Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over financiële mishandeling van ouderen
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Uit het Ouderenbehoefteonderzoek van de VUB en de Hogeschool Gent dat in verschillende Vlaamse gemeenten werd gevoerd, blijkt dat 6 procent van alle 80-plussers al geconfronteerd werd met oplichting, afpersing of diefstal. De Europese Prevalence Study of Abuse and Violence against Older Women spreekt zelfs over 10 procent van de Belgische vrouwen ouder dan 60 jaar. In absolute cijfers gaat het dan om 60.000 tot 100.000 slachtoffers die financieel misbruikt worden, en waarschijnlijk ligt het werkelijke cijfer nog hoger, aangezien veel ouderen er niet over durven te praten uit schaamte of uit angst voor de daders.
Het financieel misbruik lijkt opvallend toe te nemen vanaf de leeftijd van 80 jaar. Vele mensen hebben dan minder sociale contacten en minder familie om zich heen. Aan de mensen die ze nog wel zien, zijn ze dan vaak heel toegeeflijk. De onderzoekers zeggen bijgevolg dat veel verholpen kan worden door meer sociaal contact. Een netwerk van buren en vrijwilligers kan mee een oogje in het zeil houden. Ik maak dan onmiddellijk de connotatie met buurtzorgnetwerken en dergelijke. Dat is een veel betere oplossing dan oudere mensen te dwingen te verhuizen naar een woonzorgcentrum of zelfs bewindvoering aan te vragen, want ook dat gebeurt.
De onderzoekers vragen te investeren in preventie. Ze zien in verpleegkundigen, huisartsen, verzorgenden, andere hulpverleners, en zelfs notarissen de ideale figuren om misbruik te detecteren en zo nodig mee hulp en oplossingen te zoeken. We weten allemaal dat die mensen heel kwetsbaar zijn. Wanneer we het hebben over hervormingen in het erfrecht, meer vrijheid en dergelijke, vraag ik heel vaak om ook daar alert genoeg voor te zijn. Mensen kunnen immers heel snel misleid worden, ook daarin.
Minister, hebt u cijfers die een evolutie van deze problematiek doorheen de jaren schetsen? Welke preventieve acties zijn mogelijk om ouderen te beschermen tegen financieel misbruik? Waar kunnen ouderen die geconfronteerd worden met dergelijke problemen, terecht?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, in diverse media was er vorige week wat commotie over de financiële mishandeling van ouderen. De collega heeft al verwezen naar de onderzoeken die daarover zijn gevoerd en in de media zijn aangehaald.
Dat van senioren geld afhandig gemaakt wordt door vreemden, vrienden, familie en soms ook verzorgenden, is een maatschappelijk probleem. Het is een zeer spijtig fenomeen, dat vaak ook net de meest kwetsbare senioren overkomt en ook voor enorm veel hartpijn zorgt indien de senior beseft dat hij beroofd wordt door een naaste. Dat geeft de oudere een enorm gevoel van machteloosheid. Het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling (VLOCO) omschreef dit dan ook terecht als een vorm van mishandeling. Vandaar ook de titel van mijn vraag.
Hoewel we dit fenomeen vanuit de overheid nooit in alle gevallen zullen kunnen voorkomen, kunnen we wel maatregelen nemen om het in te dijken. Zo heeft een deel van het probleem niet haar oorsprong in de verminderde zelfredzaamheid of fysieke mogelijkheden van de senior in kwestie, maar wel in een gebrek aan onder meer vaardigheid met digitale bankierstoepassingen. Onderzoekster Liesbeth De Donder pleitte ook voor meer preventie naar Nederlands voorbeeld, waarbij men verzorgenden en artsen sensibiliseerde rond de problematiek en voor het bespreekbaar maken van financiële mishandeling.
Minister, zult u specifieke aandacht hebben voor financiële ouderenmishandeling in uw nieuwe beleidsbrief? Zijn daar initiatieven in opgenomen? Ziet u mogelijkheden om vanuit preventie, thuiszorg of residentiële zorg in te zetten op het aanleren of het scheppen van een vormingskader voor digitale bankierstoepassingen bij senioren, omdat het gebrek aan kennis ervan nu soms mee aanleiding geeft tot financiële mishandeling?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het VLOCO houdt een eigen registratie bij van meldingen door professionele hulpverleners en intermediairen. Die gegevens geven een indicatie van financieel en materieel misbruik. In 2013 was 34 procent van de 333 registraties verbonden aan financieel en materieel misbruik, in 2014 was dit 28 procent van 412 registraties, in 2015 29 procent van 334 registraties en in 2016 was dit tot op heden 28 procent van 162 registraties.
Goede preventie is de weerbaarheid van de oudere verhogen en zorgen dat de ouderen in staat blijven om hun financieel beheer in eigen handen te houden. Het veilig kunnen internetbankieren is hierbij een belangrijk gegeven. Ongeveer de helft van de ouderen heeft nog nooit het internet geraadpleegd. De aandacht voor een toegankelijk media-aanbod en het dichten van de digitale kloof, zijn thema’s die ook in het ouderenbeleidsplan zijn opgenomen.
Een goede aanpak op maat vereist samenwerking tussen de beleidsdomeinen Welzijn, Cultuur, Media en Onderwijs, en overleg met organisaties en verenigingen die de doelgroep ouderen bereiken. Voor de uitvoering van het beleid om ouderen actief te laten deelnemen aan de gemediatiseerde en digitale samenleving van vandaag en morgen, heeft de Vlaamse overheid een overeenkomst afgesloten met het Kenniscentrum Mediawijsheid. Het kenniscentrum zal informatie en werkpakketten ontwikkelen en ontsluiten waarmee organisaties en verenigingen die een faciliterende rol vervullen ten aanzien van ouderen, mee aan de slag kunnen. Onder de slogan ‘Da’s toch handig, dat internet!’ voert Vlaanderen actie om de mediawijsheid bij ouderen op te krikken. Mediawijs zijn stelt iemand immers in staat om deel te nemen aan de huidige samenleving en draagt bij aan het persoonlijke welzijn.
Er bestaan in de praktijk al veel opleidingen rond internetgebruik, ook specifiek gericht op ouderen. Vaak worden die lessen door de gemeente aangeboden. De uitrol van de openbare computerruimtes over Vlaanderen en Brussel binnen het project ‘Wie Online’ is ook hier ondersteunend en wil inwoners de kans bieden om toegang te krijgen tot het internet en er kennis mee te maken. Men begeleidt er ook vaak de inwoners in het gebruik van het internet, waaronder het internetbankieren. Ook de Vlaamse Ouderenraad stimuleert ouderen om de digitale weg op te gaan, over de hele lijn. Hun ledenorganisaties bieden ouderen vorming en ondersteuning rond het gebruik van het internet. Specifiek kan ook gewezen worden op de inspanningen van de ledenorganisatie Seniorennet Vlaanderen inzake veilig internetgebruik.
De wereld van de kwetsbare ouderen wordt dikwijls kleiner, waardoor sociaal isolement dreigt. Werken aan het herstel, de ondersteuning en de versterking van het sociale netwerk zijn dan ook belangrijke opdrachten van thuiszorgactoren, zoals de lokale dienstencentra, diensten voor gezinszorg of diensten voor maatschappelijk werk. Lokale dienstencentra kunnen door hun aanbod van laagdrempelige recreatieve en vormende activiteiten en hun buurtgerichte werking veel ouderen bereiken. Uit de praktijk blijkt dat alleenstaande ouderen daar veel voldoening uit halen. Via hun vormings- en informatieve activiteiten kunnen de lokale dienstencentra de ouderen ook sensibiliseren voor de problematiek en hen ondersteunen in veilig digitaal bankieren.
Mantelzorgers zijn eveneens belangrijke spilfiguren. In ons mantelzorgplan zetten we naast erkenning en ondersteuning in op een goede samenwerking tussen mantelzorgers en professionele zorg. Het mee betrekken van de mantelzorg in de zorg en ondersteuning van de oudere en in goede afspraken van financieel beheer, kan financieel misbruik helpen voorkomen.
In de aanpak van ouderenmishandeling, waaronder ook financieel misbruik, is het noodzakelijk om te kijken naar de gehele veiligheidsketen, gaande van preventie tot repressie en nazorg. In de kadernota Integrale Veiligheid wordt vormgegeven aan een horizontaal, integraal veiligheidsbeleid. In de kadernota werd een fiche uitgewerkt rond intrafamiliaal geweld, waarbij er aandacht is voor de meest kwetsbare groepen, zoals ouderen. Veruit het grootste aantal oudermishandelingen vindt immers plaats in de familiale sfeer.
We onderzoeken nu hoe we binnen de ketenaanpak, zoals we die verder uitwerken in het kader van intrafamiliaal geweld en kindermishandeling, ook ouderenmishandeling mee in rekening kunnen nemen en zo werk kunnen maken van een geïntegreerd slachtoffer- en daderbeleid inzake ouderenmishandeling.
We willen ook wijzen op het door het VLOCO ontwikkelde risicotaxatie-instrument voor hulpverleners. Dat instrument meet het risico op ouderenmishandeling. Het is een korte en praktijkgerichte checklist, die gebaseerd is op gekende signalen en risicofactoren. Het instrument helpt hulpverleners om risico’s vlugger te detecteren en kan in geval van twijfel een bevestiging van vermoeden betekenen. Het VLOCO zet hieromtrent vorming op en heeft een gebruiksvriendelijke online applicatie ter beschikking.
In Vlaanderen is het VLOCO een expertisecentrum dat burgers en professionelen sensibiliseert over ouderenmishandeling in de privésfeer, teneinde de problematiek bespreekbaar te maken en te voorkomen. Een hulpverlener, thuisverpleegkundige, verzorgende, arts, politie, medewerker van een hulpverleningsorganisatie enzovoort kan rechtstreeks contact opnemen met het VLOCO via het telefoonnummer of via de website. Ouderen of familieleden van ouderen die te maken krijgen met alle vormen van ouderenmishandeling, kunnen terecht bij de gratis hulplijn 1712, elke werkdag, van maandag tot vrijdag, bereikbaar van 9 tot 17 uur. Ouderen kunnen voor begeleiding ook terecht bij de diensten maatschappelijk werk van de mutualiteiten, sociale huizen of centra algemeen welzijnswerk.
In onze beleidsbrief is opgenomen dat we blijven inzetten op het gericht communiceren over 1712 naar alle verschillende doelgroepen. In het najaar van 2016 ligt de focus op het verder bekendmaken in het algemeen bij kinderen en jongeren. De focus op ouderenmishandeling, inbegrepen de financiële mishandeling, kan een volgend thema zijn. Het VLOCO is lid van de 1712-stuurgroep en de werkgroepen en zal de problematiek van de bekendheid van de hulplijn in het kader van ouderenmishandeling verder bespreken op dat overleg. We hebben daarover met het VLOCO al de afspraak gemaakt om het thema dit najaar op het kabinet samen met de administratie verder op te nemen. Daarnaast investeren we in partnerschappen om 1712 breed bekend te maken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. De cijfers die u hebt gegeven, zijn alleen van de echte meldingen. Het reële aantal is natuurlijk anders. Maar ik stel op basis van die cijfers toch vast dat er geen echte stijging is van het aantal registraties.
Goede preventie is inderdaad belangrijk. Ook met betrekking tot het internet is er nog heel wat werk te verrichten voor ouderen. Het klopt dat heel wat gemeenten daarop inzetten met een aantal projecten. De nood aan meer kennis rond internetbankieren wordt ook groot, nu in heel wat dorpen en deelgemeenten bankkantoren sluiten of aankondigen dat ze gaan sluiten, terwijl oudere mensen soms net de gewoonte hadden om zelf naar het bankkantoor te gaan. Vaak is men niet vertrouwd met internetbankieren of is er sprake van onkunde of angst om ermee om te gaan. Iets anders is dan misbruik, waarbij iemand anders misbruik maakt van die angst of onkunde.
Ik vind het zeker goed om via alle thuiszorgdiensten die actief zijn binnen hun gemeenschap te vragen om daar aandacht voor te hebben. Vanuit de sociale huizen kunnen we daar zeker nog verder op inzetten. We moeten hun vragen om de mensen op een goede manier te informeren over waar ze opleiding kunnen volgen maar ook waar ze meldingen kunnen doen, zodat we daar preventiever kunnen werken.
Ik onderschrijf ook wat uit de studie blijkt maar wat u ook hebt gezegd: dat de versterking van het sociaal weefsel en van de sociale contacten van de ouderen van belang is om hun vertrouwen te geven maar ook om hen alert te maken op een aantal zaken, en om sneller eventuele problemen te constateren. Je leest vaak, wanneer zulke verhalen naar boven komen, dat het misbruik al heel lang bezig is. Dat is natuurlijk heel erg.
De heer Bertels heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Daaruit blijkt dat u ook de zorg deelt dat we de weerbaarheid moeten kunnen vergroten. Mevrouw Schryvers, ik ben het niet met u eens als u zegt dat de cijfers niet stijgen, en dat het dus niet zo erg is. (Opmerkingen van Katrien Schryvers)
Ik heb het zo begrepen. Eén derde van de registraties, en het cijfer dat ongeveer stabiel blijft: dat is wel een situatie die we moeten aanpakken.
U wijst naar het sociale netwerk, dat ook de sociale controle kan doen. We moeten het sociale netwerk van buren en vrijwilligers versterken. U noemde ook de mantelzorgers. Over de lokale dienstencentra hadden we het vroeger al eens. Misschien moeten we hun programmatie nog eens bekijken. Zij zouden daarin nog een ruimere rol kunnen spelen.
Minister, u hebt terecht verwezen naar de nota ‘Intrafamiliaal geweld’. Betekent dat ook dat u binnen die discussie ook werkt aan een specifiek actieplan met betrekking tot oudermishandeling? Wordt dat een specifiek punt in de nota ‘Intrafamiliaal geweld’, dat u beter gaat uitwerken? U hebt er in het algemeen naar verwezen, maar ik heb begrepen dat er in het kader van de preventie en de repressienazorg misschien een tandje kan worden bijgestoken in het kader van intrafamiliaal geweld. We mogen wel niet vergeten dat ook niet-familieleden aan mishandeling kunnen doen.
Met betrekking tot het ouderenbeleidsplan zegt u terecht dat we de digitale kloof moeten bewerken. Ik neem aan dat u het ermee eens bent dat we een evenwicht moeten zoeken tussen het vermijden van oudermishandeling en het respecteren van het zelfbeschikkingsrecht van ouderen, die nu soms te goeder trouw – ik zal het heel beleefd vertellen – gestuurd worden naar residentiële settings, zogenaamd ter bescherming van zichzelf terwijl de ouderen dat zelf niet willen. Vandaag verscheen daarover nog een artikel in Knack. Het zelfbeschikkingsrecht van de ouderen moet toch ook gerespecteerd worden. We moeten daar zoeken naar een evenwicht, dat niet altijd gemakkelijk te vinden is. We moeten dat wel altijd in gedachten houden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Preventie is hier zeer belangrijk, vooral om de mensen te informeren. Er moet een aanspreekpunt zijn om hun klacht te formuleren. Voor deze doelgroep is het belangrijk dat dit aanspreekpunt zeer toegankelijk is. De zorgberoepen die met die ouderen werken – de gezinshulp, de woonzorgcentra, de dagverzorgingscentra – kunnen een belangrijke rol spelen in het sensibiliseren van de ouderen. Zij kennen de ouderen goed. Zij zullen ook gemakkelijker opmerken of er iets fout loopt. Vaak vertrouwen de ouderen hen en zullen ze hen ook gemakkelijker aanspreken.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik kan het met een aantal zaken wel eens zijn. We bekijken of dat thema in de prioriteitenlijst van de integrale veiligheid kan worden ingeschoven, maar het blijft inderdaad niet beperkt tot intrafamiliaal geweld.
Als de campagne van het najaar van 2016 op 17 december wordt afgerond, en die gaat dan richting jongeren, is het dan zinvol om de volgende campagne meer specifiek op deze groep te richten? Dat zal zeker een mogelijkheid zijn. Ik houd rekening met die suggestie.
De vraag is of het vormingsaanbod van VLOCO voldoende actueel in beeld blijft bij de voorzieningen, de diensten en de zorgverstrekkers om daarvoor sensibiliteit te blijven hebben. Ik wil gerust nagaan in welke mate dat op de agenda van de koepels kan komen. We hebben geregeld gesprekken.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, het is goed dat u aandacht blijft besteden aan de sensibilisering. De suggestie om na te gaan of de nieuwe campagne van het najaar specifiek op deze groep wordt gericht, is een goede suggestie. Dat zou een goede aanbeveling kunnen zijn in de toekomst.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.