Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord. (In het kader van de Zuiddag treedt Lieselotte Marroyen als voorzitter op.)
Voorzitter, minister, collega’s, op vrijdag 15 juli 2016 keurde de Vlaamse Regering een voorontwerp van decreet houdende de totstandbrenging van De Werkvennootschap NV van publiek recht goed. Dat is een beslissing die niet uit de lucht komt gevallen want er was al een conceptnota van 11 maart 2016. Ik heb begrepen dat het de bedoeling is – en dat stond ook al in uw beleidsbrief – om het infrastructuurbeleidsproces te kunnen versnellen, door een gecoördineerde realisatie van infrastructuurwerken via een integraal projectleiderschap.
De Werkvennootschap zou daarbij verregaande bevoegdheden krijgen. Ze kan openbaar domein in eigendom en beheer nemen. Ze zal onteigeningsbevoegdheid krijgen. Ze zou ook het voorrecht krijgen een aangepast personeels- en verloningsbeleid uit te werken.
De Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA) heeft, zoals gebruikelijk, een advies uitgebracht. Het viel me op dat dat advies toch wel grote vraagtekens plaatst bij fundamentele onderdelen van het dossier dat, helaas, niet raadpleegbaar is in de DORIS-databank. Minister, ik begrijp niet goed waarom het dossier als vertrouwelijk wordt bestempeld, waarom wij als parlementsleden geen inzicht krijgen in de nota aan de Vlaamse Regering. Wij kunnen het niet uit de databank halen zoals andere dossiers.
Het enige waarop ik mij heb moeten verlaten, is het advies van de MORA. Het viel mij op dat het advies bijzonder kritisch is. Zo vraagt de MORA zich onder andere af of De Werkvennootschap wel effectief een oplossing biedt voor de beoogde doelstellingen, hoe de opvolging, transparantie en democratische controle op de werking van De Werkvennootschap zal verlopen en wat de precieze plaats van De Werkvennootschap in het beleidsproces zal inhouden. Hoe zal bijvoorbeeld de selectie van investeringsprojecten gebeuren? Er worden ook opmerkingen gemaakt over de inkomsten van De Werkvennootschap. Op pagina 9 wijst de MORA erop dat De Werkvennootschap zal kunnen rekenen op een werkings- en investeringstoelage van de Vlaamse overheid, op kapitaalsubsidies, op toelagen van andere vennoten, op inkomsten voor prestaties die worden geleverd voor derden, op inkomsten uit het valoriseren van roerende en onroerende goederen en ten slotte ook op inkomsten afkomstig van de kilometerheffing voor vrachtwagens. Die totaalsom zou, volgens de MORA, groter zijn de huidige inkomsten van Lijninvest, Via-Invest en het huidige aandeel van de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) samen.
Ik lees in het advies dat zowel de Inspectie van Financiën als de MORA bijvoorbeeld wat de inkomsten uit de kilometerheffing betreft, erop wijst dat de inkomsten al virtueel aan meerdere dossiers zijn toegekend.
Een andere vraag in het advies is waarom de Vlaamse Regering een samenwerkingsovereenkomst beoogt af te sluiten met De Werkvennootschap en geen beheersovereenkomst. Een beheersovereenkomst heeft het voordeel van een duidelijke taakafbakening en van evaluatiecriteria, wat het de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement gemakkelijker zou maken om te evalueren en bij te sturen.
Bovendien sloten ook de sociale partners binnen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zich aan bij het kritische advies van de MORA.
Als ik het MORA-advies lees, krijg ik de indruk dat het investerings- en infrastructuurbeleid, zoals we dat vandaag kennen en zoals het in verschillende entiteiten, zowel bij De Lijn als bij het Agentschap Wegen en Verkeer vorm krijgt, volledig zal worden weggezogen uit het gangbare beslissingsproces waarop wij als parlement controle kunnen uitoefenen. Ik maak me hier zorgen over. Zal dit in alle transparantie gebeuren? Kan het parlement het laatste woord hebben?
Minister, kunt u, gelet op het gegeven dat de regeringsdocumenten met betrekking tot dit punt niet raadpleegbaar zijn via de databank, meer toelichting en duiding geven aan de commissie bij uw plannen voor de oprichting van De Werkvennootschap?
Hoe moeten we de oprichting van deze vennootschap zien in het licht van de in het regeerakkoord vooropgestelde fusie van uw departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) met het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) ?
En vooral: wat wordt de toekomstige rol van AWV, De Lijn en de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) op het vlak van infrastructuur- en investeringsbeleid?
Hebt u kennis genomen van het MORA-advies van 2 september 2016? Ik neem aan van wel. Wat is uw reactie op die opmerkingen en bezorgdheden? Bent u van plan om bij te sturen? Waar wel en waar niet?
Wat antwoordt u specifiek op de bekommernis dat met de komst van De Werkvennootschap op transparantie en democratische controle van het besluitvormingsproces inzake investerings- en infrastructuurbeleid zal worden ingeboet? Welke garanties kunt u geven dat dit niet zal gebeuren? Hoe zal de controle van dit parlement op de werking van De Werkvennootschap worden georganiseerd en gegarandeerd?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega Vandenbroucke, niettegenstaande het MORA-advies nergens is gepubliceerd, kunt u er toch letterlijk uit citeren, wat nog eens illustreert hoe groot de macht en de invloed van een oppositiepartij kan zijn.
Het is nog niet gepubliceerd omdat het nog niet is beslist door de Vlaamse Regering. Er is een principiële beslissing, daarna wordt het voor advies voorgelegd aan zowel de MORA als de Raad van State en op basis daarvan wordt, met aanpassingen, een beslissing genomen. Dan worden die documenten openbaar gemaakt. Ik vind het een beetje raar dat ik een vraag moet beantwoorden op adviezen over nog niet finaal genomen beslissingen van de regering.
Eerst en vooral loopt het proces van goedkeuring met betrekking tot De Werkvennootschap nog binnen de Vlaamse Regering. Wat beleidsintenties betreft, kan ik wel duidelijk zijn: de oprichting van De Werkvennootschap gaat uit van een integrale en gebiedsgerichte benadering van mobiliteitsoplossingen. We zien vandaag dat verschillende entiteiten door en naast elkaar werken, ook al participeren ze binnen één gebied aan een totaalinvestering, zoals bijvoorbeeld De Lijn, het Agentschap Wegen en Verkeer, het departement MOW, alle waterwegenbeheerders. Er is geen centrale aansturing en iedereen werkt door en naast en tot mijn spijt soms ook tegen elkaar. De idee is om één projectleiderschap toe te vertrouwen aan één vennootschap zodat besluitvorming en projectleiderschap in één hand zitten waarbij de andere entiteiten zich inschakelen.
We willen in eerste instantie De Werkvennootschap de taak geven om te werken rond alles wat we plannen in Vlaams-Brabant rond de ring rond Brussel. Het is een typevoorbeeld van een geconcentreerde en gefocuste aanpak. We willen werk maken van een weginfrastructuur van 20 kilometer op de ring rond Brussel, een scheiding tussen het doorgaand en het lokale verkeer maken en het creëren van meer capaciteit. Naast 20 kilometer weginfrastructuur willen we ook meer dan 40 kilometer fietsinfrastructuur realiseren en meer dan 60 kilometer traminfrastructuur. Het lijkt dus evident om, in plaats van het gesaucissoneerd aan te pakken met elke entiteit op zich, één hand te laten leiden.
Hiertoe gaan we over tot de omvorming van Via-Invest Vlaanderen naar een slanke publieke projectvennootschap die decretale bevoegdheden krijgt, die onteigeningsbevoegdheid krijgt en verplaatsingsbevelen kan tekenen, met het oog op een versnelde aanpak en realisatie van grotere infrastructuurprojecten. De rol van De Werkvennootschap wordt uitvoerend en projectgericht. De strategische beleidsbeslissingen blijven natuurlijk bij de Vlaamse Regering liggen, zoals de keuze van de projecten, de vastlegging van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP). De Vlaamse Regering zal de projecten aan De Werkvennootschap toewijzen, die vervolgens de toegewezen projecten zal analyseren en uitwerken in functie van realisatie.
De Werkvennootschap zal het centrale aanspreekpunt zijn voor burgers en lokale besturen. De Werkvennootschap zal veel belang hechten aan het draagvlak. Kijk maar naar de ervaring die ons wijzer zou moeten hebben gemaakt in het Antwerpse. Het is dan ook evident om lokale overheden te betrekken. De Werkvennootschap zal een slanke organisatorische structuur worden, samengesteld uit een variëteit aan medewerkers met multidisciplinaire en aanvullende competenties en profielen.
Het initiatief past in onze ambitie om de bestaande structuren te vereenvoudigen. Zo zullen Lijninvest en Via-Invest herleid worden tot één vennootschap. De entiteiten AWV en het departement zullen, elk vanuit hun eigen doelstellingen, samenwerken via een samenwerkingsovereenkomst met de nieuwe vennootschap. AWV, De Lijn en BAM blijven dus hun rol spelen op het vlak van infrastructuur- en investeringsbeleid, buiten dat wat door de Vlaamse Regering is toegewezen aan De Werkvennootschap.
Mijn kabinet heeft eind september vertegenwoordigers van de MORA ontvangen en er heeft een constructief overleg plaatsgevonden. We hebben wat onduidelijkheden kunnen opklaren. Ik heb ervoor geopteerd om het ontwerp van decreet voor te leggen aan de Raad van State. We zullen binnen de Vlaamse Regering die adviezen grondig kunnen onderzoeken en verduidelijken waar nodig. Het is niet de eerste keer dat de Vlaamse Regering een beroep doet op verzelfstandigde structuren om onderdelen van haar beleid te realiseren.
Ik ben het niet eens met het standpunt dat dit afbreuk doet aan transparantie en democratische controle. Ik heb al gezegd dat De Werkvennootschap een uitvoerend en organisatorisch orgaan is en projectspecifiek. Een aantal mechanismes blijven een volle controle verzekeren. Er is de controle via de raad van bestuur en de algemene vergadering van De Werkvennootschap.
Twee, via de samenwerkingsovereenkomst die De Werkvennootschap dient af te sluiten met het Vlaamse Gewest. Drie, via het wettigheidstoezicht dat wordt uitgeoefend door de twee regeringscommissarissen. In dit toezicht zal decretaal worden voorzien. In dat opzicht is het toezicht strikter dan bijvoorbeeld ten aanzien van private externe verzelfstandigde agentschappen (EVA’s). Dat biedt meer garanties inzake transparantie en controle.
Ik kan u ook meedelen dat de projecten van Via-Invest en Lijninvest vandaag ook al deel uitmaken van de jaarlijkse rapportering aan het Vlaams Parlement met betrekking tot de alternatieve financieringsprojecten. Dit zal niet anders zijn voor de projecten van De Werkvennootschap.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Wat uw eerste opmerking betreft: het advies van de MORA van 2 september staat al weken op de website van de MORA. Ik heb de vraag gesteld omdat dit advies ons bezorgd werd. Het is helaas niet zo dat ik documenten te pakken heb gekregen die niet voor mijn ogen bedoeld waren.
Minister, ik vraag me wel nog altijd af waarom dit dossier als ‘vertrouwelijk’ is opgenomen in de databank waarlangs wij toegang krijgen tot de beslissingen van de Vlaamse Regering. Als ik uw verhaal hoor, zie ik niet in waarom in godsnaam de nota van de Vlaamse Regering een vertrouwelijk karakter zou moeten hebben. Dan had ik het zelf al kunnen nalezen, in plaats van te proberen om via de omweg van de MORA op basis van het advies te reconstrueren wat u hebt beslist. Kunt u eens nakijken of dat per se vertrouwelijk moet zijn? Indien niet, zou ik het appreciëren mochten wij daar toegang toe krijgen.
Ik onthoud uit uw antwoord dat het een projectspecifiek uitvoerend orgaan is. Toen ik het MORA-advies las, had ik de indruk dat de MORA daaraan twijfelt. Ik begreep uit het advies van de MORA dat de vrees bestaat dat hier gewoon het reguliere infrastructuurbeleid van de Vlaamse overheid in die ‘boîte’ wordt gestoken, dat De Lijn en AWV daar eigenlijk niet veel meer mee te maken zullen hebben, dat zij de volledige infrastructuurplanning zou doen. Ik begrijp dat enkel de door de Vlaamse Regering aan deze projectvennootschap toegewezen projecten zullen worden gecoördineerd via dat verhaal. Ik vind het niet zo gek om een en ander uit één hand aan te sturen.
Laat ons hopen dat de zaken inderdaad sneller vooruit zullen gaan. Nogmaals, ik durf aan te dringen op de openbaarheid van de documenten, zodat we ze zelf rustig kunnen nalezen.
Er wordt in het advies van de MORA opnieuw verwezen naar bijkomende aanwervingen die zouden gebeuren in het kader van de oprichting van deze vennootschap. Ik vraag mij af of dat dan meetelt voor de besparingsdoelstellingen op het vlak van personeel in het beleidsdomein AWV. Moet dat ergens gecompenseerd worden via uw beleidsdomein? Is dat gegeven een feit, is het een nieuwe nv, een soort van aparte structuur? Zal dat niet worden meegeteld? Ik stel u die vraag omdat er vandaag een rapport van het Rekenhof werd neergelegd over het effect van de personeelsbesparingen bij de Vlaamse overheid. Ik had graag van u gehoord of daarover afspraken werden gemaakt.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, ik had de indruk dat De Werkvennootschap voor een deel een antwoord was op de kritiek vanuit Europa met betrekking tot de financiering van dergelijke infrastructuurprojecten. Ik heb de indruk dat de mogelijkheden van Lijninvest en Via-Invest dan toch weer toegelaten zijn vanuit Europa. Misschien kunt u ons daarover enige verduidelijking geven.
We zullen later nog wel grondig van gedachten kunnen wisselen over De Werkvennootschap. We kunnen wel spreken van een afgeslankte en efficiënte overheid. Hier en daar zal het zeker goed zijn dat dat principe wordt toegepast.
Maar de kennis bij die Vlaamse overheid omtrent die grote infrastructuurwerken moet altijd goed bekend zijn bij die Vlaamse administratie, die verschillende entiteiten blijven. Ik merk het als ik op werkbezoek ga. Het wordt een knelpunt. Voor de lopende werven bij het openbaar vervoer in Antwerpen, het Braboproject, is nog maar heel weinig kennis aanwezig ten opzichte van vroeger. Dat is beangstigend.
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het is een goede zaak om oplossingen te zoeken voor de uitvoering van belangrijke investeringsprojecten. We moeten die versnellen. Onze regio, ons land heeft natuurlijk nood aan die investeringen op het terrein en niet aan onuitgevoerde plannen. De Werkvennootschap kan hierin een belangrijke pijler zijn en voor een belangrijke versnelling zorgen.
De MORA heeft twee weken geleden zijn advies op zijn website geplaatst en uit toch een aantal kritische bedenkingen ter zake. Ik vind het altijd goed om lessen te trekken uit het verleden. Daar wordt toch specifiek de aandacht gevestigd op de werking van structuren zoals BAM. Inderdaad, minister, zoals u net hebt gezegd.
Voor mijn fractie is het belangrijk om twee doelstellingen in het achterhoofd te houden: zorgen dat projecten sneller en beter worden uitgevoerd, en een sterk oog blijven hebben voor voldoende democratische controle.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, u speelt een eigenaardig spelletje. U stelt vragen over een ontwerp van decreet dat eigenlijk nog niet is voorgelegd. Dat is uw goed recht. (Opmerkingen van Joris Vandenbroucke)
Oké, een voorontwerp, in elk geval een stuk dat nog niet in het parlement is ingediend. Die discussie zullen we uiteraard in het parlement nog voeren. Daar is niets mis mee.
De minister en de regering werken aan De Werkvennootschap. Dat is niet nieuw. Dat is al verschillende keren aangekondigd: de vorming van een slanke publieke projectvennootschap. Ik lees daarin vooral dat er geïntegreerd en sneller zal worden gewerkt met één projectleiderschap. U leest daar andere dingen in. U verstaat daaronder – ik parafraseer u – ‘dat het infrastructuurbeleid als het ware zal worden weggezogen uit de gangbare beleidsbeslissingsprocessen'. U bent bang dat het parlement minder zeggenschap en controle zal hebben op het investerings- en infrastructuurbeleid, en dat AWV en De Lijn bevoegdheden zullen verliezen.
Ik lees daar vooral de betrachting in om te gaan naar een projectleiderschap en een versnelling en verbetering van de uitvoering van belangrijke werken die we toch met ons allen willen bewaken. Ik vind het eigenaardig dat u dat anders leest.
Ik ben gaan rondsurfen, en vond steun in een onverwachte hoek. De mensen van Ringland kijken reikhalzend uit naar een soort projectvennootschap. Ze vinden dat iedereen naast elkaar werkt: ‘Grote mobiliteitsoplossingen moeten grensoverschrijdend zijn, iedereen is op elkaar aangewezen, een werkvennootschap Antwerpen mobiel zou dat veel efficiënter dan vandaag kunnen realiseren’.
Ik roep u op, minister, om vooral verder te gaan met uw plannen. Ze zijn zeer belangrijk – u hebt naar Antwerpen en Brussel verwezen –, zo belangrijk dat er niet langer mag worden getalmd. Ik reken er dan ook op dat we snel het ontwerp van decreet kunnen behandelen in de commissie met alle bijhorende adviezen – misschien zijn er ook positieve bij – en dat we het debat inhoudelijk met de collega’s kunnen voeren.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik kan de heren Vandenbroucke en de Kort alleen maar bijtreden, en ook een deel van het discours van de heer De Clercq.
Het advies van de MORA is twee weken geleden gepubliceerd. Ik ben zelf op zoek gegaan in DORIS, en daar was een conceptnota beschikbaar. Maar er zijn inderdaad documenten waarvan ik me afvraag waarom het parlement ze niet te zien krijgt. We hadden het al over transparantie. Er is sprake van een businessplan. Ik kreeg dat niet open. Er staat op: ‘vertrouwelijk’. Het enige wat ik terugvind, is de conceptnota die ooit door de regering werd besproken, en toen heb ik die ook gelezen. Al de rest van de documenten zit achter een vertrouwelijke sleutel.
Op het moment dat de MORA, een strategische adviesraad van de overheid, een advies op zijn website zet, dan is het niet meer dan logisch, mevrouw De Ridder, dat een parlementslid zijn controlerende taak uitvoert en een vraag om uitleg stelt. Ik moet eerlijk zeggen, mijnheer Vandenbroucke, ik heb wel wat gevloekt want ik zat ook klaar, maar ik dacht: ik weet nog te weinig om de minister daarover op de rooster te leggen. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Dat houdt dat inderdaad niet tegen, maar het geeft wel aan hoe frustrerend het is. Ik nodig u uit om eens een kijkje te nemen in DORIS. Langs de ene kant zegt de minister-president: ‘we zetten alles online, voor ons geen geheimen’. Langs de andere kant worden het parlement en een aantal parlementsleden die hun job goed willen doen, geconfronteerd met een barrière en een aantal essentiële documenten.
U gaf daarnet aan dat er een aantal aanwervingen zullen gebeuren. Ik neem aan dat dat dan te zien is in dat businessplan. Maar ik geraak er zelfs niet aan.
Ik vraag mij af: als u een vennootschap van publiek recht wilt opstarten – want zo lees ik het althans – waarom kan de parlementaire controle en zelfs gewoon het ter beschikking hebben van die documenten dan niet eens?
Ik wil de heer de Kort bijtreden. We zijn een nieuwe structuur aan het bouwen, en op basis daarvan wordt een heleboel ervaring en expertise buiten de administratie gezet, aangezien het een nieuw orgaan is.
U hebt zelf verwezen naar BAM. Ik vermoed dat we het anders bekijken. Fair enough, ik heb daar geen probleem mee. Maar hét grote probleem bij BAM de afgelopen jaren was nu net die transparantie, het ter beschikking krijgen van informatie die rondging in de nv BAM. Ik denk dat heel wat collega’s dat kunnen onderschrijven. Ook het Rekenhof – zélfs het Rekenhof, de auditwaakhond van het Vlaams Parlement – slaagde er soms niet in om die informatie los te krijgen. Ik begrijp dus zeer goed dat de MORA – en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) heeft zich daarbij aangesloten – wil waarschuwen. Op dit moment zegt hij, als ik het wat kort door de bocht formuleer en samenvat: ‘we zijn niet geïnteresseerd in een BAM 2’.
Minister, ook ik en het Vlaams Parlement zijn niet geïnteresseerd in een BAM 2, waarmee we dan weer in conflict mogen gaan om dan toch ten minste de informatie op het publieke domein ter beschikking te krijgen.
Als ik de informatie die ter beschikking is, samenleg, zie ik nu niet goed in wat de meerwaarde van De Werkvennootschap zou kunnen zijn ten opzichte van de ervaring en expertise binnen de departementen, binnen De Lijn. Met de schaarse informatie, de indirecte weg, de omweg als methode via het advies van de MORA, heb ik daarrond nog geen harde dingen gezien. Als parlement moeten we dat dossier van dichtbij opvolgen. Ik hoop dat u snel met het voorontwerp van decreet, dat blijkbaar – althans volgens de website van de MORA –, is goedgekeurd op 15 juli, tenzij dat foute informatie is, naar het parlement komt en dat we niet snelsnel zullen beslissen. Ik weet ook niet goed wanneer u die projectvennootschap wil laten ingaan. Als ik me niet vergis, uit het advies van de MORA, plant u dat op 1 januari 2017. Ik hoop dat dat niet klopt. Ik hoop het echt. Want dat zou betekenen dat, gezien de hele parlementaire procedure waar u nog voor staat, u het dan wel zeer moeilijk maakt om van een aantal betrokkenen te horen of dit nu een goede manier is om inderdaad beter, sneller, slimmer en goedkoper projecten te realiseren.
Mevrouw De Ridder, voor het verslag wil ik zeggen dat ik het ongehoord vind dat u Ringland op deze manier in een discussie betrekt, terwijl die mensen, net zomin als de parlementsleden zelf – uzelf misschien wél –, die documenten van De Werkvennootschap hebben gezien. Ik vind dat onvoorstelbaar. (Opmerkingen van Annick De Ridder)
Minister Weyts heeft het woord.
Het vertrouwelijke karakter van een ander wordt niet zomaar door mij beslist. (Opmerkingen van Björn Rzoska)
Het gebeurt op basis van afspraken die worden gemaakt tussen parlement en regering. Mij lijkt er daarvoor wel een ratio te kunnen bestaan dat men zegt: ‘we zullen over adviezen ten aanzien van beleid dat door de regering nog niet finaal is beslist, nog geen debatten organiseren in het parlement’. Dat zou een ratio kunnen zijn, waarin toch wel enige logica zit. Want anders voer je hetzelfde debat twee keer. Het lijkt mij logisch dat je het debat ten gronde in het parlement pas voert op basis van een beslissing van de Vlaamse Regering.
Hoe gaat dat nu? De Vlaamse Regering neemt een principiële beslissing. Vervolgens wordt die voor advies naar onder andere de MORA en de Raad van State gestuurd, en dan neemt de Vlaamse Regering een finale beslissing. Nadien wordt het naar het parlement gestuurd. Dat lijkt mij een goede weg. Wanneer welk document in dezen publiek wordt, is op basis van een afsprakenkader dat wordt vastgelegd tussen het parlement en de regering. Ik denk dat dat in het verleden, met de regering waarvan ik geen deel uitmaakte, met andere partijen, zoals de uwe, ook zo was.
Wat de personeelsleden betreft, mikken wij op een samenstelling van tien tot maximaal achttien voltijdsequivalenten. Bij Lijninvest stonden er ook nog drie mensen op de payroll. In het kader van de samenwerkingsovereenkomsten die worden gesloten, met zowel AWV, De Lijn als het departement, is de desgevallende compensatie voor de koppen die zouden overgaan van de ene entiteit naar de andere het voorwerp van gesprek.
De heer de Kort vroeg: ‘Quid met het gegeven dat de Europese Unie vandaag wel wat pps-constructies toelaat?’ Wel, het is net om die expertise niet verloren te laten gaan. We zouden er evengoed voor kunnen zorgen dat de expertise die er is bij Via-Invest, net zoals bij Lijninvest en de PMV, in eigen huis blijft. Daarom brengen we dat onder in De Werkvennootschap. Het is net om infrastructuurinvesteringen vooruit te laten gaan. De eenvoudige vaststelling is dat we er met enkel onze eigen expertise vandaag niet altijd meer komen in Vlaanderen.
Als we een beroep kunnen doen op externen, moeten we dat doen, om zo de zaken vooruit te laten gaan. Ik vind het een goede zaak. In sommige gevallen zijn we er gewoon op aangewezen. Ik vind het goed dat we externe expertise op ons betrekken. We kunnen er enkel baat bij hebben als we met z’n allen vooruitgaan. De overheid moet niet alles bij zich houden en er niet van uitgaan dat zij alles beter kan doen dan sommige private expertise. In de praktijk is dat namelijk eenvoudigweg niet het geval. Het is een manier om geconcentreerd, gefocust en geconcerteerd werk te kunnen maken van grote infrastructuurprojecten. Het is al moeilijk genoeg met allerhande procedures die we moeten doorlopen en allerhande stokken die in de wielen worden gestoken vooraleer je hier in Vlaanderen twee stenen op elkaar kunt leggen. Ik wil er dan ook voor zorgen dat ten minste bij de uitvoering, na al de procedures te hebben doorlopen, een en ander sneller kan vooruitgaan dan vandaag het geval is.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw De Ridder, of u het nu plezant vindt of niet: ik weet ook wel hoe een beslissing wordt genomen door de Vlaamse Regering. Een voorontwerp van decreet wordt in principe openbaar gemaakt en toegankelijk voor parlementsleden, zelfs voor het publiek, voor wie dan ook in Vlaanderen. Ik stel alleen vast dat het dossier volledig als vertrouwelijk gebrandmerkt staat. Zelfs in de nota aan de Vlaamse Regering, waarin niet meer kan staan dan de bedoelingen van de oprichting van De Werkvennootschap, krijgen we geen inzage.
Minister, dat is uw beslissing of de beslissing van uw kabinet. Ik kan mij niet voorstellen op basis van welk afsprakenkader met het parlement of op basis van welke reglementering in het kader van de openbaarheid van bestuur die documenten allemaal als vertrouwelijk zouden moet worden gebrandmerkt, als ik hoor wat precies de bedoeling is van de oprichting van De Werkvennootschap.
Twee, uiteraard sta ik achter de doelstelling van het beter coördineren van de uitvoering van de werken, om die te versnellen. Ik sta achter die doelstelling. En ik sta open voor het al dan niet oprichten van bijkomende structuren daarvoor, als dat inderdaad tot efficiëntiewinsten leidt. Ik wens alleen maar te benadrukken dat dat dan in alle transparantie moet gebeuren, zowel in het beslissingsproces om dat op te richten, als wat betreft de werking van die toekomstige vennootschap.
Er valt soms iets te zeggen voor het aantrekken van externe expertise. Maar vandaag nog heeft een rapport van het Rekenhof uitgewezen dat ruim een derde van de entiteiten van de Vlaamse Gemeenschap zelf te kennen geeft dat men steeds meer taken uitbesteedt, niettegenstaande dat vaker tegen een hogere kostprijs dan voorheen is en dat er niet altijd een betere kwaliteit van dienstverlening is. Op die manier dreigt een personeelsbesparing al eens uit te draaien, niet op efficiëntiewinsten, maar op een hogere factuur voor de belastingbetaler. Het valt nog te bezien of dat in dit geval ook zo zal zijn. We zullen dat kritisch bekijken.
Minister, ik hoop dat u ernstig rekening houdt met de fundamentele opmerkingen en de vragen die de MORA in een advies heeft neergeschreven. Ik hoop ook snel te vernemen wanneer een ontwerp van decreet wordt afgerond en in welke mate er al dan niet wordt tegemoetgekomen aan de vraag om hier verder over te discussiëren in het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement bepaalt zelf zijn agenda. Ik heb de vraag ingediend, ze is ontvankelijk verklaard door de voorzitter, dus heb ik alle recht om ze te stellen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.