Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik koppel twee elementen aan elkaar: enerzijds een symposium naar aanleiding van twintig jaar Eenheid voor Zelfmoordonderzoek (EZO) van de UGent, anderzijds een eerste reeks van inspectieverslagen van psychiatrische ziekenhuizen waarvan we via de media kennis konden nemen. Ik koppel die omdat er op die studiedag een heel boeiende uiteenzetting te beluisteren was van 113Online, zeg maar de Nederlandse specialisten in suïcidepreventie. Zij hadden het over het doorvoeren van een beleid van ‘zero suïcide’, hetgeen op zich wellicht heel hooggegrepen is, maar ik denk dat we de lat niet hoog genoeg kunnen leggen. Ze gaven aan dat ze, door die doorgedreven aanpak en focus op suïcide en het terugdringen van het aantal suïcides, ook in een psychiatrische setting, toch wel opmerkelijke resultaten hebben bereikt, met name een zeer significante daling van het aantal suïcides in die psychiatrische setting. Een van de elementen die daarbij uitgebreid werden toegelicht, was het suïcideproof maken van psychiatrische instellingen of infrastructuur.
Minister, ik koppel dat dan aan die vijftien inspectieverslagen, die daar ook betrekking op hebben, om dan te komen tot een aantal wat algemene vragen. Wellicht is een en ander niet helemaal of zeker niet exclusief uw verantwoordelijkheid, maar u zult dat dan wel duiden, en volgens mij is dit in het kader van ons eigen Vlaams Actieplan Suïcidepreventie toch wel relevant, omdat ook dat inzet op het terugdringen van middelen en het afschermen van suïcidegevoelige plaatsen.
Minister, trekt u gevolgen uit deze eerste reeks van vijftien inspectieverslagen voor het suïcidepreventiebeleid in Vlaanderen? Vindt u het zinvol om, naar analogie met wat in Nederland is uitgewerkt door 113Online, ook te bekijken of in Vlaanderen een initiatief, een website, een brochure, een bewustmakingscampagne kan over het suïcideproof maken van ziekenhuisinfrastructuur? Acht u dat nuttig en nodig?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, tijdens een audit in een psychiatrisch ziekenhuis gaat Zorginspectie na of er op gestructureerde wijze aandacht is voor suïcidepreventie. De procedures hieromtrent kunnen worden nagekeken door het bevragen van eventuele experten of werkgroepen betreffende suïcidepreventie. Ook in de patiëntendossiers en bij eventuele registratie, bijvoorbeeld in een incidentmeldingssysteem, wordt dit onderwerp nagegaan. De inspecteurs bekijken of er analyses gebeuren van al dan niet geslaagde suïcidepogingen, en of daar dan verbeteracties aan worden gekoppeld. Er wordt nagegaan op welke wijze, bijvoorbeeld via een gestandaardiseerd score-instrument, het risico van suïcide bij de patiënt wordt ingeschat binnen het ziekenhuis. De inspecteurs bekijken ook of er vorming over dit onderwerp wordt georganiseerd voor zorgverleners en vraagt na of en hoe er na een poging debriefings worden georganiseerd voor zorgverleners, andere betrokken patiënten en de patiënt zelf. De inspecteurs gaan ten slotte na of men aandacht heeft voor infrastructuur die het risico op suïcide zo klein mogelijk maakt, bijvoorbeeld geen mogelijkheden tot verhanging, gesloten ramen op verdiepingen enzovoort.
In de auditverslagen wordt overigens geen rechtstreekse link gemaakt naar de ‘outcome’ van behandelingen. Dat zou een beoordeling van medisch handelen kunnen inhouden, waarvoor Zorginspectie niet bevoegd is.
De focus van de audit, met name de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid, wordt maximaal op een risicogestuurde manier gehanteerd. Dat betekent dat voor elke voorziening wordt nagegaan wat de mogelijke risico’s zijn, en dat in functie daarvan wordt ingezoomd op aspecten die mogelijk nog onduidelijk zijn of die extra aandacht verdienen.
Over het geheel van de onderwerpen die in de audit aan bod komen, stelt Zorginspectie vast dat alle psychiatrische ziekenhuizen aan de slag gingen met de knelpunten die werden beschreven in het auditrapport van de eerste ronde. Bijna overal werd vooruitgang geboekt door het opzetten en opvolgen van verbeteracties, maar vooral door het professionaliseren van het kwaliteitsbeleid en de integratie ervan in het algemene organisatiebeleid van het ziekenhuis. Bij de ziekenhuizen die slechts een beperkte progressie konden aantonen, werd dat expliciet aangegeven in het auditrapport, zodat de collega’s van agentschap Zorg en Gezondheid hieraan extra aandacht kunnen besteden tijdens de opvolging.
De auditmethodiek die momenteel in de psychiatrische ziekenhuizen wordt gehanteerd, maakt dat de bevraging en de rapportage niet op een gestandaardiseerde manier gebeuren. In elk ziekenhuis wordt vooral op die aspecten gefocust die knelpunten blijken te zijn vanuit de voorafgaande risicoanalyse die door de auditoren is uitgevoerd. Het is voor Zorginspectie dan ook niet mogelijk om op basis van die inspectievaststellingen globale uitspraken en conclusies over de diverse psychiatrische ziekenhuizen te formuleren.
In de sector van de algemene ziekenhuizen werkt Zorginspectie sinds 2013 met een nieuwe toezichtmethodiek, waarbij zorgtrajecten onder de loep worden genomen. Tot nu toe werden twee zorgtrajecten afgewerkt, met name het zorgtraject van de chirurgische patiënt en dat van de internistische patiënt. Psychiatrische afdelingen zullen aan bod komen binnen het zorgtraject van de psychiatrische patiënt, waarvan de timing nog niet is vastgelegd.
We hebben overigens in het Vlaams Indicatorenproject voor Patiënten en Professionals in de Geestelijke Gezondheidszorg (VIP²), waarmee we de kwaliteit van de zorg in de voorzieningen uit de geestelijke gezondheidszorg willen meten, de implementatie van een suïcidepreventiebeleid als kwaliteitsindicator binnen het domein van de patiëntveiligheid opgenomen.
Binnenkort, op 30 maart 2017, lanceert het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) een richtlijn voor de detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. Die richtlijn, die is opgesteld in samenwerking met beroepsverenigingen, biedt handvaten aan hulpverleners die in contact komen met suïcidale personen binnen de gezondheidszorg in Vlaanderen. De thema’s die aan bod komen zijn: detectie, interventies, wat na een poging, wat na een suïcide, suïcidepreventiebeleid en gezondheidszorgwetgeving.
De richtlijn wordt aangevuld met een e-learningwebsite waar hulpverleners de aanbevelingen kunnen raadplegen en in de praktijk leren toepassen. De module suïcidepreventiebeleid in zorginstellingen bevat concrete handvaten voor de organisaties om een dergelijk beleid op te stellen en in de praktijk uit te werken. Ze bevat bijvoorbeeld ook een lijst van infrastructurele en overige veiligheidscriteria. Die zullen dan ook worden ook meegenomen binnen het toekomstige toezicht op de psychiatrische ziekenhuizen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het positief dat naast de psychiatrische instellingen ook algemene ziekenhuizen met een paaz-afdeling in de toekomst zullen bekeken worden wat betreft hun suïcidepreventieaanpak en dat in de multidisciplinaire richtlijn – waar hier al regelmatig naar verwezen is en waar we zonder enige twijfel op zullen terugkomen – de aanpak van de 113Online met een poging tot het suïcideproof maken van de infrastructuur, mee als element is opgevat. Ik kan daar enkel tevreden over zijn.
De heer Bertels heeft het woord.
Ik heb begrepen van de minister dat met betrekking tot de algemene ziekenhuizen er twee zorgtrajecten lopen en dat de discussie bezig is met betrekking tot het zorgtraject psychiatrische patiënt. Deze oefening loopt al enige tijd. De minister zegt dat er nog geen concrete timing is. Kunt u iets specifieker zijn en zeggen of de discussies met betrekking tot dat zorgtraject vooruitgaan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
U mag twee zaken niet verwarren. Er is nu een inspectie lopende voor de psychiatrische ziekenhuizen, met name thematisch voor de vrijheidsberoving en de fixaties. Waar de timing staat van de redactie van een traject psychiatrische patiënt moet ik nakijken. Ik ken dat niet vanbuiten. Ik vermoed dat men nu bezig is met moeder en kind en dat dit daarna zal volgen. Als ik het uit het hoofd moet zeggen, denk ik dat er in een vijftal trajecten is voorzien. Het volgende is moeder en kind. Ik denk dat dit op korte termijn bezig is. We zullen checken wanneer het volgende geprogrammeerd staat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.