Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 18 februari organiseerde de Vlaamse Scholierenkoepel een scholierencongres over stress op school, waarbij een honderdtal leerlingen mee kwamen discussiëren over het thema en kwamen nadenken over de juiste recepten om stress op school tegen te gaan.
Dit congres kwam er na een online peiling van de Vlaamse Scholierenkoepel bij een kleine 6000 middelbare scholieren. In deze peiling kwam onder meer naar voren dat maar liefst 76,8 procent van de leerlingen stress krijgt van school, waarvan 40 procent zelfs aangeeft veel of heel veel stress te ondervinden. De grote boosdoeners zijn toetsen, examens, de schoolloopbaan, huiswerk en het gedrag van leerkrachten. Eveneens blijkt dat meisjes stressgevoeliger zijn dan jongens en dat leerlingen in de hogere jaren vaker met stress geconfronteerd worden dan in de lagere jaren. Dat laatste is niet verwonderlijk: naast het feit dat enerzijds de taakbelasting in de hogere jaren sowieso groter wordt, gaven de deelnemers van de peiling ook aan dat de – behoorlijk weinige – inspanningen die door de scholen worden gedaan om stress te bestrijden, zich vooral concentreren in de eerste graad.
Minister, wij hebben het daarstraks gehad over werkdruk bij leerkrachten. Toen gaf u zelf aan de hand van cijfermateriaal aan dat we, als het gaat over werkdruk, niet enkel en alleen mogen kijken naar de onderwijssector maar dat het een algemeen maatschappelijk gegeven is. Toen ik het werkstuk van de Vlaamse Scholierenkoepel las, had ik zelf ook de bedenking dat ik me goed kan indenken dat stress op school vandaag een thema is. 15 jaar geleden kwam het in deze commissie niet ter sprake, want was het geen thema. Vandaar dat ik me de vraag stel of we er zelf een zicht op hebben of wat de Vlaamse Scholierenkoepel vaststelt, moet worden gekaderd in een breder maatschappelijk gegeven dan wel of het een cultuur is die vandaag op school aanwezig is.
Een tweede belangrijke vraag is of we vanuit het beleid een aantal initiatieven kunnen nemen om daarop in te spelen. Minister, ik weet dat u gezondheid als thema heel belangrijk vindt en dat u zelf veel aandacht geeft aan lichaamsbeweging. Hier gaat het niet alleen over lichaamsbeweging, maar ook over het ontwikkelen van voldoende veerkracht in een omgeving waar heel veel prikkels aanwezig zijn, en die omgeving is ook vrij complex en competitief. Kunnen we vanuit het beleid die aandacht voor gezondheid voldoende breed houden en kunnen we vanuit het Vlaamse onderwijsbeleid nog bijkomende initiatieven nemen?
Vanuit de bevraging stellen we vast dat op een jonge leeftijd er nog wel aandacht is voor stressfactoren. Als de leerlingen wat ouder worden, is dat minder aan de orde en is er minder aandacht voor op school. Is het wenselijk om de scholen erop te wijzen dat in de samenleving waarin we vandaag leven, daar aandacht aan moet worden gegeven? Een aantal weken geleden was er ook een interessante input van wetenschappers over de maatschappelijke druk en de gevolgen op onze gezondheid en de aandacht die we daaraan moeten geven om ervoor te zorgen dat ons leven voldoende in balans is.
Minister Crevits heeft het woord.
Welkom aan de voorzitter van de Scholierenkoepel die hier aanwezig is samen met een lid van de raad van bestuur om het antwoord te beluisteren.
Collega’s, stress kan inderdaad veel oorzaken hebben. Er zijn de verwachtingen van de maatschappij, die vaak vooral doel- en prestatiegericht is. Er wordt daardoor veel belang gehecht aan het behalen van goede cijfers en hoge diploma’s. Denk maar aan het hardnekkige watervaldenken van veel Vlamingen, hoe ouders reageren wanneer hun kind sterk is in technische vakken of expliciet kiest voor eerder beroepsgerichte richtingen. We kleuren dit vaak toch nog anders in.
Dat prestatiegerichte trekt zich ook door op andere vlakken, bijvoorbeeld in de vrije tijd. Probeer maar eens een puur recreatieve voetbalclub te vinden voor kinderen. Je moet presteren, of je zit op de bank.
Dat heeft tot resultaat dat we allemaal onder die permanente druk staan. Maar veel is ook afhankelijk van de persoonlijke situatie van kinderen. De thuissituatie kan heel verschillend zijn. Kinderen die in armoede leven, hebben andere stress en andere zorgen dan kinderen die problemen hebben om te kiezen wat ze zich zullen aanschaffen. Hun achtergrond kan verschillen, bijvoorbeeld kinderen die afkomstig zijn uit oorlogsgebied. Er zijn de eigen talenten en mogelijkheden, bijvoorbeeld kinderen met leerstoornissen of kinderen die een verkeersongeval hebben gehad en revalideren, kinderen die ziek zijn. Ook de mogelijkheden die men heeft geleerd om met stress om te gaan, spelen een rol.
De schoolgerelateerde stress is een en-enverhaal. Bij stress gaat het om de verhouding tussen de draaglast die afkomstig is uit de omgeving en de individuele draagkracht. De draaglast kunnen we min of meer objectief omschrijven en erop ingrijpen. In onderwijs gaat het dan bijvoorbeeld over de organisatie van het schooljaar, de schooldagen, de schoolvakantie, de hoeveelheid leerstof, het aantal uren les, de hoeveelheid huiswerk enzovoort. De draagkracht van kinderen is zeer verschillend en kan worden versterkt door bijvoorbeeld via de eindtermen vast te leggen dat kinderen moeten leren om met stress om te gaan.
Het tegengaan van stress hangt echter ook vast aan een breder geheel van maatregelen die scholen zelf moeten nemen. Ik denk dan aan het inschatten van wat elk kind individueel aankan en daar gepast op in te spelen door bijvoorbeeld andere opdrachten te geven of door te zorgen voor ondersteuning, ook door klasgenoten. We focussen op de leerling, maar ook stress bij een leraar kan een grote rol spelen in de manier waarop hij of zij met de leerlingen omgaat. Als leerkrachten zelf ontspannen voor de klas staan en daar goed in ondersteund worden, dan zal dat zeker zijn weerslag hebben op de interactie met leerlingen. Bovendien zijn er verbanden met het werken aan welbevinden in het algemeen. Is er ruimte in de school om het te hebben over de goede en minder goede dingen die leerlingen en leerkrachten meemaken in hun dagelijks leven? Er zijn scholen die heel sterk investeren in participatie van leerlingen. Die scholen zouden wel eens een positiever effect kunnen hebben op de stress die leerlingen ervaren, dan scholen die totaal niet investeren in leerlingenparticipatie. Ook de taboes op geestelijk gezond zijn worden in een aantal scholen doorbroken enzovoort enzovoort.
Een van de zaken die mij interesseren, is of er voldoende efficiënt uitgewerkte procedures en handelingsprotocollen zijn bij pestsituaties. Het is zeer interessant om de Onderwijsspiegel van 2016 er nog eens bij te nemen. Onze inspectie heeft een enquête over het welbevinden gehouden. We zien dat het welbevinden van leerlingen een belangrijke kwaliteitsindicator is voor de school, die kan worden ingezet als waardemeter voor interne kwaliteitszorg.
Een oplossing op maat voor alle scholen is er dus niet. Scholen moeten op basis van het publiek waarmee ze werken, keuzes maken en gericht maatregelen uitwerken. Het is belangrijk dat scholen signalen van stress bij hun leerlingen capteren en ermee aan de slag gaan. Een van de meest opmerkelijke zaken uit dat onderzoek was voor mij het gebrek aan positieve feedback die heel veel leerlingen ervaren. Leerlingen zeggen dat ze zelden of nooit positieve feedback krijgen. Dat was vaker zo in het aso dan in het beroepsonderwijs. Het welbevinden in het beroepsonderwijs was iets beter dan in het aso. Dat hangt misschien een beetje samen met het prestatiegerichte.
In het decreet Leerlingenbegeleiding wil ik de leerlingenbegeleiding sterker verankeren in de scholen om zo van dit alles een reflex te maken. Hierbij is inspraak van het schoolteam, de leerlingen en hun ouders van belang, zowel voor de maatregelen die de school als geheel neemt, als voor individuele maatregelen. Hier zou dat nieuwe decreet een crucialere rol moeten kunnen spelen.
Hoe gaan we nu met dit rapport om? Er is binnen de Vlaamse Onderwijsraad een overlegplatform Welbevinden. Daar zal men stilstaan bij het onderzoek over stress van de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK). Ik zal ook kijken welke suggesties er nog extra komen uit dat onderzoek, maar zelf zijn we al bezig om zeker in het decreet Leerlingenbegeleiding en de algemene kwaliteitszorg van scholen een grotere rol te geven aan het welbevinden. U weet dat de inspectie bezig is met een inspectie 2.0, waarbij we naar een globaal kwaliteitszorgbeleid gaan van scholen en niet meer puur en alleen gaan kijken of de eindtermen zijn gehaald.
Er is ook ondersteunend materiaal om stress in schoolse context tegen te gaan. In het verleden werd er onder andere door de Scholierenkoepel gewerkt aan ‘Sfeer op school’. Op de website www.gezondeschool.be kan je ondersteunend materiaal vinden. Het project van de Conflixers is voor mij ook interessant omdat deze methodiek ook stress kan opvangen door het vermijden van of goed optreden in een situatie waar er sprake is van pesten. Er is ook een zeer interessante publicatie ‘Werken aan een verbindend schoolklimaat’, te vinden op de website www.onderwijs.vlaanderen.be.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik ben al tevreden dat u zegt dat het voor u belangrijk is om met het thema iets te doen. De enquête toont zeer duidelijk aan dat, ondanks het materiaal dat er is, de stress die ervaren wordt door leerlingen, te hoog is. Het klopt dat welbevinden en betrokkenheid twee cruciale elementen zijn binnen ons onderwijs waar we aandacht aan moeten besteden. Er zijn scholen die dat doen, maar er zijn ook heel veel scholen die nog steeds onderschatten wat het belang daarvan is en om vanuit het welbevinden te vertrekken om tot betrokkenheid te komen en op die manier enkel en alleen tot een vorm van leren te komen. Die aandacht voor de balans is cruciaal. Ik denk dat we vandaag kunnen vaststellen dat er onbewust nog veel te weinig het besef is bij de leerkrachten die aan de slag zijn in onderwijs dat ze, naast diversiteit, welbevinden en betrokkenheid heel centraal moeten stellen.
Ik wil afwachten wat uit het rapport van de Vlor komt, om te zien welke voorstellen zij nog bijkomend zullen hebben. Het decreet Leerlingenbegeleiding biedt een kader voor de toekomst en zal, verwacht ik, vooropstellen dat die basiszorg binnen de school cruciaal is, om die voldoende te realiseren, en dat daar nog wel een aantal stappen vooruit kunnen worden gezet. Ik stel vast dat er heel veel elementen zijn die op scholen afkomen en waar zij rekening mee moeten houden. Dat is ook vaak wat leerkrachten zeggen, dat zij met heel veel elementen rekening moeten houden om vandaag tegemoet te komen aan de vele noden die zich stellen bij leerlingen. Ik denk dat dit element mee tot de basiselementen moet behoren in de zorg en binnen het onderwijs aan leerlingen.
Uiteraard zijn we het er allemaal over eens dat we welbevinden centraal moeten stellen, minister: werkbaar werk voor leerkrachten en ontspannen leren voor leerlingen. Wat nog niet is aangehaald, maar wat ook in het rapport van de inspectie stond, is het belang van een goede studiekeuze en het dalende welbevinden bij de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs. Het is belangrijk dat we daar ook nog meer inzetten op oriëntatie en de overgang tussen basis en secundair wat vlotter laten verlopen dan vandaag het geval is met de toch wel zeer strakke tussenschotten.
Wat door de inspectie ook vooruit werd geschoven als indicator voor dalend welbevinden, was zittenblijven. De schoolse vertraging en de demotivatie zijn zeer nefast voor schools welbevinden. En dan is de vraag natuurlijk hoe we dat terugdringen, minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben het eens met de twee opmerkingen die gemaakt zijn rond het feit dat welbevinden centraal mag staan en dat iedereen van dat belang doordrongen moet zijn. Ik heb trouwens vorige week, bij de vragen rond pesten, hetzelfde gezegd. Dat moet ook versterkt worden in ons decreet Leerlingenbegeleiding. Dat is mijn absolute overtuiging.
Collega Gennez, de inspectie heeft inderdaad vastgesteld dat het welbevinden daalt in het secundair onderwijs in vergelijking met het lager onderwijs, maar je moet natuurlijk ook de persoonlijkheidsontwikkeling van de jongeren mee in rekening brengen. Elke jongere gaat door een periode in de puberteit waarin het logisch is dat je je een beetje minder goed voelt. Je kunt dat dus niet alleen wijten aan het feit dat er slecht georiënteerd is, maar het is wel van belang dat we daar in onderwijs ook voldoende aandacht voor hebben.
We hebben hier al de discussie gehad over het zittenblijven. We hebben ook al gezien dat blijven zitten geen positieve impact heeft op de studiesuccessen van de jongeren. Ik wik mijn woorden en ik draai mijn tong drie keer, want de uitzonderingen bevestigen in dezen natuurlijk ook de regel. Maar dat moet ook meegenomen worden. Het is met onze hervorming absoluut de bedoeling dat er minder jongeren blijven zitten en dat er meer geremedieerd kan worden in het jaar.
Een laatste uitsmijter die ik wil meegeven, gaat over de verwachtingen. In het hele debat rond het welbevinden vind ik wel dat het belangrijk is dat we verwachtingen hebben ten aanzien van onze jongeren. En dat mogen best hoge verwachtingen zijn. We zien dat jongeren zich nogal gauw plooien naar de verwachtingen die gesteld worden. (Opmerkingen van Ann Brusseel)
Het Pygmalioneffect, inderdaad. Hoge verwachtingen en welbevinden staan niet haaks op elkaar. We moeten voldoende uitdagend zijn in de manier waarop ons onderwijs georganiseerd is. Zolang we die balans houden, is het voor mij goed. Ik vind echt wel dat welbevinden een prominente plaats mag hebben, maar het gaat hand in hand met zeker voldoende uitdagend zijn voor elke jongere, op basis van zijn talenten en kwaliteiten.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik ondersteun dat volledig. Het is vooral die balans die in evenwicht moet zijn. Het klopt dat vaak de verwachtingen ten aanzien van een aantal leerlingen niet hoog genoeg zijn en dat dat een probleem is van onderpresteren. Maar anderzijds wordt de lat vaak te hoog gelegd. Wilfried Van Rompaey, hier ook aanwezig, heeft daar ooit een mooi artikeltje over geschreven, ook naar aanleiding van een uitspraak van een minister van Onderwijs, waarin hij schreef dat niet iedereen topsporter kan zijn, om te zeggen: het is belangrijk om de lat niet te laag en niet te hoog, maar juist te leggen. En dat is natuurlijk een uitdaging voor elke leerkracht, om daarin te slagen. Dit onderzoek toont aan dat we daar vandaag onvoldoende in slagen om die lat juist te leggen, waardoor de balans niet in evenwicht is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.