Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, in ons land lijdt naar schatting ongeveer 4 procent van de vrouwen aan een eetstoornis. Uit een onderzoek in Nederland blijkt dat het aantal jongens en meisjes onder 14 jaar die aan anorexia lijden, tussen 1999 en 2004 is gestegen van 8 procent naar 35 procent. In ons land zijn daar echter geen cijfers over. Eetexpert.be leert ons dat eerder Europees onderzoek heeft aangetoond dat de anorexiaproblematiek in België nog sterker aanwezig is dan in Nederland. Ongeveer een half procent van de totale Europese bevolking lijdt aan anorexia. Voor Nederland is dat ongeveer 0,4 procent, voor België bijna 1 procent.
Kinderpsychiater en eetstoornissenexpert Annik Simons stelt vast dat eetstoornissen op steeds jongere leeftijd beginnen en dat de gevolgen ervan op latere leeftijd steeds maar toenemen en ernstig kunnen zijn. De jongeren worden sterk beïnvloed door media zoals pro-anablogs, zeker in een periode waarin de culturele nadruk op slank en mooi zijn wordt gelegd. Ook de modewereld gaat hierin niet vrijuit: de norm voor modellen is nog altijd ‘size zero’. Dokter Simons vindt dat er op dergelijke blogs foute ideeën en handelwijzen worden verspreid, die de kinderen nog meer aanzetten tot het obsessief bezig zijn met hun gewicht en met wat ze niet of wel eten.
Ze steunt daarbij de ouders van een tienerdochter met een eetstoornis die vragen dat er een verbod zou komen op dergelijke pro-anablogs en dat het idee van een ‘vettaks’ zou worden gebannen. Opgroeiende jongeren hebben immers wel degelijk vetten nodig voor hun ontwikkeling. Dokter Simons stelt dat die pro-anablogsites kinderen ervan overtuigen dat ze een te hoog gewicht hebben. Ik citeer haar: “Ze geven kinderen tips over hoe ze bijna niets kunnen eten en hun ouders om de tuin kunnen leiden.” Die blogs zijn geïllustreerd met foto’s van heel magere meisjes, waaraan de kijker zich kan spiegelen. Deze ouders voelen zich te weinig gesteund in de strijd tegen de ziekte van hun kind. Ze vragen dat de overheid pro-anorexiablogs zou verbieden en dat jongeren op school geen calorieën meer zouden leren tellen. Andere ouders worden geconfronteerd met lange wachtlijsten als ze om gespecialiseerde hulp vragen. De arts verwijst in dit kader ook naar de voedingshype die overal in de media en in de samenleving opduikt. In de boekenwinkels zien we hele rekken overvol met allerhande kook- en dieetboeken.
Minister, welke middelen worden momenteel aangewend om jongeren over gezonde voeding en een gezonde levensstijl te informeren? Zullen er in de toekomst ter zake extra middelen worden ingezet? Over hoeveel gaat het dan precies? Op welke manier wilt u de ouders van jongeren die aan een eetstoornis lijden, beter gaan ondersteunen? Is het aanbod tot op heden voldoende, ook en vooral binnen de geestelijke gezondheidszorg? Ziet u een mogelijkheid om dergelijke blogs en websites te verbieden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Godderis, het is een terechte bezorgdheid dat jongeren op een goede en doordachte manier worden geïnformeerd over gezonde voeding, hun eetgedrag en een gezonde levensstijl. We willen zeker vermijden dat we eetstoornissen aanwakkeren door onzorgvuldige communicatie over voeding en overgewicht. De preventie van overgewicht en de preventie van eetstoornissen gaan hand in hand. Vanuit preventieoogpunt zetten we in op het versterken van beschermende factoren, zoals het stimuleren van een positief zelfbeeld, verbondenheid met leeftijdsgenoten, mediaweerbaarheid en een verschuiving van een voedings- of gewichtsfocus naar een gezonde leefstijl. We hebben in samenwerking met een aantal partnerorganisaties, zoals het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ), Eetexpert en de Logo’s (loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisatie), ingezet op een heel aantal methodieken gericht naar kinderen en jongeren, ouders, gezinnen en onderwijs. Voorbeelden zijn de promotie van de actieve voedingsdriehoek, de uitwerking van de campagne ‘Laat ze zien hoe het moet’, de website Gezondopvoeden.be, het vormingsaanbod met betrekking tot gezond opgroeien, de campagne voor gezonde voeding en beweging in kinderdagverblijven en ‘Actieve kinderopvang’, het implementeren van de kadermethodiek Gezonde School, de thematische invulling voor voeding ‘Kieskeurig’, De Proefkampioen enzovoort.
Via Eetexpert ondersteunen we sinds 2000 de media in de ontwikkeling van een doordachte communicatie met betrekking tot eten en gewicht. Er zijn adviezen opgesteld voor de pers en het beleid, zoals het vermijden van zwart-witboodschappen over gezonde voeding en bijhorende antivetboodschappen. In 2017 zetten we daar verder op in en zetten we verder in op het uitwerken van concrete adviezen voor de media. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan het verspreiden van boodschappen die een positief lichaamsbeeld ondersteunen dan wel ondermijnen, zoals reclame voor methoden gericht op snel gewichtsverlies.
Ouders wijzen ons terecht op de grote impact van eetstoornissen. Ze vragen een goede preventie, de organisatie van efficiënte vroegdetectie en de uitbouw van snelle en goede vroeginterventie om erger te voorkomen. Ik denk dat het beleid daar al op inzet, en we zullen dat zeker continueren en verder uitbouwen. Inzake de preventie van eetproblemen plannen we acties voor jongeren binnen diverse settings. Het onderwerp is trouwens mee opgenomen in de voorbereiding van de gezondheidsconferentie van 16 en 17 december, waar de vernieuwde gezondheidsdoelstellingen, preventiestrategieën en een eerste reeks van acties aan bod zullen komen. Inzake vroegdetectie zijn er op dit ogenblik duidelijke draaiboeken en veel praktijkondersteunende instrumenten beschikbaar of in ontwikkeling. Ze helpen huisartsen, diëtisten, psychologen, centra voor leerlingenbegeleiding en centra voor geestelijke gezondheidszorg bij een goede vroegdetectie. Zij krijgen ook gratis ondersteuning bij hun werk en kunnen terugvallen op een doorgedreven vormingstraject met gratis e-learning en face to face vorming. 4000 hulpverleners in Vlaanderen maken daar nu al gebruik van. Dat werk zal worden gecontinueerd.
Waar het de afgelopen tijd wat moeilijk liep, was de transparantie voor de burger over ons vangnet. We beschikken over goede hulp, maar voor ouders en betrokkenen is niet altijd duidelijk tot wie ze zich moeten wenden. Ik heb dan ook recent de opdracht gegeven aan de partnerorganisatie Eetexpert om een wegwijzer te zijn voor al wie hulp zoekt. Ze zullen voortaan een helpdesk aanbieden die gericht is op de algemene bevolking. Het is onze ervaring dat er wel goede expertisecentra zijn, maar dat we de toegang en de beschikbaarheid daarvan wat duidelijker zullen moeten promoten.
We proberen ouders van jongeren die aan een eetstoornis lijden, ook indirect te ondersteunen door onze samenwerking met het Familieplatform Geestelijke Gezondheid en de vereniging Anorexia Nervosa - Boulimia Nervosa.
Het staat buiten kijf dat eetstoornissen zoals anorexia nervosa ontstaan door een wisselwerking van persoonlijke en omgevingsfactoren. Bij personen met bepaalde kwetsbaarheden kan een risicofactor zoals het maatschappelijk slankheidsideaal een grotere invloed hebben, waardoor in bepaalde omstandigheden of bij bepaalde stressfactoren zich een eetprobleem kan ontwikkelen. Preventie zet in de eerste plaats in op het versterken van beschermende factoren die een buffer kunnen vormen tegen de invloed van dergelijke risicofactoren. De Vlaamse overheid werkt, zoals ik al zei, daarvoor al een hele tijd samen met Eetexpert, dat dat wat ons betreft ook goed doet.
Om de impact van het slankheidsideaal te beperken, wordt ingezet op zowel het versterken van het individu als de communicatie vanuit de media. Op individueel niveau is er het versterken van het zelfbeeld, zoals gezegd. We proberen ter zake toch ook in te zetten op mediaweerbaarheid. Bij mediaweerbaarheidstrainingen leren jongeren over de digitale beeldvormingstechnieken die door de media worden gebruikt om ideaalbeelden te creëren en leren ze een kritische houding aan te nemen ten opzichte van het slankheidsideaal. Die trainingen worden gegeven door leerkrachten, die worden getraind door professionals. Dat is de train-the-trainermethode. Eetexpert trainde sinds 2006 ongeveer 5000 Vlaamse leerkrachten om met hun klas aan de slag te gaan over dit thema. De modelfunctie van de leerkracht komt daarbij ook aan bod. Via die trainingen worden, naast kennis over onder meer mediatechnieken, ook de attitudes van leeftijdsgenoten beïnvloed. Daardoor kan de druk van leeftijdsgenoten om aan het slankheidsideaal te beantwoorden mee afnemen.
Ook op omgevingsniveau worden al heel wat stappen gezet. In 2017 wordt in samenwerking met Eetexpert ingezet op afspraken met en aanbevelingen voor de media en de reclame- en mode-industrie, onder meer over beperkingen en openheid over digitale beeldvormingstechnieken, het gebruik van modellen met een diversiteit aan lichaamsvormen, het verspreiden van boodschappen die een positief lichaamsbeeld ondersteunen, het vermijden van de promotie van methodes die gericht zijn op snel gewichtsverlies evenals afspraken over de beeldvorming met betrekking tot eetstoornissen. Het gaat hier, net als in de meeste andere landen, om vrijwillige gedragscodes die in overleg met de sector worden opgesteld, om zo ook gedragenheid te creëren. Van een bestraffend wetgevend beleid zijn tot heden weinig voorbeelden in andere landen bekend. De beperkte voorbeelden raken slechts een klein aspect aan van de media-invloed. Een voorbeeld is een wet die in Israël in 2012 van kracht is geworden met betrekking tot modellen met een te lage body mass index (BMI).
Het bestaan van pro-anasites lokt al langer reacties en protestreacties uit. Door recente media-evoluties blijven de boodschappen niet meer beperkt tot blogs en websites, maar breiden ze zich uit naar nog moeilijker te controleren media, zoals Facebook, Twitter, Youtube en andere sociale media. Ze bereiken zo ook gemakkelijker een jonger publiek, dat bovendien vatbaarder is voor de boodschappen over lichaamsidealen. Met de opkomst van smartphones, tablets en dergelijke wordt monitoring door ouders ook steeds moeilijker. Bovendien kan iedereen die dat wil, zonder enige technische of inhoudelijke kennis, dergelijke communicatiekanalen opstarten en een groot publiek bereiken. Het onderzoek naar de effecten van de sites is beperkt, maar er kan niet worden uitgesloten dat er negatieve effecten zijn. Er is dus een terechte vraag naar een aanpak. Die kan zich richten op verbod en censuur, en op het creëren van alternatieven en het vergroten van het bewustzijn. Frankrijk heeft reeds een verbod op websites op tafel gelegd, maar er zijn diverse praktische problemen. Wat als de website wordt uitgegeven in een land waar geen verbod bestaat? Hoe bepaal je of de inhoud schadelijk is? Er is geen duidelijke grens tussen een pro-anawebsite en een website met informatie over eetstoornissen. Wat doe je met de blogs van eetstoornispatiënten? Die bevatten immers ook heel wat ‘trucjes’.
In onze vrije maatschappij is het niet evident om pers en communicatie aan banden te leggen. Aangezien de technische oplossingen niet evident zijn om uit te voeren, werd in Vlaanderen tot op heden dan ook veeleer geopteerd voor het inzetten op preventie en alternatieven, met het vergroten van het bewustzijn met betrekking tot het bestaan van die websites, het informeren van de media om niet op een sensationele manier met eetstoornissen om te gaan, het voorzien in alternatieven voor de nood aan online en andere steun en lotgenotencontacten voor eetstoornispatiënten en het opnemen in de therapie bij eetstoornispatiënten van het bezoeken van de websites.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Die noodkreet van die ouders in een open brief over hun tienerdochter was voor mij wel heel herkenbaar, maar twintig jaar geleden sprak men daar nog niet zo veel over en zocht men ook niet zoveel hulp. Dat is gelukkig totaal veranderd.
Ook alle lof voor algemeen coördinator van de Eetexpert An Vandeputte. Ik heb zelf op 8 september ook deelgenomen aan het congres in Leuven. Mevrouw Vandeputte wil nog meer dokters, CLB-psychologen, leerkrachten en diëtisten inzetten in de begeleiding.
Een prachtig initiatief is ook de Inloopmobiel, een soort bus die heel Vlaanderen doorkruist om mensen te informeren. Meestal gebeurt dat door vrijwilligers. Ze helpen mensen met eetstoornissen. Ze geven hun steun en goede raad. Ze krijgen geen subsidies van de Vlaamse overheid. Een drietal provincies in Vlaanderen verleent hun wel steun.
Onlangs vernam ik dat de residentiële opname sterk verminderd is. Er moet wel nog veel meer ingezet worden op de ambulante begeleiding omdat er toch altijd mensen zijn, vaak in een gezinssituatie, die eetstoornissen blijven hebben. Voor hen is het moeilijk om residentieel opgenomen te worden.
Wat betreft de invloed van blogs en persberichten, valt dit voor een stuk binnen de federale materie. Ik weet dat vorig jaar in Israël en in Frankrijk wetsvoorstellen zijn goedgekeurd die inhouden dat modellen die op de catwalk lopen, het bewijs moeten leveren dat ze een gezonde BMI hebben. We moeten misschien eens kijken of onze federale collega’s dat mee kunnen ondersteunen.
De heer Moyaers heeft het woord.
Ik ben dankbaar voor deze vraag over eetstoornissen. In het kader van de mediaweerbaarheid, waar de minister het over heeft gehad, is nog wel wat werk aan de winkel, vaak ook voor de ouders zelf. We worden elke week geconfronteerd met een of andere dieetgoeroe die een nieuw boek uitbrengt. Volgens de ene moet je de suikers laten en volgens de andere de vetten, en dan is er nog iemand die zegt dat je geen zetmeel moet eten. Recent las ik een interessant artikel in de weekendbijlage van De Morgen. Daarin stond dat ouders de diëten die ze uit die boeken halen, meteen ook opleggen aan hun kinderen. Op die manier ontnemen ze hun kinderen een aantal voedingsstoffen. Soms gaat het zover dat ze hun kinderen verbieden om fruit te eten. Er is dus nog werk te doen in verband met het betrekken van de ouders, niet enkel de ouders die met een probleem zitten, maar ook de ouders die zelf problemen bij hun kinderen aan het creëren zijn.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het rolmodel van de ouders en de manier waarop ze omgaan met voeding en beweging is belangrijk. We proberen daarop in te zetten en daarmee aan de slag te gaan.
Het aanbod van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg zullen we een beetje beter in kaart moeten brengen. Zo moeten we bijvoorbeeld met eetexperts kijken welke ziekenhuizen, psychiatrische afdelingen of kinderpsychiatrische afdelingen echt rond dat thema werken, en die beter in kaart brengen, zodat het niet te lang duurt voor ouders weten waar ze terecht kunnen. Ik heb een aantal van die mensen ontmoet, die zich gegroepeerd hebben, en voor hen is precies dat aspect van groot belang.
Kortom, men moet snel de juiste behandeling kunnen inzetten. Dat is een cruciaal punt.
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Minister, u weet dat mijn dochter twintig jaar eetproblemen heeft gehad. Ze werd toen opgenomen in Kortenberg, bij Leuven. Ik kom uit de Westhoek, dat was op een afstand van 175 kilometer. De situatie in West-Vlaanderen is vandaag nog onveranderd, er is nergens een ziekenhuis dat zich inzet voor mensen met eetstoornissen. In het Zeepreventorium in De Haan bestaat wel de mogelijkheid om zwaarlijvige kinderen te helpen. Het is hoog tijd dat er ook in West-Vlaanderen een ziekenhuis is waar mensen met eetproblemen terechtkunnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.