Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, misschien is het wat vroeg voor een robuuste monitoring van de uitvoering van de Vlaamse begroting van 2016, maar ik heb toch al enkele zaken vastgesteld, zowel in een interview dat u hebt gegeven als in de huidige monitoringscijfers die ter beschikking zijn.
De gegevens van het Departement Financiën en Begroting over de evolutie van de ontvangsten en uitgaven, het netto te financieren saldo en de netto schulden zijn op dit moment niet meteen gunstig. Op 31 juli 2016 stond de teller voor het cumulatief saldo van de ontvangsten en uitgaven op afgerond minus 2,35 miljard euro, en voor de netto schuldenlast op 4,93 miljard euro. Dat laatste is bijna 1,4 miljard euro meer dan eind 2015.
Deze trend in de gegevens van het Departement Financiën en Begroting wordt bevestigd in de periodieke rapportering door de FOD Budget en Beheerscontrole. Deze rapportering op basis van de Europese richtlijn komt eind juli voor de Vlaamse overheid uit op een negatief saldo van bijna 1,1 miljard euro voor het geheel van de Vlaamse consolidatieperimeter.
In de aanloop naar de opmaak van de Vlaamse begroting van 2017 in functie van de Septemberverklaring hebt u bovendien in de media een kritische noot laten horen over de uitvoering van besparingsafspraken voor dit jaar. In De Tijd van 10 september jongstleden hebt u daarover een uitgebreid interview gegeven. U sprak over een besparing van 150 miljoen euro, maar in domeinen zoals Onderwijs, Werk, Welzijn en Kinderbijslag zouden nog enkele tientallen miljoenen moeten worden bespaard.
Minister, hoe interpreteert u de gegevens van het Departement Financiën en Begroting en van de rapportering door de FOD Budget en Beheerscontrole over de uitvoering van de Vlaamse begroting in de eerste zeven maanden van dit jaar? Wijzen deze gegevens op een ontsporing in negatieve zin van het vorderingensaldo, dat na de begrotingsaanpassing – want daar bent u van vertrokken voor 2017 – op min 463 miljoen euro is vastgelegd, hoewel de laatste documenten vertrekken van min 464,6 miljoen euro?
Minister, kunt u concreet en gedetailleerd zijn over de maatregelen die vallen onder de afspraak in de schoot van de Vlaamse Regering om dit jaar 150 miljoen euro te besparen? Hoe verhoudt deze inspanning zich tot de som van 2 miljard euro, die de minister-president noemt voor het besparingstraject van deze Vlaamse Regering sinds haar aantreden in 2014? Kunt u concreet en gedetailleerd zijn over de besparingsingrepen die u nog voor dit jaar verwacht van uw collega-ministers van Onderwijs, Werk en Welzijn om de beoogde afspraken te realiseren? Dat staat in het interview van De Tijd, maar u vult die eigenlijk niet in.
Zijn er nog andere elementen aan de ontvangsten- en/of uitgavenzijde die het vorderingensaldo ongunstig dan wel gunstig kunnen beïnvloeden? Is een tweede begrotingsaanpassing vereist om dat saldo minstens op het beoogde bedrag na de eerste aanpassing, namelijk min 463 miljoen euro, te houden?
Minister Tommelein heeft het woord.
Het gecumuleerd netto te financieren saldo (NFS) 2016, ofwel saldo van de kasontvangsten op de kasuitgaven, is, zoals u terecht opmerkt, beduidend negatiever dan het gecumuleerd netto te financieren saldo 2015. Dit heeft vooral te maken met het feit dat beide cijfers niet meer vergelijkbaar zijn, vanwege twee specifieke elementen.
Eerst en vooral is er de vertraging in de inning van de onroerende voorheffing die voor een tijdelijke verslechtering van de kas zorgt. Verwacht wordt dat deze vertraging evenwel tegen eind 2016, misschien zelfs begin 2017 ingelopen zal zijn. Gelet op de ESR-correctie van twee maand wordt er geen effect op de begroting verwacht.
Bovendien bevat het NFS ook ontvangsten en uitgaven in verband met gemeentelijke en provinciale opcentiemen op deze onroerende voorheffing, waardoor de impact op het NFS maar een beperkte link heeft met het Vlaams ESR-vorderingensaldo. Een tweede reden voor de verslechtering van het NFS, is de bewuste keuze voor een actief schuldbeheer. Vanaf het najaar 2015 worden de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het Vlaams Woningfonds (VWF) rechtstreeks gefinancierd. Daarnaast wordt sinds begin 2016 ook het pps-project Scholen van Morgen rechtstreeks gefinancierd. Beide transacties zorgen in 2016 voor een toename van de kasuitgaven en directe schuld van de Vlaamse overheid in vergelijking met de eerste jaarhelft van 2015.
Het is wel van belang te benadrukken dat het geen nieuwe schulden betreft. Het zijn namelijk uitgaven die voorheen werden gewaarborgd door de Vlaamse overheid en aldus in de gewaarborgde schuld terug te vinden zijn. Het is ook van belang om aan te geven dat de uitgaven voor de VMSW en het VWF te maken hebben met kredietverstrekking aan sociale ontleners en huisvestingsmaatschappijen en met andere woorden geen link hebben met het ESR-vorderingensaldo van de Vlaamse overheid.
Wat betreft de periodieke uitvoeringsrapportering zoals door de FOD Budget en Beheerscontrole gepubliceerd, wil ik erop wijzen dat de uitvoeringsgegevens van maand tot maand sterk fluctueren. De bij deze cijfers gehanteerde methodologie is daarvoor dan ook niet verfijnd genoeg. Ik geef enkele voorbeelden. Voor de meeste instellingen wordt bijvoorbeeld gewerkt op basis van een 100 procentuitvoering verdeeld over een twaalfde per maand, wat in de feiten een overraming van de uitgaven is. Verder wordt er gewerkt op basis van ingeboekte vorderingen en niet op basis van de getransactionaliseerde kasbasis die wordt gehanteerd bij de monitoring.
Tot slot zijn er ook de vaststelbare maandelijkse fluctuaties. Die zijn het gevolg van het feit dat transacties niet steeds in dezelfde maand worden ingeboekt. Een goed voorbeeld om dit aan te tonen betreft bijvoorbeeld het resultaat van de maand juni 2016 in vergelijking met de maand 2015. Terwijl we in juni 2015 nog een tekort van min 547 miljoen euro hadden, is dit in 2016 gelijk aan plus 540 miljoen euro. In de kering betekent dit op maandbasis een verschil van meer dan 1,1 miljard euro.
Al deze factoren geven dus geen standvastig beeld, waardoor er geen rechtlijnige extrapolatie naar het jaareinde kan gebeuren op basis van deze gepubliceerde gegevens. Op basis van de situatie eind september zal het ambtelijk monitoringcomité in de loop van oktober een rapport opstellen dat net zoals vorig jaar aan het Vlaams Parlement zal worden overgemaakt.
Daarin zal wel een voorafspiegeling worden opgenomen van het eindresultaat van dit jaar. Ook deze gegevens zullen met de nodige omzichtigheid moeten worden gehanteerd. Zo ging het monitoringrapport van oktober 2015 nog uit van een verwacht tekort van 931 miljoen euro, daar waar het uiteindelijke resultaat een tekort van 296 miljoen euro is. Sowieso kan ik concluderen dat er momenteel geen tweede begrotingsaanpassing is gepland. Er is namelijk geen enkele reden die hiertoe zou noodzaken.
Met betrekking tot uw vraag inzake de hoegrootheid van de bijkomende maatregelen die in 2017 worden gepland, verwijs ik naar het document dat u vorige week op elektronische wijze is bezorgd naar aanleiding van de Septemberverklaring. Hierin zijn de maatregelen die in 2017 zijn gepland, expliciet vermeld. De maatregelen die in 2017 zijn gepland, maken deel uit van de 2 miljard euro aan inspanningen die de Vlaamse Regering sinds het begin van deze legislatuur heeft genomen om weer aan te sluiten bij een begroting in evenwicht.
Wat de concrete inhoud van de geplande maatregelen 2017 betreft, verwijs ik naar de besprekingen van de begroting 2017 in de respectievelijke commissies in dit Vlaams Parlement. Als ik hier voor alle ministers een gedetailleerde uitleg moet geven van wat ze van plan zijn, dan moeten we al die begrotingsbesprekingen niet doen in het parlement. Het is dus verstandig om de bevoegde ministers die die besparingen in hun begrotingsopmaak hebben ingeschreven, een toelichting te laten geven in de respectieve commissies. Ik wil veel op mij nemen, maar toch niet alles.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik heb geen enkel probleem met uw toelichting over de interpretatie van de cijfers, zowel van de Vlaamse als van de federale administratie. We zullen het monitoringrapport afwachten over wat u aankondigt. Het is een goede zaak dat u dat ook in het parlement doet.
Ik blijf wel wat op mijn honger zitten. In een interview spreekt u over 150 miljoen euro, waarvoor u zeer duidelijk de verantwoordelijkheid bij uw collega’s legt. Dat snap ik ook wel als dat de afspraken zijn. Maar u weigert concreet te antwoorden op de vraag over welke besparingen het dan gaat. Als het nodig is, zullen we daarover vragen stellen aan de andere ministers, maar u hebt ze in dat interview van 10 september toch een beetje de wacht aangezegd. U zegt dat u eerst garanties wilt voor die besparingen die nog zijn uitgevoerd. Kunt u dat concreet invullen? Dat is geen verkeerde vraag, vind ik.
Voor de rest heb ik antwoorden gekregen op mijn vragen. We zullen het monitoringrapport van oktober 2015 afwachten.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
We waren op soortgelijke cijfers uitgekomen als de heer Rzoska. Alleen is er nu ook een rapportering op www.begroting.be, en die is de laatste dagen met de maand aangepast. Die geeft meteen grote verschillen. Voor januari-juli was er een achterstand voor 2016 van 500 miljoen euro, maar voor januari-augustus is die achterstand volledig weggewerkt en is er zelfs een kleine voorsprong. Op dit ogenblik is er op basis van de cijfers die we hebben, geen reden om te denken dat de begroting voor 2016 zou ontsporen.
De doelstelling voor de nv België was nominaal 2,6 procent voor 2016. In de media las ik dat er voor 2016 een achterstand is van 2,4 miljard euro. Dan ben je in de buurt van 3 procent. Enkele honderden miljoenen euro, van welke deelstaat of entiteit ze ook komen, kunnen ons over die 3 procent duwen. Het opvolgen van de begroting 2016 is dus van groot belang omdat we absoluut onder de 3 procent nominaal moeten kunnen blijven. Als we erover gaan, wordt het verhaal voor Europa plots veel moeilijker dan het anders zou zijn. De goede opvolging en het onder controle houden van de inkomsten voor 2016 is van enorm belang, ook vanuit Vlaanderen. We zitten zo dicht bij die 3 procent, en dan kunnen een paar honderden miljoenen ons in een totaal ander verhaal brengen tijdens de Europese beoordeling die volgt in het voorjaar.
Minister, ik heb nog twee vragen. Voor de inkohiering van de onroerende voorheffing is er een achterstand, waarvan VLABEL heeft gezegd die aan een versneld tempo in te halen gedurende de rest van het jaar. Het is belangrijk dat we die in 2016 ook echt inhalen om de reden die ik net heb gegeven, namelijk dat de resultaten voor 2016 ontzettend belangrijk zijn.
Houden de gewestbelastingen, in het bijzonder de erf- en verkeersbelastingen, in 2016 het peil van 2015 of niet? Hebt u er goede hoop op dat we soortgelijke resultaten zullen boeken in 2015 of niet? We moeten absoluut ons inkomstenpeil, ook in Vlaanderen, garanderen en waarmaken in 2016, om te voorkomen dat we over die kaap van 3 procent zouden gaan. We moeten voorkomen dat we in Vlaanderen soortgelijke toestanden zouden hebben als in het federale België. Dat is van kapitaal belang. Er zijn op dit ogenblik geen redenen om te denken dat er een probleem is in Vlaanderen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Uitvoeringscijfers, zowel langs de inkomsten- als langs uitgavenzijde, zijn altijd voorlopige cijfers. We hebben al vaak discussies gehad naar aanleiding van die cijfers. Ik wil toch even in herinnering brengen dat het steeds voorlopige cijfers zijn en dat op basis van die cijfers een beleid afbranden of ophemelen, geen zin heeft.
Het gaat over de tendensen, over de follow-up, over nagaan of er zaken buitensporig evolueren en hoe dat dan komt. Ik herinner u eraan dat in de monitoring van juli 2015 een tekort van 1 miljard euro werd gesignaleerd, terwijl het in de uiteindelijke uitvoering ‘maar’ over 296 miljoen euro bleek te gaan. Dat is een enorm verschil van zelfs een paar honderd miljoenen. Dit maar om te zeggen dat we de cijfers met een zekere behoedzaamheid moeten hanteren. Uiteraard is het een goede zaak dat die monitoring sinds deze legislatuur stelselmatig aan het Vlaams Parlement wordt bezorgd. Hoe meer ogen meekijken naar de begroting, hoe sneller afwijkingen kunnen worden gedetecteerd. Dat is zeker een goede zaak, maar het is voorbarig op basis van die tijdelijke uitvoeringscijfers nu grote conclusies te trekken, temeer omdat de begrotingen steevast strakker en voorzichtiger worden opgemaakt.
De heer Bertels heeft het woord.
Uitvoeringscijfers zijn altijd voorlopige ramingen. Dat is evident. Daarover is er ook geen discussie. Wel belangrijk is dat we de uitvoering van de begroting kunnen volgen. Ik had begrepen dat de minister daar open en transparant over wil communiceren. Het klopt dat we vanaf oktober automatisch de rapporten van het monitoringcomité ter beschikking krijgen. Toch is het een gebrek aan openheid en transparantie dat we in het kader van een schriftelijke vraag geen inzage krijgen in het monitoringrapport van juli, omdat daarover te veel onzekerheden zouden zijn. We moeten ons dus baseren op de uitvoeringscijfers die Vlaanderen aan de federale overheid doorgeeft en die daar transparant en open op de website van de FOD Budget worden gezet. Waarom krijgen wij die cijfers van juli niet zelf, inclusief de onzekerheden, die allemaal kunnen worden verklaard? Vragen komen er toch, want de uitvoeringscijfers komen maandelijks op de federale website, zonder uitleg, zodat we natuurlijk zelf uitleg moeten vragen.
Rond de onroerende voorheffing sluit ik me, in tegenstelling tot collega Schiltz, bij collega Van Rompuy aan. We moeten daarvoor wel zeer aandachtig zijn, want de onroerende voorheffing heeft ook een weerslag op de gemeentelijke financiën. Als de achterstand bij het inkohieren niet tijdig wordt ingehaald en er dus veel trager wordt doorgestort, dan riskeren we een tekort bij de lokale besturen en voor het declareren daarvan naar Europa toe is Vlaanderen mee verantwoordelijk. Dan naderen we effectief de grens van 3 procent. We moeten dat dus wel in het oog houden en mogen niet zeggen dat de onroerende voorheffing geen effect heeft. Ik vraag dan ook met aandrang aan te geven of de achterstand kan worden ingehaald voor het einde van het jaar, niet alleen voor de inkohiering en inning, maar ook voor de doorstorting.
De heer Diependaele heeft het woord.
Natuurlijk moeten we absoluut transparantie nastreven, maar ik huiver elke keer dat die cijfers de wereld worden ingestuurd en er keer op keer gigantische conclusies aan worden vastgeknoopt die onrust zaaien. Ik heb dat ook met mevrouw Turtelboom besproken. Nooit worden die cijfers in de juiste context geplaatst. Altijd wordt er op een of andere manier misbruik van gemaakt om ze verkeerd te interpreteren. Transparantie ja, maar die heeft enkel een meerwaarde als we de cijfers in de juiste context plaatsen. De onzekerheid, onduidelijkheid en wantrouwen die door de cijfers in de maatschappij ontstaan, zetten zich om in minder consumentenvertrouwen en meer wantrouwen bij de ondernemingen. En dat is geen goede zaak. We moeten eerlijk zijn met onszelf en beseffen dat de cijfers altijd voorlopig zijn. Iedereen erkent ook dat de cijfers niet juist zijn, maar vreemd genoeg vindt iedereen het wel nodig er gigantische conclusies aan vast te knopen. Dat kan natuurlijk niet.
We proberen inkomsten zo goed mogelijk te voorspellen, maar het blijven ramingen. Daarom is het ook een begroting. De uitgaven hebben we echter wel in handen. Als beleidsmakers kunnen we daar wel de vinger op de knip houden. Ik roep op beide zaken te doen: de inkomsten zo goed mogelijk proberen te ramen en vooral de uitgaven onder controle houden.
De heer Peumans heeft het woord.
Voorzitter, ik neem met een zekere schroom het woord, want ik ben kersvers lid van de commissie, maar de minister heeft daarstraks mijn naam genoemd. In het kader van het voortschrijdend inzicht stelt men sneller bepaalde gegevens ter beschikking. Er is, ook met de minister-president, altijd discussie geweest over het ter beschikking stellen van die cijfers. Ik vind het een goede zaak dat ze ter beschikking worden gesteld, maar ik ben het helemaal eens met collega Diependaele dat we allemaal weten dat het om een tussentijdse stand van zaken gaat en dat de cijfers kunnen fluctueren. Verder wil ik de minister en zijn voorgangster Turtelboom bedanken voor het feit dat de gegevens nu aan het parlement worden gegeven. Iedereen doet ermee wat hij denkt te moeten doen. Ik vind het alvast een positief signaal van de regering.
Minister Tommelein heeft het woord.
Wie mij kent, mijnheer Peumans, en u kent me al een tijdje, weet dat ik zo transparant mogelijk probeer te zijn en er inderdaad voorstander van ben zo veel mogelijk gegevens ter beschikking te stellen, maar dan wel correcte gegevens en niet een bundel met zoveel onzekerheden en onjuistheden dat een juiste conclusie onmogelijk wordt. Dan bieden we mensen geen transparantie meer, maar zetten we hen op het verkeerde been en dat kan natuurlijk niet.
Mijnheer Rzoska, mijn mensen hebben echt hun best gedaan om een centenblaadje te maken. Op pagina 10 vindt u alle genomen maatregelen terug: kinderbijslag, jeugd, omgeving, onderwijs, welzijn, de bovengemeentelijke sanering, de kilometerheffing, … De maatregelen die genomen worden, staan wel degelijk in het centenblaadje. Het gaat om de 150 miljoen waarvan ik zei dat de besparingen ook verder moeten worden uitgevoerd. Bij de begrotingsopmaak 2016 zijn de maatregelen afgesproken, en ik wil dat ze worden uitgevoerd voor we overgaan tot investeringen.
Ik heb dat centenblaadje uiteraard bekeken, minister, en daar staat inderdaad alles op een rij. Misschien bent u een beetje voortvarend geweest, maar in het interview lees ik zeer duidelijk: “Er is afgesproken dat dit jaar – in 2016 dus – 150 miljoen euro wordt bespaard, maar niet iedereen heeft zich aan die afspraak gehouden. In onderwijs, welzijn, werk en kinderbijslag moeten nog enkele tientallen miljoenen euro worden bespaard. Ik wil daarvoor eerst garanties.” Het gaat dus toch om 2016?
Ik weet waarover het gaat, en sommige van mijn collega’s waren niet zo tevreden dat ik ook gezegd heb dat er bij de begrotingsopmaak 2016 bepaalde maatregelen waren afgesproken, niet alleen voor 2016 maar ook voor de volgende jaren. Er zitten namelijk ook structurele maatregelen bij, die elk jaar terugkomen. Bij de begrotingsopmaak 2016 was ik inderdaad niet aanwezig, maar mijn medewerkers wel. Als daar afspraken worden gemaakt om vóór de begrotingsopmaak 2017 bepaalde besparingen uit te voeren, dan zijn die niet alleen van toepassing op 2016, maar ook voor 2017, 2018 en 2019. De begrotingsopmaak 2017 is in evenwicht, en daar heb ik me ook nooit zo vreselijk veel zorgen om gemaakt. Voor de toekomst ligt dat anders, en ik maak mijn collega’s dan ook duidelijk dat er veel meer structurele besparingen moeten komen in aanloop naar 2019. Voor 2018 weten we dat we normaal gezien geen nominaal evenwicht kunnen halen, omdat we een deel moeten terugstorten, maar voor 2019 wil ik bepaalde structurele besparingen. In dat kader moet u het zien. Daarom heb ik gezegd dat ik, vóór ik aan tafel ga zitten voor de begrotingsopmaak 2017, de afspraken die gemaakt zijn bij de begrotingsopmaak 2016, uitgevoerd wil zien en ook garanties voor de toekomst wil.
Mijnheer Van Rompuy, ik weet dat de onroerende voorheffing een probleem is, maar dat komt vooral omdat de gegevens die de federale overheid ons moest aanleveren, te laat aankwamen en de aanslagbiljetten dus ook later naar de burger zijn verstuurd. Zonder gegevens kunnen we moeilijk aanslagbiljetten versturen. De Vlaamse Belastingdienst doet al het mogelijke om de achterstand in te halen. We proberen het vóór eind december rond te krijgen, maar de inkohieringen tot en met februari 2017 hebben nog een weerslag op de begroting 2016. Ik ben ook een lokale bestuurder geweest, mijnheer Bertels, en ik weet dat deze problematiek niet nieuw is. In de onroerende voorheffing kwamen er nog zaken sneller of trager dan verwacht. In de tijd dat uw partij in het land beleidsverantwoordelijkheid droeg, nog niet zo lang geleden, heb ik niet anders geweten dan dat er een vertraging was in het doorstorten van de onroerende voorheffing naar de gemeenten. Doe dus niet alsof het een nieuw fenomeen is.
Ik probeer mijn job ernstig te doen, al mag er af en toe ook wat ruimte zijn voor een grap of wat plezier. Als u me vraagt, mijnheer Van Rompuy, om de gewestbelastingen goed te monitoren, dan kan ik alleen maar zeggen dat ik dat zeker doe. Hoe denkt u anders dat ik mijn begroting voor 2017 heb opgemaakt? Daarvoor heb ik toch eens goed moeten nagaan hoever het staat met de reële en verwachte inkomsten. In de plenaire vergadering heb ik met de heer Rzoska de discussie gevoerd over de verkeersbelastingen en uitgelegd hoe het kwam dat we beschikken over 25 miljoen euro meer verkeersbelastingen. Neem het dus maar van mij aan: ik probeer ernstig te plannen. Dat geldt ook voor de erfbelastingen, maar ik kan natuurlijk niet voorspellen wanneer de mensen zullen sterven en ook niet of er rijke of arme mensen sterven. We proberen wel uit te tekenen wat we in 2016 mogen verwachten en wat we dus in onze begroting voor 2017 kunnen zetten. En dat blijf ik met de nodige zorg doen.
Ik ben voor transparantie, mijnheer Bertels. Voor mij mogen heel veel cijfers ter beschikking worden gesteld, maar als er heel veel voorwaardelijkheden en onzekerheden in zitten, is het af en toe misschien beter even te wachten op meer duidelijkheid. Anders worden er verkeerde conclusies getrokken, en niets is erger dan vooraf verkeerde conclusies te trekken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, collega’s, ik heb geen zware conclusies getrokken. Ik heb gewoon gedaan wat een parlement doet, namelijk de uitvoering van de begroting controleren. We weten dat de cijfers maandelijks worden gepubliceerd en proberen na te gaan welke tendensen er zijn en waarom bepaalde inkomsten of uitgaven tegenvallen of net niet. In mijn hele vraag zit nergens een harde conclusie en het is niet mijn bedoeling verwarring te zaaien. Ik controleer maandelijks om te zien of de uitvoering van de begroting al dan niet op schema zit. Veel verder ga ik niet. Ik wil me gerust aansluiten bij de parlementsvoorzitter. Het is goed dat we die monitoringrapporten krijgen. Meestal wordt ook een afdoende uitleg gegeven waarom er in ontvangsten en uitgaven bepaalde tendensen zitten. Op zich heb ik daar absoluut geen probleem mee. Ik heb ook de cijfers gehanteerd die publiek beschikbaar zijn en regelmatig worden bijgewerkt, en dan vind ik het niet meer dan normaal dat ik in het kader van de controle even pols wat er met sommige zaken aan de hand is.
Minister, over de onroerende voorheffing is er een uitleg gekomen waarmee ik perfect tevreden ben. Ook de verwarring rond de inspanningen voor 2016 is nu opgehelderd. Het is me duidelijk dat u uw collega’s een signaal hebt gegeven en dat ze dat ook begrepen hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.