Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, in een strategisch advies dringt het European Political Strategy Centre (EPSC) erop aan om het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) meer te richten op plattelandsontwikkeling en minder op het ondersteunen van de landbouw via directe inkomenssteun op basis van bedrijfsomvang. Er wordt met andere woorden gepleit om minder steun te geven voor de geïndustrialiseerde landbouw en meer centen te reserveren voor het sluiten van kringlopen en de leefbaarheid van het platteland. De huidige hectaresteun zou dan geheroriënteerd worden naar een focus op duurzaamheid en extra ondersteuning voor plattelandsontwikkeling.
– Jos De Meyer treedt als voorzitter op.
Het advies kan niet zomaar afgedaan worden als een vrijblijvende oefening. Het EPSC vertrekt van de vaststelling dat er grote ongelijkheden binnen de landbouwsector bestaan. Heel veel bedrijven zijn klein, maar het zijn vooral de grootschalige bedrijven die ondanks een aantal correcties in het GLB, nog steeds met de grootste hap uit het landbouwbudget aan de haal gaan. Volgens de onderzoekers vergroot dit de sociale ongelijkheid en worden de milieuproblemen niet opgelost, terwijl het GLB net een aangewezen instrument is voor vergroening.
Volgens het EPSC moet het beleid vooral aandacht hebben voor de grote variëteit aan bedrijven, vanuit een inclusief standpunt. Meer automatisatie hoeft daarbij niet per se de leidraad te zijn. Ook voor een meer arbeidsintensieve landbouw is er plaats, als die gekoppeld wordt aan het bijpassende economische model. Heel wat consumenten hebben een overduidelijke voorkeur voor lokale producten, zo weten de auteurs, en voor producten die met respect voor het milieu worden geteeld. Dat bijvoorbeeld Frankrijk uitdrukkelijk agro-ecologische principes integreert in zijn landbouwwetgeving, is toe te juichen, zo klinkt het.
Hamvraag is welke impact dit voorstel kan hebben op de Vlaamse landbouw, die gekenmerkt wordt door hoge specialisatie en een hoge mate van intensiviteit opererend in een zeer dichtbevolkt en sterk versnipperd ruimtelijk gebied met een sterke druk op het milieu. De landbouw is trouwens niet de enige actor die druk zet op het milieu. De sector heeft al heel veel inspanningen gedaan om te vergroenen en te verduurzamen.
Minister, hebt u reeds kennisgenomen van de voorstellen van het EPSC? Hoe schat u deze standpunten in en welke politieke waarde hecht u hieraan? Denkt u dat dit item snel zal worden besproken op de Europese Landbouwraad? Hoe schat u de gevolgen van deze strategie in voor de Vlaamse land- en tuinbouw? Welk standpunt zult u tegenover dit onderzoek innemen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik heb inderdaad kennis genomen van de voorstellen van het EPSC. Dit levert een interessante bijdrage aan het debat over de toekomst van het GLB na 2020. Op dat moment moet het GLB geheroriënteerd of bijgestuurd worden. De auteur van het rapport is senior adviseur Duurzame Ontwikkeling van Commissievoorzitter Juncker. Het is dus een rapport dat voldoende gewicht in de schaal werpt.
De verwachting is dat Landbouwcommissaris Hogan in de loop van 2018 met zijn eerste voorstellen voor het GLB na 2020 naar buiten zal komen. Dit zou ook een impactanalyse moeten bevatten die ons duiding zal geven over de impact voor de diverse sectoren. Het is nog te vroeg om daarover te speculeren. De eerste schuchtere debatten zijn al op informele raden aan bod gekomen, maar het is nog veel te vroeg om te weten welke richting het uitgaat.
Dit rapport heeft op zich geen directe impact op de Vlaamse land- en tuinbouw, want het heeft geen verordenende kracht. Het GLB zelf heeft dat uiteraard wel. Maar zoals gezegd, is het dus afwachten welke bijsturingen er na 2020 zullen komen. Het blijft een feit dat elke ondernemer, dus ook landbouwer-ondernemers, niets liever willen dan hun inkomen volledig uit de markt te halen zonder dat daar overheidssteun naast hoeft te staan. Landbouw heeft een heel lange traditie. De Europese Unie is ook ontstaan rond landbouwsteun omdat het een specifieke sector is die de voedselkwaliteit en de -bevoorrading moet garanderen. De realiteit is anders wat betreft land- en tuinbouwproducten.
Onze eigen landbouwproductie moet rekening houden met heel wat randvoorwaarden op het vlak van natuur, milieu, klimaat, voedselveiligheid, dierenwelzijn, maar anderzijds zijn er ook vrijhandelsverdragen die het mogelijk maken dat landbouwproducten kunnen worden ingevoerd uit werelddelen waar er minder randvoorwaarden zijn. Ook daar is de landbouwsteun uit ontstaan.
Het GLB heeft als kerntaak om financieel compenserend op te treden om deze ongelijke marktomstandigheden bij te sturen.
Voedselvoorziening, de basisbehoefte bij uitstek van onze bevolking, volledig laten afhangen van import uit goedkopere productieregio’s, is bijzonder gevaarlijk. Het zou strategisch en geopolitiek een kapitale blunder zijn. En bovendien zou het afstoten van de eigen voedselvoorziening de ecologische en mondiale milieu- en klimaatproblemen ook niet oplossen.
Ik ben niet van oordeel dat de vergroenings- en verduurzamingsinspanningen van het GLB a priori ontoereikend zijn. Voor meetbare resultaten is het volgens mij echter nog te vroeg, zoals het strategisch advies van het EPSC ook aangeeft. De Commissie zal daarover in 2018 een evaluatierapport indienen. De vergroening heeft een hele weg afgelegd en wordt stelselmatig nog meer aangescherpt. Het staat wel vast dat onze landbouwers vandaag meer dan ooit inspanningen leveren. Met de hervorming van het GLB in 2015 is een gedeelte van de inkomenssteun nu gekoppeld aan de realisatie van klimaat- en milieuvriendelijke praktijken. Dat is nieuw. Deze praktijken betekenen een extra druk op bedrijfsresultaten door extra kosten of inkomensverlies. Het betekent ook dat de landbouwers deze praktijken moeten kunnen inpassen, wat ook de nodige overgangstermijn vraagt. Het is van belang om dit nieuw instrument alle kansen te geven maar het ook van nabij op te volgen zodat tijdig kan worden bijgestuurd zowel op het vlak van duurzaamheid als op het vlak van het garanderen van voldoende inkomsten. We moeten echter ook waken over de continuïteit en rechtszekerheid voor onze landbouwbedrijven en kunnen de regels niet om de haverklap veranderen. Daarom wordt er in het GLB ook met blokken van vijf jaar gewerkt.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, het is inderdaad nog redelijk vroeg om deze voorstellen geïmplementeerd te zien. Ik hoor dat u het geheel met een zekere nuance bekijkt. U zegt dat er al heel wat inspanningen voor vergroening en duurzaamheid zijn gebeurd. Het stelt me voor een groot stuk gerust. U zult ook inspanningen blijven doen in de toekomst, meer bepaald wanneer er een nieuw GLB zou komen. Het zou jammer zijn dat we, met alle inspanningen die we al hebben gedaan, opnieuw het slachtoffer zouden worden van nieuwe en strengere regelgeving die van toepassing is op kleinschaliger landbouw.
Minister, ik hoop dat u dit verder blijft opvolgen.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, collega’s, ik hoop te mogen aannemen dat verduurzaming verduurzaming in al zijn componenten betekent. Naast de ecologische component hoort er ook een economische, een sociale en participatieve component bij. Het is belangrijk om die vier pijlers aandacht te geven. Wanneer het over verduurzaming gaat, focust men zich nog al te vaak op milieu en ecologie. Op zich is het niet slecht dat er aandacht voor is, maar verduurzaming betekent ook ervoor zorgen dat die mensen op een sociale manier hun activiteit kunnen voortzetten en ook op een economisch leefbare manier. Vandaar dat ik nog eens aandacht wil vragen voor marktmechanismen om de landbouwer voor een deel te beschermen tegen de volatiliteit van de vrije markt.
Ik sluit me graag aan bij collega Dochy. De doelstellingen van het GLB bij het ontstaan ervan mogen we nooit uit het oog verliezen: voldoende voedsel aan redelijke prijzen voor de consument en een redelijk inkomen voor de land- en tuinbouwer. Ik denk dat collega Dochy ook dat laatste heeft willen benadrukken.
Ik kan het alleen maar bijtreden. Ik heb daarnet ook uitdrukkelijk gezegd dat alle aspecten van duurzaamheid – economische, ecologische, sociale – aan bod moeten komen. Daarom kijken we ook uit naar de evaluatie: wat is de impact van de voorstellen op de sector? We moeten dit goed opvolgen.
We zijn natuurlijk ook een specifieke regio, waar het soms niet zo evident is om alles op dezelfde manier toe te passen als in andere regio’s in Europa waar er heel veel ruimte en mogelijkheden zijn. We moeten altijd goed nagaan of het iets is wat bij ons kan worden toegepast of haalbaar is. We moeten waakzaam opvolgen wat er op Europees niveau gebeurt zonder te raken aan de essentie van het GLB. We zijn een regio met een aantal grote uitdagingen zoals de beperkte ruimte, wat extra zorgen geeft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.