Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, momenteel is een mix van inkomenstarief met een vrije prijszetting binnen een kinderopvanglocatie niet mogelijk. In een opvanginitiatief moet voor alle ouders hetzelfde prijssysteem gelden. Als een kinderopvangvoorziening het recht heeft om een bepaald aantal plaatsen via een inkomensgerelateerd tarief aan te bieden, dan moet zij dat voor al haar plaatsen doen. De mogelijkheid om een vrije prijs te bepalen vervalt dan.
Vanuit de sector klinkt al langer de vraag om meer flexibiliteit. Kinderopvangvoorzieningen willen in functie van hun specifieke businessmodel zelf kunnen bepalen in welke mate er naast IKG-plaatsen ook niet-IKG-plaatsen kunnen worden aangeboden. Kinderopvanglocaties die geen IKT (inkomenstarief) kunnen aanbieden, worden in vele gevallen als een soort wachtkamer beschouwd. Zodra er een inkomensgerelateerde plaats voor hen beschikbaar is, verhuizen ouders hun kind van het ene naar het andere opvanginitiatief omdat de kostprijs daar vaak veel lager ligt. Dat maakt het moeilijk om een consistent beheer uit te bouwen voor de initiatieven die niet op subsidies kunnen rekenen. De IKT-mix werd dan ook in het verleden als een mogelijke oplossing opgeworpen.
Bij de start van het voortgangsoverleg werd ook de discussie rond de IKT-mix binnen een locatie opgestart. Er zijn immers voor- en tegenstanders. In het najaar van 2015 heeft Kind en Gezin geprobeerd dit te objectiveren. Er zijn toen acht organisatoren bevraagd die al een IKT-mix toepassen op aangrenzende locaties, waardoor ze een interessant voorbeeld kunnen zijn voor de gemengde vorm. Ook de ouders werden in die bevraging betrokken. Acht opvanginitiatieven is echter een beperkt aantal om er grote conclusies aan vast te hangen.
Kind en Gezin heeft tijdens de laatste voortgangsrapportage in de commissie vooral de nadruk gelegd op de nadelen die verbonden zijn aan een dergelijke IKT-mix. Zo zou bijvoorbeeld de sociale mix onder druk komen te staan. Voor mij zijn heel wat vragen over de eventuele invoering van een IKT-mix nog steeds niet beantwoord en ook niet voor de sector. Recent werd ik nog door verschillende initiatieven gevraagd om hier duidelijkheid over te krijgen.
Minister, welke stappen hebt u sinds het najaar van 2015 ondernomen in het kader van de problematiek rond de IKT-mix? Hebt u vanuit de sector nog signalen ontvangen dat een IKT-mix wenselijk is? Ziet u belangrijke voordelen en/of nadelen aan een mix van beide systemen? Wanneer kan er uitsluitsel gegeven worden over het al of niet toepasbaar maken van de IKT-mix?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, de vraag naar IKT-mix leeft in de sector en wordt momenteel volop verder geëxploreerd. In het najaar van 2015 gebeurde er een exploratieve bevraging bij acht organisatoren die met een soort ‘lookalike’ IKT-mix werken in de vorm van twee aangrenzende locaties van dezelfde organisator, waarvan de ene wel en de andere geen IKT heeft.
In het voorjaar van 2016 werden de resultaten van die bevraging voorgesteld en besproken op het voortgangsoverleg bij Kind en Gezin. Uit die bespreking kwamen een aantal conclusies waar iedereen achter kon staan en een reeks nog uit te klaren vragen.
Een eerste vaststelling is dat een grote meerderheid van organisatoren, ouders en lokale besturen het liefst alle plaatsen in inkomensgerelateerde tarieven zou zien.
Verder kwam hier ook uit dat de IKT-mix niet de manier is om de economische leefbaarheid van de organisator te verhogen. Vooral de loonkost, wanneer men werkt met werknemers, en de lage bezetting op de plaatsen met vrije prijs, kunnen een probleem vormen. Enkel wanneer het gaat om een beperkt aantal plaatsen met vrije prijs naast de IKT-plaatsen, zou dit eventueel werkbaar kunnen zijn.
Het werken met een IKT-mix kan ook substantieel raken aan de fundamenten van het decreet. De sociale mix in de kinderopvang komt onder druk te staan en ook de programmatie zou hierdoor gevat kunnen worden.
De conclusie uit de exploratieve bevraging dat het verloop van plaatsen met vrije prijs naar IKT-plaatsen best meevalt en dat er weinig effect zou zijn op andere organisatoren uit de buurt, wordt niet door iedereen binnen het voortgangsoverleg gedeeld. Ook over de vraag hoe de IKT-mix het best beleidsmatig wordt aangepakt in de toekomst, is er geen eensgezindheid op het voortgangsoverleg. Deze eerste bevraging leert ons dat er nogal wat verschillende meningen zijn op het terrein over de IKT-mix.
De exploratieve bevraging leverde niet op elke vraag een antwoord op. Onder welke omstandigheden kan de IKT-mix de leefbaarheid van de organisator verbeteren? Hoe kan, binnen een setting met een IKT-mix, een aanvaardbare sociale mix worden verzekerd? Hoe kan het negatieve effect van het werken met een IKT-mix op andere organisatoren uit de buurt worden vermeden of beperkt? Op die vragen is er geen antwoord.
U begrijpt uit deze conclusies dat er over de IKT-mix nog vragen bestaan waarbij we mogelijke effecten op concurrentie en een gezonde sociale mix moeten bewaken.
Als voordelen zien we het benutten van plaatsen waarvoor men nog ruimte heeft en het mogelijk verhogen van de leefbaarheid van de IKT-organisatoren.
Om de resterende vragen toch beantwoord te krijgen, zal Kind en Gezin een beperkt proefproject opzetten. De krachtlijnen voor dit experiment worden volgende week op het voortgangsoverleg besproken en waar nodig nog gefinetuned. Om dit proefproject mogelijk te maken, lopen ook de voorbereidingen om een wettelijk kader te creëren via een besluit van de Vlaamse Regering. De besprekingen van de krachtlijnen voor dit experiment en de lancering ervan worden nog deze maand besproken, waarna dit kan worden uitgerold en opgestart in 2017.
Na afloop en evaluatie van het experiment, ten vroegste begin 2018, zullen verdere beslissingen kunnen worden genomen over het al dan niet ruimer toepasbaar maken van de IKT-mix en zo ja, onder welke voorwaarden. Daarnaast zal er ook een effect op de leefbaarheid zijn van de kinderopvangtoelage die we binnen het Groeipakket ontwikkelen. In dit kader voorzien we in een toeslag van 3,17 euro per aanwezigheidsdag voor gebruikers van kinderopvang in trap 0 en 1, dit ook omdat veel van deze initiatieven concurrentie ervaren van voorzieningen waar gezinnen wel volgens inkomen betalen en die door de Vlaamse overheid sterker worden gesubsidieerd. Hierdoor kunnen ze vaak niet meer vragen dan de maximumouderbijdrage in deze trap 2-voorzieningen, namelijk 27,83 euro per dag, wat hun leefbaarheid onder druk zet.
Om het gebruik van de kinderopvang bij deze trap 0- en 1-voorzieningen te stimuleren en tevens de leefbaarheid te versterken, voeren we deze kinderopvangtoelage in.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat er vooruitgang komt in dat systeem en dat men heeft ingezien dat er naast de nadelen die meestal worden benadrukt, ook voordelen zijn. Ikzelf denk dat de voordelen groter zijn dan de nadelen. We geven een soort flexibiliteit aan de ondernemers en zij kunnen in functie van hun eigen beheermodel bepalen of het financieel nodig is om naar een mix te gaan. Zoiets moet men natuurlijk objectiveren. Ik vond zelf dat de bevraging van die acht ondernemers veel te beperkt was om conclusies uit te trekken.
Ik ben blij dat u dezelfde redenering hanteert en dat we zo snel mogelijk een proefproject kunnen starten, met name in 2017 met als einddatum van het experiment 2018. Wat mij betreft, mag dat altijd wat vroeger maar we moeten het proefproject ook de tijd geven om te worden uitgerold en om de effecten ervan te bestuderen.
Minister, ik ben tevreden dat u die stap hebt gezet en dat in de loop van 2017 een definitieve beslissing kan worden genomen op basis van concrete analyses met zowel de voordelen als de nadelen.
U had het over de leefbaarheid in functie van het groeipakket dat we in de kinderbijslag zullen uitrollen. Dat is zeer belangrijk. De sector heeft belangrijke signalen gekregen dat trap 0 en trap 1 in de toekomst een extra financiële ondersteuning krijgen. Ik ben benieuwd welke effecten dat zal hebben op het al dan niet IKG-systeem.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dit thema is hier al meermaals ter sprake gekomen en ik heb zelf heel wat vragen over het introduceren van die mix in het systeem. Ik noteer dat de bevraging bij die acht organisatoren helemaal niet eenduidig is. Mijn grootste bezorgdheid betreft de vraag welke ouders toegang hebben tot de IKG-plaatsen en welke niet. Een en ander heeft zijn belang en consequenties. De prijs die normaal gezien wordt gevraagd bij het vrije tarief, ligt iets hoger dan het maximumtarief dat ouders betalen in IKG-opvang.
We kunnen leren uit het proefproject dat u aankondigt en dat begin 2017 van start gaat. Minister, kunt u meer toelichting geven over waar dat proefproject zich situeert? Of hangt dat ook af van de verdere besprekingen volgende week? Over hoeveel organisatoren gaat het? En wordt de vraag met betrekking tot de voorrangsbepaling – welke ouders in welk type opvang – daarin meegenomen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ben blij dat er werk wordt gemaakt van een dergelijk proefproject. Ik zie in die IKT-mix wel potentieel. We moeten wel eerlijk stellen dat de realiteit van vandaag is dat ouders ook switchen van kinderopvang, van niet-inkomensgerelateerde naar inkomensgerelateerde, zodra ze een plaats krijgen in die inkomensgerelateerde opvang. Of dat dan in twee initiatieven of binnen één initiatief gebeurt, daar zie ik niet echt een verschil in.
Het zal ons ook toelaten om initiatieven de kans te geven om uit te breiden en niet te moeten wachten op subsidies voor nieuwe plaatsen. En het is toch onze betrachting om meer plaatsen te creëren.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik denk dat het huidige systeem een rem is op uitbreiding. Als organisaties willen uitbreiden, maar onder een IKG-systeem zitten, moeten die extra plaatsen ook onder dat IKG-systeem. Sommige doen dat ook, maar financieren die plaatsen dan zelf. Je zit dus eigenlijk met een dubbel subsidiesysteem, maar voor de ouders geven ze allemaal dat IKG-systeem. Dat is een enorme druk. Ze kunnen dat even volhouden, maar ook niet zo lang. Veel organisaties kiezen ervoor om dan maar niet uit te breiden, totdat ze weten dat er plaats is in het IKG-systeem. Maar daardoor heb je effectief soms fysiek beschikbare plaats die niet benut wordt, omdat er geen subsidies zijn.
Ik hoor hier graag binnen de meerderheid een debat over de vraag of we nu wel of niet naar IKG-systemen moeten gaan. Er is nog een derde weg natuurlijk, namelijk: voorzie in voldoende subsidies zodat die organisaties die in IKG willen instappen, dat ook kunnen doen, en zij die ervoor kiezen om het niet te doen, het niet doen. Op die manier kun je vermijden dat de IKT-mix nodig is, omdat je op die manier echt de vrijheid aan de crèches geeft om al dan niet in het ene of het andere systeem te stappen.
Ik vermoed dat heel veel mensen voor het IKT-systeem zullen kiezen, omdat het een interessanter systeem is. Het lijkt me ook goed voor de maatschappij, omdat we dan inkomensgerelateerde plaatsen hebben. Ik hoop dus dat bij de begrotingsgesprekken dit debat weer in het geheugen zit en dat we voldoende plaatsen hebben onder het IKG-systeem in de crèches.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik ben het eens met mevrouw Van den Brandt. Als we 300 à 400 miljoen euro hebben, kunnen we dat allemaal oplossen. Dat is zeker waar.
Als u in mijn antwoord opgemerkt hebt dat er wel wat reticenties zijn tegen deze piste, is dat zeker juist. Er zijn zeker een aantal mensen die daar niet echt voor staan te springen. Maar het was de wens van het parlement om daaromtrent te bekijken wat er mogelijk was, en we gaan dat dus uiteraard ook doen.
Men zal met het proefproject een achttal settings hebben. Die moeten gevarieerd zijn qua samenstelling en type opvang, om te weten dat men dat allemaal kan bekijken. Uiteraard moet er rekening gehouden worden met de effecten op de voorrangsregels en zo meer. Het behoort tot het proefproject om dat te doen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik wil nog inpikken op de uitspraak van mevrouw Van den Brandt. Ik zou ook heel graag hebben dat we het nodige budget hebben om alle initiatieven die erom vragen, de nodige subsidies te geven, maar helaas zitten we met een realiteit. En dan vind ik het heel belangrijk dat we naar de ondernemers in de opvangsector luisteren en naar oplossingen zoeken om het voor hen financieel leefbaar te maken. Daarom vraag ik, minister, om zo snel mogelijk dat proefproject op te starten, conclusies te trekken en dan beslissingen te nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.