Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over beleidsmaatregelen inzake stadslandbouw
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
We hebben het in deze commissie al vaak gehad over stadslandbouw en alle mogelijke opportuniteiten. Stadslandbouw is een breed concept dat heel wat opportuniteiten kan bieden aan onze ondernemers. Vlaanderen heeft als dichtbevolkte, sterk verstedelijkte en ruimtelijk versnipperde regio het voordeel dat de link tussen stad en platteland, maar ook tussen producent en consument zeer nabij is. De Vlaamse overheid kan hierin een faciliterende rol spelen. Uzelf, minister, hebt al diverse malen aangegeven dat u initiatieven op poten zet om bijvoorbeeld het concept stadslandbouw invulling te geven.
Zo is ook de structuur opgestart die lokale voedselstrategieën stimuleert. Een vraag om uitleg van Sofie Joosen, die straks aan bod komt, gaat daar ook over. Die structuur zal vooral sectoroverschrijdend werken. Op die manier zullen diverse actoren een stem krijgen.
Minister, in uw recentste beleidsbrief is er een maatregel opgenomen met de noemer ‘samenwerking met de stedelijke omgeving’. In het najaar wordt die in drie van de vijf Vlaamse provincies uitgerold. Daarnaast blijft de ondersteuning van ideeën rond stadslandbouw een mogelijke piste binnen het thema lokale voedselstrategieën.
Vooraleer we stadslandbouw ten volle ten uitvoer brengen, is het belangrijk op te lijsten wat de opportuniteiten, maar ook anderzijds de knelpunten zouden kunnen zijn in dit relatief nieuwe beleidsitem.
Het gaat inderdaad om een thema dat de traditionele landbouw niet zal vervangen, maar er wel complementair aan kan zijn. Met nieuwe technologieën, zoals ledbelichting van gewassen, geven ze bovendien extra mogelijkheden voor een optimaal ruimtegebruik binnen steden om op die manier stadslandbouw een plaats te geven. Onlangs zijn we met de commissie op bezoek geweest bij Inagro, waar we een voorbeeld hebben gezien van hoe het ook kan.
Minister, u hebt aangegeven dat er een oplijsting van de knelpunten zal gebeuren. U kijkt ook naar een samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Ook de nieuwe VLIF-aanloopsteun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) kan worden ingezet voor stadslandbouw. U stelde eveneens in het vooruitzicht dat het nieuwe strategisch plan Biologische Landbouw vanaf 2017 rekening zal houden met stadslandbouw. Ook de korte keten, een zeer belangrijk onderdeel voor stadslandbouw, zal worden gewijzigd en omgevormd tot een nieuw ruimer plan dat zal gaan over de globale lokale voedselstrategieën, waarin ook standslandbouw aan bod zal komen.
Dat zijn dus heel wat positieve gegevens inzake de evolutie rond stadslandbouw.
Minister, hoe evalueert u de werking van de Raad van Belang? In welke mate komt het aspect stadslandbouw daar aan bod? Heeft die raad, desgevallend in samenwerking met het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), reeds een oplijsting gemaakt van die opportuniteiten en knelpunten?
Heeft het VLIF al aanloopsteun gegeven aan projecten rond stadslandbouw? Wordt die mogelijkheid actief gepromoot vanuit het VLIF?
Welke plaats krijgt stadslandbouw in de nieuwe benadering van de korte keten rond globale lokale voedselstrategieën?
Hoe zal stadslandbouw worden geïntegreerd in het nieuwe actieplan Biologische Landbouw?
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, in verschillende steden wereldwijd duiken initiatieven van stadslandbouw op. Volgens schattingen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties zijn er al meer dan 800 miljoen stadsboeren in de wereld die aan voedselproductie in een stedelijke context doen. Soms gebeurt dat op initiatief van de inwoners zelf, soms op initiatief van de lokale overheid.
In mei verscheen er een studie van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek. Dat bestudeerde de dynamiek rond stadslandbouw in Warschau en in Gent, twee vergelijkbare steden. De twee belangrijkste conclusies die ik er graag uit zou halen, zijn de impact van de projecten en de specifieke kansen en beperkingen die zich in elke stad voordoen.
De onderzoekers stellen dat een stadslandbouwproject al te vaak bij voorbaat als waardevol beschouwd wordt. Mocht er een overzicht zijn van waar welke initiatieven zich bevinden, zou er misschien beter op de markt kunnen worden ingespeeld en zou de impact dus groter zijn.
Bovendien is het zo dat elke stad geconfronteerd wordt met specifieke kansen en bedreigingen. De onderzoekers wijzen er dan ook op dat het belangrijk is dat er vanuit het beleid rekening wordt gehouden met die verschillen en dat er vanuit de verschillende beleidsdomeinen en -niveaus met stadslandbouw wordt gewerkt.
Minister, op welke manier doet u aan gegevensverzameling omtrent stadslandbouw? Wordt er bijgehouden hoeveel initiatieven er worden genomen en door wie? Wordt de impact van de initiatieven op de een of andere manier gemeten? Welke indicatoren worden er gebruikt? Indien dit nog niet gebeurt, bent u van plan om hiervoor een tool op te zetten?
Als antwoord op mijn vraag om uitleg die ik in deze commissie stelde op 13 april 2016, stelde u dat knelpunten werden opgelijst en dat er gezocht werd naar oplossingen. Wat zijn de grootste problemen die zich voordoen? Worden die per stad gebundeld? Welke oplossingen werden er hier reeds voor aangereikt? Hoe worden de gegevens hieruit vertaald naar concrete beleidsmaatregelen?
Welke initiatieven zullen er nog worden genomen op korte en lange termijn om stadslandbouw te ondersteunen, zowel op financieel als op strategisch vlak?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, de Raad van Belang werd in het leven geroepen om de vroegere activiteiten binnen het Strategisch Plan Korte Keten open te trekken naar het geheel van lokale voedselstrategieën. Er werden de afgelopen maanden voorbereidingen getroffen en er is voor binnenkort een effectieve meeting gepland. Het is nog te vroeg om de werking van de raad nu al te beoordelen.
In de Raad van Belang zullen de verschillende bij lokale voedselstrategieën betrokken partners een stem krijgen. Het is niet beperkt tot stadslandbouw. Het is aan de partners binnen de raad om aan te geven aan welke initiatieven er gewerkt zal worden, waar er ondersteuning nodig is en waar de meeste prioriteit aan gegeven wordt. Stadslandbouw zal een thema zijn dat daar aan bod komt.
Het advies van het interbestuurlijk plattelandsoverleg (IPO) heeft op Vlaams niveau met verschillende partners de belangrijkste knelpunten in kaart gebracht. Ook dat is niet enkel gericht op stadslandbouw, het is ruimer.
Het IPO-advies bevatte de voornaamste knelpunten rond lokale voedselstrategieën. Die zijn onder te verdelen in drie blokken: beleid, ondernemerschap en ruimte. Elk van deze blokken zal door de Raad van Belang worden opgenomen in de zoektocht naar oplossingen en concrete aanbevelingen voor het beleid. Er is geen lijst per stad, het is globaal. Men zegt niet: in die stad speelt die problematiek meer. Het is een globale evaluatie geweest.
Het IPO-advies stelt onder meer voor om steden en gemeenten te faciliteren bij de ontwikkeling van een lokale voedselstrategie. Daarom zal ik de VVSG financieel ondersteunen voor de uitbouw en de werking van een ‘Vlaams aanspreekpunt lokale voedselstrategie’. Dit aanspreekpunt kan fungeren als centraal loket voor alle steden en gemeenten die initiatieven nemen of met vragen zitten. Het aanspreekpunt zal helpen bij het opstellen van draaiboeken voor lokale voedselstrategieën en de promotie ervan. Het registreren en oplijsten van alle binnenkomende vragen zal ons in staat stellen om nog meer in te spelen op opportuniteiten en om goede voorbeelden uit te wisselen.
Het is belangrijk om de verschillende concepten die worden gebruikt, goed af te bakenen of te definiëren. Korte keten zien als een onderdeel van stadslandbouw, kan ertoe leiden dat de professionele landbouwers zich niet langer aangetrokken voelen tot deze initiatieven. We moeten daarvoor opletten, het kan voordelen hebben, maar het kan ook afschrikken. Stadslandbouw zien als onderdeel van korte keten kan ertoe leiden dat andere functies dan voedselproductie in de stadslandbouw – zoals educatie – verloren gaan. Ik beschouw stadslandbouw daarom net zoals de korteketenproductie als een vorm van voedselproductie binnen de waaier van lokale voedselstrategieën.
Collega Vanderjeugd, het VLIF heeft nog geen aanloopsteun gegeven aan projecten rond stadslandbouw. De maatregel richt zich tot bestaande kleine landbouwbedrijven die ofwel omschakelen van gangbare naar biologische productie, ofwel omschakelen van gangbare naar rechtstreekse verkoop via de korte keten, ofwel van gangbare naar zeldzame landbouwproducties. Er kan geen beroep gedaan worden op de steunmaatregel voor de creatie van nieuwe kleine bedrijven, al dan niet in de stad, omdat daarin niet voorzien is in de Europese verordening. We moeten binnen die context blijven.
U vroeg ook naar de link met het strategisch plan bio. Het consultatieproces voor de opmaak van het nieuwe strategisch plan biolandbouw is net van start gegaan, het is dus nog te vroeg om uitspraken te doen over de inhoud. Het plan zal in samenspraak met de sector worden bepaald. Of stadslandbouw hierin wordt opgenomen, wordt nog bekeken maar wordt zeker niet uitgesloten. Ik veronderstel dat dit aan bod komt.
Collega Wouters, hoewel het nuttig kan zijn om een overzicht te krijgen van de initiatieven en een indicatie te hebben van het aantal initiatieven, is dit niet onze betrachting. Het is complex om een up-to-date databestand over de verschillende stadslandbouwinitiatieven bij te houden. Sommige hebben bijvoorbeeld slechts een tijdelijk karakter, een soort pop-ups, soms zijn ze permanent. Belangrijk is vooral dat initiatiefnemers met de juiste partners in contact gebracht worden of geïnspireerd worden door andere gelijkaardige voorbeelden, en daarvoor richten we dus zoals daarnet gezegd het aanspreekpunt lokale voedselstrategieën op.
Verschillende gemeenten of steden die een pioniersrol vervullen – zoals Gent en Leuven – beschikken over veel kennis. Er wordt terecht gekeken hoe deze gegevens verzameld kunnen worden en hoe ze kunnen dienen om het beleid op een hoger niveau bij te schaven.
Hoe de impact van initiatieven wordt gemeten, is sterk willekeurig en gebeurt op verschillende manieren, waardoor het dus moeilijk is om te vergelijken. Er moet werk worden gemaakt van gestandaardiseerde tools.
Het meten van de impact is bovendien complex omdat die erg divers is; we kunnen dat zowel economisch, als sociaal, cultureel en ecologisch bekijken. Veel aspecten kunnen moeilijk worden gevaloriseerd. Er is nog wel wat werk om een en ander op te lijsten, en objectiever te laten vaststellen. Het positieve is dat het boomt en in opmars is. We voorzien in steun binnen de VVSG.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister. We kunnen stellen dat u dit van heel nabij opvolgt en dat er heel wat pistes lopen om hier ten volle op in te zetten.
Ik heb nog een bijkomende vraag over onze resolutie inzake schaalverandering die vorige week werd goedgekeurd. Daarin spreken we over het opzetten van rendabele concepten voor het verbinden van stad en platteland. Stadslandbouw is veel meer dan de vierkante meter tuin op iemands terras. Het gaat over het opzetten van een volwaardige korte keten, maar ook over het rationeel aanwenden van de beperkte ruimte in onze steden.
Vandaar mijn bijkomende vraag. Op welke manier zult u gevolg geven aan de aanbeveling in de resolutie over schaalverandering, minister? Hoe zult u daaraan rendabele concepten voor stadslandbouw koppelen?
De heer Wouters heeft het woord.
Ook ik dank u, minister, voor uw antwoorden. Ik begrijp eruit dat de weg nog lang is, maar dat we hem wel zijn ingeslagen en dat er voor de stadslandbouw een mooie toekomst in het verschiet ligt. Misschien kan de overheid, en dan concreet u als minister, de professionele sector, die nu nog weigerachtig staat tegenover samenwerking, aantonen waar de opportuniteiten liggen. Want ik ben ervan overtuigd dat die er wel degelijk zijn.
Kunt u nog een beetje meer uitleg geven over de lokale voedselstrategieën, want dat blijkt nieuw te zijn?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik begin met de laatste vraag over de lokale voedselstrategieën. Straks heeft mevrouw Joosen daarover trouwens ook een vraag, maar ik zal er nu al kort op ingaan. Lokale besturen voeren meer en meer een lokaal beleid rond korteketenlandbouw in de gemeente en zoeken connecties met de bevolking. Dat willen we echt ondersteunen. Vaak beginnen ze immers met een wit blad en weten ze niet goed hoe ze het moeten aanpakken. Daarom willen we hen daarin via het aanspreekpunt ondersteunen.
Ik denk dat de professionele landbouw inderdaad vaak nog kampt met koudwatervrees. Voor sommige mensen die echt professioneel met landbouw bezig zijn, is stadslandbouw vloeken in de kerk. Een landbouwer in de stad, dat kan gewoon niet. Meer en meer wordt echter de bedoeling van stadslandbouw duidelijk. Het is kleinschalig en maakt mensen ook bewust hoe voedsel, ook bij ons, wordt geproduceerd. Stadslandbouw biedt dus heel veel kansen. Dat de link tussen stad en platteland sterker wordt en dat de stad de landbouw wordt binnengebracht, zorgt ervoor dat er in de rand van de stad meer interesse is voor de professionele landbouw. Daar liggen inderdaad heel veel kansen en ik kijk met ongeduld uit naar de resolutie. Ik zal er niet op vooruitlopen. Ik wacht de resolutie af en ga er heel graag mee aan de slag.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Dat zijn positieve vooruitzichten, minister. Dank u wel.
De heer Wouters heeft het woord.
Ook ik ben in blijde verwachting.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.