Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, langdurig zieke kinderen die bij de start of tijdens het schooljaar meer dan 21 dagen na elkaar niet naar school kunnen gaan of chronisch zieke kinderen die gedurende korte opeenvolgende periodes niet op school aanwezig kunnen zijn wegens hun behandeling, hebben het recht om thuis, in het ziekenhuis of op hun verblijfplaats vier uur per week les te krijgen via het systeem van tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH). Die mogelijkheid bestaat voor leerlingen uit zowel het basisonderwijs, de meeste richtingen van het secundair onderwijs en voor de leerlingen uit het buitengewoon onderwijs.
Het decreet houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs van 31 januari 2014 geeft ook aan leerplichtige tienermoeders het recht op tien weken zwangerschapsverlof en tijdelijk onderwijs aan huis tijdens hun afwezigheid op school. Daaraan werd later nog de mogelijkheid voor synchroon internetonderwijs via Bednet toegevoegd.
Een recente rechtszaak tussen een leerling en een school uit Geraardsbergen toont aan dat de communicatie over het recht op tijdelijk onderwijs aan huis en Bednet naar alle betrokkenen nog beter kan. Naar aanleiding van deze zaak reageerde u in de pers door duidelijk te stellen dat er extra budgetten worden uitgetrokken voor de inrichting van TOAH en Bednet. U gaf ook aan dat u daaromtrent extra zou communiceren naar scholen die nog onvoldoende op de hoogte waren.
Recent maakte de vzw Fara bekend dat er nog werk aan de winkel was om de regeling rond het tijdelijk onderwijs aan huis voor tienermoeders beter bekend te maken bij ouders en scholen. Volgens de vzw nemen lang niet alle rechthebbende tienermoeders hun recht op TOAH op. Slechts 15 van de 129 meisjes deden er effectief een beroep op. Dat bleek ook uit de cijfers die u mij aanleverde in mijn schriftelijke vraag van juni 2016. Een reden daarvoor zou zijn dat veel tienermoeders niet op de hoogte zijn van het recht op TOAH of Bednet.
Recent maakte u in een persbericht bekend dat u het aantal leerlingen dat aanspraak kan maken op synchroon internetonderwijs van Bednet, wenst te verdubbelen. De Vlaamse Regering kende daarvoor al extra middelen toe aan de organisatie. Hoe ziet het stappenplan van Bednet eruit om zieke kinderen en tienermoeders gerichter en sneller te bereiken? Hebt u daar impact op en in hoeverre wordt dit gemonitord?
Kunt u meer toelichting geven bij uw ambitie om scholen te informeren over het recht van leerlingen op tijdelijk onderwijs aan huis en Bednet? Op welke manier zult u die ambitie in maatregelen omzetten? Via welke communicatiekanalen en partners wenst u dat te verwezenlijken?
Kunt u aangeven op welke manier de mogelijkheid op TOAH en Bednet voor zieke kinderen en tienermoeders op dit moment wordt gepromoot bij de belanghebbenden?
Wat is uw reactie op de bezorgdheid van de vzw Fara dat er nog veel werk aan de winkel is om de maatregel bekend te maken?
Acht u het noodzakelijk om ook zorgverstrekkers, zoals huisartsen en ziekenhuizen, en ouders extra te informeren over TOAH en Bednet? Zo ja, hoe zult u dat dan aanpakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, de voorgeschiedenis die u geschetst hebt in uw inleiding, klopt grotendeels. Ik benadruk dat, om te schetsen dat er in het beleid rond tijdelijk onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs (SIO) de voorbije jaren ook verbeteringen zijn aangebracht. Voor mij is het echt cruciaal dat het vrijwaren van de onderwijsloopbaan van zieke kinderen en jonge moeders vooropstaat. Dat is ook de reden waarom ik vrij cru gereageerd heb op het feit dat het nog niet genoeg bekend was.
De cijfers van tijdelijk onderwijs aan huis en de cijfers voor synchroon internetonderwijs stijgen jaarlijks. Op zich is dat goed, want we zien dat steeds meer afwezige leerlingen het onderwijs krijgen waar ze recht op hebben. Maar het is nog niet goed genoeg, collega’s. Hoewel we niet exact de doelgroep voor TOAH en SIO kunnen bepalen, vermoeden we dat de bereikte doelgroep kleiner is dan de groep kinderen en jongeren die er recht op hebben.
Naar aanleiding van de pyjamadag van Bednet heb ik de ambitie geuit om het aantal bereikte kinderen met SIO te verdubbelen. In uw inleiding zei u ook dat ik daarvoor extra budgetten zou uittrekken, mevrouw Celis, maar dat heb ik eigenlijk niet gezegd. Ik zal uitleggen hoe ik dat aanpak.
Ten eerste: tijdelijk onderwijs aan huis zit in de open-endfinanciering. Dat betekent dat voor elke leerling die in dat stelsel onderwijs krijgt, de school wekelijks vier lestijden toegekend krijgt. Als er dus leerlingen bij komen, dan moeten we die financiering niet bijkomend regelen. De financiering van de lestijden zit in ons systeem vervat. Ten tweede: voor de realisatie van SIO subsidieer ik Bednet. We hebben die subsidies gevoelig opgetrokken, maar de ambitie om het aantal leerlingen dat gebruik maakt van SIO op te trekken naar duizend, moet binnen de bestaande middelen gerealiseerd worden. En dat is een bedrag van 2,3 miljoen euro. Dat is een aanzienlijk bedrag.
Van september tot nu heeft Bednet 502 leerlingen bereikt. Ik wil dat ze op een schooljaar 1000 leerlingen kunnen bereiken. Dat kan perfect lukken. U weet dat de techniek en de technologie met een razendsnel tempo evolueren. Wij voeren op dit ogenblik de gesprekken met Bednet om te kijken op welke manier we tot die verdubbeling kunnen komen en met welk stappenplan dat kan.
Ik geef een voorbeeld. Nu gaat er altijd een computer mee naar de gezinnen. Er zijn veel gezinnen waar die computer al aanwezig is. De vraag is of je daar dan een extra computer moet zetten, of dat je dat gewoon met de bestaande, al aanwezige software kunt regelen. We moeten daar wat versoepelingen aanbrengen, om Bednet toe te laten soepel in te spelen op de situatie die ze in het gezin meemaken, en niet standaard altijd al het materiaal mee te nemen. Ik ben er echt van overtuigd dat het kan binnen de bestaande budgetten. We zijn aan het bekijken wat we daarvoor nodig hebben aan soepelheid, ook in het subsidiebesluit.
Dan kom ik tot de informatie. Eerst en vooral wil ik benadrukken dat het recht op TOAH en SIO decretaal verankerd is. De regelgeving legt de communicatieverantwoordelijkheid bij de school. We hebben dus gezegd: iedereen heeft er recht op, maar de school moet communiceren. Er zijn daarbij drie bepalingen van belang. Ten eerste: scholen moeten in hun schoolreglement aangeven dat TOAH en SIO mogelijk zijn bij langdurige ziekte. Elk schoolreglement moet dat bevatten. Ten tweede: scholen moeten actief de mogelijkheid voor TOAH of SIO aanbrengen bij de ouders van kinderen die in aanmerking komen. En ten derde: er is in een sanctiemogelijkheid voorzien voor scholen die het recht op onderwijs aan huis miskennen. Er kan op dat punt een inhouding gebeuren op de werkingsbudgetten.
De onderwijsadministratie verduidelijkt die regelgeving ook. Voor scholen is dat via omzendbrieven en Schooldirect. Toevallig – ik had aangekondigd dat er nog communicatie zou gebeuren – is deze week een item over tijdelijk onderwijs aan huis verschenen in Schooldirect. Dat zit dus in de mailbox van alle schoolleiders in Vlaanderen. Voor ouders is dat via de website onderwijs.vlaanderen.be, waar een ruime toelichting staat over SIO en TOAH. Ik heb in het verleden al gezegd dat het gemakkelijk is dat het ook in de ziekenhuisvoorzieningen en zo in de informatiebox zit dat dat bestaat.
Ik heb ook binnen de bepalingen voor de subsidie aan Bednet de expliciete opdracht opgenomen om SIO bekend te maken bij scholen en leerlingen. De pyjamadag is daar het bekendste voorbeeld van. We zien dat dat ook echt een hefboom is in scholen om dat net bekend te maken. Omdat SIO een vorm is van tijdelijk onderwijs aan huis, brengen we alle initiatieven die bekendheid geven aan synchroon internetonderwijs, dus ook tijdelijk onderwijs aan huis, mee onder de aandacht.
Ik deel de bezorgdheid van de vzw Fara dat alle afwezige leerlingen die in aanmerking komen voor SIO of TOAH dat ook moeten krijgen. Gezien de stijging in de cijfers kunnen we stellen dat de huidige maatregelen al vruchten afwerpen. Het klopt dat er voor tienermoeders nog werk aan de winkel is. Dat is ook logisch, want tienermoeders vormen de jongste doelgroep binnen de maatregelen voor afwezige leerlingen. Die maatregelen moeten dus nog aan bekendheid winnen.
Dat neemt niet weg dat er nog meer kan gebeuren. Wij onderzoeken op dit ogenblik een aantal initiatieven. We bespreken met Bednet hoe de verhoging van de capaciteit binnen het budget geregeld kan worden. We kijken ook of het mogelijk is om scholen te verwittigen wanneer de afwezigheidsregistratie van een leerling doet vermoeden dat hij of zij in aanmerking komt voor SIO of TOAH.
Net zoals dat vandaag al gebeurt, zullen ook in de toekomst alle actoren met betrekking tot langdurig afwezige kinderen worden geïnformeerd bij elke gelegenheid die zich voordoet. Het gaat dan om studiedagen, ontmoetingsmomenten of overlegmomenten van scholen en ouders, maar ook ziekenhuizen en organisaties zoals Fara. Ik ben ook van plan om het bekendmaken van SIO en TOAH op te nemen in de beheersovereenkomst met de ouderkoepels. We kunnen daar niet genoeg inspanningen voor doen, want voor mij is het echt cruciaal dat elk kind dat daar recht op heeft, daar ook van kan gebruikmaken.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het zeer uitvoerige antwoord. U zei op het einde dat we daar niet genoeg werk van kunnen maken, dat we die betrokkenheid van die leerlingen moeten garanderen. Ik denk dat u de correcte samenvatting hebt gemaakt ter zake. Nu, wij zetten als commissie Onderwijs, net als u uiteraard, met uw inspanningen, bijzonder sterk in op het altijd opnieuw geven van kansen aan kwetsbare groepen, om hen maximaal te betrekken bij onderwijs, om ervoor te zorgen dat er ook daar een diploma komt, van welke aard dan ook. SIO of TOAH kan echt wel een element zijn om die kwetsbare groepen zeker ook te kunnen vatten.
Wij hebben in Geel een gezondheidsraad. Op 15 oktober van vorig jaar organiseerde die een infodag in het ziekenhuis, met diverse workshops. Ik had het geluk een van die workshops te geven, over onderwijs voor zieke kinderen. Er waren daar heel wat mensen aanwezig: mensen van Kind en Gezin, begeleiders, het team jeugd en gezin van de politie. Ze hebben me achteraf meerdere keren gezegd dat ze er echt niet van op de hoogte waren dat dat bestond. Men moet dat echt heel breed bekijken. Men moet alle organisaties, alle mensen betrekken die bezig zijn met de ondersteuning van jongeren en kinderen, rechtstreeks vanuit Onderwijs, maar evengoed vanuit de politiediensten of Kind en Gezin, om te informeren over wat er bestaat. Als we een leerling op die manier kunnen helpen om bij de school, bij het onderwijs betrokken te geraken, dan moeten we dat doen. U hebt heel wat voorbeelden gegeven. U gaf aan dat dat ook is opgenomen in het schoolreglement. Is dat een verplichting? Wordt daarop gecontroleerd?
Ja.
Dan denk ik dat we ook ouders, die dat schoolreglement lezen, tegelijkertijd hebben gevat, dat ze er kennis van hebben dat de mogelijkheid bestaat.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, ik ga daarmee akkoord. Ik heb nog wat cijfers. Dit schooljaar, dus 2015-2016, zijn er in het basisonderwijs 408 en in het secundair onderwijs 1409 kinderen, dus in totaal 1817 kinderen, die tijdelijk onderwijs aan huis krijgen. Dat is een verdubbeling in vergelijking met 5 jaar geleden: in het schooljaar 2011-2012 waren dat er 942.
Wat SIO betreft, met Bednet, is er een gelijkaardige evolutie, maar op veel kortere termijn. In het schooljaar 2014-2015 waren dat 232 kinderen, en nu zitten we al aan 502, maar het schooljaar is dus nog niet beëindigd.
We hadden in dit schooljaar ook negen tienermoeders. Daarenboven was er sprake van twee tienermoeders voor wie dat niet is opgestart, omdat de meisjes te vroeg waren bevallen en de periode te kort was om nog via Bednet les te volgen met examens in de kerstvakantie. We zien dus echt wel dat we meer kinderen en ook meer jongeren bereiken, om hen toch die banden met het onderwijs te laten houden tijdens de periode waarin ze uitvallen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.