Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, in uw beleidsnota haalde u al aan dat de privésector in Vlaanderen een rol kan spelen bij de uitbouw van technologische infrastructuur in de partnerlanden. Vandaag wordt al in een subsidie voorzien voor Vlaamse consultants bij de uitvoering van een haalbaarheidsstudie voor milieu- of bouwprojecten in ontwikkelingslanden. Verder voorziet u in een rol voor de privésector voor de kennisuitwisseling van klimaattechnologieën. Daarvoor zou u, in samenwerking met uw collega bevoegd voor het energiebeleid, onderzoeken of een publiek-privaat samenwerkingsverband kan worden opgericht voor de voorziening van alternatieve energie en energie-efficiënte technologieën in ontwikkelingslanden.
Het Departement internationaal Vlaanderen (DiV) en Flanders Investment & Trade (FIT) organiseerden vorig jaar in juni een stakeholdersoverleg over deze problematiek. Toen werd er nagedacht over hoe de privésector een grotere rol kan spelen bij de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. De voorlopige conclusie van dat overleg was dat de Vlaamse overheid een faciliterende rol moet spelen. Ze moet informeren, sensibiliseren en ontsluiten. In uw strategienota voor zuidelijk Afrika, die we in deze commissie al kort hebben besproken, is er ook een rol weggelegd voor de privésector. Vlaanderen werkt voor zijn ontwikkelingssamenwerking samen met partners uit zowel de publieke sector als de private sector. Die samenwerking werd als succesvol omschreven als werd samengewerkt met betrekking tot bepaalde nauw omschreven thema’s en niches.
Minister-president, hoever staat het met de aangehaalde initiatieven uit uw beleidsnota? Welke waarborgen hebt u ingewerkt om ervoor te zorgen dat de economische belangen van een privépartner niet prioritair zijn? Welke rol speelt FIT bij het kiezen van een privépartner voor een project van ontwikkelingssamenwerking?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Soens, in mijn beleidsbrieven rapporteer ik over alle maatregelen die bijdragen tot de doelstellingen die ik formuleerde in hoofdstuk 4.2.3 van mijn beleidsnota, onder de titel ‘Samenwerken met de private sector in domeinen relevant voor ontwikkeling’. Ik zal binnenkort de beleidsbrief 2016-2017 ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorleggen. Zodra die beschikbaar is, laat ik die natuurlijk aan u bezorgen. Het is onder andere de bedoeling om de meeropbrengsten van het Europese emissiehandelssysteem, als die eenmaal gekend zijn, onder meer in te zetten voor privaat-publieke partnerschappen voor klimaattechnologieën.
U vraagt naar de inspanningen van DiV en FIT in de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. Ze hebben elk een specifieke opdracht. Ten eerste is er de private sectorontwikkeling: dat zijn alle activiteiten uitgevoerd door overheden en ontwikkelingsorganisaties met als doel in ontwikkelingslanden zelf een goed functionerende private sector te ontwikkelen. Dat zijn projecten en programma’s die zich in de ontwikkelingslanden zelf bevinden. Ten tweede is er de private sector voor ontwikkeling: dat zijn activiteiten gericht op het betrekken of engageren van de private sectoractoren bij de projecten en financiering van ontwikkelingssamenwerking. Die activiteiten bevinden zich zowel in de ontwikkelingslanden als hier. Vanuit de begroting voor ontwikkelingssamenwerking bij het departement wordt voornamelijk ingezet op privatesectorontwikkeling in de partnerlanden.
De overheid moet waken over een duurzame betrokkenheid van de private sector. Het DiV volgt dat op en houdt daarbij rekening met het Vlaams kaderdecreet voor ontwikkelingssamenwerking en de OESO-criteria voor official development assistance (ODA). Dat is meteen ook een antwoord op uw vraag of er voldoende waarborgen zijn opdat ontwikkelingsdoelen zouden primeren op economische belangen.
Het behoort niet tot de opdracht van FIT om private actoren te kiezen voor ontwikkelingsprojecten, voor ODA. De ondersteuning van private actoren door FIT past niet binnen de doelstelling van de ontwikkelingssamenwerking. Het beheer van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking, inclusief de identificatie van de projecten en de uitvoerende partners, gebeurt door het DiV.
FIT zet in op het stimuleren van de Vlaamse export en het internationaliseren van bedrijven. De subsidies voor Vlaamse bedrijven vallen niet onder de definitie van ODA, maar wel onder de definitie van ‘other official flows’ (OOF). Het gaat om fondsen die primair tot doel hebben om buitenlandse export te stimuleren, geheel in lijn met de missie en de opdracht van FIT.
Zoals u weet, promoot FIT sterk het verantwoord en duurzaam ondernemen, en licht FIT de Vlaamse bedrijven in over publicaties van internationale tenders, zodat ook Vlaamse bedrijven daaraan kunnen deelnemen. Zowel DiV als FIT wil Vlaamse ondernemers stimuleren om duurzaam en inclusief te ondernemen in ontwikkelingslanden. Een van de concrete gezamenlijke acties was de oprichting begin 2016 van de LinkedIn-groep Flanders Private Sector for Development (PS4D). Deze groep creëert een online community, die Vlaamse bedrijven kan samenbrengen met andere relevante actoren. In de eerste plaats wil dat netwerk de grote informatienood over PS4D en over duurzaam en inclusief ondernemen in ontwikkelingslanden lenigen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar is er vandaag een beleidskader voor de interactie met die privésector, waarbij er een antwoord wordt gegeven op vragen, zoals die of een Vlaamse ontwikkelingssamenwerking wel moet gaan samenwerken met de privésector, welke rol de privésector daarin moet spelen, aan welke criteria de sector moet voldoen? U hebt de OESO-criteria voor ODA aangehaald, maar misschien heeft Vlaanderen daar wel nog extra criteria aan toe te voegen. Hoe vermijden we dat die economische belangen prioritair worden, zeker nu de relatie met Zuid-Afrika gewijzigd is, volgens de strategienota die we hebben gezien?
Uit de documenten over het stakeholdersoverleg van DiV en FIT blijkt ook dat er ondertussen een afgewerkte nota zou moeten zijn. Ik dacht dat die er in het najaar van 2015 moest zijn, maar ik heb die ondertussen niet gezien. Ik weet dus niet of die er al is of niet, maar mocht die er zijn, dan zou het wel nuttig zijn om die te kunnen krijgen.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister-president, ook ik vind dit een interessante vraag over de rol van de privésector in de ontwikkelingssamenwerking. Die heeft de voorbije jaren aan belang gewonnen. Bijkomend had ik nog graag enkele zaken vernomen van u. De nota ‘Private sector voor ontwikkeling (PS4D): Bouwstenen voor een Vlaams beleid’ presenteert de mogelijke beleidsopties op korte en lange termijn. De nota zelf maakt geen keuzes. De politiek beslist immers finaal. Weet u of er beleidsdoelstellingen reeds operationeel vertaald zijn? Hebt u een zicht op de mate van interesse bij de privésector om aan ontwikkelingssamenwerking te doen? Welke focus wordt er gehanteerd? Zijn de middeninkomenslanden interessant, of zijn er andere criteria? Hoe past dat binnen de focusstrategie van Vlaanderen?
Ook de toegang tot de financiering blijkt een belangrijk facet. Hebt u er een zicht op hoe de samenwerking met Finexpo en Delcredere in dezen verloopt? In welke mate kan Vlaanderen hier sturen en afstemmen met zijn ontwikkelingssamenwerkingsgebied?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, ik stel voor dat de vragen waarop ik nu niet kan antwoorden, schriftelijk aanvullend worden gesteld. Ik kan wel zeggen dat het DiV de komende maanden de samenwerkingsverbanden in kaart zal brengen en onderzoeken. Daarbij zal het ook rekening houden met een aantal principes. Mevrouw Soens, dat zijn de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, de Addis Ababa Action Agenda voor de financiering van ontwikkeling. Met dat kader zullen dus ook een aantal principes worden meegenomen in de afweging. Zoals ik zei, speelt ook het Vlaams kaderdecreet voor ontwikkelingssamenwerking mee, en de OESO-criteria voor ODA evenzeer.
Mevrouw De Meulemeester, misschien kunt u een aanvullende schriftelijke vraag stellen wat uw bijkomende vragen betreft, want ik heb hier natuurlijk niet alle info daarover ter beschikking.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik wacht dan op de schriftelijke antwoorden van de minister-president.
De vraag om uitleg is afgehandeld.