Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, het is niet de eerste keer dat we over deze problematiek van gedachten wisselen. Dat gebeurde eerder al naar aanleiding van actuele vragen daarover. We hebben recent zelfs nog een vraag om uitleg ingediend, omdat dit dossier alsmaar doorgaat en onze aandacht verdient. Niemand kan de impact van Volvo en alle bedrijven die daarrond hangen in de Gentse kanaalzone, en bij uitbreiding in Vlaanderen, onderschatten.
We hebben ook nog een ander argument om in dit dossier bijzonder waakzaam te zijn, namelijk het feit dat we een aantal jammerlijke precedenten gezien hebben, bij Opel, bij Ford Genk. Je ziet dan vrij snel een aantal signalen die je misschien niet altijd even goed kunt duiden, maar die minstens in twee gevallen – en we kunnen Renault er ook nog bij nemen – een aantal zeer nefaste gevolgen hebben gehad.
Het is aan ons om, binnen de marges van wat we kunnen, waakzaam te zijn en er samen met zo veel mogelijk anderen voor te zorgen dat we die economische factor die Volvo en alles wat eraan hangt, is, kunnen verankeren en dat we voor tewerkstelling kunnen zorgen. Dat moet ons uitgangspunt zijn. Ik wil daarbij gerust aangeven dat ook de Vlaamse Regering in het verleden al bijzonder actief is geweest om het bedrijf en alles van toeleveranciers dat ermee gepaard gaat, zo sterk mogelijk in Vlaanderen te verankeren.
Het is van 21 april geleden dat we u in deze commissie ondervraagd hebben over de herstructurering – dat is een beladen woord, maar daar gaat het hier wel over – die bij Volvo werd doorgevoerd en de invloed die dat heeft op de toeleveranciers. Volvo besliste om een aantal vaste toeleveranciers, die ook geografisch in de buurt zaten, niet meer te gebruiken en voor een deel te gaan insourcen. Dat is dus een minder klassieke herstructurering dan we gewoon zijn, maar desalniettemin had dit uiteraard wel een aantal consequenties.
We weten dat er veelvuldig overleg is geweest tussen alle mogelijke betrokken partners, ook het lokale bestuur, om in de nodige begeleiding te voorzien en om in opleiding te voorzien, zodat de mensen die toch met werkloosheid zouden worden geconfronteerd, zo snel mogelijk weer aan de slag kunnen gaan.
In vergelijking met andere dossiers hadden we hier wel een heel heldere datum. We weten dat de lopende en aflopende contracten met Volvo tegen 2019 zouden worden stopgezet en dat die uitfasering begint in 2017. Dat is een voordeel dat we hier hebben in vergelijking met andere dossiers, waar een beslissing vaak veel abrupter werd meegedeeld.
Bij de bespreking op 21 april ging u in op suggesties van verschillende collega’s om aan de slag te gaan. U zei dat we in Vlaanderen instrumenten hebben om een bedrijf dat in transitie of transformatie gaat, te ondersteunen. U zei dat u ervan uitgaat dat de betrokken ondernemingen – het ging dan vooral om de onderaannemers – vandaag bekijken welke richting ze in de toekomst kunnen uitgaan. U ging ook in op het tijdskader waar ik het net over had. “Als die plannen wat concreter worden, kunnen wij kijken op welke manier wij met ons instrumentarium dat in Vlaanderen bestaat om transformaties te steunen, bedrijven kunnen helpen.”, zei u ook. Verder gaf u aan dat er overleg zou zijn tussen VDAB en het lokale bestuur om na te gaan welke proactieve stappen men zou kunnen zetten om de getroffenen aan een job te helpen.
Er is in elk geval één bedrijf dat nu besluit om dat tijdskader niet uit te zitten. We ontvingen de mededeling dat SAS Automotive al begin november de deuren zou sluiten. Daar is nu de procedure-Renault gestart. Als die sluiting doorgaat, en het ziet ernaar uit dat dat ook zal gebeuren, gaat het over zo’n 150 werknemers die op straat staan. Terwijl iedereen dacht, wellicht ook zijzelf, dat ze nog tot 2019 de tijd zouden hebben om zich te heroriënteren en andere perspectieven te onderzoeken, worden ze vandaag al geconfronteerd met een abrupte beslissing.
Minister, wat is uw reactie op het stopzetten van de contracten met deze specifieke toeleverancier? Hoever staat VDAB vandaag met het opstarten van begeleiding en met de zoektocht naar de proactieve overstap van getroffen werknemers? Wat is de stand van zaken van het overleg met de lokale overheid bij het zoeken naar verschillende maatregelen om mensen zo snel mogelijk aan het werk te krijgen, wetende dat hier nu een versnelling hoger geschakeld is door minstens één bedrijf?
Minister Muyters heeft het woord.
Het is nogal duidelijk wat mijn reactie is, mijnheer Van Malderen. Het is nooit fijn voor de betrokken werknemers om te vernemen dat hun bedrijf ermee stopt en de deuren sluit, en dat zij daar de consequenties van moeten dragen. Ik had ook liever gehad dat het bedrijf erover nagedacht had of ze geen toeleverancier konden worden van andere bedrijven.
Ze zullen dat alles echter wel hebben bekeken. Uiteindelijk hebben ze beslist ermee te stoppen, omdat de doorstart niet mogelijk is. Hadden ze gekozen voor een doorstart, dan zou ik iets kunnen doen als minister. Dan kunnen we bekijken op welke manier we een transitie kunnen begeleiden. Dit bedrijf heeft ervoor gekozen om geen transitie te maken. Daar kunnen wij dan niets meer aan doen als het gaat over een doorstart van dat bedrijf. Dat is bijzonder jammer, maar dat is een beslissing die een bedrijf kan nemen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot dit bedrijf en wat kan VDAB nu doen? Er is de procedure bepaald door de wet-Renault. De intentie van het collectief ontslag is op 2 mei gegeven. De betekening van het ontslag gebeurde op 17 mei. De oprichting van de tewerkstellingscel is onmiddellijk daarna gebeurd, op 7 juni. De infosessies voor alle betrokken werknemers gebeurden op 2, 3 en 7 juni. Het bedrijf ontving op 4 juli een positief advies voor de regionale toetsing met betrekking tot de goedkeuring van het outplacementaanbod. De eerste stuurgroepvergadering van de tewerkstellingscel was op 4 oktober. De volgende vindt later deze maand plaats, op 24 november.
VDAB volgt dat dossier proactief op, maar het is nu natuurlijk aan het outplacementbureau om alle werknemers te zien en er hopelijk zo veel mogelijk te kunnen begeleiden naar een nieuwe job. Pas als daarna blijkt dat een aantal niet naar een nieuwe job zijn kunnen doorstromen, houdt VDAB zich nu al klaar om die mensen verder te begeleiden, via de zogenaamde warme overdracht.
Wat hebben we verder al gedaan? Er is twee keer overlegd tussen het kabinet, de stad Gent en VDAB Oost-Vlaanderen over mogelijkheden van ondersteuningsacties voor de getroffen bedrijven. Op basis van de afspraken voortkomend uit dat overleg is er een structurele taskforce gekomen, waarin de stad Gent en VDAB Oost-Vlaanderen participeren. In die taskforce zullen alle collectieve ontslagen op de voet worden gevolgd. Voor de rest blijft, en dat lijkt me logisch, het initiatief in eerste instantie bij bedrijven, ook om eventueel transitiedossiers in te dienen, om hervormingen aan te kondigen, om steun te bekijken. Daarvoor staan alle diensten, maar ook deze taskforce ter beschikking van die bedrijven.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, u hebt een gedetailleerd overzicht gegeven van de stappen die zijn gezet. Het lijkt me belangrijk dat er kort op de bal zou worden gespeeld. Ik heb geen indicatie dat dat niet zou gebeuren. Ik heb enkele bijkomende vragen.
Toen dit dossier in het voorjaar op onze tafel belandde, hebben we met zijn allen vastgesteld dat de te prefereren aanpak er een was waarbij bedrijven in de eerste plaats zouden proberen om een verloren gegaan contract op te vangen. We weten dat een deel daarvan dat ook zeer actief is gaan doen. Het resultaat kan je niet voorspellen. We weten ook dat SAS Automotive daar minder toe geneigd was. Ik druk me ietwat diplomatisch uit. Minister, hebt u vandaag weet van bedrijven die u aangeven dat ze die zoektocht hebben gedaan en dat ze het niet zullen halen? Hebt u er een zicht op of er bedrijven zijn die, net als SAS Automotive, zeggen dat ze de uitfaseringsperiode die is gegeven, beginnend in 2017 tot 2019, niet zullen uitdoen, die net als SAS Automotive zeggen dat ze gaan stoppen omdat dat voor hen sowieso een eindig verhaal is en ze geen bijkomende engagementen meer op zich willen nemen? Zijn er met andere woorden bedrijven waarmee we binnenkort een gelijkaardig probleem zullen hebben? Dat noopt ons immers natuurlijk wel in die versnelling tot het misschien opnieuw naar voren trekken van een paar dingen, om capaciteit bij te sturen waar dat nodig is.
Dan is er in gelijke orde het spiegelbeeld daarvan: de bedrijven die in transitie gaan. U hebt ter zake het ondersteuningsinstrumentarium van de Vlaamse overheid bij wijze van spreken in de etalage gezet. Are they buying it? Gaat men in op uw aanbod? Dat zou immers meteen een indicatie zijn dat er wel degelijk heel ernstig werk wordt gemaakt van alternatieven.
Dat lijken me twee evidente vragen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dit is een belangrijk dossier voor Vlaanderen en voor Gent en de regio daarrond. Volvo is de grootste werkgever in onze provincie. Het heeft een tijdje terug die andere strategie aangekondigd, waarbij het een aantal activiteiten gaat insourcen. Dat zou ten koste kunnen gaan van de activiteiten bij vijf toeleveranciers. Daarvan neemt SAS nu een beetje de vlucht vooruit. Dat bedrijf heeft het snelst een aantal conclusies getrokken. De andere toeleveranciers hebben echter nog altijd de hoop dat enerzijds de strategie bij Volvo nog enigszins zou kunnen worden gewijzigd en dat ze anderzijds ook andere activiteiten zullen kunnen aantrekken. Ik ben recent in zo’n bedrijf op bezoek geweest, en daar wil men ook niet meteen weten van die curatieve aanpak. Het is allemaal nog veel te vroeg voor VDAB en een tewerkstellingscel. Men heeft de hoop dat Volvo zijn strategie nog zou herzien en dat men andere activiteiten kan aantrekken, zodat men terug leefbaar wordt. Met betrekking tot het aantrekken van die andere activiteiten, maar ook met betrekking tot het inspelen op een strategie bij Volvo die zelf nog kan wijzigen, hoopt men op een actieve houding van de Vlaamse Regering. Minister, we hebben u hierover in april ondervraagd. We hebben u toen gevraagd om zelf contact op te nemen met Volvo in Zweden, met Volvo in Gent, om zelf contact op te nemen met de toeleveranciers, niet in functie van het begeleiden naar een andere job van werknemers die worden getroffen door de herstructurering, maar wel in functie van het inspelen op die strategie bij Volvo in Gent. We geloven immers dat we een aantal troeven hebben die een aantal andere opties nog mogelijk kunnen maken dan die waarvoor men in het verleden heeft gekozen. We geloven ook dat een aantal van die toeleveranciers zeker kansen hebben om op andere markten actief te worden.
Minister, hebt u zelf proactief contact genomen met Volvo in Zweden om in te spelen op de strategische beslissing? Wat zijn de resultaten van die contacten? Hetzelfde geldt voor de toeleveranciers die heel actief op zoek zijn naar andere markten. Hebt u daar actief ondersteuning aan geboden? Wat is daarvan het resultaat?
De heer Diependaele heeft het woord.
Wij zijn allemaal bezorgd om dit soort dossiers. We hebben daar een trauma van. Denk maar aan Opel en Ford. Natuurlijk volgen we dat met zeer grote aandacht op, opdat dergelijke zaken zich niet zouden herhalen. Voor de mensen die daardoor worden getroffen, is dat een absoluut drama. Voor hen individueel is dat een ramp tot en met. Maar we moeten goed opletten hoe we daar als overheid op reageren.
Mijnheer Bothuyne, het spijt me, maar in wat u zegt, ontwaar ik een zweem van dat wij als overheid voor de strategiebepaling in de plaats moeten treden van ondernemingen. (Opmerkingen van Robrecht Bothuyne)
Ja, actieve partners. Wij moeten er als overheid inderdaad voor zorgen dat we daarop kunnen inspelen of wat dan ook, maar ik huiver van de idee of de intentie dat wij strategieën zouden bepalen voor bedrijven. Dat we er soms kwaad op zijn, zeker wel. Dat we er soms met ongeloof naar kijken, absoluut. Ford en Opel zijn daar twee goede voorbeelden van. We hebben twee keer gezien dat dat eigenlijk, internationaal gezien, goede fabrieken waren binnen de groepen. Toch werden ze gesloten. Daar zijn we heel kwaad op, absoluut, omdat we dat niet verdienen. Maar er nu voor pleiten om in te grijpen en te proberen de strategie bij te sturen: dat doet mij denken aan andere voorbeelden waar ik liever zo ver mogelijk van weg blijf.
Vandaar dat ik toch een klein beetje verwonderd ben bij de vraag zelf. We hebben hier decennialang het systeem opgebouwd waarmee we proberen er bij arbeidsbemiddeling voor te zorgen dat we iedereen die het nodig heeft, ondersteunen en op de juiste manier opvangen. We moeten dat systeem voortdurend in de gaten houden. We moeten het voortdurend durven bij te sturen. Maar mijn geloof in dat systeem in zijn totaliteit is nog altijd zeer groot. Ik ben er dan ook heilig van overtuigd dat we – eventueel met bijsturingen en door erover te waken dat we niet vervallen in routinematig gedrag – met VDAB de juiste instrumenten hebben om die mensen op een juiste manier te begeleiden indien dat nodig is. Maar laat ons niet in de verleiding komen om zaken die gebeuren en dingen waardoor wij als overheid ook getroffen worden en waarmee we niet altijd blij zijn, bij te sturen, want dan kom je in een ander verhaal, dat volgens mij op lange termijn veel gevaarlijker is dan nu op een correcte manier in te spelen op wat er gebeurt.
Minister Muyters heeft het woord.
De tussenkomsten gaan wat in dezelfde richting. Mijnheer Van Malderen, we hebben inderdaad onze instrumenten in de etalage gezet. We hebben aan de toeleveranciers laten weten wat de instrumenten kunnen zijn. Ik kan mij indenken dat dat op dat moment misschien te vroeg was, dat ze nog met de strategieën en dergelijke bezig waren. Voor zover ik weet – maar ik ga dat nog eens checken – is er vandaag geen enkel bedrijf dat al een vraag heeft ingediend naar de instrumenten die wij hebben om hen bij te staan in een transitie of in een doorstart – niet de doorstart na een faillissement maar de doorstart na het opzeggen van de contracten door Volvo.
Mijnheer Bothuyne, u zegt dat VDAB voor die bedrijven nog te vroeg is omdat er misschien geen collectief ontslag komt. U hebt daarin gelijk. Daarom denk ik dat het nuttig en zinvol is om aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen nog eens te zeggen dat het ook nog eens contact moet opnemen met de taskforce, zodanig dat die taskforce rekening kan houden met zowel het curatieve als het preventieve, met het oog op een proactieve werking ten aanzien van die bedrijven. Dat zal ik nog eens meegeven, zodanig dat die taskforce weet wat de instrumenten zijn, zodat de taskforce aan de toeleveranciers van Volvo, wanneer zij contact opnemen, de nodige steun kan bieden. Dat is het extra wat ik nu kan doen.
Minister, het feit dat er geen dossiers zijn ingediend, is voor ons een signaal dat op dit ogenblik moeilijk te duiden is. Het kan zijn dat men nog aan het zoeken is naar een strategie, en dat men dus de periode van uitfasering 2017-2019 ten volle wil benutten. Dan moet er aan die zoektocht toch stilaan een finaliteit worden gegeven, wil men dat op een efficiënte manier doen. Daarom suggereer ik, minister, dat u niet alleen het Agentschap Ondernemen instigeert om met de taskforce contact op te nemen, maar ook dat u misschien eens die vijf toeleveranciers – en waarom niet in één beweging ook Volvo, als het gaat om een mogelijke actualisering van hun strategie – aanspreekt om te vragen wat nu eigenlijk hun plannen voor de toekomst zijn. U moet hun zeggen: ‘Wij hebben u ons instrumentarium aangeboden. We hebben vastgesteld dat u er nog geen gebruik van maakt. Hoe moeten we dit interpreteren?’ Die vraag hoeft helemaal niet agressief over te komen. Mijnheer Diependaele, dat is ook niet in de plaats treden van bedrijven. Dat is u een bezorgde minister tonen die geïnteresseerd is in tewerkstelling en in de toekomst van die bedrijven.
Mijnheer Diependaele, ik ben het in die zin wel met u eens dat men bijvoorbeeld in het geval van AS Automotive in de eerste orde het sociaal overleg zijn kans moet geven. Dat betekent dat zo’n bedrijf zijn verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van zijn werknemers en ten aanzien van de maatschappij. Ook als men geconfronteerd wordt met een externe factor, zoals de beslissing van Volvo om twee jaar vroeger contracten stop te zetten, dan brengt dat een verantwoordelijkheid en een prijs met zich mee die vandaag in de eerste plaats niet door de overheid moet worden gedragen, maar door het bedrijf dat aan de basis ligt van die beslissing. Het is pas nadien dat de overheid in het geding moet komen.
Minister, ik roep u op om geïnteresseerd te blijven in deze zaak, aan te klampen en er de boel warm te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.