Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
De afgelopen maanden konden we vanuit het werkveld rond armoedebestrijding verschillende en uiteenlopende signalen opvangen met betrekking tot de rol, het functioneren en de toekomst van de voedselbanken.
Eerst was er een noodkreet van vrijwilligers die aankondigden dat ze er wilden mee stoppen. Het gebeurt blijkbaar steeds vaker dat mensen niet tevreden zijn met het hun aangeboden voedsel. De betrokken verenigingen gaven aan dat ze zoveel mogelijk rekening proberen te houden met ieders voorkeur en variatie in hun aanbod proberen in te brengen.
Maar we vernamen ook dat men soms een container plaatst waar je niet gewenste goederen in kunt deponeren. Op die manier gaat het voedsel niet verloren en kunnen er nog anderen mee geholpen worden.
We konden verschillende reacties noteren dat voedselbanken voor heel wat mensen letterlijk broodnodig zijn maar misschien niet meer ‘van deze tijd’ zijn. Aan de andere kant horen we dat de voedselbanken nog nooit zo bevraagd zijn geweest door de bevolking. Nog nooit moesten zoveel mensen aankloppen bij de voedselbanken omdat ze niet over de middelen beschikten om zelf voor voedsel te zorgen.
Dit lijkt contradictorisch, maar hoeft het niet te zijn. Wellicht dringt enige innovatie zich op.
De minister gaf in 2015 reeds aan dat er meer mogelijkheden bestonden om de problematiek rond de voedseloverschotten aan te pakken en te gebruiken om de voedseltekorten mee aan te pakken. Zo kwam er in Antwerpen de website www.schenkingsbeurs.be waar vraag en aanbod beter op elkaar kunnen worden afgesteld ter hoogte van het lokale niveau. Op die manier kunnen zowel de supermarkten als de kleinere lokale handelaars die met overschotten te maken hebben de armoedeorganisaties gemakkelijker vinden en samenwerken om zo min mogelijk voedsel verloren te laten gaan.
Daarnaast zijn er ook de 1 euromaaltijden. De minister ondersteunt verder ook nog het expertisecentrum voor het thema ‘Sociaal aan de slag met voedselverlies’ omdat er nood is aan het opbouwen van expertise rond de thematiek van voedseloverschotten en de bedeling ervan.
Verder zijn er verschillende centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) die besloten hebben om te werken rond sociale kruideniers. Ook verschillende armoedeorganisaties hebben deze mogelijkheid al even geleden naar voren geschoven. Via een sociale kruidenier is het mogelijk om mensen nog steeds een bepaalde vorm van autonomie te geven bij het aankopen van voedsel aan een gereduceerde prijs. Het gaat dan om vers voedsel zoals groenten en zuivel, wat vaak het probleem is met de pakketten die worden aangeboden door de voedselbanken. Een sociale kruidenier kan ook, bijvoorbeeld door het aanbieden van een koffiebar, bijdragen tot het hebben van sociale contacten en uitsluiting tegengaan.
Ik stel dat steeds meer steden en gemeenten voor dat model kiezen, alleen is dit vandaag nog niet gebiedsdekkend.
Minister, hoe reageert u op de tegenstrijdige berichten in de media? Welk belang hecht u hieraan? Hoe neemt u dit mee in uw beleid?
Zal de minister de lokale initiatieven zoals www.schenkingsbeurs.be verder uitrollen op het Vlaamse niveau? Wat is hierbij de timing en het ambitieniveau qua regionale spreiding?
Hoe staat u tegenover de resultaten van het expertisecentrum? Op welke manier neemt u deze bevindingen mee in uw beleid? Hoe staat u tegenover het principe van een sociale kruidenier zoals dat vandaag al wordt gebruikt in verschillende steden en gemeenten? Overweegt u om dit model mee te ondersteunen en gebiedsdekkend te maken? Vandaag hangt het een beetje af van goodwill. Moeten we daar niet naar kijken als een soort alternatief, een eigentijdse versie? Misschien is zelfs samenwerking mogelijk met de voedselbanken, maar we moeten dit dan wel kunnen aanbieden van De Panne tot Maaseik. Ik ga ervan uit dat de voedselproblematiek niet lokaal gebonden is.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van Malderen, voor ik antwoord op uw vraag wil ik erop wijzen dat de voedselbanken behoren tot het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD), wat een bevoegdheid is van de federale minister Borsus. Niettemin zal ik ingaan op uw vragen.
Voor alle duidelijkheid, ik financier geen voedselbedelingsinitiatieven. Mijn beleid inzake voeding is er voornamelijk op gericht om kwalitatieve en gezonde voedseloverschotten te heroriënteren naar mensen in armoede. U kent daar voorbeelden van. Ik zal ze niet herhalen. Er zijn ook een aantal organisaties en zelfs private ondernemingen, supermarktketens en dergelijke die zich vrijwillig aangeboden hebben om daaraan mee te werken.
Ik faciliteer op die wijze de verdeling van voedsel naar mensen in armoede. Voedseloverschotten moeten op een efficiënte manier hun weg vinden naar personen die daar nood aan hebben. Daarover zijn we het eens. Ik ondersteun het expertisecentrum KOMOSIE omtrent met project ‘Sociaal aan de slag met voedselverlies’. Dit centrum verzamelt, verwerkt en verspreidt kennis omtrent het heroriënteren van kwalitatieve voedseloverschotten naar mensen in armoede. Dit sluit aan bij wat ik gisteren ook heb gezegd tijdens het actualiteitsdebat dat het niet per definitie bewezen is dat er meer mensen naar de voedselbanken gaan omdat er meer armoede zou zijn, maar dat er gewoon meer bekendheid is gegeven aan deze initiatieven.
In Vlaanderen bestaan al heel wat goede initiatieven die geen vooraf samengestelde en verplicht mee te nemen voedselpakketten meer verdelen, maar wel een zo divers mogelijk aanbod trachten te verzamelen, waaruit mensen in armoede kunnen kiezen wat zij nodig hebben en wensen. Ik heb een tijdje geleden een aantal zeer negatieve artikels gelezen over mensen die bepaalde pakketten zouden weigeren. Ik wil daar niet op ingaan, maar wat ik nu zeg, spreekt dit eigenlijk wel een beetje tegen en ik ben het er ook niet mee eens.
Wat is belangrijk om mensen een eigen keuze te kunnen geven? Dat zijn bijvoorbeeld de sociale kruideniers. Onder andere via het ondersteuningscentrum KOMOSIE wordt ingezet op het verspreiden van deze goede praktijken.
Ondanks wat u aangeeft in de vraagstelling over de Schenkingsbeurs, gaat het hier niet om een lokaal initiatief maar over een Belgisch, federaal initiatief, waarvan ik de werking in Vlaanderen ondersteun. Ik heb de ontwikkeling van de interactieve webtoepassing de Schenkingsbeurs bij het begin van deze legislatuur ondersteund. Op 29 oktober 2015 werd deze webtool officieel gelanceerd. Het ondersteuningscentrum KOMOSIE krijgt een jaarlijkse subsidie om deze app verder te onderhouden. Deze app dient om voedseloverschotten te bestrijden door schenkingen aan sociale organisaties te vergemakkelijken, met aandacht voor kwaliteit en voedselveiligheid. Dat laatste mag ook niet uit het oog worden verloren. Diverse organisaties in Vlaanderen kunnen zich registreren om voedseloverschotten te ontvangen. Het gebruik van de app zit in stijgende lijn. In november 2016 – een jaar na de officiële lancering – stond de teller van herverdeelde voeding van het afgelopen jaar op 270 ton, wat redelijk groot is. Ik wou het woord ‘significant’ gebruiken, maar ik zal ermee oppassen. Dat is een goed resultaat, maar alles kan nog beter.
KOMOSIE wordt door mij gesubsidieerd ter ondersteuning en uitvoering van het beleid inzake de sociale herbestemming van voedseloverschotten. Het expertisecentrum heeft onder andere volgende opdrachten. Ten eerste, het organiseren van de lerende netwerken ‘Sociaal aan de slag met voedselverlies’ en ‘Sociale restaurants’. Ten tweede, ze zijn het aanspreek- en expertisepunt voor de sector. Ten derde, de ondersteuning en sensibilisering van een ruimer publiek en werknemers. Ten vierde, het expertisecentrum bereidt ook het overleg mee voor met diverse stakeholders en actoren op het terrein, dat zich buigt over opportuniteiten voor samenwerking rond ‘Sociaal aan de slag met voedselverlies’ en voedselhulp in het algemeen. Ik zit dit overleg voor.
Wat zijn de resultaten? Sociale organisaties en lokale besturen zijn steeds meer op de hoogte van elkaars werkzaamheden. Dat is goed. Elk lokaal bestuur kan wel iets leren van een ander lokaal bestuur. We stellen ook vast dat er meer samenwerking ontstaat tussen de lokale besturen, wat een doelstelling was van dit centrum.
Ik kom tot uw vraag over de sociale kruidenier. In mijn beleidsnota heb ik reeds aangegeven dat in het kader van voedselverlies en voedselhulp, ik vertrek van een emancipatorische visie op armoedebestrijding. Dat is al duidelijk gebleken uit het antwoord dat ik vandaag al heb gegeven. Dit houdt onder andere in dat goederen niet steeds gratis moeten worden aangeboden. Iedereen naar eigen vermogen laten bijdragen, is een goed principe, het laat mensen meer in hun eigenwaarde, ook mensen in armoede. ‘Naar eigen vermogen’ kan bij wijze van spreken 1 cent zijn. Bovendien laat de methodiek van de sociale kruidenier mensen in armoede toe om zelf de producten die zij nodig hebben, te kiezen. Ik heb daar in het begin van mijn antwoord ook naar verwezen.
Collega Van Malderen, ik geloof absoluut in sociale kruideniers. Toen ik nog schepen van sociale zaken was en voorzitter van het OCMW van Antwerpen, heb ik er zelf een aantal opgericht. Er bestonden er al, dat was niet alleen mijn idee. Ik heb gewoon de goede praktijken uit het verleden in Antwerpen voortgezet. Ik ben het met u eens dat die een belangrijke rol kunnen spelen, maar ik denk dat het echt wel een lokale aangelegenheid is, die we niet vanuit Vlaanderen moeten organiseren.
Ik kan u wel meegeven dat KOMOSIE concreet een Lerend Netwerk ‘Sociaal aan de slag met voedselverlies’ organiseert, waar ook de bestaande goede praktijken met elkaar kunnen worden uitgewisseld en we zo tot meer samenwerking komen.
Geloof ik in het concept van de sociale kruidenier? Ja, absoluut, maar ik denk dat de lokale besturen, zeker vanuit het budget Welzijn – u hebt zelf verwezen naar CAW’s, als ik me niet vergis – voldoende worden gefinancierd om dergelijke initiatieven op touw te kunnen zetten. Ik denk niet dat dat nog meer vanuit Vlaanderen moet gebeuren, maar dat de lokale besturen het best geplaatst zijn om dat te doen en zij ook de meeste expertise hebben en kunnen aanvoelen waar er nood aan is en waar niet.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, als ik mijn nota's snel nakijk, ben ik het voor twee derde met u eens, wat opmerkelijk is en niet zo vaak gebeurt. Ik ben blij dat u het niet eens bent met het beeld dat op een gegeven moment in de media is gecreëerd van de ondankbare arme die dan eten krijgt en het dan nog weggooit. Ik denk dat we het wat dat betreft absoluut met elkaar eens zijn. Er is een karikatuur gemaakt die volgens mij meer schade berokkent dan dat ze goed doet.
Het punt dat we hebben willen maken, is het volgende. Ik weet uiteraard dat de voedselbanken federale bevoegdheid zijn, maar we pleiten voor een meer innovatief model om om te gaan met voedseloverschotten, maar ook vanuit een emancipatorisch model dat vertrekt vanuit eigenwaarde, ook van mensen in armoede, om keuzes te maken als het gaat over iets essentieels als voedsel.
Wel hebben we vragen bij het volgende. We hebben gezien dat een aantal pilootprojecten zijn opgestart en waarin goede resultaten worden geboekt, voor zover ik uit uw antwoord kan afleiden en evengoed uit de signalen die we op het terrein krijgen. Dan heb je een expertisecentrum dat probeert om in dat lerend netwerk zaken die goed werken op te pikken en te verspreiden. Maar daar stopt het heel vaak. We hebben echt nood aan een uitrol, aan een gebiedsdekkende aanpak. Er zullen best wel plekken zijn waar er meer mensen in armoede zijn dan op een andere plek, maar als je in armoede zit, zou iets essentieels als voedsel niet afhankelijk mogen zijn van de geografie. Dat is eigenlijk een mensenrecht. Als je het vanuit die benadering bekijkt, zouden we toch werk moeten kunnen maken van een uitrol van die projecten. Ik ben heel blij met het significante getal van 270 ton dat via de app werd verspreid. Ik hoop dat daar ook een trend achter zit. Alleen moet je kijken naar welk gebied we dekken. Is er een mogelijkheid om dat ook naar andere werkingsgebieden te kunnen uitbreiden?
Waar ik het minder met u eens ben – maar ik wil dat onder dat een derde houden – is met uw opmerking, die u gisteren ook hebt gemaakt, dat de stijgende vraag bij de voedselbanken veroorzaakt zou zijn door een grotere bekendheid. We hebben evenveel signalen uit het werkveld dat er zich wel degelijk een uitdieping van armoede bij bepaalde groepen voordoet waardoor de vraag naar iets heel essentieels als voedsel zich bij meer mensen sterker stelt. Ik wil vragen om daar meer onderzoek naar te doen en dat eens te bevragen. Dan kunnen we dat debat onder ons voor mijn part sluiten. Als u gelijk hebt, dan hebt u gelijk, maar ik krijg andere signalen uit het terrein. Laat ons eens bekijken wat daar de reden van is.
Weer ben ik het met u eens als u zegt dat de sociale kruidenier een goed alternatief is, dat dat emancipatorischer werkt, mensen de vrijheid geeft om te kiezen en de eigenwaarde vergroot. Ik heb zelf in mijn inleiding die punten naar voren gebracht. Maar dan kom ik op het punt waar ik het niet met u eens ben, dat is waar u zegt dat het vooral een lokaal gegeven is. U zegt dat de CAW’s genoeg worden gesubsidieerd om dat te kunnen opzetten. Als ik naar het terrein kijk, dan zie ik vooruitgang. Alleen gaat die traag en is die lang niet gebiedsdekkend. Als je het vanuit de ogen van een arme bekijkt, dan maakt het toch niet uit of je in Aalst of in Dendermonde woont, waar een sociale kruidenier is, maar dat in andere gemeenten daarrond waar ook heel veel armoede bestaat, er niets aanwezig is. Er zijn meer steden en gemeenten in Vlaanderen waar er niets aanwezig is dan wel. Ik roep u op om dat eens te bekijken vanuit de ogen van wie met die problematiek echt wordt geconfronteerd, dan zou men misschien een andere benadering hebben die ook innovatief is. Dan kijken we vanuit een rechtenperspectief.
Dan zeg ik niet dat u al die sociale kruideniers zelf moet gaan openen, laat staan uitbaten, maar misschien kunt u wel een stimulerend beleid voeren, of kunt u sensibiliseren en zich proactief opstellen bij de steden en gemeenten om dit te faciliteren en om in functie van cijfermateriaal te vertrekken vanuit rechten in plaats van de veeleer toevallige aanwezigheid van goodwill en financiële middelen.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, ik sluit mij aan bij wat u zegt over deze problematiek, namelijk dat de sociale kruidenier het goede werkinstrument is en dat daar verder voor geopteerd moet worden. Ik weet dat u daar in Antwerpen ondersteuning aan hebt gegeven als OCMW-voorzitter. De voedselbanken in het Antwerpse werden vroeger ook provinciaal ondersteund. Dit is een federale bevoegdheid, en ik merk wel met de wijzigingen van de zesde staatshervorming dat dit uitdovend wordt en dat die mensen in de problemen dreigen te geraken. Ze kregen ondersteuning in verband met de opslag van hun materiaal en bij de verdeling ervan. In het kader van deze armoedeproblematiek moeten we schouder aan schouder de problemen die opduiken, proberen op te lossen. Daarom wil ik u vragen of het op dit punt ook niet mogelijk zou zijn om overgangsmaatregelen te onderzoeken en uit te werken.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, wat betreft de gebiedsdekkende spreiding van de sociale kruideniers, ben ik het met u eens dat dit de ideale situatie is die we moeten nastreven. Maar we hanteren een andere invulling van het begrip ‘gebiedsdekkend’. Dat hoeft volgens mij niet noodzakelijk te betekenen dat er in elk van de 308 Vlaamse en in de 19 Brusselse gemeenten een sociale kruidenier is. Ik weet niet of u dat precies bedoelt, maar dat lijkt mij een nauwelijks haalbaar doel. ‘Gebiedsdekkend’ betekent voor mij dat we in een regio waarin mensen zich relatief gemakkelijk moeten kunnen verplaatsen, tot dergelijke sociale initiatieven moeten kunnen komen. Daarvoor denk ik dat het beleid dat nu gevoerd wordt, al ondersteunend is. Men gaat inderdaad niet vanuit Brussel met vlagjes op de kaart bepalen waar er idealiter een sociale kruidenier moet komen. Dat zou niet werken. Het zijn per definitie initiatieven die van onderuit en vanuit lokale betrokkenheid moeten groeien. Het ondersteunende van het beleid zit daarin dat er met verschillende partners afspraken zijn over hoe we het armoedebeleid, het welzijnsbeleid, het sociaal beleid in concreto uitrollen. Dan gaat het over subsidiëring, erkenning, projectoproepen. Dat zijn evenveel signalen naar alle mogelijke partners en personen in precaire situaties om daar gebruik van te maken. De sociale kruideniers die ik heb bezocht, zijn ook zo tot stand gekomen, zij het met steun van welzijnswerk, vanuit een CAW of een ander privaat initiatief. In dat opzicht is het beleid al ondersteunend en we moeten goed bekijken wat we met ‘gebiedsdekkend’ bedoelen. We moeten ook toegeven dat er veel geld gaat naar partnerorganisaties om dit sociale beleid uit te voeren. Dat is volgens mij een juiste keuze.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, op mijn initiatief is een overleg opgestart, dat al een tijdje aan de gang is, over voedselhulp in het algemeen. Mee aan tafel zitten armoedeorganisaties, supermarkten en veilingen om nog tot betere resultaten te kunnen komen. Het is goed dat we dat organiseren, want zoals ik gisteren nog heb gezegd in een ander debat: alles kan beter.
Mijnheer de Kort, het klopt dat bepaalde voedselbanken vroeger door de provincies werden ondersteund. Het kabinet van minister Vandeurzen heeft onderhandelingen gevoerd en minister Vandeurzen heeft ondertussen ook toegezegd dat de financiële ondersteuning van die voedselbanken, die in het verleden door de provincies financieel ondersteund werden, door hem gecontinueerd zal worden.
De heer Van Malderen heeft het woord.
De ideale situatie is daarnet aangehaald, en dat zou effectief moeten zijn dat iedereen die daar behoefte aan heeft, op een respectvolle manier die vrije keuze waarborgt, toegang heeft tot kwaliteitsvol vers voedsel. We zijn het er allen over eens dat de formule van de sociale kruidenier daartoe bijzonder geschikt is. Hoe komen we tot die ideale situatie?
Mijnheer De Bruyn, ik ben het met u eens dat het niet de bedoeling is dat er in iedere gemeente een sociale kruidenier wordt opgezet. Misschien is dat niet haalbaar qua schaalgrootte. Maar we hebben in Vlaanderen wel de figuur van de zorgregio’s. We zouden minstens met elkaar moeten kunnen afspreken dat je binnen een zorgregio aan mensen moet kunnen garanderen dat daar die vorm van dienstverlening en hulp aanwezig is. Als we daar al zouden geraken, zijn we al een heel eind op weg naar die ideale situatie. Minister, dan roep ik u, net als iedereen, op om daar stimulerend in te werken. Laten we kijken waar er blinde vlekken zijn, en dit vanuit het perspectief van de mensen die het nodig hebben.
Er zijn partners. Er is blijkbaar overleg. Minister, laat ons aan die kar trekken en laat ons effectief eens werk maken van een gebiedsdekkende benadering, een rechtenbenadering vanuit de ogen van iemand die het nodig heeft. Dan hebben we misschien niet de ideale situatie, maar dan zullen we de wereld wel iets beter hebben gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.