Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, de persoonsvolgende financiering is al even in voege. Het idee is dat mensen zelf een eigen budget in handen krijgen waarmee ze kunnen bepalen welke zorg ze al dan niet inkopen en waar ze die inkopen. Om de transitie naar dit systeem te maken, werden alle personen die reeds zorg genieten, ingeschaald. Op basis van hun inschaling zouden ze dan een budgethoogte toegewezen krijgen. Een achterliggende doelstelling was om de historisch gegroeide ongelijke financiering tussen voorzieningen recht te trekken. Op die manier zou iedereen met eenzelfde zorgvraag eenzelfde budget krijgen. Op die manier zouden voorzieningen automatisch gefinancierd worden in functie van de zorg die ze bieden. Dat betekent een stevige verschuiving en om de voorzieningen wat tijd te geven, zou die verschuiving over een periode van vier jaar verlopen.
In december hebben we in deze commissie een debat gehad omdat er na de grote oefening van de inschaling, erg grote verschillen bleken te zitten tussen de voorzieningen. Via de steekproefcontrole was er geen ruimte om dit recht te zetten. De verschillen lopen op van min 40 procent tot plus 40 procent. Dat zou een heel grote impact hebben op de voorzieningen op het vlak van personeel enzovoort. Daarom besliste de regering om de gelijktrekking van de middelen voor de voorzieningen niet via de inschaling te laten verlopen en te vertrekken van voorzieningsniveau, waarbij personen met een handicap in plaats van een budgethoogte in functie van hun zorgzwaarte een budget krijgen in functie van de voorziening waar ze momenteel zorg genieten. Dat betekent dus dat mensen die in voorzieningen zitten die historisch meer subsidies krijgen, een hoger budget krijgen toegewezen dan mensen met een gelijkaardige zorgzwaarte in een andere instelling. Dat maakt dat veranderen van voorziening in principe niet evident is. Stel dat je in een voorziening bent waar er minder budget was. Dan zal je heel moeilijk kunnen gaan naar een voorziening waar er meer budget is. Andersom betekent dit ook dat als mensen kiezen om, los van een voorziening, hun zorg in te kopen, ze geen gelijke behandeling krijgen. Dat betekent ook oneerlijke concurrentie tussen voorzieningen, want de ene voorziening moet dezelfde zorg aanbieden met minder budget dan een andere. De keuze om dit los te laten, druist in tegen een van de doelstellingen van het decreet Persoonsvolgende Financiering, namelijk om vraaggestuurd in plaats van aanbodgestuurd te werken.
We hebben daar in december ernstig over gepraat omdat dit een heel groot probleem is. De mensen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) hebben ook de tijd genomen om in debat met ons te gaan. Er zijn een aantal engagementen gemaakt. Minister, u engageerde zich om alsnog een herverdeling te organiseren en garandeerde dat mensen die van voorziening willen veranderen of hun zorg voortaan los van een voorziening willen organiseren, hun budgetcategorie konden laten aanpassen. Deze engagementen zijn cruciaal, omdat anders de basisprincipes van het decreet helemaal onderuitgehaald worden. Als we die zaken lossen, hebben we in de praktijk niets veranderd met de hele transitie. Alleen gebeurt dan de financiering van de voorziening op een andere manier dan ervoor, maar blijft min of meer alles zoals het was. Dat zou een jammerlijke zaak zijn en de engagementen zijn dan ook heel belangrijk. Mijn vraag is dan ook hoe het hiermee staat. Worden die engagementen waargemaakt en op welke manier?
Intussen werden de gebruikers op de hoogte gebracht van hun budgetcategorie. Veel voorzieningen die historisch ondergefinancierd werden, krijgen klachten van hun gebruikers omdat ze te laag werden ingeschaald. In de brief die ze kregen, staat niet aangeduid waarom hun categorie verlaagd of verhoogd is. De voorzieningen die historisch iets meer krijgen, zullen minder klachten krijgen. Die gebruikers die in voorzieningen zitten die ondergefinancierd werden, verwijten hun voorziening dat ze te laag zijn ingeschaald. De voorziening moet dan telkens het debat aangaan en de historiek uitleggen. Dat is een heel onaangename positie. Dat zorgt ervoor dat gebruikers te weinig zicht hebben op de oorzaken en de redenen voor de verlaagde inschaling. Gebruikers lijken ook weinig op de hoogte van hun rechten als ze van voorziening willen veranderen of als ze los van een voorziening hun zorg willen organiseren. De communicatie naar vooral de gebruikers en indirect ook naar de voorzieningen, is onvoldoende transparant. Dat zijn de echo’s die wij krijgen.
Een andere zaak gaat over de kosten. De transitie naar persoonsvolgende financiering zou voor de gebruikers geen meerkosten mogen betekenen. De mensen zouden zorgcontinuïteit krijgen, en de garantie dat hun zorg zou worden voortgezet. Er zouden geen extra kosten mogen zijn.
Ik zal niet de enige zijn die klachten en signalen ontvangt van mensen die toch hun factuur zien stijgen. Die gebruikers zeggen dat er voor hen een reële verhoging is van de dagprijs. Waar komt die vandaan? Een aantal voorzieningen hebben beslist om de woon- en leefkosten te doen toenemen. Een ander knelpunt is dat een aantal voorzieningen wat vroeger de bijdrage A was, de persoonskosten die de voorziening doorrekende aan de gebruikers, mee opnemen in de zorggebonden punten. Die zit dus mee in het rugzakje. Daardoor zijn personeelsuitgaven van de voorzieningen in realiteit verlaagd omdat die kosten mee uit het rugzakje moeten komen, maar ze zitten in die puntenschaal. Dat betekent dat voorzieningen ofwel die kosten moeten doorrekenen aan de gebruikers ofwel dat er personeel moet weggaan, met het risico van kwaliteitsverlies.
Minister, op welke manier werden gebruikers geïnformeerd over de beslissing om hun budgetcategorie niet op basis van hun zorgzwaarte te laten gebeuren maar in functie van welke voorziening ze momenteel hun zorg krijgen? Op welke manier werden zij geïnformeerd over hun rechten om alsnog in een hogere budgetcategorie te komen?
Op welke manier zult u alsnog een herverdeling tussen voorzieningen organiseren? Is daar al zicht op? Ik dacht dat hiervoor een taskforce zou worden opgericht. Is die al samengekomen? Welke pistes zijn er daar? Zal het doel van een gelijkschakeling, het liefst binnen de vier jaar, worden gehaald binnen de huidige planning?
Op welke manier monitort u de woon- en leefkosten in de voorzieningen en hoe voorkomt u de verhoging van de dagprijzen als gevolg van deze transitie?
Waarom werd de bijdrage A meegenomen in de persoonsvolgende budgetten, terwijl het budget daarvoor wordt weggehaald bij de voorzieningen? Welke totale impact heeft dit op de voorzieningen? Hebt u daar een overzicht van? Hoe zult u vermijden dat dit ofwel personeelsverlies ofwel een hogere dagprijs met zich mee zal brengen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De omschakeling van alle huidige meerderjarige gebruikers van een persoonlijke-assistentiebudget (PAB), van een persoonsgebonden budget (PGB), convenanten en zorg in natura, én meteen ook de omschakeling van de erkende zorgaanbieders, vormt een cruciale volgende mijlpaal in de veralgemeende invoering van de persoonsvolgende financiering. Dankzij een bijzonder grote inzet van alle stakeholders – gebruikers en gebruikersverenigingen, de diensten maatschappelijk werk, de diensten ondersteuningsplan, de verwijzers, de zorgaanbieders en hun koepels, de bijstandsorganisaties en het VAPH – zijn we er tot op heden in geslaagd het oorspronkelijk opgelegde, strakke tijdschema aan te houden: op 1 april en op 1 september 2016 werden de kernprocessen voor het aanvragen, het inzetten en verantwoorden, het uitbetalen van het persoonsvolgende budget (PVB) en het vergunnen van zorgaanbieders geïmplementeerd. In het najaar van 2016 werd dan een grootschalige, sectorbrede gegevensverzameling opgestart, waarbij voor alle zorg in natura voor de gebruikers de zorgzwaarte en het zorggebruik in kaart werden gebracht.
Alle betrokkenen, en in het bijzonder de zorgaanbieders en de verwijzende instanties, zijn er met een doorgedreven gemeenschappelijke inzet in geslaagd tijdig de nodige informatie aan het VAPH te bezorgen. Samen met enkele deskundigen hebben we de gegevens geanalyseerd.
Zoals u weet, kende de financiering van de sector voor personen met een handicap in het verleden een complexiteit die zich niet op een eenvoudige manier laat vatten in een eenduidige en veralgemeende inschatting van zorgzwaarte en zorggebruik. Ondanks de vaststelling dat de gegevens te goeder trouw werden ingeschat en aangeleverd, en er dus, voor alle duidelijkheid, geen sprake is van systematische overschattingen of systematische manipulatie van de gegevens, zou het doorvoeren van de geplande herverdeling van de middelen over de voorzieningen heen niet tot een rechtvaardigere verdeling van de middelen hebben geleid. Wel integendeel: een verdere scheeftrekking van de situatie was aan de orde. Bovendien – en dat was wel duidelijk – zou het uitgangspunt, namelijk dat het een overgang is met continuïteit van gewaarborgd zorg vanuit het perspectief van de gebruikers, wellicht niet mogelijk zijn geweest.
Pogingen tot bijsturing van de resultaten leverden beperkte correcties van de resultaten op sectorniveau op. Er was een minder grote lineaire aftopping nodig om binnen het macrobudget te blijven, of een kaasschaafmethode. Maar die pogingen konden nog steeds geen rechtvaardigere verdeling over de voorzieningen heen realiseren.
Nogmaals: het uitgangspunt was toch in ieder geval zorgcontinuïteit waarborgen voor diegenen die van de zorg in natura gebruikmaakten.
Na de gefaseerde opstart van de persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap wilden we in geen geval de verdere doorstart van het systeem van de persoonsvolgende financiering in het gedrang laten komen. Om die reden werd uiteindelijk beslist om voorlopig nog geen herverdeling van de middelen over de voorzieningen op te starten, maar de middelen die beschikbaar zijn, op niveau van elke voorziening te verdelen.
Deze verdeling gebeurt als volgt. Per voorziening werd bepaald hoeveel zorggebonden en organisatiegebonden middelen er voor die organisatie beschikbaar zijn. Elke organisatie werd door het VAPH op de hoogte gebracht van deze verdeling binnen de organisatie.
Een tweede stap was dat op basis van de aan het VAPH aangeleverde gegevens omtrent het zorggebruik van de cliënten werd bepaald hoeveel middelen rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) de zorgaanbieder nodig heeft om de ondersteuning van gebruikers die verplicht naar RTH gaan, te continueren. Die middelen werden afgescheiden van de andere middelen. De middelen die via persoonsvolgende convenanten ingezet werden in de voorzieningen, werden aan de globale pot van de middelen toegevoegd.
De derde stap was dan dat de te verdelen middelen voor het aanbod van niet-RTH werden opgesplitst in de zorggebonden middelen en organisatiegebonden middelen.
Die zorggebonden middelen werden vervolgens verdeeld over de persoonsvolgende budgetten van de gebruikers van die voorziening, en dit op basis van de gegevens omtrent zorgzwaarte en zorggebruik die aan het VAPH werden bezorgd.
Ten slotte werden de individuele persoonsvolgende budgetten van de cliënten van eenzelfde voorziening lineair verhoogd of lineair verlaagd teneinde een exacte verdeling van het beschikbare budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp op voorzieningenniveau te verkrijgen.
Het mag duidelijk zijn dat de invoering van en de omschakeling naar de persoonsvolgende financiering een gigantische transitie impliceert. We hebben er doorheen het hele traject richting 1 januari 2017 over gewaakt dat we deze transitie met zorg voor elk van de stakeholders konden uitvoeren.
De leidraad was de volgende. Gebruikers die continuïteit wensen, moeten kunnen rekenen op een naadloze voortzetting van hun huidige ondersteuning, we moeten die kunnen garanderen. Gebruikers die hun ondersteuning anders willen organiseren, moeten we de mogelijkheid bieden dit onmiddellijk bij het in werking treden van persoonsvolgende financiering te doen. Het individuele budget dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld, biedt hun de mogelijkheid om dat in een nieuwe context te zetten, met verruimde inzetbaarheid van het budget. Dat biedt heel wat mogelijkheden. Bovendien – dat is belangrijk – wordt er in de regelgeving bepaald dat, als je een voorziening wilt verlaten, je een inschaling mag – niet moet – vragen in de nieuwe inschalingsmethode. Dat budget wordt je dan binnen een redelijke termijn ter beschikking gesteld. Het is belangrijk om dat laatste te beklemtonen. Op die manier wordt het gelijkheidsbeginsel namelijk echt gerespecteerd. Iedereen die de zorgcontinuïteit die we waarborgen, wil verlaten, kan inderdaad een inschaling vragen in het nieuwe systeem. Voor de zorgaanbieders, ten slotte, hebben we afgesproken dat er een correctie zou komen van de historische scheeftrekking. Om dat laatste alsnog te realiseren, is er inderdaad een taskforce geïnstalleerd, die snel uit de startblokken is gegaan en een plan van aanpak heeft uitgewerkt, dat moet resulteren in voorstellen tegen de zomer. Dat zal dan uiteraard worden besproken in de schoot van de Vlaamse Regering.
Ik denk dat ik mag zeggen dat we, voor zover de omstandigheden van de complexe transitie dit toelaten, erin geslaagd zijn om op die manier zo optimaal mogelijk te voldoen aan de bekommernissen van elkeen.
Ik denk dat het niet correct is om te beweren dat er bij de toekenning van de budgetten geen rekening werd gehouden met de zorgzwaarte. Voor alle gebruikers werden de parameters zorggebruik en zorgzwaarte in kaart gebracht. Wel is het zo dat de toekenning van de middelen gebeurde op basis van het beschikbare budget per voorziening, en niet op basis van het beschikbare budget op sectorniveau. De huidige zorg kan dus worden gecontinueerd. Dat was zeer fundamenteel. En binnen de voorziening werd er rekening gehouden met de zorgzwaarte en de frequentie van ondersteuning. Indien de initiële gegevens zouden worden gebruikt, zou dat in een aantal gevallen de vroegere ongelijkheden nog hebben versterkt, in plaats van gemilderd. Zoals gezegd, was het dan te verwachten dat het engagement van continuïteit in een aantal situaties niet kon worden gewaarborgd.
De middelen zijn toegekend op basis van een inschatting van de voorziening. De transitie moest gebeuren binnen een budgettair neutraal kader. We spreken hier over de mensen die reeds zorg krijgen, maar uiteraard is het de bedoeling dat in de toekomst de toekenning van de budgetten in een nieuw inschalingssysteem kan gebeuren. Het is verder de bedoeling dat – ik herhaal – de regelgeving wordt aangepast, zodat mensen die nu in een voorziening verblijven of daarvan steun krijgen en die van oordeel zijn dat ze die steun elders willen organiseren, te allen tijde een inschaling kunnen vragen en dan meteen in het nieuwe systeem het resultaat daarvoor in min of plus kunnen kennen.
Die transitie is dus gebeurd in een budgettair neutraal kader. We zijn ervan overtuigd dat we op die manier de verschillende uitgangspunten van de oefening hebben kunnen realiseren.
De berekeningswijze werd niet omstandig aan de individuele gebruikers gecommuniceerd. Het is een zeer technisch gegeven, dat niet eenvoudig uit te leggen is. Wel werd in de toekenning een link opgenomen naar de regelgeving en is er een mailhelpdesk en een telefonische helpdesk ter beschikking indien gebruikers zich verder wensen te bevragen. Bovendien hebben ook vele zorgaanbieders uitgebreid toelichting gegeven.
In de toekenningsbrief staat vermeld dat er steeds, via de toeleidingsprocedure, een herinschaling kan worden gevraagd. Hieruit kan voortvloeien dat mogelijk een aangepast budget ter beschikking wordt gesteld. Zoals gezegd, zal de regelgeving worden aangepast zodat dat zal kunnen, los van de voor iedereen normale procedure van toeleiding en prioritering. De financiële en juridische operationalisering voor de specifieke regeling voor personen in transitie moet nog gebeuren en wordt momenteel voorbereid. Het besluit is terug van de Raad van State en wordt meegenomen vanuit de heropgestarte taskforce Persoonsvolgende Financiering voor meerderjarigen.
Zoals reeds aangehaald, werd de taskforce Persoonsvolgende Financiering voor volwassenen weer opgestart om, in overleg met alle stakeholders, een mogelijke vorm van herverdeling te concretiseren. De taskforce zal voorstellen doen over de wijze waarop de correctie kan worden doorgevoerd.
Het decreet Persoonsvolgende Financiering gaat uit van een vrije onderhandeling tussen gebruiker en zorgaanbieder. Er zijn geen prijzen vastgelegd voor woon- en leefkosten. Wel kunnen voorzieningen maar naar het systeem van woon- en leefkosten overstappen indien er een akkoord is van de gebruikersraad. Bovendien is de zorgaanbieder verplicht om transparantie te bieden over de wijze van prijsberekening en aanrekening. Op die manier wordt vermeden dat er een onverantwoorde stijging van woon- en leefkosten wordt doorgerekend. Onderzoek en analyse zullen mee objectieve gegevens moeten aanleveren over de eventueel werkelijke stijging van deze kosten. Indien blijkt dat voorgaande maatregelen onvoldoende zijn om onverantwoord hoge kosten voor gebruikers te vermijden, zullen wij uiteraard bekijken of er nieuwe maatregelen moeten worden genomen.
Maar ik meen dat in eerste instantie het systeem de kans moet krijgen om zich te bewijzen, en dit met niet meer overheidsinmenging dan nodig.
Het in rekening brengen van de bijdrage A was nodig om budgetneutraal te zijn. Dit is het aandeel van de bijdragen dat binnen de voorziening mee werd ingezet voor kosten boven op de woon- en leefkosten, en bedraagt op sectorniveau ongeveer 30 miljoen euro. Voor alle betrokken voorzieningen werden alle huidige middelen omgezet naar rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH), zorggebonden personeelspunten en organisatiegebonden punten.
Zolang de voorziening de vroegere bijdrageregeling blijft behouden, is er dus geen enkel effect op de financiële toestand van de voorziening, en is er dus ook geen reden om over te gaan tot een verhoging van de aangerekende kosten of ontslag van personeel. Voorzieningen krijgen vier jaar de tijd om te evolueren naar woon- en leefkosten. Dit zal maar binnen het budget kunnen indien de voorziening inderdaad ingrijpt op haar bestaande kostenstructuur. Er wordt hier een appel gedaan op het sociaal ondernemerschap. Tegenover dit probleem staat dat zorgaanbieders veel meer dan vroeger de ruimte krijgen om te komen tot een efficiënte inzet van middelen.
De validatie door de gebruikersraad voor de overstap naar woon- en leefkosten moet verhinderen dat dit resulteert in een veralgemeende hogere factuur voor de gebruikers; er mogen immers enkel woon- en leefkosten worden aangerekend. Het VAPH zal deze ontwikkeling de volgende jaren monitoren, zodat eventueel tegen 2020 nog bijkomende corrigerende maatregelen kunnen worden genomen. De evaluatie van deze ontwikkeling dient trouwens samengenomen te worden met de algemene evaluatie van de persoonsvolgende financiering.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister.
Vandaag is de impact toch anders dan wordt voorgesteld, te beginnen met die bijdrage A. De voorziening kan die echt blijven vragen, dat was vroeger een bijdrage die de mensen gaven. Die bijdrage is wel… Wanneer de punten zijn verdeeld, werd dat al meegenomen, dat zat in het personeelskader, dat is naar de rugzak gekomen, in realiteit is dat het deel van de rugzak dat de mensen zelf financieren. Een deel van de rugzak komt vanuit het budget dat de mensen vroeger al zelf betaalden; de voorzieningen hebben – zo wordt toch algemeen gepercipieerd – de opdracht gekregen om die extra kost weg te werken en volledig met de rugzakfinanciering te werken. Maar aangezien dat daarin berekend is, betekent dat dat er de facto minder middelen zijn om dezelfde zorg te garanderen. Ofwel moeten ze boven op de rugzak- of voucherfinanciering toch nog een extra bijdrage doen, dus een redelijk hoge dagprijs betalen, ofwel moet de voorziening gaan besparen. Dat is nog steeds een reëel probleem waar verschillende voorzieningen mee worstelen.
In de brief werd gecommuniceerd dat een nieuwe inschaling op redelijke termijn moet kunnen als de mensen dat willen. Dat is positief, alleen hebben heel veel mensen dat echt niet goed begrepen. Het is belangrijk dat er een actieve voortgezette communicatie rond gebeurt, anders gaan mensen niet beseffen dat ze kunnen veranderen van een voorziening of los van voorzieningen kunnen gaan.
Ik krijg het signaal dat de mensen die brief niet helemaal begrijpen, hij is te technisch. Er moet met een-op-een-contact worden gewerkt om hun hun rechten duidelijk te maken en de redenen voor bepaalde keuzes uit te leggen, zodat ze kunnen loskomen van voorzieninggebonden zorg als ze dat willen. Plant u daaromtrent nog nieuwe maatregelen?
Een derde vraag gaat over de woon- en leefkosten. U zegt dat de gebruikersraad dat moet goedkeuren. In een aantal voorzieningen is dat proces aan de gang, zijn de gebruikersraden erover bezig. Men legt wel heel veel verantwoordelijkheid bij die gebruikersraden, die ook worden geconfronteerd met een voorziening die niet … Die willen de kostprijs natuurlijk niet opdrijven, ze hebben vaak veel argumenten en ze stellen vast: als we die en die zorg willen bieden, gaan we die en die kosten moeten doen. In de praktijk stemmen een aantal gebruikersraden ook in met een verhoging omdat ze weinig andere mogelijkheden zien, omdat de voorziening ook moet roeien met de riemen die worden aangeboden. Het is goed om te horen dat het VAPH dat monitort, maar om dat heel actief te gaan monitoren… De gebruikersraden die zich daarover buigen, moeten goed worden begeleid. We moeten vermijden dat we in 2020 bij de evaluatie moeten vaststellen dat er in deze periode een significante verhoging is geweest. Dan is die er ook geweest en dan is het bij wijze van spreken te laat om die nog bij te sturen.
Voor de zomer moeten er voorstellen komen om de historische scheeftrekking aan te pakken. Het is goed dat er een taskforce is en voor de zomer lijkt me een ambitieuze deadline. Het is goed om er op korte termijn een zicht op te krijgen. Welke instrumenten zijn er voor die werkgroep? Ze moeten toch met iets aan de slag gaan? Ze kunnen toch, ik zeg maar iets, geen nieuwe belasting verzinnen op een of ander? Er moet worden bekeken hoe dit kan. De hele oefening is tot nu toe budgetneutraal. Is er dan extra budget voor de werkgroep om dit waar te maken? Op welke manier kunnen zij dit doen? Welke instrumenten hebt u aangereikt aan de taskforce om aan de slag te gaan?
Mijn laatste vraag gaat over de convenanten. U zei dat die in de tweede fase zijn omgezet en toegevoegd aan de pot van de punten. De echo’s die ik hoor, is dat het nog altijd niet duidelijk is hoe het daarmee zit. De omzetting van de convenanten is nog niet gecommuniceerd aan de voorzieningen. Tal van voorzieningen weten nog altijd niet wat de hoeveelheid is van de convenanten en wat dat betekent voor de voorziening.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Er is uitgebreid geantwoord over de informatie: de brieven die de gebruikers hebben gekregen met de informatie over hun budget; de informatie die door de voorzieningen aan de gebruikers zou zijn verstrekt of in de nabije toekomst worden verstrekt.
Vrijdag werd op de ministerraad een besluit goedgekeurd houdende een eenmalige subsidie voor verenigingen van gebruikers om tot 31 juli – als ik me niet vergis – aan bijkomende informatieverstrekking te doen.
Wat is de concrete timing ter zake? Er is immers toch wel zeer weinig tijd, namelijk tot 31 juli. Er moet blijkbaar nog een projectoproep gebeuren aan die organisaties. We horen ook dat nu al volop aan gebruikers wordt gevraagd om contracten te tekenen met de voorzieningen. Dat traject van informatie door die verenigingen zou toch al moeten lopen.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik verwijs naar wat collega Van den Brandt zegt betreffende de communicatie. Ik hoor inderdaad toch ook wel heel vaak dat er heel veel onduidelijkheid is bij de mensen, over de brieven, over de inschaling. Daar kan dus toch nog een extra tandje worden bijgezet. Minister, u zegt wel dat er een brief met heel veel uitleg is vertrokken, maar aangezien wij allemaal redelijk veel vragen krijgen, zal de communicatie toch nog niet optimaal zijn. Daarom vraag ik dat men toch nog eens een duidelijke mededeling zou doen ten aanzien van die mensen.
We spreken inderdaad over zorgcontinuïteit. Mevrouw Van den Brandt spreekt dan over een aanzienlijk verhoging van de dagprijzen en zo. Mijns inziens zijn er echter nog maar heel weinig voorzieningen die echt al zijn overgestapt naar nieuwe contracten, naar de scheiding tussen de zorgkosten en de woon- en leefkosten. Minister, ik weet niet of u daar een zicht op hebt. Hebben al veel voorzieningen die scheiding gemaakt, waardoor de dagprijs zou zijn gestegen? In principe moet dat, zoals u altijd zegt, immers gebeuren met de middelen die men krijgt. Men moet daarbinnen kunnen blijven werken. Die verhoging zou er dus inderdaad niet mogen zijn.
Wat die woon- en leefkosten betreft: ik betwijfel dat er al veel mensen daarop zijn overgestapt, want ook daarover krijg ik heel veel vragen. Daar is heel veel onduidelijkheid over. Wat zit er nu precies in die woon- en leefkosten? Er is de hele VIPA-regeling (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden). Volgens mij is die ook nog een grote factor van onduidelijkheid. Wat mag men doorrekenen, wat mag men niet doorrekenen? Minister, wanneer komt daar meer duidelijkheid over? U zegt wel de prijzen niet te zullen vaststellen, maar blijkbaar is het toch vrij moeilijk voor die voorzieningen om van start te gaan, om dat helemaal uit te splitsen, om te weten hoe en wat.
Collega Van den Brandt haalde ten slotte ook nog de convenanten aan. Ik heb inderdaad ook vernomen dat er ook daarover nog heel veel onduidelijkheid is. Hoeveel krijgen de convenanten? Het laatste dat ik daarvan heb vernomen, is dat de punten of de budgetten van alle mensen van de voorzieningen waar momenteel sprake is van een convenant, ook allemaal nog zouden kunnen wijzigen. Dat komt er immers natuurlijk bij in die puntenpot. Als dat allemaal nog gaat wijzigen, dan vraag ik me af wat de timing ter zake dan is. Hoe kunnen die voorzieningen dan verder met hun contracten? Als ik het goed heb begrepen, moesten er immers contracten zijn tegen eind maart. Dat was eerst gezegd. Misschien kunt u dat nog even bevestigen. Natuurlijk, als die budgetten en puntenaantallen nog kunnen wijzigen bij al die voorzieningen waar ook nog convenanten worden opgenomen, dan vraag ik me af of het einddoel van eind maart voor de contracten nog haalbaar is voor hen.
Minister, vanwege onze fractie heb ik enkele bedenkingen en vragen. Eerst en vooral is het wel heel belangrijk dat we in dit debat het doel en de middelen heel scherp aflijnen en niet met elkaar verwarren. Het doel moet zijn: vraaggestuurde zorg en zorggarantie tegen 2020. Dat betekent dat een belangrijke toetssteen de mate is waarin mensen in de praktijk concreet zelf aan de slag kunnen gaan met hun zorgbudget. Ik onderschrijf ten volle uw doelstelling van het werk maken van zorgcontinuïteit. Het kan niet zijn dat door het invoeren van een nieuw systeem mensen plotseling in onzekerheid komen, in het ijle vallen of geen zorg meer aangeboden kunnen krijgen. Dat is echter natuurlijk iets heel anders dan een algemene stilstand, waarbij er zo weinig mogelijk verschuift. Dat is een bekommernis.
Er is natuurlijk het historisch gegeven dat niet alle instellingen op een gelijke manier zijn gefinancierd. U hebt dat in detail geduid. Dat is natuurlijk voor een stuk een blok aan uw been, dat u tegen de zomer weggewerkt zou willen zien, toch minstens op papier, of waarvoor u via de taskforce oplossingen aangereikt wilt krijgen.
Als ik het echter bekijk vanuit het oogpunt van een gebruiker, dan zie ik toch wel een aantal problemen. Er bereikt me, en ik denk dat dat bij andere collega’s niet anders is, toch heel frequent de opmerking dat mensen de communicatie op een andere manier begrijpen dan wij daar misschien naar kijken. Een pleidooi om op maat van de doelgroep te communiceren, lijkt me ter zake dus aan de orde. Ik heb daar allerlei vragen over gehad. Dat is weer die middel-doeldiscussie. Hoe men nu zelf aan de slag kan gaan en hoe men eventueel wijzigingen kan voorstellen, is eigenlijk niet as such inbegrepen in die communicatie. Niet alleen is het dus een beetje moeilijk om die te begrijpen, we stellen vast dat essentiële zaken in heel die middel-doeldiscussie niet zijn meegenomen.
U hebt zelf het begrip ‘redelijke termijn’ opnieuw aangehaald. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn. Alleen bestaat er nogal wat discussie over wat een redelijke termijn is. In dezen lijkt me dat toch wel een heel cruciale vraag te zijn. Hebt u daar een definitie van? Anders is ‘redelijke termijn’, zoiets als ‘onverwijld’. Ik vraag dus een sluitende definitie.
U hebt ook herhaaldelijk gesteld dat deze operatie budgetneutraal dient te verlopen. Waar zitten dan uw budgetten? Ik zie immers natuurlijk een scenario waarbij mensen die intuïtief of met wat hulp te weten komen dat ze vandaag eigenlijk een ‘te groot’ budget hebben, de vraag naar een herinschaling niet gaan stellen. Aan de andere kant zouden mensen die ervaren dat hun budget te klein is, om historische of andere redenen, net die vraag wél kunnen stellen. Dat zou aangeraden worden. Ik zie daar een systemisch risico, en ik zie met alle goede wil niet meteen de budgetten om binnen een redelijke termijn antwoorden te geven op die vraag. Nochtans zal dat wel de toetssteen zijn. Ik denk dat het nu te vroeg is dat te monitoren en te becijferen hoeveel mensen daadwerkelijk zo’n aanvraag doen, maar misschien moeten we dat wel eens doen. Als iedereen echter gewoon blijft zitten waar hij zit, dan hebben we toch niet echt een aantoonbaar resultaat dat mensen met hun budget aan de slag gaan.
Mijn volgende vraag zal u niet verbazen. Heel dit verhaal beperkt zich vandaag tot meerderjarigen. Onze fractie heeft reeds herhaaldelijk de vraag gesteld om ook minderjarigen mee te nemen in de scope. Ook daarvoor is er een taskforce heropgericht, heb ik begrepen. Ik wil me aansluiten bij een eerdere vraag die mevrouw Van den Brandt heeft gesteld over die andere taskforce: wat zijn de concrete mogelijkheden die u meegeeft? Of is dat een heel vrije oefening? Als dat laatste het geval is, dan zou ik op zijn minst vanwege onze fractie toch de suggestie willen meegeven om prioritair te kijken naar die minderjarigen die vandaag al in het PAB-systeem zitten. Het lijkt me geen grote stap om dat mogelijk te maken. Het zou u ook een kritische massa kunnen aanreiken om bij een evaluatie van het systeem en een mogelijke uitbreiding naar minderjarigen van de persoonsvolgende financiering – ik ga ervan uit dat die er komt – al enkele ‘lessons learned’ te kunnen meenemen. Het zou de waarde van die evaluatie enorm verhogen.
U deed de uitspraak dat de evaluatie van de leefkosten en de evolutie daarvan wordt meegenomen tegen 2020, of om bijsturingen te doen tegen 2020. U zei dat dit past in de algemene evaluatie van de persoonsvolgende financiering. Begrijp ik nu goed dat die evaluatie er pas tegen 2020 moet zijn? Is dat een opschuiven? Anders moet u de formulering in uw antwoord wat scherpstellen, maar dat leid ik enigszins af uit uw antwoord, en dat verontrust me eerlijk gezegd een beetje. Ik wil u gerust alle kansen geven om dat recht te zetten, maar dat is wel wat ik heb gehoord.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is misschien nuttig om binnen enige tijd het VAPH te vragen om een stand van zaken te komen geven. Ik ben zelf bij het VAPH gaan kijken naar de onlineapplicaties die draaien met mijn.vaph en waarbij iedereen zijn budget kan monitoren en daaromtrent beslissingen kan nemen. Dat is een mooi voorbeeld van hoe Vlaanderen digitaal gaat. Het is inderdaad misschien goed om het VAPH nu nog niet maar binnen enige tijd te vragen om een evaluatie te maken. Die evaluatie moet natuurlijk constant worden gemaakt. Doordat we elektronisch vrij goed kunnen zien wat er gebeurt, zal dit ons ook toelaten om die evaluatie vrij goed te maken. In die zin is het niet zo dat we zullen wachten met een evaluatie. U zult het toch wel met mij eens zijn dat één maand misschien wat vroeg is om dit al te doen.
De budgettaire kwesties tussen de voorzieningen en het feit dat mensen een herinschaling vragen, zullen bekeken moeten worden binnen wat door de taskforce aan analyses rond de budgetten wordt gemaakt. De oorspronkelijke oefening die vroeger het akkoord had van de hele sector, was er natuurlijk een waarbij er ook tussen de voorzieningen een stuk zou verschuiven. Dat zal nog een van de mogelijkheden zijn die verder onderzocht moet worden. De procedure is dat er in de taskforce eerst vrij grondig zal worden nagegaan wat de mechanieken en wat de ervaringen zijn en over welke gegevens we beschikken.
Voor alle duidelijkheid, ik zit niet op de lijn dat ik denk dat we gaan naar een totale grote oefening met alle mogelijke budgettaire verschuivingen die alles in een keer zouden rechttrekken. Ik ben meer aan het denken om tussen de verschillende betrokkenen – in dit geval zeker de voorzieningen – op basis van een goede analyse van de feiten een akkoord te maken over de prioritair te corrigeren budgettaire situaties, tenzij de taskforce daar een ander advies over zal geven. Er zijn manifest een aantal dingen die beter of correcter moeten worden gefinancierd, maar we moeten afbakenen waarover het gaat en waarover het prioritair gaat. Dan kunnen we zien hoe we dat budgettair kader afspreken. Nogmaals, de taskforce moet daarover advies geven, maar het zal uiteraard de regering zijn die daarover een beslissing moet nemen.
Ik ben het met een aantal observaties min of meer eens en met andere niet eens. Mijnheer Van Malderen, u zegt dat als mensen blijven waar ze nu zitten, ook als ze over een budget beschikken, dit het bewijs is dat de beoogde doelstelling van grote mobiliteit niet lukt. Ik ben het daar niet mee eens. Als mensen kiezen voor continuïteit, dan is dat hun volste recht. Als er een reden is geweest waarom we hebben gezegd dat we toch zouden doorzetten en budgetten zouden toekennen binnen de huidige budgetten van de voorzieningen, dan is het juist om die continuïteit absoluut veilig te stellen. Voor mij is het zeker geen indicator of het geslaagd is als iedereen zou zeggen op zoek te zijn naar een andere voorziening. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste mensen die in een voorziening verblijven, daar tevreden zijn en niet onmiddellijk per definitie willen veranderen. Ze gaan dat nu kunnen of kunnen dat nu.
Het besluit dat het mogelijk moet maken dat ze een inschaling kunnen vragen, is genomen door de regering voor het kerstreces en moet nu terug naar de regering. Daarin zal inderdaad staan dat ze de inschaling kunnen vragen en de plussen en de minnen in een redelijke termijn moeten... Het is duidelijk dat de taskforce zal moeten verduidelijken en verfijnen hoe we dat concreet maken. Dat moet met een ministerieel besluit worden geconcretiseerd. Het concept is er en dat is belangrijk. Ik heb dat voor mevrouw Van den Brandt met herhaling beklemtoond omdat dit een belangrijk onderdeel is van de discussie over de gelijke behandeling. Iedereen die de continuïteit, die gewaarborgd is, wil verlaten, kan onmiddellijk zeggen dat hij of zij in het nieuwe systeem wil terechtkomen. Dat is het punt waarover het gaat met de persoonsvolgende financiering: er is een nieuw systeem voor de toekomst.
We doen natuurlijk een oefening voor diegenen die vanuit een aanbodgefinancierd systeem moeten omschakelen, maar de kwestie is dat er een nieuw systeem is en dat je vanuit het gelijkheidsbeginsel moet toelaten dat iedereen die dat wenst in dat nieuwe systeem een inschaling kan vragen, maar dan met de consequentie dat wie daarvoor kiest niet de continuïteit verkiest die gewaarborgd is in de transitiefase.
Ik ben zeer goed geplaatst om te weten hoe de communicatie is voorbereid, namelijk met communicatiespecialisten, klankbordgroepen, testpanels en op het einde zelfs nog met een interventie die wij hebben laten doen door het mediabureau dat een raamcontract heeft met het departement. Men heeft daar behoorlijk wat in geïnvesteerd, maar ik ben het er ook mee eens – die echo’s bereiken mij ook – dat mensen die brief soms op een andere manier lezen. De oproepen die de helpdesk het meest heeft gekregen, was met de vraag of die persoon nu 50.000 euro krijgt. Dat is zeker waar, en ik zal dat dan ook niet ontkennen. Ik moet wel eerlijk toegeven dat ik het VAPH in deze niet kan betrappen op het feit dat men niet voldoende externe professionele support heeft gezocht. Ik ben het ermee eens dat we de communicatie moeten blijven herhalen en misschien op andere manieren moeten herhalen. Ik zie natuurlijk ook een zeer verscheiden manier waarop voorzieningen daarmee zijn omgegaan. Sommige hebben dat zeer intensief voorbereid met bewoners en bewonersraden en gebruikers. Andere hebben dat minder gedaan. Aan de vragen die komen, zie je dat dit bij de ene misschien op een andere manier is gegaan dan bij de andere.
Er zijn me ook vragen gesteld over de contracten en de timing. Als ik het goed begrijp, is dat zeker ook een onderwerp dat in de taskforce aan bod komt. Ze zullen ons daar ook een advies over geven. Als we daarover in de taskforce consensus bereiken, dan ga ik ervan uit dat alle stakeholders het daar dan ook eens mee kunnen zijn. Ik hoor er sommigen inderdaad voor pleiten om daar wat minder druk op te zetten. Het is zeker iets dat leeft. Ik verkies nu toch, gelet op het respect en de erkentelijkheid naar de stakeholders, om de taskforce daarin zijn dynamiek te laten kennen. Ik ben van plan om de adviezen die zij daarover geven, ernstig te nemen.
Wat betreft de correcties op het vlak van de convenanten, zegt men mij dat het over relatief kleine correcties gaat en dat dit niet echt een issue zal zijn. Ik geef u maar mee wat mij daarover is gezegd. Nogmaals, als u de omvang van het manoeuvre bekijkt, dan denk ik dat de transitie op zich behoorlijk is verlopen.
Mevrouw Taelman, in het besluit van de Vlaamse Regering inzake de gebruikersorganisaties is inderdaad voorzien in een aantal budgetten, namelijk 5000 euro of 10.000 euro. Alle kandidaturen zouden binnen zijn. Men verwacht de toewijzing in de loop van de volgende weken.
Mevrouw Van den Brandt, wat betreft de A-budgetten, zegt men mij dat de voorziening ofwel zijn bijdragesysteem behoudt en dan is er niet echt een verandering, ofwel dat men overschakelt op woon- of leefkosten en dan moet er transparantie zijn over wat er wordt aangerekend en is een positief advies van de gebruikersraad nodig. Het signaal dat wij van het VAPH krijgen, is dat er – zoals mevrouw van der Vloet zegt – zeer weinigen zijn die daar al echt mee bezig zijn. Ik denk toch dat ik mag zeggen dat we het er in deze commissie conceptueel over eens zijn dat als we willen gaan naar meer intersectorialiteit en meer vraaggestuurd werken, we het gebruik van het begrip ‘woon- en leefkosten’ in onze diverse sectoren stilaan ingang moeten laten vinden.
Het feit dat we ervoor zorgen dat er voldoende moet worden afgestemd met de gebruikersraad, is toch de beste garantie dat dat ook op het niveau van de voorziening correct gebeurt. We hebben ervoor gekozen om daar geen kader of wettelijke tarieven voor op te leggen. Maar dat betekent natuurlijk ook dat je die dynamiek en de balans op het niveau van de voorziening tussen de gebruikers en de voorziening moet laten spelen. Het systeem dat alle stakeholders samen hebben ontwikkeld – dat hebben wij natuurlijk niet uitgevonden – is de mechaniek die nu voorligt.
U hebt allemaal veel contacten in de sector. U zult het dan ook wel met mij eens zijn dat het nu niet bepaald ontbreekt aan initiatieven van bijstandsorganisaties om mensen te sensibiliseren en te informeren over de mogelijkheden. Ik zie het mailverkeer, en ik zie het enthousiasme en de professionaliteit waarmee sommigen dat doen. Dan denk ik eerlijk gezegd dat er op dat vlak geen gebrek is aan een invalshoek in het geheel. Het tegendeel is op dit moment het geval.
We zullen voor de evaluatie niet wachten tot 2020. Het is de bedoeling dat wij die evaluatie regelmatig zullen maken. Nu vind ik het nog wat te vroeg. Aangezien het systeem vrij snel online zit, zal men daar met heel veel kennis van de feiten op kunnen ingaan.
We kunnen misschien ingaan op de suggestie van minister Vandeurzen om al dan niet het VAPH uit te nodigen om nog eens een update te komen doen. Maar het is misschien ook een goed idee om eens bij het VAPH op bezoek te gaan, om te bekijken hoe een aantal elektronische dingen lopen. Ik wil deze suggestie op onze radar zetten. Dat zou ook een manier kunnen zijn om een en ander te vernemen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Het is belangrijk om regelmatig met het agentschap te bekijken hoe de transitie verloopt. Dat raakt ons allemaal. Het lijkt me inderdaad interessant om ter plaatse te gaan. Ik wil niet gulzig zijn, maar ik pleit meer voor een en-en- dan voor een of-ofpiste. Maar we moeten wel rekening houden met de haalbaarheid voor het VAPH. Die mensen hebben al een paar keer aangegeven dat ze redelijk overbevraagd zijn. Al mijn respect daarvoor.
Minister, u zegt dat het niet ontbreekt aan initiatieven om mensen te bereiken. De kracht van dit decreet was dat er een enorme vraag was. De mensen leefden hiernaartoe. Ze gingen ervan uit dat er dan perspectief zou komen. U hebt zelf dat woord gebruikt. Er is een enorme verwachting gecreëerd. Die zin om met PGB’s aan de slag te gaan, is er nog steeds. Dat neemt niet weg dat er op het terrein heel veel vragen en onduidelijkheden zijn. Door die transitie worden de punten per voorziening verdeeld. Dat betekent heel wat. Heel veel mensen zijn ongelooflijk ontgoocheld omdat ze minder punten of een lager budget hebben gekregen dan waar zij recht op hebben. Mensen kunnen dan wel uitstappen en kiezen om in het nieuwe systeem te stappen, maar dan moeten ze echt beseffen dat er per direct een nieuw budget ter beschikking staat. Ik ben blij dat u zegt dat er hard is op ingezet. Ik betwijfel niet dat er veel werk is verricht, maar we moeten ons natuurlijk afvragen wat dat werk heeft bereikt. Daarover moet u nog continu communiceren. U moet blijven communiceren: ‘U hebt het recht om, als u loskomt van uw huidige voorziening, per direct een verhoogde budgetcategorie te krijgen.’ Het is ongelooflijk belangrijk omdat dit effectief die vrijheid aan de mensen geeft.
Voor de voorzieningen en de kwaliteit van de voorzieningen moet die herverdeling er komen. Het kan niet dat voorzieningen dezelfde zorg moeten bieden met 30 of 40 procent minder budget dan een andere. Dat is wel de realiteit. Dat laat zich op termijn ook gevoelen bij de gebruikers. Dat betekent bijvoorbeeld dat de ene voorziening wel een kinesist in dienst kan hebben en een andere niet. Dan wordt dit doorgerekend naar de gebruiker. We moeten dat wegwerken.
U hebt een taskforce aan het werk gezet. Tegen de zomer moet dat duidelijk zijn. Ik zal zeker vragen blijven stellen om te zien of het lukt. Maar de instrumenten die u naar voren schuift, zijn natuurlijk nog redelijk vaag. Ik heb niet gehoord dat u zich engageert om dat binnen de vier jaar recht te trekken. Is dat omdat u het niet hebt gezegd of omdat u dat engagement niet durft aan te gaan?
Als er dan een rechttrekking komt, op welke manier zal dat naar de gebruikers worden teruggekoppeld? Dat is belangrijk voor die taskforce. Als er een rechttrekking is tussen de voorzieningen, zal dat dan uiteindelijk bij de gebruikers komen zodat er een eerlijkere verdeling is? Zullen de gebruikers die nu 30 procent minder hebben dan anderen, op termijn een effectieve gelijkschakeling krijgen? Zullen zij zo hun gelijke rechten verwezenlijkt zien?
U zegt dat de prijzen en facturen worden opgevolgd en dat het weinig gebeurt. Ik start hier geen welles-nietesspelletje over of de facturen nu al dan niet stijgen. Heel veel mensen zeggen mij dat hun factuur is gestegen. Ik ga, denk ik, inderdaad die facturen systematisch moeten opvragen en onderzoeken hoe het mogelijk is. Maar het is wel effectief zo dat veel mensen daarover klagen. Misschien komen die paar mensen dan bij mij terecht, maar volgens mij moet het echt een aandachtspunt zijn, ook voor het VAPH. Als mensen aangeven dat hun factuur stijgt door die transitie, dan moeten ze ergens terechtkunnen om te zien in welke mate dat terecht is of niet.
Minister, ik had nog een vraag over de vijf-op-vijf- naar de zeven-op-zevengarantie. U hebt zich daartoe geëngageerd. Ik wil geloven dat dat er is. Met betrekking tot de mensen die nu vijf op zeven dagen gebruikmaken van zorg had u beloofd dat zij naar zeven op zeven zouden mogen gaan. Ook daar krijgen we het signaal dat die gebruikers nog altijd niet de communicatie hebben gehad dat dat recht er is. U hebt dat naar de Raad van State gestuurd en gezegd dat dat bezig is. Ik vertrouw u. Maar de mensen hebben nog altijd niet die communicatie gehad. Zij zijn nog onzeker en blijven met dezelfde frustratie zitten. Zij vragen zich af hoe het nu zit en of zij nog altijd worden afgestraft. Het is niet omdat er vanuit uw beleid bepaalde bijsturingen gebeuren dat dat wordt gecommuniceerd naar de gebruikers. De mensen weten niet van welke rechten zij gebruik kunnen maken.
Dus communicatie, communicatie, communicatie enerzijds, en anderzijds moet er ook voor worden gezorgd dat die gelijkschakeling effectief gebeurt. Anders zullen we een hele transitieoefening hebben gedaan die in de praktijk niet de gewenste doelstelling zal hebben bereikt, namelijk dat mensen zelf vraaggestuurd kunnen kiezen omdat er een ongelijke verdeling is. Dan zouden de inspanningen die de mensen – maar ook de mensen die hebben geijverd voor de principes achter dit decreet – hebben geleverd om het allemaal waar te maken, niet de uitkomst hebben die ze zouden moeten hebben. Dat valt te betreuren. We zijn er vandaag nog absoluut niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.