Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, onlangs hebben we in de kranten de bevindingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) kunnen lezen. Het gaat om een rapport over de meeuwenpopulatie in Vlaanderen. Ook om te broeden, trekken die meeuwen steeds verder landinwaarts. Als reactie hierop hebt u in de krant laten optekenen dat u voorbereid bent op een uitbreiding van de meeuwenoverlast in het binnenland.
Blijkbaar komt de langverwachte beheerregeling voor meeuwen in heel Vlaanderen er nu toch. Hierdoor zouden ook niet-kustgemeenten een aanvraag kunnen indienen om eieren te mogen doorprikken of schudden of om nesten te mogen verwijderen.
Ik vrees echter dat hiermee niet alles is geregeld. We moeten immers ook onze instandhoudingsdoelstellingen halen. We moeten minstens 1920 broedparen van de kleine mantelmeeuw hebben en we moeten de huidige populatie van minimaal 20.000 zilvermeeuwen in stand houden. Dit moet uiteraard liefst in harmonie met de mens gebeuren. Meeuwen horen nu eenmaal bij de kust. Om die reden moeten we volgens mij brongericht denken. We moeten oplossingen aan de basis zoeken en niet louter reageren met een bestrijding van de overlast.
Tijdens de commissievergadering van 8 maart 2016 hebt u gesproken over een beheerregeling voor de meeuwen aan de kust die uit twee onderdelen zou bestaan. U wilt de overlast verminderen door onder meer het kunstmatig voedselaanbod te verminderen. Daarnaast moet er ook een duurzame oplossing voor de populatie komen. U hebt uw diensten gevraagd hier werk van te maken en, bijvoorbeeld, alternatieve broedplaatsen in de voorhaven van Zeebrugge aan te duiden. We weten dat de haven daar weinig enthousiasme voor toont. Naar verluidt, zijn de eigendommen van het Agentschap voor Natuur en Bos, van het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust en van de havenbedrijven de afgelopen maanden gescreend om kleinere, verspreide locaties te vinden waar de meeuwen zouden kunnen broeden.
Minister, kan een beheerregeling voor het binnenland van start gaan zonder eerst de kwestie van de alternatieve broedgelegenheid op te lossen? Ik denk dan in de eerste plaats aan de kust. Is het tweede gedeelte van de beheerregeling voor de kust, wat op de broedlocaties betrekking heeft, ondertussen aan u voorgelegd? U hebt de diensten hier blijkbaar om gevraagd. Welke concrete voorstellen zijn er? Welke voor de meeuwen positieve acties zal het nieuwe beheerplan dat u in het vooruitzicht hebt gesteld, voor de meeuwen in het binnenland bevatten? Biedt uw plan een duurzaam antwoord op de vraag waar we de meeuwenkolonies willen en kunnen lokaliseren of herlokaliseren?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, we zullen, voor alle duidelijkheid, geen aparte beheerregeling voor het binnenland opstellen. We scheppen een Vlaamse meeuwenaanpak waar de kust bij zal horen.
Op dit ogenblik zijn de aantallen grote meeuwen in de broedkolonie in Zeebrugge sterk gedaald. De ruimte is ingenomen door havenactiviteiten, maar er is vooral ook de komst van de vos. De meeuwen hebben zich sterk verspreid. Een gedeelte heeft zich bij buitenlandse kolonies aangesloten. Een ander gedeelte heeft zich gevestigd in andere gebieden en zelfs industriegebieden langs de kust en in het aansluitende binnenland. Tegelijkertijd heeft zich in de Antwerpse haven een nieuwe kolonie gevestigd. Vermoedelijk gaat het hier om meeuwen uit de broedkolonie van het Land van Saeftinghe die zich, wellicht onder impuls van de vospredatie, heeft verplaatst.
Hierdoor krijgt de problematiek van de broedende meeuwen, inclusief de alternatieve broedgelegenheid, een ruimere, Vlaamse context. Door de zaak met alle betrokken partners op het niveau van Vlaanderen te onderzoeken, kan de problematiek op een uniforme wijze worden aangepakt.
Een eerste zoektocht naar een alternatieve broedlocatie had de doelstelling de meeuwen een alternatief te bieden wanneer ze vanwege de havenontwikkeling uit de Zeebrugse voorhaven zouden moeten wijken. Op deze manier kon de overlast in de stedelijke en industriële zones worden vermeden. De zoektocht was gebaseerd op een wetenschappelijk advies van het INBO. Ze bleek echter vruchteloos.
Vervolgens is gezocht naar kleinere zones, ongeveer 20 hectare groot, doch deze blijken ook amper aanwezig. Dergelijke zones worden bijna steeds in functie van andere, incompatibele Europese natuurdoelstellingen beheerd. Er zal steeds een lastig probleem met grondpredatoren zijn.
Ten gevolge van de verdere ontwikkeling van de havenactiviteiten en de kolonisatie door de vos is de populatie in Zeebrugge gedaald. Het gevolg is dat een eerdere oefening met betrekking tot een alternatief broedgebied in de huidige situatie niet meer bruikbaar is. Ik heb het INBO opnieuw de vraag gesteld hoe groot een alternatief broedgebied voor de resterende populatie zou moeten zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met de habitatvereisten, zoals de specifieke vegetatie, de openheid, de nabijheid van open water en van voldoende rustplaatsen, het verstoringsvrij karakter en de vrijheid van grondpredatoren. Dergelijke vlakke zones van korte duingraslanden in de nabijheid van open water zijn schaars en niet gemakkelijk te vinden. Om het succes van dergelijke alternatieve broedzones te verzekeren, zouden ze overigens zo dicht mogelijk bij de actuele broedkolonie gelegen moeten zijn. Met de realisatie van een aantal alternatieven aan de west- en middenkust zou dit niet het geval zijn.
Het INBO heeft het advies in de loop van de zomer geleverd. Op basis hiervan vindt een geactualiseerde screening van de kustzone plaats. Bij de zoektocht naar een alternatief nieuw broedgebied dat in een beheerregeling past, ligt de focus niet langer enkel op de verplaatsing van de resterende kolonie in de voorhaven van Zeebrugge, maar eventueel ook op andere zones. Het plan beoogt duurzame locaties te vinden waar de meeuwenkolonies kunnen broeden en zo weinig mogelijk overlast veroorzaken. De andere acties, die reeds in het ontwerp van beheerregeling voor de meeuwen aan de kust waren opgenomen, kunnen in een beheerregeling voor Vlaanderen worden hernomen. Die acties, zoals de stimulering van een meeuwvriendelijke inrichting van platte daken, zijn positief voor de meeuwen. Dat is de stand van zaken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het ermee eens dat er een regeling voor heel Vlaanderen moet komen. Dat is de logica zelve. Die meeuwen verplaatsen zich ook over heel het land. We komen ze overal tegen.
De vos speelt een rol, maar ik weet niet of dat de grote boosdoener is. Ik weet welke manoeuvres in havengebieden worden ondernomen om toch maar te vermijden dat meeuwen zich ergens zouden nestelen. Ik wil er geen tekening bij maken. De betrokkenen willen dat te allen prijze vermijden. Dat lijkt me een even grote bedreiging als de vos.
Minister, u hebt op het einde van uw antwoord de mogelijkheid vermeld platte daken in te richten. Volgens mij valt daar wel winst te boeken. Tenzij hij bijzonder hard traint, kan een vos er dan niet bij. Heel wat platte daken zijn eigendom van de overheid of van semioverheidsinstellingen. Dat biedt mogelijkheden. We moeten uiteindelijk trachten de overlast te beperken. We moeten er echter ook voor zorgen dat we onze instandhoudingsdoelstellingen halen. We moeten die beesten op een of andere manier een plek in onze samenleving geven en we moeten zeker de aantallen in de doelstellingen behalen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.