betrekking tot de fietsambities en de fietsinvesteringen. We hebben dat geconcretiseerd in het Fietsbeleidsplan, met name specifiek in de zevende versnelling, waar we het hebben over het jaarlijkse budget van 100 miljoen euro. We willen die kaap ronden over de verschillende entiteiten van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) heen. Er is een meerjarenprogramma voor fietsinvesteringen, een aanpassing van de voorwaarden voor projectsubsidies, waarbij we steden en gemeenten stimuleren om inderdaad meer te gaan investeren in fietsinfrastructuur en het hen moeilijker maken om ‘neen’ te zeggen en gemakkelijker om ‘ja’ te zeggen aan fietsinfrastructuur. Daarbij willen we vooral die belangrijke missing links wegwerken met een subsidie van 100 procent.
Concreet: wanneer een belangrijke route van een bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF), in beheer van een lokale overheid, een gewestweg om veiligheidsredenen ongelijkgronds moet kruisen, dan is er natuurlijk een brug of een tunnel nodig. In dat geval zorgen we voor een subsidie van 100 procent. Studiekosten worden in aanmerking genomen voor subsidie. Vandaag zijn de subsidieerbare kosten nog beperkt tot de effectieve infrastructurele ingrepen. Ook onteigeningskosten voor projecten prioritaire fietssnelwegen komen in aanmerking voor subsidie. De provincie subsidieert ook 50 procent. Dat maakt dus dat er ook daar geen kosten meer zijn voor de lokale overheid.
De vertaling in een concreet tekstvoorstel zit momenteel in de eindfase. Ik wil daarmee spoedig naar een principiële goedkeuring in de Vlaamse Regering gaan.
De uitgaven binnen het Fietsfonds bleven onder de verwachtingen. Het is de bedoeling om er net door die maatregelen voor te zorgen dat het fonds uitgeput raakt. Ik geef u voor de volledigheid enkele cijfers mee. In 2013 was er voor 2,4 miljoen euro aan uitgaven, in 2014 3,1 miljoen euro, in 2015 3,7 miljoen euro en in 2016 4,3 miljoen euro. Het gaat dus wel in stijgende lijn, maar we willen daar toch een kwantumsprong maken, zodat die middelen echt worden uitgeput.
Aan het toekennen van subsidies voor lokale fietsinfrastructuur worden natuurlijk voorwaarden gekoppeld. Dat blijft ook zo. Het is maar een kwestie van daar enigszins pragmatisch mee om te gaan, maar wel om die voorwaarden te behouden. Het is ook de vraag van verschillende spelers in de betrokken sector. In het geval van de Fietsfondssubsidieregeling worden eisen gesteld aan de fietsinfrastructuur, die natuurlijk ook direct verband houden met veiligheid en comfort. De lat komt daar in de praktijk ook steeds hoger te liggen, omdat bijvoorbeeld fietsinfrastructuur aan vereisten moet voldoen met betrekking tot de toename van het fietsverkeer, maar ook fietsstromen en elektrische fietsen, die hogere snelheden halen, waardoor men in de praktijk dikwijls naar een verbreding van de fietspaden moet gaan uit veiligheidsoverwegingen.
Lokale afwijkingen van het vademecum zijn mogelijk als die goed gemotiveerd worden. Maar dat is altijd een case-by-case-evaluatie, waarbij we wel pragmatisch zijn. De Fietsersbond pleit trouwens ook expliciet voor het behoud van de voorschriften uit het vademecum en om die bindend toe te passen bij subsidiëring van gemeentelijke projecten. Voor een fietser maakt het trouwens niet uit wie de wegbeheerder is. Wij hanteren daar de nodige pragmatiek, maar natuurlijk altijd vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Bedankt, minister. Het is inderdaad goed dat er in het Fietsbeleidsplan de nodige budgetten, zo’n 100 miljoen euro, voor uitgetrokken zijn. Het feit dat de subsidie voor het Fietsfonds van BFF van 2013 naar 2016 van 2,4 naar 4,3 miljoen euro gestegen is, is ook positief.
Ik vraag voor alle duidelijkheid niet om slechte fietspaden te subsidiëren. Een fietspad moet inderdaad veilig en conform zijn, maar er pragmatisch mee omgaan – ik hoor het u graag zeggen – is echt wel essentieel, al gaat de ene er natuurlijk anders mee om dan de andere. Onze vraag is dus nogmaals om, als een fietspad voor 95 procent in orde zou zijn, en die 5 procent kan om een of andere reden niet voldoen aan het vademecum, daar toch pragmatisch mee om te gaan, zoals u zelf zegt. Ik hoop dan ook dat mensen die daarover beslissen, dat ook op die manier kunnen motiveren, om het fietspad toch volledig te kunnen subsidiëren.
De heer De Kort heeft het woord.
Minister, ik heb een klein bijkomend vraagje. Ik ben ervan overtuigd dat u zeer goede intenties hebt om die pragmatische aanpak in de toekomst ook verder in regelgeving vast te leggen, maar is er ook een instrument, een opvolging, dat de provinciale administraties ook daadwerkelijk mee instappen in die pragmatiek? Ik merk op het terrein immers vaak dat er criteria worden gehanteerd, waardoor nu net belangrijke knelpunten gewoon niet kunnen worden opgelost. Daar zegt men: voor ons beantwoordt dit niet aan het bovenlokale functionele fietsnetwerk. En dan mag je daar met omliggende gemeentebesturen, met bedrijven, met scholen, wel van overtuigd zijn, maar dan bots je daarop.
Minister, ik ben zeer tevreden. Vorig jaar hebben we hier inderdaad het Fietsbeleidsplan voorgesteld. Toen was de opmerking, over meerderheid en oppositie heen, dat de intenties goed waren, maar dat we toch vooral moesten uitkijken naar de realisaties op het terrein. Als ik dan zie dat u ondertussen heel concrete maatregelen neemt, namelijk die 100 procent subsidies voor missing links in bepaalde gevallen, en ook 100 procent subsidies voor prioritaire fietssnelwegen, denk ik dat dat inderdaad de maatregelen zijn om op het terrein effectief die realisaties te hebben. Daar zijn we zeer tevreden mee.
Wat die afwijkingen betreft, hoor ik u ook graag zeggen dat er pragmatisch mee wordt omgegaan, maar in de praktijk is het zo dat het wel verschilt van de ene regio tot de andere. Dan denk ik wel dat het noodzakelijk is dat u als bevoegde minister eens aan de diensten meegeeft dat dat pragmatisme ook overal moet worden toegepast. Wat mij betreft, moeten de regels niet aangepast worden, maar ik denk wel dat de mentaliteit in bepaalde streken of regio’s wel aan dat pragmatisme mag worden aangepast.
Wij zijn dus tevreden, minister, maar we weten natuurlijk ook dat er nog heel wat werk voor de boeg ligt.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zie op regelmatige basis een delegatie van de gedeputeerden. Ik doe dat samen: zowel rond Toerisme als MOW. Inzake MOW situeert mijn nagenoeg enige echte samenwerking met de provincies zich inzake fietsinfrastructuur. Recent hebben we ook de afspraak gemaakt om maximaal te trachten enigszins te uniformiseren. Want ook de werkwijze tussen de provincies is nogal variabel. We trachten ook de afspraak te maken om, als het gaat over de missing links en het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk en de meest prioritaire investeringen die zich aandienen, eens gewoon een keuze te durven maken op de kaart, en aan te duiden welke tracés en missing links we prioritair willen gaan aanpakken. Daar was wel een principiële bereidheid in hoofde van de aanwezigen. Ik denk dat het een maand of twee geleden is dat we elkaar gezien hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.