Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, vorige maand bracht de Vlaamse Ombudsdienst naar jaarlijkse gewoonte een jaarverslag uit en werd het voorgesteld in dit parlement. Dat verslag bevatte een opmerkelijke passage over de gang van zaken bij de klachtendienst, de ombudsdienst van de UGent.
Uit het Klachtenrapport van de UGent blijkt dat studenten vandaag nog steeds represailles vrezen als zij naar de bevoegde ombudspersoon stappen. Actief bemiddelen via een ombudspersoon is voor veel studenten daarom ook vaak een brug te ver. Ook onder collega’s heerst een scherpe sfeer wanneer een facultaire ombudspersoon tussenkomt bij conflicten.
Een laagdrempelige en onafhankelijke ombudsdienst in een organisatie als een universiteit is natuurlijk geen overbodige luxe. Het is uiteraard van belang om een kwaliteitsvolle opleiding met eerlijke kansen voor iedereen te garanderen, maar hij speelt ook een belangrijke rol bij het stijgend aantal vaststellingen van grensoverschrijdend gedrag, waar we het in deze commissie eerder al over hebben gehad.
Minister, hoe wilt u de toegankelijkheid van de ombudsdienst bevorderen bij studenten zonder dat ze represailles moeten vrezen? Neemt u initiatieven om het docerend personeel te wijzen op hun verantwoordelijkheid in geval van conflicten met studenten? Hoe wilt u de heersende sfeer bij de ombudsdiensten in de universiteiten verbeteren en het actief bemiddelen er mogelijk houden? Het klachtenrapport handelt enkel over de UGent. Het zou me vreemd lijken mochten in andere universiteiten geen dergelijke gevallen bekend zijn. Is er een rapportering over de werking van de ombudsdienst bij de andere universiteiten? Zijn er indicaties dat die problematiek zich daar ook voordoet?
Minister Crevits heeft het woord.
Uw vraag betreft een bijzonder waardevol element binnen ons Vlaamse hoger onderwijs, namelijk de functie van ombudspersonen die kunnen bemiddelen tussen studenten en professoren, en dus een soort eerste lijn vormen, laagdrempelig en toegankelijk, met als doel om verdere escalaties te vermijden. Deze ombudspersonen doen vaak schitterend werk, en hoe beter ze hun taak doen, hoe minder zichtbaar hun realisaties zijn. Dat is een heel mooie omschrijving van de taak van die ombudspersoon.
U stelt uw vraag naar aanleiding van het jaarverslag en het klachtenboek van de Vlaamse Ombudsdienst. Daarin is het Klachtenrapport van de Gentse universiteit integraal opgenomen, omdat de UGent bij decreet is opgericht en dus integraal onder het Klachtendecreet valt. Dat is niet het geval voor de andere universiteiten of voor de hogescholen. Eenzelfde onderscheid is er voor de universitaire ziekenhuizen, waar enkel het UZ Gent is opgenomen, en het leerplichtonderwijs, waar enkel het GO! is opgenomen. Aangezien de Vlaamse Ombudsdienst niet rapporteert over de andere instellingen, neem ik aan dat uw vraag niet de bedoeling heeft om de UGent te viseren. De reden waarom Gent erin staat, heb ik net uitgelegd.
Maar tegelijk is het ook niet evident om vanuit deze rapportering, die enkel over de UGent gaat, veralgemeningen te maken voor alle universiteiten. Bovendien gaat het hier om een klachtenrapport, waarin uiteraard enkel de negatieve punten ter sprake komen, en dus niet over een algemene doorlichting, waarin ook de goede praktijken aan bod komen. Al deze zaken maken het moeilijk om op basis van dit ene klachtenrapport een algemeen oordeel te vellen over de werking van de ombudsdiensten bij de universiteiten.
Ik ontvang als minister relatief weinig klachten, en als ik er krijg, dan betreft het vaak zaken die intussen ook naar de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen gaan. In die gevallen hebben interne bemiddeling en interne beroepsprocedures geen uitkomst geboden en is een externe behandeling noodzakelijk. Ook de raad signaleert mij geen structurele problemen met de ombudsdiensten van de universiteiten, en ook niet specifiek met die van de UGent. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er helemaal geen klachten zijn, want dan zou de raad niet hoeven te bestaan.
Behoudens de elementen in het klachtenrapport van de UGent heb ik momenteel bijzonder weinig informatie om te kunnen oordelen of ik als minister moet ingrijpen in het beleid dat de universiteiten en hogescholen voeren en hoe ik dat kan doen zonder hun autonomie aan banden te leggen. Maar u vraagt niet echt dat ik de autonomie aan banden zou leggen. Wel is een goede ombudswerking essentieel in het instellingsbeleid. Dit is sowieso een topic binnen de kwaliteitszorg, zeker nu we die via de instellingsreview ook op dat niveau hebben getild. Dat is net de reden waarom ik zo’n fan ben van de nieuwe manier van werken, namelijk dat je het niet studierichting per studierichting gaat bekijken maar dat je de totale kwaliteitszorg gaat bewaken.
Het is op dit moment nog niet duidelijk in hoeverre de huidige reviews in de pilootfase van het nieuwe kwaliteitszorgstelsel voor de hogescholen en universiteiten deze thematiek al hebben meegenomen. Wel is het voorzien in passende procedures voor het afhandelen van klachten van studenten een van de punten van de European Standards & Guidelines (ESG) die dé basis vormen voor onze kwaliteitscheck op instellingsniveau. De kwaliteitscode die de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) hanteert bij de instellingsreviews, verwijst expliciet naar die ESG. In de toekomst zullen we dus ook via de instellingsreviews kunnen nagaan of er een aanleiding is om specifiek beleid te ontwikkelen om de ombudsdiensten en klachtenbehandeling op instellingsniveau te verbeteren.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, dank u voor de antwoorden. Ik vond het inderdaad een redelijk opvallende passage in het jaarverslag van de Vlaamse Ombudsdienst. Ik wil ze even citeren. Er staat op pagina 28: “Opmerkelijk is dat actief bemiddelen via een ombudspersoon vaak een brug te ver is voor studenten, die represailles vrezen. En ook collega-docenten reageren soms scherp op de tussenkomst van een facultaire ombudspersoon, een spijtige vaststelling. Iedereen heeft baat bij een verzoening dichtbij het conflict.”
Ik denk dat iedereen in deze commissie en u ook, minister, daar achter kan staan en dat iedereen het erover eens is dat een laagdrempelige en onafhankelijke ombudsdienst absoluut nodig is. De vraag is natuurlijk in hoeverre een ombudsdienst echt nut heeft als studenten represailles vrezen als een ombudspersoon gaat tussenkomen.
U zegt dat dat wordt meegenomen in de instellingsreview. Ik stel voor dat als we de resultaten van de pilootprojecten binnen hebben, we dan terugkomen om te zien of er specifiek beleid nodig is om het nut van een ombudsdienst nog groter te maken dan het vandaag is.
De heer Cordy heeft het woord.
Situaties zoals omschreven in deze klachten, mogen zich inderdaad niet voordoen. Een ombudsfunctie moet vertrouwen opwekken zodat mensen er een beroep op kunnen doen.
Ik wil een paar kanttekeningen maken vanuit de praktijk die ik in Antwerpen redelijk goed ken. Het blijft belangrijk dat de toegang tot een ombudspersoon laagdrempelig is. Dat houdt bijna noodzakelijk in dat een ombudspersoon iemand uit de faculteit is, omdat hij de studiematerie kent, omdat hij vaak de studenten kent of toegang heeft tot de studenten en omdat hij de faculteitscultuur kent. Als je iemand van buitenaf die functie laat vervullen, dan zal die eerst zelf een brug moeten bouwen om dan te kunnen bemiddelen. Dat bemiddelingsaspect is bij een ombudspersoon zeer belangrijk. Veel wordt opgelost door te bemiddelen.
Ik kreeg geheel toevallig deze week het jaarverslag van de ombudsdienst van de Universiteit Antwerpen doorgestuurd. Dat wordt binnenkort bekendgemaakt. Het handelt over vorig academiejaar. Een zin daarin vond ik zeer frappant om aan te geven dat die laagdrempeligheid kan werken en hoe het nu werkt. Dat ging dan over de mogelijkheid die de studenten hebben om iemand te vragen om hun examen bij te wonen wanneer ze vrezen een slechte relatie te hebben met het betrokken academisch personeel: “Ombudspersonen worden door studenten gepercipieerd als gemakkelijk toegankelijk en krijgen daardoor af en toe het verzoek van een student om een examen volledig bij te wonen.” Ik denk wel dat het werkt, wat niet wegneemt dat er zich situaties kunnen voordoen die minder gewenst zijn en waar de instelling op zal moeten ingrijpen.
In de meeste universiteiten is bepaald dat er inspraak van de studenten is bij het aanstellen van een ombudspersoon. Ik verwijs naar het onderwijs- en examenreglement (OER) van de UGent, artikel 98, waarbij duidelijk wordt gezegd dat een ombudspersoon in de faculteiten op voordracht van de studentenvertegenwoordiging moet worden aangesteld. Dat is iemand uit het academisch personeel. Het is belangrijk dat studenten daar hun rol in spelen om ervoor te zorgen dat er vanuit de studenten het nodige toezicht is op het aanstellen van ombudspersonen. In grote en zelfs kleine faculteiten is het nuttig om meerdere mensen te hebben of een plaatsvervanger als de eerste ombudspersoon te nauw betrokken is bij het dossier.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb daarnet mijn antwoord gegeven. Laat me over de positie, het nut en het belang van de ombudsdienst zeggen dat dat onmogelijk overschat kan worden. Ombudsdiensten zijn ontzettend belangrijk. Je ziet ze niet, maar je moet wel de kwaliteit kunnen meten. Of het effectief is gemeten, weten we niet, want men is nu bezig met de allereerste reviews. Maar laat me er duidelijk over zijn: wat de resultaten ook zijn, voor de toekomst lijkt het me elementair dat de manier waarop je als instelling omgaat met je studenten en de potentiële klachten van die studenten, bepalend voor het totale imago van je instelling.
Bemiddelen, waar collega Cordy terecht naar heeft verwezen, is niet evident omdat je als bemiddelaar moet durven ingaan tegen de proffen. Enige ervaring leert dat proffen soms assertief reageren maar na een poosje wel weer bijdraaien. Een examenperiode is een periode waarin iedereen op de toppen van zijn tenen loopt. Ik begrijp dat men daar soms korzelig op reageert, maar dat maakt het nog nuttiger en nodiger om een ombudsdienst te hebben. Studenten zouden zich nooit afgeschrikt mogen voelen om daar een beroep op te doen. Het is aan de instellingen om dat te bewaken. Ik denk dat dat ook weer aantoont waarom het een meerwaarde is om de instellingsreview te laten lopen en niet puur en alleen de visitaties te doen, want die houden daar geen rekening mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.