Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, in een interview met de Britse Daily Telegraph eind augustus opperde u het idee om een Unie van de Noordzee op te richten. Dit samenwerkingsverband met buurlanden zoals Nederland, maar ook Frankrijk, Duitsland, Denemarken en Groot-Brittannië, kan onder andere passen in een strategie om te komen tot een ‘zachte’ brexit, waar Vlaanderen volgens ons, en naar ik meen ook volgens u, het beste kan uitkomen.
U zei dat u de brexit weliswaar betreurde, maar dat er tot een nieuwe modus vivendi op vriendelijke voet moest worden gekomen om de banden tussen Vlaanderen en Groot-Brittannië te blijven aanhalen. In de communicatie over die Unie van de Noordzee werd onder meer verwezen naar de reeds bestaande Unie voor het Middellandse Zeegebied. U maakte ook duidelijk dat het niet de bedoeling kan zijn om naar een nieuwe Europese Unie te streven, maar dat het moet gaan om “een lichtere structuur op intergouvernementele basis”. U hebt daarbij ook benadrukt dat dit goed zou zijn voor de maritieme industrie en ook voor de nu reeds bestaande gezamenlijke onderzoeksprogramma’s.
Aangezien Vlaanderen heel wat economisch en politiek belang heeft bij een goede verstandhouding met Groot-Brittannië, ook na de brexit die recent is aangekondigd en waarvoor men vermoedelijk uiterlijk tegen maart het fameuze artikel 50 gaat inroepen, wil ik u dan ook de volgende vragen stellen. Kunt u meer in detail toelichten hoe een dergelijk samenwerkingsverband, hoe die Unie van de Noordzee er uiteindelijk zou kunnen uitzien?
Zou een Unie van de Noordzee zich nog op andere thema’s kunnen focussen behalve die gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s, die wetenschappelijke programma’s? Beschouwt u de Union for the Mediterranean, die inderdaad reeds bestaat voor landen rond de Middellandse Zee, organisatorisch als een soort blauwdruk, een proef voor deze Unie van de Noordzee? Zijn er reeds contacten geweest tussen Vlaanderen en andere landen over een Unie van de Noordzee? Zo niet, plant u die in de nabije toekomst?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Vanlouwe, u verwijst naar het interview dat ik daarover heb gegeven. U was aanwezig bij mijn toespraak op 11 juli. Ik heb dat idee daar gelanceerd. U zou dus eigenlijk moeten refereren aan de 11 julitoespraak. Daar is dat idee gelanceerd en het is later opgepikt door anderen. Na de 11 julitoespraak is er trouwens meteen bijval gekomen van enkele aanwezige diplomaten. Mijn voorstel is inderdaad ingegeven door de brexit. Laat u niet misleiden door de term ‘unie’. Het gaat in elk geval niet over een unie naast of tegen de Europese Unie. Ik heb me wat de naam betreft inderdaad geïnspireerd op de Unie voor het Middellandse Zeegebied, maar denk aan een totaal andere structuur, een lichte structuur, niet noodzakelijk iets met een eigen budget of een eigen secretariaat, maar een soort intergouvernementele organisatie, omdat ik me moeilijk kan voorstellen dat we na de brexit niet een samenwerkingsverband hebben met alle landen en deelstaten die rond de Europese Unie zijn gesitueerd.
Als het niet tot dat soort samenwerking zou komen, dan heb ik er in ondergeschikte orde voor gepleit om een EU-macrostrategie voor de Noordzee te ontwikkelen, waaraan ook derde landen, zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk post-brexit en Noorwegen zouden kunnen deelnemen. Een interessant voorbeeld voor die macrostrategie is te vinden in de samenwerking tussen de landen gelegen rond de Oostzee of rond de Baltische Zee. Daar is er ook sprake van samenwerking met niet-EU-landen.
Met betrekking tot het eerste idee, dat van een unie, bestaan er al een aantal vergelijkbare intergouvernementele organisaties. Ik denk aan de samenwerkingsvormen die te maken hebben met de grote rivieren, aan de Rijn- en Donaucommissie, aan de Maascommissie. Er is de Unie voor het Middellandse Zeegebied die ik al heb aangehaald en die boven de doopvont is gehouden toen Nicolas Sarkozy president van Frankrijk was. Hij heeft toen zijn idee kunnen vormgeven.
Behalve de gemeenschappelijke wetenschappelijke programma’s denk ik inderdaad dat er ontzettend veel domeinen zijn waarop het interessant is om te gaan samenwerken. Er is inderdaad wetenschappelijke samenwerking. Ik heb gezegd dat de 21e eeuw de eeuw van de oceaan zal zijn. Er is de bodemdiversiteit. Ik denk aan de producten en toepassingen die er zullen zijn aan de hand van wat in de oceaan op en onder de bodem te vinden is. Die zijn enorm. Wetenschappers zeggen dat we nog maar aan het begin van de exploratie staan van die mogelijkheden die er zijn. Ik denk dan aan toepassingen in de voedingsnijverheid, in de cosmetica-, de gezondheids- en de farma-industrie, aan bioproducten uit de zee. Algen en bacteriën zijn belangrijke leveranciers voor actieve bestanddelen bij huidverzorging enzovoort. Er is uiteraard de offshore-energie, een zeer belangrijk domein. Er is het promoten van maritiem groen transport. Er is de bescherming van de biodiversiteit en van de mariene biotoop. Er is het enorme potentieel van de ‘blue economy’. Misschien zijn er ook nog andere terreinen, waarop we vandaag nog geen zicht hebben.
Het is correct om te zeggen dat er op het ogenblik al diverse samenwerkingsverbanden zijn met betrekking tot het Noordzeegebied, maar al die samenwerkingsverbanden delen de Noordzee eigenlijk op in kleine microverbanden met betrekking tot thema’s die deels met elkaar te maken hebben. Er is eigenlijk een soort groot lappendeken rond die Noordzee van allerlei samenwerkingsvormen tussen deels overlappende thema’s en lid- en deelstaten. Er is echter geen enkel samenwerkingsverband rond de Noordzee dat momenteel alle staten en alle deelstaten ter zake bijeenbrengt.
Destijds is dit mij onder ogen gebracht door Bremen, dat in 2010 heeft gezegd dat het tijd wordt dat we werk maken van een Unie van de Noordzee. Toen is daar eigenlijk niet op ingegaan door de Europese Commissie, en ook niet door Vlaanderen, omdat we het nut niet meteen zagen. Het Verenigd Koninkrijk was lid van de EU, natuurlijk, maar nu komt er een andere situatie. Hoe ga je met de Europese fondsen kunnen blijven investeren zonder dat je daar een of ander samenwerkingsverband voor hebt en dus probeert dat lappendeken in één organisatie te krijgen, nogmaals, in een lichte structuur? Hoe kun je komen tot een geïntegreerd beleid? Die Noordzee is immers van enorm strategisch economisch belang.
Die Union for the Mediterranean is inderdaad een interessant experiment, maar is van een totaal andere aard. Dat is een veel grotere organisatie, die alle staten aan de kust van de Middellandse Zee behelst, tot en met Israël en Palestina. Maar liefst 43 landen zijn er lid van. Ook alle EU-lidstaten in kwestie zijn lid daarvan. Op operationeel vlak lijkt dat me een minder interessant model. Alleen wat de naam betreft, heb ik daar eigenlijk een beetje leentjebuur gespeeld. Ik denk dat we niet naar zo’n structuur moeten gaan.
Ik heb dit voorstel dus voor het eerst geformuleerd op de 11 juliviering. Toen is er onmiddellijk positieve feedback gekomen. Ik heb dat ook nog eens herhaald toen ik een bezoek bracht aan het Vlaams Instituut voor de Zee en aan de Simon Stevin. Daar is dat toen ook opgepikt door de Angelsaksische pers. Ik heb het ook ingebracht in mijn gelukwensbrief aan premier May. Ondertussen hebben mijn kabinet en administratie ook contacten gelegd met de Noordzeecommissie binnen de Conferentie van de Perifere en Maritieme Regio’s binnen Europa (CPRM). Volgende week vindt er een ontmoeting plaats met de nieuwe voorzitter, Kerstin Brunnström, bij de Vlaamse Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie. Er zijn ook verkennende gesprekken gevoerd met het Benelux-secretariaat, en ik heb het ook mee opgenomen in de gedachtewisseling met de Vlaamse diplomaten. Het is alleszins ook een van de mogelijke gespreksthema’s tijdens de Nederlands-Vlaamse top op 7 november aanstaande.
Op het ogenblik zijn er nog geen verdere initiatieven genomen, ook niet intrafederaal. Ik denk dat ik eerst de tijd moet hebben om een en ander goed af te toetsen, en dan te bekijken of we daarin vooruit kunnen gaan. Ik wijs er nogmaals op dat we nu allerlei Europese steunprogramma’s hebben die gaan over dat zeer interessante gebied. Als die wegvallen, als we daar niet in kunnen participeren, al dan niet samen met de Britten, dan valt een belangrijke steun daarvoor weg. Ik heb gezegd dat het me niet om de structuur op zich gaat. Het mag ook een macrostrategie zijn die wordt ontwikkeld door de EU, wat we elders ook doen. Alleen zeg ik dat er door de brexit een totaal nieuwe situatie ontstaat met betrekking tot dat bijzonder belangrijk economisch gebied, belangrijk voor transport, voor visserij, voor de mariene schatten, voor energie, voor de blue economy, die ook in Vlaanderen in de toekomst een zeer hoge vlucht zal nemen, denk ik.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw toch wel zeer interessante uiteenzetting. Het is inderdaad een goed denkspoor. Het is een goede manier als het gaat over die contacten met het Verenigd Koninkrijk. U zegt terecht dat het gaat over een macrostructuur, al dan niet binnen de EU. Door de situatie met het Verenigd Koninkrijk zal dat eigenlijk toch wel een andere organisatie zal vereisen. U wijst terecht op de meerdere samenwerkingsverbanden die nu reeds bestaan. Het zou goed zijn dat er ter zake een overkoepelend of meer sturend orgaan zou zijn, uiteraard met lichte structuren, al dan niet intergouvernementeel, al dan niet Europees of los van de EU.
Ik hoop alvast dat Vlaanderen daarin de trekker kan zijn, dat het verder gaat dan enkel het wetenschappelijk onderzoek. U hebt dat verder uitgebreid naar andere domeinen die van belang kunnen zijn, zoals de cosmetica- en de farmanijverheid. Ik hoop vooral dat Vlaanderen daarin de trekker kan zijn. Ik denk dat dat goed zou zijn voor onze deelstaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.