Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil vooraf zeggen dat ik weet dat dit een delicate vraag is. Er bestaat hier echter geen formule om vragen achter gesloten deuren te behandelen. De vraag is des te delicater omdat onze Nationale Antidopingorganisatie (NADO) geen grote organisatie is en je daardoor sneller in een gepersonaliseerde context komt te werken. Ik viseer de persoon in kwestie niet. Dat wil ik er vooraf bij zeggen. Mijn vraag gaat over het functioneren van de NADO. Als er dingen naar boven komen, vraag ik het ook liever, dan die verhalen te laten bestaan zoals ze vandaag bestaan.
Ex-NADO-jurist Yves Defoort heeft in De Standaard en in Terzake begin juli een aantal verklaringen afgelegd. Volgens die verklaringen wist de bevoegde arts van de Vlaamse NADO minstens een week voor de kennisgeving van het analyseresultaat en de voorlopige schorsing van Thomas Van der Plaetsen, dat de mogelijkheid bestond dat het positieve analyseresultaat waarvoor de sporter dan voorlopig geschorst werd, niet het gevolg was van dopinggebruik, maar wel van teelbalkanker, maar besliste zijn leidinggevende, op advies van de bevoegde arts, bewust om de sporter hieromtrent niet op eigen initiatief te informeren. De sporter zelf bevestigde reeds dat hij inderdaad zelf het initiatief diende te nemen om de NADO te contacteren voor nadere uitleg over de vermelding “mogelijk pathologische oorzaak” in het analyseverslag dat hem door NADO Vlaanderen werd bezorgd.
Dat veroorzaakte ook in onze contreien natuurlijk wel wat commotie, minister. In de plenaire vergadering van 6 juli verklaarde u dat NADO Vlaanderen geen zware fouten beging in deze zaak, aangezien de toenmalige WADA-regelgeving (Wereldantidopingagentschap) de NADO niet verplichtte om de sporter te waarschuwen.
Die redenering lijkt mij wat kort door de bocht. Het was inderdaad niet verplicht om de sporter te waarschuwen, maar het was ook niet verboden. In de tekst van mijn vraag heb ik het over de verplichting om mensen in nood te helpen. Dat is misschien een beetje overdreven, maar als je zoiets weet, als diagnose van een sporter, denk ik dat je toch een andere houding moet aannemen.
Dat een arts, ook als dopingcontrolearts, niet het initiatief neemt om een sporter in te lichten dat de kans bestaat dat hij kanker heeft, en derden die eveneens op de hoogte zijn zelfs aanraadt om dat ook niet te doen, vind ik ethisch onverantwoord, minister. Het zou ook de gezondheid van de betrokken sporter ernstig geschaad kunnen hebben, zoals onlangs aangetoond werd in een totaal andere zaak, die niets met sport te maken heeft, van een gynaecoloog die alarmerende testresultaten niet meldde aan een patiënt.
Als het waar is dat NADO Vlaanderen, op advies van de arts, bewust de sporter in het ongewisse liet – ik formuleer het bewust met de nodige voorwaardelijke zinnen – doet dat bovenal ernstige vragen rijzen over de geloofwaardigheid en het morele gezag van een organisatie als de NADO en een arts die opgeleid en aangesteld is om de gezondheid van sporters te beschermen. Het is immers onder meer daarvoor dat we aan dopingcontrole doen.
Volgens een niet algemeen erkende bron, genaamd Jean-Marie Dedecker, in een bijdrage in Knack op 31 juli, doet in de sportsector zelfs het gerucht de ronde dat de bevoegde arts contact zou hebben opgenomen met het lab met de vraag om de vermelding “mogelijk pathologische oorzaak” uit het analyseverslag te verwijderen. Ik vind dat een heel zware beschuldiging, minister.
Dat alles komt dan weer boven op eerdere verklaringen van onder meer wereldkampioen boksen Delfine Persoon omtrent pestgedrag bij de door de bevoegde arts gecoördineerde dopingcontroles, van maart 2016, de verklaring van olympisch atleet Pieter-Jan Hannes over de voorspelbaarheid van de Vlaamse dopingcontroles, van april 2016, en de mening van Europees kampioen tienkamp Thomas Van der Plaetsen over de algemene cowboymentaliteit bij de Vlaamse dopingbestrijding. Het plastische woordgebruik is niet mijn verantwoordelijkheid, minister, wel de opsomming ervan. Dat is wat in de media naar boven komt.
U lijkt zelf ook niet echt tevreden met de door de bevoegde arts gecoördineerde dopingcontroles, aangezien u naar eigen zeggen in de plenaire vergadering van 6 juli 2016, al in september 2015 aandrong op een objectief gemotiveerd spreidingsplan, dat er alvast in juli 2016, de laatste keer dat we elkaar spraken, nog niet was.
Daarom heb ik een aantal vragen, om een en ander uit te klaren. Wanneer was de bevoegde arts op de hoogte van de inhoud van het analyseverslag van Thomas Van der Plaetsen? Heeft de arts zelf het initiatief genomen om de sporter te contacteren en de mogelijke diagnose te melden? Heeft de bevoegde arts NADO Vlaanderen geadviseerd om de sporter te waarschuwen? Heeft de arts het lab gecontacteerd in een poging om de vermelding “mogelijk pathologische oorzaak” uit het analyseverslag te laten schrappen?
Welke rol speelden de toenmalige en huidige operationeel leidinggevende in de communicatie met Thomas Van der Plaetsen omtrent de analyseresultaten die indicaties bevatten van teelbalkanker? Dat is misschien een delicate vraag, want het is een vraag over verantwoordelijkheid. Ik kan er begrip voor hebben als dat te persoonlijk zou worden.
Welke taken vervult de bevoegde arts momenteel voor de Vlaamse dopingbestrijding? Hoeveel Vlaamse dopingcontroles voerde de arts uit? Bent u van mening dat de genoemde arts bij Vlaamse sporters en sportfederaties nog over de geloofwaardigheid, de objectiviteit en het morele gezag beschikt om een belangrijke rol te blijven spelen in de Vlaamse dopingbestrijding?
Ik wil geen oordeel uitspreken vooraleer u geantwoord hebt, ook al hebt u door mijn vraagstelling wellicht de indruk dat ik dat doe. Maar ik wil daar voorzichtig mee zijn.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik wil beginnen met een algemene beschouwing. U weet dat het antidopingbeleid, zowel Vlaams als internationaal, zeer belangrijk is voor mij. Het is niet de eerste keer dat we hier spreken over de werking van NADO Vlaanderen. In juli hebben we daarover een goed gesprek gehad in deze commissie. Ik heb ook een duidelijke reactie gegeven op het interview met Yves Defoort, waar u naar verwijst. De zaak van Thomas Van der Plaetsen is ook al verschillende keren aan bod gekomen in deze commissie.
Ik ben heel blij met uw nuancering. Had u die niet gegeven, zou ik gezegd hebben dat de vraagstelling nogal sterk op één persoon focust en daardoor misschien wel onontvankelijk zou zijn. Maar ik ga me daar helemaal niet achter verschuilen en zal ingaan op uw vragen. Ik zal wel proberen om er in zijn algemeenheid op te antwoorden. Uiteraard kunt u altijd het concrete dossier in detail gaan bekijken bij NADO Vlaanderen.
Algemeen wil ik verwijzen naar de vraag om uitleg nummer 164 over het vermeende dopinggebruik van Thomas Van der Plaetsen en naar de vraag om uitleg nummer 202 over het antidopingbeleid in navolging van de zaak van de betichte tienkamper. In antwoord op die vragen ging ik uitvoerig in op het feit dat de begeleidende brief die NADO Vlaanderen bij een positief testresultaat aan de sporter verzendt, uitdrukkelijk vermeldt dat een sporter te allen tijde telefonisch contact kan opnemen met de coördinerende arts van NADO Vlaanderen. In het geval van Thomas Van Der Plaetsen is dat ook gebeurd. Het was zijn zus, die ook zijn manager is, die contact opnam na ontvangst van de brief. Daarbij heeft de arts zijn verantwoordelijkheid wel degelijk opgenomen en effectief meer uitleg gegeven. De arts heeft haar aangeraden haar broer zo snel mogelijk medisch te laten onderzoeken, wat ook is gebeurd. En ook de directeur van NADO Vlaanderen heeft in het kader van de operationele autonomie van NADO Vlaanderen contact gehad met de manager van de sporter en al haar vragen onmiddellijk beantwoord.
In de toenmalige lijst van de verboden stoffen van het WADA stond hCG (humaan choriongonadotrofine) als een niet-specifieke stof aangeduid. Dat betekent dat de sporter onmiddellijk een voorlopige schorsing krijgt. U weet dat dat ondertussen door mijn toedoen is veranderd. Maar toen stond dat ook in de WADA-guideline van 2014. In 2014 bepaalde het Antidopingdecreet dat bij een afwijkend resultaat op een niet-specifieke stof de sporter onmiddellijk werd geschorst en dat de sporter recht had op een voorlopige hoorzitting binnen de week. Zoals ik net al zei, is het decreet ondertussen aangepast.
NADO Vlaanderen en de bevoegde arts waren op 24 september 2014 op de hoogte van het analyseverslag. Zoals ik al vermeldde, informeerden de arts en de directeur van NADO Vlaanderen de sporter en zijn entourage over het risico op teelbalkanker. Het hoofd van het Doping Control Laboratory (DoCoLab) in Gent verklaarde dat hij geen enkele mail of brief terugvindt met de vraag om de bewuste zin die wijst op een mogelijk pathologische oorzaak van hCG in die zaak te verwijderen en hij zich zo’n vraag ook niet herinnert.
Als coördinerend arts stelt de arts dopingcontroles voor op basis van het spreidingsplan, en dat in overleg met het controlecomité dat recent opgericht werd. In 2015 werden de voorstellen van uit te voeren controles officieel ondertekend en bekrachtigd door mevrouw Claus, die toen secretaris-generaal was van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Zoals ik u recent antwoordde op uw schriftelijke vraag nummer 685, blijkt de coördinerende arts een groot aantal dopingcontroles uit te voeren. Zo voert hij buiten zijn werkuren als ambtenaar gemiddeld één dopingcontrole binnen competitie uit in het weekend, als erkend controlearts. NADO Vlaanderen stelt dat dat belangrijk is om een duidelijk beeld te hebben van wat er zich op het veld afspeelt. Daarnaast behoort de coördinerende arts tot de pool van zes deeltijdse controleartsen die tijdens de week controles buiten competitie uitvoeren. Zoals ik eveneens in mijn antwoord op uw schriftelijke vraag meegaf, heb ik nu aan NADO Vlaanderen uitdrukkelijk gevraagd om het significante verschil in het aantal controles tussen de coördinerende arts en de overige controleartsen die controles voor NADO Vlaanderen uitvoeren, mee te nemen in de werkzaamheden die nog bezig zijn rond de procesanalyse van NADO Vlaanderen. Het is nodig en goed dat we vanuit een procesanalyse weten hoe en wanneer die aanduidingen worden gedaan.
Specifiek wat de controleartsen en chaperons betreft, wil ik nog verwijzen naar de gedragscode die zij ondertekenen. Dat is normaal toch een bijkomende garantie voor het bewaken van de integriteit van de personeelsleden. In die gedragscode engageren zij zich om zich in alle omstandigheden te schikken, loyaal en strikt, zowel naar de letter als naar de geest, naar de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen die van toepassing zijn op de uitgeoefende activiteiten. Daartoe behoort ook de medewerking aan de disciplinaire, administratiefrechtelijke of gerechtelijke afhandeling van procedures die het gevolg zijn van de uitoefening van de aan hen toevertrouwde taken.
Een soepele en efficiënte werking en een professionele uitstraling zijn alleen mogelijk als iedere controlearts en chaperon ook bijkomend correctheid als richtsnoer meeneemt bij de uitvoering van zijn taken. Voor mij zit daar zonder twijfel ook het respect in de omgang met anderen bij.
Afsluitend wil ik nogmaals benadrukken dat efficiëntie, transparantie en klantvriendelijkheid voor mij belangrijke uitgangspunten zijn van een goed antidopingbeleid. Ik verwacht dat de coördinerende arts en heel NADO Vlaanderen die uitgangspunten elke dag in de praktijk brengen. U hebt er al naar verwezen dat ik vorig jaar in september een aantal opdrachten heb gegeven, onder meer met betrekking tot het spreidingsplan voor dopingcontroles. Ik heb begrepen dat er nu stappen zijn gezet. Ik wil daar met hen in detail verder over discussiëren. Ik hoef niet in detail te weten wie ze gaan controleren, maar wel de principes: hoe pak je het aan? Daar ben ik nog niet van op de hoogte.
Ik stel ook vast dat rond die procesanalyse een eerste fase met externe begeleiding is afgerond. Op 3 oktober is een tweede fase gestart. Het einddoel moet zijn dat die procesanalyse in een ISO-certificering (International Organization for Standardization) wordt gegoten. Over het aspect van de conflicthantering is mij gezegd dat onder leiding van de directeur en een externe begeleider een driedaagse vorming heeft plaatsgehad.
Dit alles geeft aan dat NADO Vlaanderen momenteel een veranderingsproces doorloopt. Ik stel voor dat ik, als er verdere stappen zijn afgerond, die ook nader kom toelichten in deze commissie.
De heer Caron heeft het woord.
Bedankt voor uw toelichting, minister. Ik zal enkel ingaan op het laatste luik van uw antwoord, omdat ik het eerste luik als voldoende afgehandeld beschouw en het ook iets te delicaat is. Het is heel goed dat u een procesanalyse aanpakt en dat er een controlecomité is dat het spreidingsplan en de principes daarvan goed bewaakt. Dat is essentieel. Zelfs de slimste mens ter wereld kan niet alles alleen. Je hebt toetsstenen en feedback nodig om efficiënt te werken. Principes als kwaliteit en transparantie in het handelen zijn goed. Het is uw ambitie om een ISO-certificering te krijgen. Dat is ook symbolisch, om de kwaliteit van het proces te beklemtonen en een goede voorbeeldrol op te nemen.
Ik denk dat er in de toekomst nog wat andere taken op te nemen zijn, maar dit zijn belangrijke stappen vooruit. U zegt zelf dat u de commissie wilt informeren als we een tijdje verder zijn. Ik zou dat graag hebben. Ik wil nog eens onderstrepen dat het mij niet te doen is om individuen. Het gaat mij om het systeem en hoe dat werkt. Als ik ‘NADO Vlaanderen’ intik bij Gopress, dan krijg ik wat ik krijg. Begrijpt u? Het is op basis daarvan dat ik doorgewerkt heb.
Het eerste luik is afgehandeld. Ondertussen hebben we een bijstelling van de WADA-code. En de procesbeschrijving is ook een beetje veranderd. In die zin hoop ik dat die problemen definitief van de baan zijn. Ik hoop dat dat nu ook structureel verder geïmplementeerd wordt om onze kwaliteit nog te verbeteren en te verhogen. Ik dank u.
De heer Poschet heeft het woord.
Dit is gevoelige materie. Dat bleek ook al op 5 juli, toen we daar een aantal actuele vragen over gesteld hebben, zelfs met de drie meerderheidspartijen als indiener. Dat bewijst het belang dat wij, en iedereen in deze commissie, hechten aan een goed draaiende NADO en een onafhankelijk antidopingagentschap binnen de Vlaamse Gemeenschap.
Mijn bijkomende vraag was wat er sindsdien gebeurd is binnen de NADO, maar u hebt daar al een beetje op geantwoord. U hebt vorig jaar in september, en daarna opnieuw in de plenaire vergadering, gezegd dat de visie rond dopingbestrijding op papier moet worden gezet en dat er een spreidingsplan moet worden uitgewerkt. U verwijst ook naar de procesanalyse waaraan gewerkt wordt.
Minister, het is een goede zaak dat dit gebeurt. Ik ben blij met uw aankondiging dat u hier zal rapporteren. Het enige wat we misschien nog kunnen vragen, is of NADO Vlaanderen, indien dit mogelijk zou zijn, nog een tandje bij zou kunnen steken. We zijn ondertussen immers meer dan een jaar verder.
De heer Wynants heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik wil u bedanken voor het besef dat de minister zijn spreidingsplan en dergelijke onder controle heeft. In zijn procesanalyse heeft hij duidelijkheid gecreëerd. Ik wil afsluiten met een citaat van de heer Van Eenoo, vier jaar geleden toch het hoofd van de dopingcontrole in Londen. Hij heeft het duidelijk verwoord: “In vergelijking met andere nationale dopingagentschappen doet Vlaanderen het ongelooflijk goed. Als men kijkt naar het aantal controles per inwoner, staan wij, samen met Noorwegen, op eenzame hoogte.”
Minister Muyters heeft het woord.
Dat klopt natuurlijk. Indien ik ons met anderen vergelijk, is dat zo. We staan er echter nog niet voldoende. Ik wil nog meer een voorbeeld zijn in de wereld. In de praktijk blijkt echter dat landen die veel groter zijn, soms maar 52 dopingcontroles op een heel jaar uitvoeren. Wij doen er meer per dag. Het aantal controles zit goed. Zoals ik daarstraks al heb laten verstaan, bevindt het groeiproces zich echter nog in een groeifase.
Mijnheer Caron, ik vind het fijn dat u me nu al de slimste mens ter wereld noemt. Ik moet echter nog aan die competitie beginnen.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik ken in het Vlaams Parlement wel niemand die beter kan rekenen. Dat hebt u de eerste keer al bewezen. (Gelach)
Ik wil uw stelling bekrachtigen. Wat de heer Van Eenoo heeft verklaard, klopt. We moeten ons niet schamen om wat we doen. We mogen er fier op zijn. Het aantal controles is op zich echter geen criterium om de kwaliteit van het dopingbeleid te toetsen. Wat het aantal controles betreft, zitten we aan de top. Ik pleit er niet voor dit af te bouwen. Ik vind wel dat we op het terrein meer moeten werken met andere instrumenten, zoals omkaderende, contextuele of sensibiliserende instrumenten.
Ik zal een voorbeeld geven. Ik ben trouwens van plan hierover nog een vraag om uitleg in te dienen. Ik verwijs naar al die mensen die aan fysieke lichaamsculturele sportactiviteiten doen. Dat gaat dan om bodybuilding en fitnessachtige activiteiten. We moeten eens nadenken over de vraag of meer controles daar iets oplossen. Zijn er misschien andere strategieën om dat probleem op te lossen?
Ik geef dit extreem voorbeeld om aan te tonen dat het om een complexe materie gaat. We mogen niet over één nacht ijs gaan. We kunnen het succes niet enkel met aantallen bereiken. Die verbreding wordt het onderwerp van een volgende discussie.
Minister, ik pleit er niet voor af te bouwen wat u nu doet. Ik wil echter een beter spreidingsplan met nog veel meer andere activiteiten. Dit betekent niet dat er pakken personeel bij moeten komen. Indien het bestaande kader een beetje kan groeien, wordt al veel mogelijk.
Als er daar meer controles zouden komen, zouden die mensen volgens mij ook voorzichtiger worden.
Dat klopt niet, maar dat is voer voor een andere discussie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.