Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Collega’s, in het voorjaar hebben we het al eens gehad over de Chinese wolhandkrab. We hebben deze thematiek in juni in de commissie besproken, samen met collega Tobback, die ook de problematiek had aangekaart van diverse steden en gemeenten die te kampen hebben met Chinese wolhandkrabben.
Minister, in juni hebt u in de commissie aan ons meegedeeld dat getroffen lokale besturen een beroep kunnen doen op het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en ook op het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). U had ook aangekondigd dat er een code van goede praktijk zou worden opgemaakt, die nog dit jaar klaar zou zijn. Die code van goede praktijk zou zich vooral richten op het beperken van schade en het voorkomen van overlast. Bovendien zou ook worden nagegaan in welke mate de Chinese wolhandkrabben tijdens de trek kunnen worden tegengehouden of afgevangen, bij voorkeur in het najaar, nu dus, wanneer ze zich verzamelen om richting zout water te gaan. Daarvoor zou moeten worden overlegd met de bewindslieden bevoegd voor de Noordzee, ook federaal dus.
Onlangs hebt u beslist om in Aarschot een piloot- of proefproject op te starten, waarbij verschillende methodieken zouden worden uitgetest, waarvan de beste dan naar heel Vlaanderen zou worden verspreid. U had ook aangekondigd dat er een folder zou komen.
Minister, wat is de stand van zaken, nu in het najaar de trek zal beginnen? Hoe staat het met het opmaken van die code van goede praktijk? Is er overleg geweest met de bewindslieden bevoegd voor de Noordzee, ook federaal, over het tegenhouden of afvangen van de wolhandkrabben tijdens de trek? Welke methodieken zullen in Aarschot worden uitgetest en op welke termijn verwacht u daar resultaten van? Ten slotte wou ik nog eens polsen naar die folder.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, ik had gezegd dat we aan de experten van het ANB en het INBO een plan van aanpak zouden vragen. Dat is ondertussen klaar. Er is de code van goede praktijk. Ook zal er een veldproef plaatsvinden in Aarschot, en er is ook een folder met actiepunten die zal worden verspreid.
De code van goede praktijk vat de problematiek samen en schetst ook preventieve en curatieve maatregelen. Hij is vooral bedoeld voor de terreinbeherende instanties die met de wolhandkrab in aanraking komen. De code van goede praktijk zal ook nog verder worden doorvertaald in concrete handleidingen voor lokale besturen.
Ondertussen is duidelijk geworden dat de beste vangstmogelijkheden zich in de rivieren in plaats van op zee voordoen, en dat in het voorjaar. Men had dus eerst een ander idee, maar men is daarvan afgestapt. Bij de landinwaartse migratie van jonge krabben ontstaan immers grote concentraties ter hoogte van barrières. In de Noordzee en de Beneden-Zeeschelde komen de krabben te diep en te diffuus voor, waardoor ze moeilijker te vangen zijn. Zo blijkt een grootschalige, experimentele afvangst gedurende drie jaar in de voortplantingsplaatsen van de Beneden-Zeeschelde niet tot een merkbaar resultaat te hebben geleid. Daarom zijn onze experten afgestapt van het plan om dat daar aan te pakken.
In Aarschot wordt ingezet op twee technieken: vangst door middel van diverse types fuiken in de waterloop en vangst door middel van diverse geleidingssystemen op de oever, met wanden in combinatie met emmers of fuiken. De veldproef gebeurt door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in samenwerking met het INBO en het ANB. De vangst is verdeeld over het najaar van 2016 en het voorjaar van 2017. De meest geschikte systemen zullen worden opgenomen in de handleiding die naar de lokale besturen zal gaan. De handleiding zal weergeven hoe een lokaal bestuur haalbare vangstcampagnes kan organiseren.
De folder is gericht op burgers. Het betreft een voorstelling van de Chinese wolhandkrab en ook een omkadering van de bewuste problematiek, met eventuele stappen die kunnen worden gezet om overlast te vermijden. De folder wordt opgemaakt tegen januari 2017 en zal via de kanalen van het ANB worden aangeboden aan de burger en de lokale besturen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb begrepen dat de experten van INBO en ANB de code van goede praktijk hebben afgerond, en dat het ook de bedoeling is dat getroffen lokale besturen daarover worden ingelicht. Ter verduidelijking, wat is dan precies het verschil tussen die code van goede praktijk en die folder die tegen januari 2017 klaar zou zijn? We kijken natuurlijk ook uit naar de resultaten van de veldproef die dit najaar en ook in het voorjaar van 2017 in Aarschot zal worden uitgevoerd. Ik heb ook begrepen dat de focus wordt verlegd van de zee naar de kanalen.
De heer Tobback heeft het woord.
Voorzitter, blijkbaar is het Chinaweek. Misschien moeten we bekijken of we geen Chinese partner kunnen vinden die ons kan bijstaan bij het bestrijden van deze invasieve soort, al twijfel ik er niet aan dat dat opnieuw tot een aantal problemen en discussies zou leiden, die de oplossing van het probleem opnieuw verder naar voren zullen schuiven, zoals in een ander domein. (Opmerkingen)
Maar goed, daar gingen we het niet over hebben.
Minister, ik heb een heel algemene vraag. Is er naar aanleiding van al dat studiewerk dat ondertussen is gebeurd, ook enig idee van de totale populatiecijfers op dit ogenblik, en van wat eventueel de doelstellingen zouden moeten zijn qua bestrijding? Als men dit als een plaag beschouwt, dan neem ik immers aan dat men cijfergegevens heeft, en misschien ook wel wat ambities voor de komende jaren, want op zich zal het niet helpen om ze één keer te vangen.
Als u zegt dat de bestrijding veeleer in de rivieren dan in zee zal gebeuren, dan betekent dat natuurlijk ook dat uw collega bevoegd voor de Noordzee niet onmiddellijk betrokken zal zijn, maar het betekent misschien ook wel dat er een grote last of verantwoordelijkheid bij de gemeenten zou kunnen komen te liggen. Met andere woorden, het zal misschien niet het Vlaamse Gewest zijn, maar de gemeenten zelf die gedwongen zullen zijn om te investeren en de last van de bestrijding te dragen. Misschien is dat niet zo, misschien vergis ik me, maar ik neem aan dat die ongerustheid er toch wel zal zijn. Ik denk dat de gemeentebesturen ook financieel geen vragende partij zijn om door deze krab in de tang te worden genomen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik heb in een vorig betoog ook al gezegd dat het natuurlijk jammer is dat we nu pas echt gealarmeerd zijn en gecoördineerd beginnen op te treden. Maar goed, beter laat dan nooit. Ik vraag me net als collega Tobback af wat hiervan de last en de overlast is voor lokale besturen. Dan gaat het niet alleen over de financiële kostprijs, maar ook over het administratieve, want als we een zicht willen krijgen op die cijfers die worden gevraagd, met de vraag wat die populatie is, wat we eraan doen, wat de beste manieren zijn, dan zal er lokaal toch een en ander moeten worden geregistreerd. Ik hoop dat het besef dat dit nodig en noodzakelijk is, overal leeft.
Ik meen dat ook het Vlaamse Gewest een signaal kan geven. Laten we immers eerlijk zijn, vaak werd er heel lacherig gedaan toen de vraag er kwam op lokaal niveau. Ik kan mijn eigen gemeente als voorbeeld nemen. Men minimaliseerde dat, tot we nu, een paar jaar later vaststellen dat er wel degelijk iets aan de hand is. Ik meen dus dat het Vlaamse Gewest een rol kan spelen ten overstaan van die gemeenten die nu misschien nog niet de impact hebben ondervonden, opdat ze zouden uitkijken en wat hun waterlopen betreft zo sterk mogelijk van in het prille begin optreden.
De heer Nevens heeft het woord.
Voorzitter, minister, onze fractie stelt voor om advies te vragen aan de Staatsveiligheid, want wij denken dat ze staatsgevaarlijk zijn en banden met het leger hebben. Misschien kan er een papiertje worden gevraagd. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Minister Schauvliege heeft het woord.
Er is wel degelijk een probleem. Het kan dus zeker niet dat men alles op zijn beloop laat. Het is echter een illusie om te denken dat we ze kunnen uitroeien. Wat we in eerste instantie willen bereiken, is de populatie beheersen, zodat ze niet nog groeit.
Wat is nu het verschil tussen het plan van aanpak, de code van goede praktijk en de folder? Het plan van aanpak is eigenlijk een volledige analyse, ook van de wetgeving, van wat er Europees is beslist, van wat er mogelijk is, van hoe de verspreiding is. De code van goede praktijk zegt wat men kan doen om die beheersing op het terrein te verwezenlijken. De folder is echter iets ruimer, om ook aan het grote publiek informatie te geven over wat dat beest is en wat je er als particulier tegen kunt doen als je het bijvoorbeeld in je zwembad of je kelder vindt.
We gaan de lokale besturen zeker niet aan hun lot overlaten. Het kan een beetje worden vergeleken met de rattenbestrijding, die ook op vele plaatsen gebeurt. De VMM en Waterwegen en Zeekanaal zullen het voortouw nemen in het vangen en de beheersing van die populatie. Het klopt natuurlijk ook dat we dat in samenspraak met die lokale besturen zullen doen. Dat zal zeker niet volledig aan hen worden overgelaten. Aan die code van goede praktijk wordt nu de laatste hand gelegd, ook net in samenspraak met die lokale besturen, zodat dat ook voor hen haalbaar is en in de praktijk kan worden uitgevoerd. Dat wordt dus ook op hun niveau vertaald, zodat ze daar ook mee aan de slag kunnen gaan. Het zijn echter vooral onze eigen diensten, zoals de VMM, die trouwens ook bevoegd is voor de rattenbestrijding, en Waterwegen en Zeekanaal die daaraan zullen meewerken.
Met betrekking tot de verspreiding is er ook een kaartje ter beschikking. Het is misschien interessant dat u dat weet. Daarop kunt u zien waar die wolhandkrab al is gesignaleerd, waar die zich al overal bevindt. Dat is toch wel redelijk spectaculair. We zullen misschien de link ook overmaken aan het parlement, zodat u dat kaartje kunt vinden en eens kunt bekijken of er in uw buurt Chinese wolhandkrabben kunnen opduiken, zodat u goed voorbereid bent om daarmee aan de slag te gaan.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ook voor het duidelijke engagement, want het lijkt me toch wel de eerste keer te zijn dat bij deze invasieve soort wordt stilgestaan en dat daaraan wordt gewerkt, dat ook de lokale besturen daar goed over worden geïnformeerd. Het onderwerp kan immers misschien snel aanleiding geven tot een paar grapjes hier in de commissie, maar ik denk toch echt dat we erbij moeten stilstaan. Dat wordt ook bevestigd door de International Union for Conservation of Nature (IUCN). We hebben echt wel te maken met een zeer sterk invasieve soort, die een bedreiging vormt voor ons visbestand, maar ook een gevaar oplevert omdat ze de rivieroevers ondergraaft. Ik ben er alleszins tevreden mee dat u een aantal heel concrete maatregelen hebt genomen. Dat mag hier nog eens duidelijk worden gemaakt.
En zonder advies van de Staatsveiligheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.