Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de vluchtelingenproblematiek heeft alle overheden van dit land voor grote uitdagingen geplaatst. Er was niet alleen de zoektocht van de federale overheid naar onderdak voor de talrijke vluchtelingen die het land binnenkwamen. Als de vluchtelingen eenmaal erkend zijn, moeten ze een duurzame huisvesting vinden, en dan komen ook de Vlaamse en de lokale overheden volop voor hun verantwoordelijkheid te staan. Vanuit de Vlaamse overheid werden en worden inspanningen geleverd om de integratie van de erkende vluchtelingen zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Ook werden vanuit diezelfde Vlaamse overheid maatregelen genomen om de lokale besturen te ondersteunen bij de opvang van de vluchtelingen. Dienaangaande kan ook verwezen worden naar de beslissing van de Vlaamse Regering om een budget van 20 miljoen euro ter beschikking te stellen van de Vlaamse steden en gemeenten. Deze kunnen dat budget aanwenden om de behoeften ingevolge de verhoogde instroom van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden op te vangen. Over de verdeling van een eerste schijf van 10 miljoen euro werd in juli beslist.
Inmiddels heeft de OCMW-voorzitter van Antwerpen in een interview in De Standaard van zaterdag 3 september aangaande deze problematiek een aantal opvallende uitspraken laten optekenen. Volgens hem is de emmer in Antwerpen vol en kan er geen druppel meer bij. De boodschap die hij wenst uit te zenden, is: Antwerpen is niet de plaats waar je je leven gaat verbeteren. Ga ergens anders heen. Volgens de heer Duchateau is de draagkracht in heel wat wijken op, en zal een verdere instroom van vluchtelingen alleen maar neerkomen op het importeren van armoede.
De stad Antwerpen heeft meer dan haar deel gedaan, aldus de OCMW-voorzitter. En Antwerpen heeft ook veel gedaan en doet ook veel. Maar Antwerpen ontvangt ook veel. Van de eerder geciteerde schijf van 10 miljoen euro gaat zowat 2,2 miljoen euro naar Antwerpen. Daarbij werd zelfs expliciet rekening gehouden met de bestaande situatie in 2014 en de verdeelsleutel van het Gemeentefonds, allebei bedoeld om rekening te houden met de toestand voor de instroom van erkende vluchtelingen en om lokale besturen aan te moedigen hun verantwoordelijkheid op te nemen.
Gelet op dat interview, is de vraag in welke mate de uitlatingen van de OCMW-voorzitter van Antwerpen stroken met het Vlaamse beleid dat de lokale besturen wil aanmoedigen, onder meer via die schijf van 10 miljoen euro.
Minister, hoe staat u tegenover de uitspraken van de Antwerpse OCMW-voorzitter? In welke mate acht u die verzoenbaar met het beleid dat u wilt voeren voor de opvang van erkende vluchtelingen door de lokale besturen?
Bestaat volgens u het risico dat andere steden en gemeenten de uitspraken van de Antwerpse OCMW-voorzitter gaan gebruiken als argument om een gelijkaardige houding aan te nemen? Bent u op de hoogte van het feit dat er in andere steden en gemeenten gelijkaardige geluiden zouden zijn ten opzichte van de opvang van erkende vluchtelingen? Zo ja, op welke wijze hebt u daarop gereageerd?
Hebben deze uitlatingen van de Antwerpse OCMW-voorzitter een impact op de verdeling van de tweede schijf van de voorziene 20 miljoen euro?
Minister Homans heeft het woord.
Vooraf wil ik aangeven dat de coördinatie van de vluchtelingencrisis een bevoegdheid is van de minister-president, maar deze vraag gaat wel over mijn bevoegdheid omdat het concreet gaat over de twee schijven van 10 miljoen euro die ik in het kader van de vluchtelingenproblematiek heb vrijgemaakt vanuit mijn bevoegdheid voor het binnenlands bestuur. Andere vragen moeten aan de bevoegde vakminister gericht worden of aan de coördinerende minister.
Mijnheer Van den Heuvel, het zal u niet verbazen dat ik geen behoefte voel om uitspraken te doen over een lokale OCMW-voorzitter, ook al ken ik hem goed. Ook over andere lokale mandatarissen heb ik naar aanleiding van vragen en opmerkingen nooit uitspraken gedaan. Het is ook niet zo dat uitspraken van lokale bestuurders van om het even welke politieke pluimage meteen tot gevolg hebben dat de vluchtelingen niet meer komen. Naast de heer Duchateau hebben ook nog andere mandatarissen de wens geuit dat iedere gemeente in Vlaanderen zijn fair deel zou doen. We moeten vaststellen dat dit niet gebeurt. Het is nog steeds een spontane reflex van erkende vluchtelingen om naar de steden te trekken. Dat geldt trouwens niet alleen voor Antwerpen.
Wat zeggen onze cijfers? In Antwerpen werden er van de asielaanvragen sinds 2014 739 erkend. Van die 739 zijn er slechts 139 weggetrokken. Meer dan 4 op 5 blijft dus in de stad. Er zijn daarbovenop 2483 vluchtelingen extra ingestroomd, die eerst elders werden erkend. Het saldo is dus in totaal 2344 vluchtelingen. We mogen dus concluderen dat erkende vluchtelingen effectief naar Antwerpen, Gent of andere steden trekken, als ze eenmaal de erkenning op zak hebben.
Het aantal erkende vluchtelingen dat uiteindelijk in de stad Antwerpen woont, ligt momenteel op 3083 en is ruim vier keer zo hoog als het aantal erkende vluchtelingen dat er op het moment van erkenning woont, namelijk 739. Dit zijn de cijfers vanaf het begin van de huidige asielcrisis. Ik zwijg dus nog over het aantal erkende vluchtelingen dat al van voor 2014 op het grondgebied van Antwerpen gevestigd is. Het is evident dat dit de stad Antwerpen en andere steden voor enorme maatschappelijke uitdagingen stelt, qua onderwijs, huisvesting, werk, ...
Van de eerste schijf van de 20 miljoen euro vluchtelingensteun die toegekend werd in juli, was dan ook 2.195.242 euro voor Antwerpen. Dit gebeurde op basis van welbepaalde criteria. Ik kom daar straks op terug.
Met het oog op een intellectueel eerlijk debat wil ik in verband met die verdeling wel de puntjes op de i zetten. Het bedrag van 2.195.242 euro dat Antwerpen heeft gekregen voor 3383 erkende vluchtelingen sinds het begin van de crisis, komt neer op 712 euro per vluchteling. In vergelijking zijn die cijfers voor Gent 654.000 euro voor 640 vluchtelingen, hetzij 1.022 euro per vluchteling. Mechelen kreeg 182.000 euro voor 170 vluchtelingen, dat is 1072 euro per vluchteling. Genk heeft 108.000 euro gekregen voor 73 vluchtelingen en dat is goed voor 1489 euro per vluchteling. Top of the bill is evenwel Puurs: u kreeg 13.500 euro voor 6 vluchtelingen. Dat betekent 2257 euro per vluchteling.
In Puurs werden er van de asielaanvragen sinds 2014 zeventien erkend. Van die zeventien zijn er twaalf weggetrokken uit Puurs. Er is wel één extra vluchteling ingestroomd in Puurs. We komen dus uit bij zes, en er is dus een negatief saldo van elf vluchtelingen.
Ik vind uw vraag dus bizar, maar het is uw volste recht om die te stellen. Het zou wel bijzonder vreemd zijn als ik de stad die in Vlaanderen vandaag al het minste krijgt per vluchteling, of zowat een derde van wat uw gemeente krijgt, hierop ga aanspreken omdat u zich afvraagt of die centen nodig zijn voor Antwerpen.
Gaan we erop blijven toezien dat die centen wel degelijk gebruikt worden waarvoor ze moeten dienen? Dat lijkt me nogal evident. Als minister van Integratie vind ik het een spijtige zaak dat al die vluchtelingen naar de steden trekken. Ze zijn niet allemaal geconcentreerd in Antwerpen. Hetzelfde geldt voor Gent en Mechelen. Ik begrijp ook wel waarom ze dat doen: ze denken dat er in de steden meer kans is om werk of huisvesting te vinden. Nochtans denk ik dat voor sociale huisvesting, de wachtlijsten het langst zijn in de steden. We kunnen daar evenwel geen regels over opleggen. Ik heb al pleidooien gehoord over een spreidingsplan, maar er is vrijheid van vestiging, en dat kunnen we niet doen.
Ben ik nu van plan om op basis van de uitspraken van de heer Duchateau de verdeling van de tweede schijf te herbekijken? Neen, want de verdeling van die schijf is niet gebeurd op basis van dergelijke uitspraken.
Ik heb zulke uitspraken de afgelopen maanden ook elders gehoord en, nogmaals, het is niet omdat mandatarissen die uitspraken doen dat er ook minder asielzoekers of erkende vluchtelingen op hun grondgebied komen. Ik zie dus geen enkele reden om de drie evenwichtige verdeelcriteria, die zijn goedgekeurd door de voltallige Vlaamse Regering, bij te sturen voor de verdeling van de tweede schijf.
Een eerste criterium, goed voor de toekenning van 70 procent van de middelen, is de werkelijke instroom in de gemeente van erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden. Mocht die in Antwerpen dalen, dan zal het bedrag ook dalen. Mocht de instroom in Puurs stijgen, dan zal uw bedrag nog stijgen. Op basis van de recente cijfers zie ik momenteel geen aanwijzingen dat de situatie in Antwerpen en Gent zal verbeteren. Er blijven daar integendeel steeds meer erkende vluchtelingen toestromen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Er zijn verschillende elementen en ik wou het niet zozeer op de centendiscussie toespitsen. Dat was natuurlijk wel mijn derde vraag, maar we kunnen daar ook nog andere statistieken tegenover plaatsen. U trok het een beetje in het belachelijke door een landelijke gemeente te vergelijken met een grootstad, en de aandacht te vestigen op het feit dat we inderdaad drie keer meer krijgen voor een vluchteling dan Antwerpen. Ik ken de cijfers niet uit het hoofd en had dat vooraf moeten opzoeken. Ik had kunnen verwachten dat u zo creatief zou zijn om de cijfers voor Puurs te noemen. Als we de algemene middelen van het Gemeentefonds zouden uitzetten per inwoners, dan vrees ik dat het plaatje er anders uitziet. Ik heb eens berekend dat als we in Puurs daaruit evenveel zouden ontvangen per inwoner als Antwerpen, dat we dan geen belastingen meer zouden moeten heffen. Het is dus opletten geblazen met dat soort vergelijkingen.
Wat ik wilde aankaarten, was dat de houding van de heer Duchateau, die als verantwoordelijke OCMW-voorzitter van de grootste stad van Vlaanderen in een weekendkrant zulke uitspraken doet, misschien exemplarisch kan zijn voor andere besturen. Met alle respect voor de grootstedelijke problematiek van Antwerpen die ik niet onder de mat wil vegen, is dit juist de man die wellicht voor de zwaarste uitdaging staat, en die vanuit Vlaanderen daarvoor ondersteund wordt, waar ik op zich geen problemen mee heb, en ook niet met de objectieve criteria die u noemt. Die uitdaging is in geen enkel opzicht te vergelijken met de uitdaging voor landelijke gemeenten, zoals de mijne. Wat u zegt, is dus juist en ik begrijp waarom u dat naast elkaar wou plaatsen. Dat is dan een discussie van de tweede orde. De eerste discussie is dat de man die inderdaad geconfronteerd wordt met de grootste uitdaging in deze problematiek en die daar een voorbeeldfunctie in heeft, uitspraken doet als ‘de emmer is vol’. Ik betreur dat een beetje, met alle respect voor de uitdaging die er is, en het getuigt van weinig creativiteit en verantwoordelijkheidszin om in die termen over deze materie te spreken.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik wil het niet zozeer hebben over uw drie concrete vragen en de verdeling van die subsidies, maar wel over de toon die u aanneemt en de sfeer die u schept rond het beleid van die OCMW-voorzitter. U schiet hier eigenlijk met een bazooka vanuit het parlement op een lokaal bestuurder, en dit gebaseerd op één citaat uit een krantenartikel en niet op de realiteit. En die realiteit is nu eenmaal een harde realiteit voor Antwerpen. U had evengoed een ander citaat uit datzelfde artikel kunnen nemen, waarin de OCMW-voorzitter heel duidelijk stelt dat hij het als zijn plicht ziet om al die mensen die naar Antwerpen gestuurd worden of die in Antwerpen worden opgevangen, zo snel mogelijk te integreren. Maar daar wordt natuurlijk niet over gesproken. Als je het hele interview leest, zie je duidelijk dat het een ‘cri de coeur’ is van iemand die geconfronteerd wordt met enorme uitdagingen. Ik ga niet alle cijfers herhalen die de minister net heeft genoemd, maar dat is wel de context waartegen dit interview is afgenomen. Ik begrijp dan ook helemaal vanwaar dat citaat komt.
Ik besluit. Ik vind het ongehoord dat je als fractieleider in een parlement gaat schieten op een lokaal bestuurder. Ik vind de reactie van de minister veel gepaster.
De heer Vanbesien heeft het woord.
Mevrouw Sminate, ik moet u spijtig genoeg een beetje corrigeren. Dit is niet één uitspraak geweest in één kranteninterview. Hij heeft daar ook op knack.be over geschreven. Hij heeft daar in de gemeenteraad vaak over gesproken. Het is duidelijk een expliciete constante in de uitspraken van de heer Duchateau: uitspraken zoals: 'Ga ergens anders heen, alstublieft, want hier is het vol', of 'Als we van moslims niet vragen dat ze onze waarden assimileren, riskeren we zelf onder de voet te worden gelopen.' Het is, denk ik, soms wat dubbelop. Het is niet helemaal hetzelfde, maar het is wel hetzelfde mechanisme als wat er dit weekend in Hongarije is gebeurd. Er is daar een referendum voorgelegd aan de bevolking over het spreidingsplan van vluchtelingen in Europa. Daar begint de politiek verantwoordelijke, Orban, zelf… (Opmerkingen van Nadia Sminate)
Ik zal het u uitleggen.
Hij begint zelf spotjes op tv te maken en de vluchtelingen in een slecht daglicht te plaatsen en de mensen op te zetten tegen elkaar. Ik vind dat hij daar een grote politieke verantwoordelijkheid in heeft. Wat de heer Duchateau in Antwerpen doet, is hetzelfde mechanisme: als politiek verantwoordelijke jut hij mensen tegen elkaar op in de stad. Hij zegt herhaaldelijk dat er een aanzuigeffect is als wij die mensen gaan helpen. Als wij op een correcte, menselijke manier bezorgd zijn om de huisvesting van oorlogsvluchtelingen, zou dat een aanzuigeffect hebben op de vluchtelingen die een woonplaats zoeken. Hij heeft in de gemeenteraad gezegd dat activeren richting werk het enige is wat wij wel moeten doen omdat zij dat niet graag hebben. Dat zou dan een reden kunnen zijn waarom ze wegblijven.
Ik vond het antwoord van de minister heel correct. Zij zei dat de redenen waarom erkende vluchtelingen naar steden trekken, weinig te maken hebben met wat een schepen al dan niet zegt. Dat heeft te maken met het feit dat daar lotgenoten zitten, of dat daar betaalbare woningen te vinden zijn, die vaak krotten zijn. Omdat men geen ander aanbod heeft, gaat men daarnaartoe. Daar is openbaar vervoer, daar zijn winkels dichtbij enzovoort. Er zijn verschillende redenen waarom die mensen naar de stad komen. Het feit dat een bestuur zegt ‘blijf hier weg’ of daarentegen hen op een correcte, menselijke manier aanvaardt, heeft daar geen effect op.
Dat maakt de verantwoordelijkheid van de OCMW-voorzitter nog groter. Dat duidt duidelijk aan dat het niet effectief is als beleidsmaatregel. Het is dus een politiek discours, om electoraal mee te scoren.
Ik vind het correct dat er gezegd wordt dat we moeten kijken naar de realiteit. Antwerpen heeft absoluut de moeilijkste realiteit en de grootste opdracht, en verdient dan ook de meeste ondersteuning. Dat heeft de minister gezegd, en ik ben het daarmee eens. Mijn vraag was, minister – maar u hebt daar al gedeeltelijk een antwoord op gegeven –: bent u van mening dat een correcte menselijke behandeling van oorlogsvluchtelingen een aanzuigeffect met zich meebrengt? Hebt u weet van gevallen waarin vluchtelingen die zich bij het OCMW hebben aangediend in Antwerpen naar een andere gemeente zouden zijn doorgestuurd?
De heer De Loor heeft het woord.
Mevrouw Sminate, u hebt het over een harde realiteit. Dat klopt. Het is een harde realiteit. Als je OCMW-voorzitter of schepen of burgemeester wordt van de grootste stad van Vlaanderen, weet je dat het een harde realiteit is. Daar moet je dan ook rekening mee houden. In alles moet je daar rekening mee houden, ook in je uitspraken.
De heer Van den Heuvel zegt dat hij meer creativiteit verwacht. Wel, ik verwacht in dezen meer professionaliteit. Ik wil mij dan ook aansluiten bij de opmerkingen van de heer Van den Heuvel. Als lokaal bestuurder, als schepen, OCMW-voorzitter of burgemeester, heb je ook een voorbeeldfunctie voor andere lokale bestuurders. Hierin schiet de OCMW-voorzitter van Antwerpen ongelooflijk tekort.
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, ik was niet van plan om iets te zeggen, maar ik wil het toch doen. Ik wil mijn bezorgdheid uiten over de werkzaamheden hier. Ik vind dat wij hier goed samenwerken, dat wij in een goede verstandhouding zaken bespreken. Het is goed dat het beleid op zich ter sprake kan komen. Maar ik stel mij toch serieuze vragen. Als wij hier uitspraken van lokale mandatarissen gaan agenderen – oké, het is de OCMW-voorzitter van de grootste stad van Vlaanderen – en daar zich grote discussies over laten ontspinnen in een commissie Binnenlands Bestuur, dan vind ik dat zeer verregaand. Vlak bij mij is er een gemeente die neigde naar onbestuurbaarheid, maar die plots weer bestuurbaar is geworden door een overstap van iemand van de ene naar de andere partij. Daar zijn grote verwijten geweest, tot ‘Ik hoop dat u de kanker krijgt en ziek wordt’ toe. Gaan we ook over die dingen beginnen te discussiëren? Ik vind dat toch zeer verregaand. Ik zou het hier het liefst hebben over het beleid.
Minister, we hebben dit probleem zien aankomen. Wanneer de vluchtelingen eerst in een gesloten opvangcentrum zitten en dan na twee maanden op zoek moeten gaan naar een woning, is het niet evident om in Vlaanderen een betaalbare woning te vinden. Heel veel erkende vluchtelingen trekken naar de stad, waar ze een kamer kunnen huren en waar er openbaar vervoer aanwezig is. De vluchtelingenproblematiek is een totale problematiek. Je kunt dat niet in één hokje steken. Dat heeft te maken met de zoektocht naar werk. Maar als je familie en kinderen hebt, wil je eerst een dak boven je hoofd. Niet iedereen houdt van cohousing. Daarom gaat men op zoek naar een individuele woning. Daarom hebben de steden een aantrekkingskracht: zij hebben meer kleinere woningen. De cijfers van Antwerpen daarover zijn gekend.
Anderzijds is er de opmerking over de werkzaamheden en de vragen die kunnen worden gesteld, mijnheer Maertens. Dat is waar. Maar als Antwerpen 2,1 miljoen euro krijgt, is het normaal dat daarover vragen worden gesteld. (Opmerkingen)
De uitspraken van een OCMW-voorzitter, die die middelen moet verdelen, mogen hier aan bod kunnen komen. Het kan ook zijn dat de minister als gedoogminister optreedt tegen een OCMW-voorzitter die dergelijke zaken stelt. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Dat mag hier het voorwerp van debat zijn. We moeten in deze commissie niet alleen die vragen laten stellen die ons goed uitvallen. (Opmerkingen)
We mogen hier een open debat hebben. (Opmerkingen van Marius Meremans)
Voorzitter, u legt mij in de mond dat wij daarover kritiek geven omdat het – zoals ik tussen de regels lees – iemand is van onze partij. Dat is absolute onzin. Dat is niet waar. We zijn op die manier zeer slecht bezig.
Ik heb dat niet gezegd.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik heb op al uw vragen geantwoord. Met betrekking tot de debatten die daarna zijn begonnen, ga ik mij geen uitspraken permitteren. Ik vind de vergelijking tussen Orban en de OCMW-voorzitter van Antwerpen hallucinant. Dat is het enige wat ik er nog over wil zeggen.
Ik heb het genoegen deel uit te maken van de gemeenteraad van Antwerpen. Die debatten moeten daar worden gevoerd en niet in deze commissie. En dan heb ik het niet over de vraag van de heer Van den Heuvel, want die ging concreet over Vlaams geld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.