Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de illegaliteit van export van 'vuile diesel' uit de haven van Antwerpen
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, over de uitvoer van vuile diesel naar Afrika hebben we een debat gehad in dit parlement naar aanleiding van het in september gepubliceerde rapport van Public Eye. Op 24 januari hebben we het daar uitvoerig over gehad in de commissie. We hebben toen vastgesteld dat Zwitserse oliebedrijven zoals Trafigura en Vitol in de havens van Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen diesel en benzine mengen met goedkope en giftige componenten als benzeen en zwavel om afval kwijt te raken en te besparen op raffinage. Deze vuile diesel is volgens Europese normen zwaar vervuild en niet aanvaardbaar voor onze interne markt, maar wordt wel uitgevoerd naar een aantal Afrikaanse landen, met zeer schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en uiteraard ook het milieu.
Minister-president, in uw antwoord op mijn eerdere vraag om uitleg betreffende de uitvoer van vuile diesel naar Afrika, stelde u: “Voor zover onze informatie strekt, overtreden ze daarmee geen wettelijke bepalingen, waardoor ook het Havenbedrijf, de douane of de overheid niet kunnen optreden.” Ook de Nederlandse minister van Buitenlandse Handel, Ploumen, stelde eerder dat de export van hoogzwavelige diesel niet onwettig is, maar noemde het wel ‘een grof schandaal’.
Minister-president, op 6 februari is daar verandering in gekomen, want het Center for International Environmental Law (CIEL), heeft in opdracht van de Zwitserse onderzoeksorganisatie Public Eye en Milieudefensie een juridische opinie over de kwestie uitgegeven. Die concludeert nu dat de export van vuile diesel een overtreding is van de Conventie van Bazel over afvalstoffen, van de internationale mensenrechten en van het internationaal gewoonterecht. Volgens de juristen van CIEL zijn België en Nederland daarom nalatig door bedrijven zoals Trafigura en Vitol ongemoeid te laten. Dit spreekt minstens uw stelling dat er niets onwettigs gebeurde, tegen.
De Conventie van Bazel verbiedt de export van afval naar landen die de import zelf verbieden. Dat laatste is van toepassing op de betreffende Afrikaanse landen, want ze zijn partij in de Overeenkomst van Bamako van 1991, die de import van gevaarlijke afvalstoffen verbiedt. De uitvoer van vuile diesel is eveneens een inbreuk op het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Dit verdrag erkent en beschermt het recht op gezondheid, legt in dit verband internationale verplichtingen met een extraterritoriale reikwijdte op en roept de betrokken partijen op om samen te werken in functie van de progressieve realisatie van mensenrechten.
De extraterritoriale reikwijdte van verplichtingen inzake het respecteren van mensenrechten werd herbevestigd in de Maastricht Principles on the Extraterritorial Obligations of States in the Area of Economic, Social and Cultural Rights – dat noemen we in het kort de Maastricht Principes. België en Nederland zijn dus – in mensentaal – verplicht om samen te werken met andere staten om het recht op gezondheid te realiseren. Daarnaast formuleren de Maastricht Principes ook de verplichting om het berokkenen van schade te vermijden. Dat de sterk vervuilde brandstoffen die vanuit de Antwerpse haven en ook vanuit Nederland, want ook daar is die discussie volop bezig, naar Afrika vertrekken, aanzienlijke schade berokkenen aan de gezondheid en het milieu, blijkt duidelijk uit de strenge normen die in de EU gelden.
Minister-president, daarom heb ik een aantal opvolgvragen.
U hebt ondertussen ook de juridische opinie van CIEL ontvangen. Onderschrijft u die conclusies? Bevestigt u dat België de Conventie van Bazel schendt en de internationale verplichtingen inzake het respecteren van de mensenrechten niet nakomt door bedrijven als Vitol en Trafigura ongemoeid te laten?
Zult u de wettelijke instrumenten die het rapport van CIEL aanreikt, gebruiken om een einde te maken aan de uitvoer van vuile diesel vanuit de Antwerpse haven? Toen we hierover voor het eerst discussieerden, minister-president, was de teneur van uw antwoord niet ondersteunend. U zei alleen dat we daartoe geen juridische middelen hebben. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is voor u ook heel belangrijk, en ik hoorde dan ook in uw antwoord dat het u ook niet zint, dat het voor u ook niet oké is. Maar u vond ook dat er geen onwettigheid aan het gebeuren was. Nu krijgt u die tools aangereikt. Welke concrete initiatieven zult u nemen in overleg met de andere bevoegde overheden, eventueel ook in overleg met Nederland, om een dergelijke uitvoer onmogelijk te maken?
In uw vorige antwoord zei u dat u hebt geprobeerd om de Antwerpse havenschepen te contacteren. U hebt toen in alle eerlijkheid aan de commissie gezegd dat dit u toen niet gelukt is. Dat apprecieer ik ook. Maar ik hoop dat intussen, naar aanleiding van de opvolgvraag en van het juridisch advies, er wel degelijk overleg heeft plaatsgehad, en dat u hebt besproken met de Antwerpse havenschepen welke acties er moeten worden ondernomen om de verdere uitvoer van die vuile diesel tegen te houden.
Ondertussen heb ik ook een schriftelijke vraag gesteld. Bij het afsluiten van uw antwoord de vorige keer zei u ook dat de installaties ginder niet geschikt zijn om betere diesel te verwerken. Ik heb mij wat geïnformeerd. Blijkbaar klopt dat niet. Kunt u ons daarover wat meer informatie geven? Als dat nu niet kan, lees ik het wel in uw schriftelijke antwoord.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister-president, collega’s, mijn vragen liggen in dezelfde lijn. Er zijn een paar zaken die niemand betwist. Minister-president, dat hebt u de vorige keer ook bevestigd. We zijn het erover eens dat die vuile diesel, die onder meer vanuit Antwerpen naar Afrika wordt uitgevoerd, slecht is voor de luchtkwaliteit, en voor de gezondheid daar. We moeten daar dus vanaf geraken. Daarover zijn we het eens. Dat staat vast. Maar nu gaat het debat over het feit dat u de vorige keer hebt gezegd dat we geen enkele rechtsgrond hebben om daar iets aan te doen. Dat was niet alleen uw reactie, maar ook die van uw Nederlandse collega. Daarom heeft de ngo die deze hele zaak aan de kaak heeft gesteld, dit allemaal uitgezocht. Ze hebben een analyse laten maken door het CIEL. Het CIEL zegt dat er internationale rechtsregels zijn waarop u zich kunt baseren om wél op te treden en om ervoor te zorgen dat die export van vuile en vervuilende diesel zou stoppen. Dat is ethisch gezien belangrijk. Zo is het ook omschreven in de Conventie van Bazel: als wij in Europa vinden dat we die diesel niet moeten verbranden omdat dat slecht is voor ons, dan moeten we die diesel ook niet verkopen en Afrika opzadelen met de afval en met de negatieve gevolgen voor de gezondheid.
Dit is een juridische vraag. Hebt u dat juridische advies gelezen? Bent u het ermee eens of niet? Maar het is tegelijkertijd ook een politieke vraag. Voorafgaand aan dat hele juridische debat is er de vraag of de wil er is om er iets aan te doen als dat zou lukken. Dan krijg je hier sowieso een basis om uw actie op te bouwen want elke conventie zal ongetwijfeld kunnen worden geïnterpreteerd. Of zegt u dat het eigenlijk niet onze verantwoordelijkheid is, dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de Afrikaanse landen? Als wij er hier in het Westen geld mee kunnen verdienen, waarom zouden we dat dan laten? Wat is hierin uw politieke positie?
Stel dat het uw politieke wil is om hier iets aan te doen, dan reikt men u nu een juridische basis aan. Hebt u dat bekeken? Gaat u op basis daarvan stappen ondernemen op Vlaams en/of op Europees niveau?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, inderdaad, kort na het beantwoorden van de vraag om uitleg op 24 januari 2017 werd een juridische opinie gepubliceerd door het CIEL. Ik heb uiteraard die opinie laten bestuderen. We hebben haar voorgelegd aan de diensten van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) van collega-minister Schauvliege, en ook aan de diensten van Buitenlandse Zaken. Ook Nederlandse juristen hebben zich daarover gebogen. Zij onderschrijven die opinie niet. Vandaag kan er geen rechtstreekse toepassing gemaakt worden van Bazel in deze aangelegenheid. Ik zal u ook zeggen waarom.
Dat betekent niet – zoals ik ook de vorige keer heb gezegd – dat we niet moeten zoeken naar een oplossing. Integendeel. Ik heb gezegd dat wij actief zullen meewerken aan het zoeken naar een oplossing. Dat moet op diverse vlakken gebeuren. Dat kan wettelijk gebeuren, met toepassing van Bazel. Dat kan met andere afspraken met betrekking tot het exporteren van raffinage, en dergelijke meer. Ook daar kom ik op terug. Maar er zal dan ook een overgangsperiode nodig zijn omdat nu eenmaal op dit moment gebruik wordt gemaakt van die vervuilende diesel. We zijn het er allemaal over eens dat daaraan op een of andere manier een einde moet kunnen worden gemaakt.
De juristen van LNE en Buitenlandse Zaken, maar ook de Nederlandse juristen, hebben zich gebogen over die opinie. Zij zeggen dat zij fout zit omdat men uitgaat van een rechtstreekse werking van Bazel. Dat is niet zo. Bazel, en ook de andere, Afrikaanse verdragen, zoals dat van Bamako, houden een aantal zaken in.
Ten eerste moet het land, als nationale lidstaat, een product definiëren als gevaarlijk afval en het ten tweede aanmelden als gevaarlijk afval. Volgens het gepubliceerde opiniestuk gaat het om een soort rechtstreekse werking. De Afrikaanse landen hebben een monistisch grondwettelijk stelsel en zijn daardoor gebonden. De tekst van de verdragen is echter helemaal anders. Een product moet als afval worden gedefinieerd en ook aangemeld. De Conventie van Bazel betreft de export van die stoffen, de Conventie van Bamako, het Afrikaanse spiegelbeeld, heeft betrekking op de import, maar bevat eigenlijk dezelfde technieken. Afrikaanse landen moeten onder de Conventie van Bamako aangeven welke de gevaarlijke afvalproducten zijn die ze niet willen en daarvan kennis geven. Men moet iets beschouwen als gevaarlijk afval en dat als dusdanig aanmelden. Dat is het unisono advies van LNE en de Nederlandse juristen.
Op websites kan iedereen de implicaties en toepassing van de Conventie van Bazel terugvinden. Ivoorkust, Congo en Togo hebben wel een nationale definitie gerapporteerd, maar niet geformuleerd in de termen van de definitie van de Conventie van Bamako. Ofwel vallen de betrokken brandstoffen niet onder de aangemelde definitie – Congo spreekt bijvoorbeeld enkel over elektronisch afval en welbepaalde chemische afvalstoffen –, ofwel moeten ze worden gelezen in de context van artikel 2.1 van de Conventie van Bazel, waarbij afval en dus ook gevaarlijk afval wordt gedefinieerd als iets waar men zich van moet ontdoen. Dat geldt niet voor hoogzwavelige diesel, want dat zijn brandstoffen, specifiek vervaardigd om te worden ingezet als diesel en geen product dat dient om weggegooid te worden. Benin, Kameroen, Gambia, Ghana, Mozambique, Nigeria en Senegal hebben laten weten dat ze geen bijkomende afvalstoffen hebben gereguleerd naast de afvalstoffen die zijn opgelijst in de bijlagen bij de Conventie van Bazel. Ze maakten tot nog toe ook geen melding van een nationale definitie voor gevaarlijk afval.
Ik concludeer. Onder de Conventie van Bazel is er op het ogenblik geen exportverbod op die producten. Onder de Conventie van Bamako is er ook geen importverbod, om de redenen die ik u heb meegedeeld. Niettemin zijn we er allemaal van overtuigd dat we naar oplossingen moeten zoeken. Ik heb de vorige keer al een aantal elementen geformuleerd waar ik werk van wil maken. We hebben intussen niet stilgezeten. We zijn op zoek gegaan naar oplossingen om actief te kunnen meewerken aan een structurele oplossing.
Eerst en vooral ligt het wettelijk in handen van de Afrikaanse landen om tot een verbod te komen. Ze kunnen ofwel zelf kwaliteitsnormen voor hun brandstoffen introduceren, ofwel kunnen ze brandstoffen die niet aan de kwaliteitsnormen voldoen, onder de Conventie van Bazel aanmelden als gevaarlijk afval waarvan de import verboden is. Ik heb al gezegd en herhaal dat we op korte termijn bereid zijn de West-Afrikaanse landen te ondersteunen bij de concrete aanmelding in het kader van de Conventie van Bazel. We kunnen daarbij op Nederlandse steun rekenen. We hebben intens contact met Nederland, waar de zaak ook aan de orde is. Er is intens overleg gepleegd en Nederland maakt dezelfde juridische analyse als onze eigen diensten, maar we zijn het ook eens over een gezamenlijke verdere aanpak. Onze vertegenwoordiger in Den Haag zorgt voor de nodige contacten om te komen tot een gecoördineerde en in overleg tot stand gekomen aanpak.
Een eerste stap in de opvolging ligt in het feit dat Vlaanderen en Nederland dit dossier op Europees niveau naar voren hebben geschoven in de voorbereiding van de eerstvolgende Conference of the parties to the Basel Convention. Eind april heeft deze tweejaarlijkse Conference of the parties plaats in Genève, en dat is een uniek moment om onze mening, ons advies te formuleren en onze begeleiding aan te bieden aan de Afrikaanse landen om het kennisgevingsproces tot een goed einde te brengen. Namens Vlaanderen zal OVAM aan de Conference of the parties deelnemen. De Nederlandse regering organiseert ook een overleg met de stakeholders, Afrikaanse regeringen en UNEP, het milieuprogramma van de Verenigde Naties, over de aanpak om te komen tot kwaliteitsvollere diesel. Midden dit jaar is er daarover in Den Haag een conferentie gepland. Ook wij zullen daaraan meewerken, de afspraken zijn gemaakt. Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven eraan deel te nemen, collega Schauvliege zal hetzelfde doen met haar diensten en we zullen ook de Haven van Antwerpen aanbevelen daar aanwezig te zijn.
Welke oplossing er ook uit de bus komt, een transitieperiode, een stapsgewijze aanpak zal nodig zijn. Volgens de bronnen van mevrouw Turan zijn de raffinagecapaciteiten in de Afrikaanse landen wel van aard om de problemen te kunnen aanpakken, onze deskundigen zeggen dat dat niet zo is, dat een upgrade nodig is. Ik ben geen expert, maar als een upgrade nodig is, dan zal dat investeringen vergen. Vorige keer heb ik al gezegd dat, indien de Afrikaanse landen zelf willen raffineren tot zuivere diesel, het goed zou zijn dat Europa steun verleent om de installaties te upgraden. Een andere oplossing bestaat erin dat er van hieruit andere diesel, die aan onze normen beantwoordt, wordt uitgevoerd. We kunnen dus de huidige diesel blijven exporteren en ter plekke omzetten naar hoogwaardige diesel of van hieruit zuivere diesel exporteren.
Ik wil er nog bij zeggen dat dit hoe dan ook – en ook dit zal moeten worden besproken op die conferenties – een prijsgevolg heeft. Dit zal een prijsaspect zijn en zou dus het best tot stand komen in onderling overleg met die landen en wat mij betreft ook met de Europese Unie. We moeten vermijden dat er een substitutie tot stand komt en dat er bijvoorbeeld Indische diesel zal worden ingevoerd die nog veel vervuilender is. En dat wij dan zeggen: ‘Oké, wij hebben onze zaken op orde gesteld, want bij ons wordt er geen meer uitgevoerd’, terwijl de problemen in die landen dezelfde blijven.
Het is belangrijk dat we niet unilateraal tot een maatregel overgaan, wat nu trouwens niet zou kunnen leiden tot een exportverbod hier, maar dat we zoeken naar een gedragen, ondersteunde oplossing. Ik denk dat er twee mogelijkheden zijn. Ten eerste is er de wettelijke basis, die door die landen kan worden gecreëerd. Het volstaat die definities te formuleren, iets te bestempelen als gevaarlijk afval en daar ook kennis van te geven. Maar daarmee is het probleem niet opgelost. Daarmee hebben die landen ter plekke niet de diesel waarvan wij vinden dat die om gezondheidsredenen en redenen van leefmilieu daar zou moeten worden gebruikt. Je kunt dan zeggen: ‘We voeren vanaf nu andere diesel uit. Dat zal een prijseffect hebben.’ Of we zorgen ervoor dat er daar meer kan worden geraffineerd met, naar onze mensen zeggen, een noodzakelijke ombouw van de installaties die daar tot nu toe worden gebruikt. En liefst zorgen we er dan voor dat dit leidt tot een structurele oplossing, zodat er geen substitutie komt door andere producten vanuit andere landen of uit andere contacten.
Er is geregeld contact geweest tussen mijn diensten en de haven van Antwerpen in verband met dit dossier. Onze juridische conclusies worden gedeeld door de haven van Antwerpen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoorden. Ik neem er nota van dat de juridische diensten van de Vlaamse overheid de juridische visie van CIEL niet delen. Dat wordt blijkbaar ook ondersteund door de Nederlanders. Ik vind het spijtig, maar als het zo is, dan is het zo. Ik had liever nu ook een juridisch instrument in handen gehad om daar sneller tegen op te treden. Ik zie die wil ook bij u. Maar het is nu eenmaal wat het is.
De concrete acties die u ondertussen hebt opgesomd, lijken mij redelijk. Gelukkig is er eind april de Conventie van Bazel, waar dit punt hoog op de agenda kan worden geplaatst, zodat er eventueel een juridisch kader kan worden gecreëerd voor de toekomst. U zult dat voorleggen. Zal dat een voorstel samen met Nederland zijn? Of zullen we dat vanuit Vlaanderen of België doen? Dat lijkt mij heel belangrijk om op die Conventie van Bazel tot concrete definiëringen te kunnen komen, zodat de export aan banden kan worden gelegd.
U hebt het over begeleiding wat betreft de kennisgevingsprocedures voor de Afrikaanse landen. Waaraan denkt u dan concreet? Hoe wilt u dat concreet invullen?
Ik vind het heel positief dat er in UNEP een conferentie komt waar deze problematiek op de agenda zal staan. U zegt dat er nu een transitieperiode is. Ik ben daar niet blij mee. Ik neem echter aan dat alles tijd nodig heeft. Ik zou gewoon willen insisteren om die transitieperiode zo kort mogelijk te houden. De acties die u hebt opgesomd, lijken mij de timing te bepalen om de termijn van die transitieperiode te regelen.
U zegt dat u contact hebt gehad met de bedrijven in de Antwerpse haven en dat die deze juridische stelling delen. Maar ik had van uw contacten met de haven van Antwerpen eerder verwacht dat ze ook mee acties zouden ondernemen. U hebt een opsomming gemaakt van de acties die u zult nemen om iets te doen aan die problematiek. Hebt u het gevoel dat ze er vanuit het havenbedrijf zelf ook iets aan willen doen? Of zullen ze het volledig overlaten aan u en aan het Vlaamse niveau om dat verder op te nemen?
U zegt dat er vanuit UNEP een conferentie zal komen met verschillende stakeholders. Ik heb daarbij een vraag. De bedrijven die ik in dezen specifiek heb opgenoemd, zijn ook belangrijke bedrijven in de Antwerpse haven. Hebben we ook met die bedrijven al gesprekken opgestart om die vermengingen te verminderen, om met duurzamere oplossingen mee te werken? Indien nodig kunnen we ze ook begeleiden naar bepaalde subsidiekanalen en innoverende middelen die we vanuit Vlaanderen hebben om duurzamere producten af te leveren. Kunt u die bedrijven contacteren om daarmee in overleg te gaan en duidelijk aan te geven dat dit een werkwijze is, een uitvoer die niet goed is voor de gezondheid, niet goed voor het milieu hier, maar ook niet daar? Het belangt ook ons aan. Er moet een andere aanpak komen. Mijn vraag is ook: hoe kunnen wij die bedrijven, ook al komen ze uit andere Europese landen, hier in Vlaanderen begeleiden om af te stappen van die vuile diesel?
Minister-president, ik heb een schriftelijke vraag gesteld over die installaties. Dan kunt u daar meer specifiek op antwoorden. Zij zeggen mij iets, u zegt iets anders. Ik weet niet welke van de twee zwaarder doorweegt. Ik zal zien wat er in dat schriftelijk antwoord staat en wat we kunnen doen om ook die vervuilende installaties in Afrika op termijn aan te pakken, eventueel door het geven van ontwikkelingshulp of andere infrastructurele hulp.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Minister-president, er zijn drie elementen uit uw antwoord die ik zeer belangrijk en zeer goed vind. Ten eerste, dat er wordt samengewerkt met de Afrikaanse landen, om te zien hoe we samen tot een oplossing kunnen komen. Ten tweede, dat er wordt samengewerkt met Nederland en dat we ons dus niet in een soort concurrentie tussen Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen laten zetten. Ten derde, dat er wordt gekeken binnen het internationale gerechtelijke kader, met name de Conventie van Bazel en het United Nations Environment Programme, om het kader helder en voor iedereen gelijk te krijgen. Dat vind ik allemaal goed.
Er zijn twee dingen waarbij ik meer vraagtekens heb. Eén, – en het is al gezegd – ik denk dat de havens en in onderlinge samenwerking, Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen, meer kunnen doen en al directer kunnen proberen de situatie – bij wijze van spreken – op de werkvloer te veranderen en verbeteren.
Bij het argument dat er geen verschuiving mag komen, heb ik altijd een dubbel gevoel. Als wij geen vervuilende diesel gaan uitvoeren naar Afrika, en vanuit India gaan ze diezelfde of nog slechtere diesel uitvoeren, dan is de gezondheid van de Afrikaan daar niet mee geholpen en is het milieu daar niet bij geholpen. Dat klopt wel, maar je kunt dat argument ook lezen als: zolang Afrika vuile diesel invoert, willen wij daar ons graantje van meepikken. In die zin denk ik dat onze morele grond iets hoger mag zijn dan dat. En dat hangt samen met het feit dat ik denk dat de havens daar actiever in kunnen zijn.
Ik heb een bijkomende vraag. U hebt een duidelijk engagement uitgesproken – en dat heb ik geapprecieerd – over de samenwerking met de Afrikaanse landen. Is daar al contact geweest? Wat is hun positie? In hoeverre gaan zij inderdaad die aanmelding doen binnen de Conventie van Bazel? Gaan ze hun eigen regelgeving veranderen? We weten van een paar landen dat ze dat van plan zijn. Is er zicht op een timing?
De heer De Croo heeft het woord.
Minister-president, wij gaan steeds meer fossiele brandstoffen verbruiken. We gaan misschien tot 100 miljoen barrels per dag komen. En dus is er veel meer gelegenheid om zaken toe te voegen aan die fossiele brandstof.
Wat mij getroffen heeft in uw antwoord, is: is er geen gemeenschappelijke actie mogelijk op het niveau van de Europese Unie? Wij hebben een aantal ondertekeningen die internationaal en grensoverschrijdend zijn van de Europese Unie. Wij hebben ook het akkoord – dat hoop ik althans – tussen de grote havens, zoals Rotterdam en Antwerpen. Maar is daar een gemeenschappelijke actie, waar Vlaanderen misschien het initiatief kan nemen, om dat steviger, ruimer te maken, zwaarder als impact te krijgen door een Europese actie?
Ik deel een beetje wat collega Vanbesien zegt: als we alleen maar niet durven op te treden omdat anderen het in onze plaats zouden doen – dat geldt voor wapenverkoop, dat geldt voor alles. We kunnen toch met een Europese impact krachtdadiger ageren op zij die substituten zouden doen, mochten wij te streng zijn geworden.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Turan, op de techniciteit van de capaciteit van die installaties ga ik nu niet in. Ik laat dat beantwoorden door de specialisten van collega Schauvliege. Ik kan daar geen oordeel over uitspreken. Ik weet ook niet wie daarin gelijk of ongelijk heeft. Wat ik wel weet, is wat ik daarstraks gezegd heb. Je kunt niet van vandaag op morgen zeggen: dit zal ten einde komen. Je moet daar een gecoördineerde actie voor hebben. Daarom denk ik dat het goed is dat we dat nu gaan aanpakken, zowel in Genève als in Den Haag.
Welke rol kunnen wij spelen in de ondersteuning van die Afrikaanse landen? Dit is een hoogtechnische aangelegenheid, die definitie van die producten. In zoverre zij een beroep willen doen op onze specialisten van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) om die definitie te maken van wat gevaarlijk afval is en de kennisgeving daarvan, denk ik dat wij in het licht van ons buitenlands samenwerkingsbeleid daar zeer graag op ingaan en dat aanbod ook kunnen doen: we kunnen hen daarbij helpen in de mate dat ze niet over de nodige kennis en knowhow zouden beschikken.
Wat betreft het kort houden van de transitie, ben ik het met u eens. We moeten dat absoluut niet langer laten duren dan nodig, maar ik herhaal dat ik hoop dat we tot een structurele oplossing kunnen komen. De Europese Commissie, collega De Croo, zal aanwezig zijn in Genève. Ze is nog niet aanwezig gemeld in Den Haag, daar komt UNEP. Maar ik denk dat het goed is dat we vragen dat de Europese Commissie ook in Den Haag aanwezig zou zijn, ook al is het zo dat zelfs een eendrachtig optreden van de Europese Unie niet volstaat om hier een einde aan te maken. Er zijn nog andere producenten en leveranciers daarvan. Het is absoluut niet zo, collega Vanbesien, dat mensen hier zeggen: ‘Laat ons daar nog een graantje van meepikken.’ Ook de haven van Antwerpen zit volledig op die lijn, maar we moeten komen tot een structurele oplossing. Hier speelt geen enkele mercantiele overweging in mee. We willen tot een oplossing komen die duurzaam is.
Met bedrijven zelf hebben mijn diensten daaromtrent nog niet rechtstreeks gesproken, maar het is duidelijk dat we een momentum moeten creëren om te zeggen: nu is het zaak om tot die hele omslag te komen, om daar een einde aan te maken, op de mogelijke manieren die ik u heb geschetst.
We willen samenwerken met die Afrikaanse landen. Daar is het niet zo technisch-juridisch moeilijk, denk ik, om te komen tot een definitie in het kader van artikel 3 van het Verdrag van Bazel, ook om die kennisgeving te doen, maar daarmee is de zaak ter plekke nog niet opgelost. Die landen zullen natuurlijk nog altijd brandstoffen blijven vragen. Dus alles hangt dan af van: als daar van vandaag op morgen andere verwerkingsvoorwaarden gesteld worden, voldoen die installaties daaraan? Zo niet, gaan ze dan duurdere import doen van duurdere diesel? Ook daar zal misschien met de Europese Commissie een afspraak moeten worden gemaakt om eventueel in een transitieperiode te zorgen voor een ondersteuning. Ik heb geen idee van die prijzen, maar wat men mij wel zegt, is dat die diesel die zoveel minder partikeltjes bevat, natuurlijk veel duurder is dan de diesel die daar nu ingevoerd wordt. Dat lijkt mij ook tamelijk evident.
We werken inderdaad ook samen met Nederland. Ik denk dat dat een goede zaak is. De twee grote betrokken havens zijn dan meteen ook betrokken. Zoals ik zei, zal UNEP erbij zijn. Wat mij betreft, moeten we er ook toe kunnen komen dat de Europese Commissie zelf ook aanwezig is. Maar eigenlijk ook met UNEP daarbij moeten we kunnen komen tot een structurele oplossing, zodat er op wereldschaal geen andere nepoplossingen tot stand komen. Op het moment dat die Afrikaanse landen Bazel ook toepassen, die producten definiëren als gevaarlijk afval, die kennisgeving ook doen, is de zaak wettelijk-juridisch gesloten en kunnen andere landen ook niet meer invoeren. Alleen moeten we zien dat we hun voldoende bijstand geven om verder te kunnen voorzien in bevoorrading, in brandstof die wel beantwoordt aan onze hogere normen.
Een rechtstreeks gesprek met de Afrikaanse landen heb ik nog niet gehad. Nederland coördineert en neemt het initiatief. Het is goed dat we met hen samenwerken en dat we niet dubbelop werken. We zitten daar volledig op dezelfde lijn. Onze diensten en specialisten zullen betrokken zijn bij die bijeenkomsten.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Hebt u contact gehad met die bedrijven? (Opmerkingen van minister-president Geert Bourgeois)
Ik was even afgeleid. Ik lees het dan wel in het verslag.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.