Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de Italiaanse premier Matteo Renzi lanceerde tijdens de zomervakantie het initiatief om alle Italiaanse jongeren een cultuurcheque cadeau te doen ter waarde van maar liefst 500 euro, en dat in het jaar dat zij 18 jaar worden. Met behulp van een hiervoor speciaal ontwikkelde app kunnen jongeren vouchers downloaden voor musea, bioscoopvoorstellingen, concerten en dergelijke. Deze vouchers kunnen dan aan de kassa omgewisseld worden in toegangstickets. Op deze manier hoopt de Italiaanse premier om de Italiaanse jongeren bewust te maken van het grote maatschappelijke belang van cultuurbeleving. Als jongeren zichzelf kunnen verrijken via cultuur, heeft dit ook positieve gevolgen voor de sterkte van een samenleving.
Ook in Vlaanderen voeren we al enkele jaren een debat over maatregelen om de cultuurparticipatie bij jongeren te versterken. De recente Participatiesurvey toont nogmaals aan dat cultuurparticipatie afhankelijk is van verschillende factoren. De kostprijs van culturele activiteiten is een belangrijke factor, maar uit de evaluatie van de effecten van de 1 euromaatregel van toenmalig cultuurminister Anciaux is gebleken dat de toegangsprijs niet de belangrijkste belemmering vormt. Jongeren zijn gerust bereid om een toegangsticket te betalen voor een kwaliteitsvol aanbod dat hen aanspreekt. Ze willen vooral een ruimer beleid van publieksbemiddeling. Met de UiTPAS heeft Vlaanderen gekozen voor een specifiek instrument om cultuurparticipatie te bevorderen. De visie die achter de UiTPAS zit, leunt nauw aan bij die van premier Renzi: het verlagen van drempels, bijvoorbeeld voor jongeren, zodat meer mensen op een duurzame manier participeren aan vrijetijdsactiviteiten.
De succesvolle publiekscampagne ‘Vlieg’ is specifiek gericht op gezinnen met jonge kinderen. Ook voor jongeren van 12 tot 30 jaar zou een aparte aanpak inzake publieksbemiddeling zeker zinvol kunnen zijn.
Minister, hoe kijkt u naar de rol van de culturele participatie van jongeren in de versterking van de samenleving? Hoe kijkt u naar het voorstel van de Italiaanse premier? Welke initiatieven wilt u nemen om de cultuurparticipatie bij jongeren te versterken in het licht van de verdere uitrol van de UiTPAS?
Ik wil hier nog een vraag aan toevoegen. Wat vindt u van het voorstel dat de heer Maegerman vorige week in een opiniestuk in De Standaard heeft gelanceerd om culturele instellingen door middel van een app tickets ter beschikking van jongeren te laten stellen? Op die manier zouden de cultuurhuizen mee aan de kar van een grotere cultuurparticipatie kunnen trekken. De vraag aan de overheid is dan een vraag om coördinatie en een platform voor een dergelijk initiatief.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat cultuur de basis van onze samenleving is. Ik neem aan dat iedereen in deze zaal dat ook denkt. Cultuur verbindt mensen en gemeenschappen en geeft betekenis. Cultuur voedt gemeenschappen en geeft ze karakter en gezicht. Pascal Gielen, die het cultuurbeleid, de cultuursector en de cultuur tout court al decennia volgt, definieert het in zijn onderzoek ‘De waarde van cultuur’ als volgt: “Cultuur is waardenvol. Het is een alledaagse sociale praktijk, overal waar mensen samenkomen. Allemaal doen we permanent aan cultuur (…) Zo krijgt het (samen)leven vorm en inhoud.”
Wat mij betreft, is het belang van cultuur voor jongeren dan ook evident. Elke jongere moet de kans krijgen aan cultuur te doen, cultuur te beleven en deel van de samenleving uit te maken. Als we iedereen de kans willen geven levenslang en levensbreed te participeren, weten we uit wetenschappelijk onderzoek dat we expliciet op de cultuureducatie bij kinderen en jongeren moeten inzetten. Dit moet in de formele context, het onderwijs, en in de informele context, vrije tijd en gezin, gebeuren. Culturele competenties geven kinderen en jongeren een kompas en dragen bij tot de persoonlijke, maatschappelijke en sociale ontwikkeling. Aangezien de jongeren de ouders van de toekomst zijn, rendeert inzetten op cultuureducatie voor jongeren dubbel. Jong geleerd is oud gedaan. Een van de belangrijkste factoren om als jongere zelf aan cultuur te doen, is de cultuurparticipatie van de ouders.
Hiermee heb ik kort geschetst waarom we in Vlaanderen zo sterk op cultuureducatie inzetten en dat in de toekomst nog meer zullen doen. Dit zal gebeuren in samenwerking met het onderwijs, maar ook in de context van de vrije tijd en het gezin.
Dit brengt me bij het plan van de Italiaanse premier dat jongeren de mogelijkheid biedt aan cultuur te participeren. Dit plan wil expliciet inzetten op het belang van cultuurbeleving in de ontwikkeling van jongeren. Dit is een belang dat ik mijn eigen cultuur- en jeugdbeleid ook sterk benadruk. Zoals eerder al ergens anders te lezen was, heb ik echter een dubbel gevoel bij dit initiatief. Ik ben blij dat dit me uiteindelijk wordt gevraagd. Aangezien het een lastige reactie zou zijn, ben ik er zelf niet mee naar buiten gekomen.
Ik heb gemengde gevoelens bij dit initiatief. Enerzijds vind ik het een sterk signaal dat een politicus en dan nog een premier van een land zo hoog op cultuur durft in te zetten. Dat zal ik zeker niet bestrijden. Anderzijds is het maar de vraag of het in budgettair moeilijke tijden, wat ook in Italië het geval is, een slimme zet of efficiënte maatregel is. Ik vrees dat dit ‘une fausse bonne idée’ is. Het klinkt goed, maar de kans is groot dat het zijn effect kan of zal missen. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de impact en het effect op de cultuurparticipatie van jongeren in Italië de komende jaren. Ik hoop dat ik me vergis, maar dit zou ingaan tegen alle wetenschappelijke inzichten die we de laatste jaren en decennia hebben opgebouwd en die we ook in onze Participatiesurvey terugvinden.
Voor zover we er zicht op hebben, betreft het voorlopig een eenmalige lineaire maatregel voor iedere Italiaanse jongere die in 2016 18 jaar wordt. De 18-jarigen zijn niet altijd de makkelijkste doelgroep. Zoals in de vraagstelling is vermeld, is de financiële drempel vaak niet de belangrijkste drempel die jongeren ervaren. Dat is echter wel de drempel die hier in beeld komt.
Informatie, communicatie, mobiliteit en sociaal netwerk zijn andere voorbeelden van drempels waar dit initiatief ogenschijnlijk weinig aandacht voor lijkt te hebben. Voor kwetsbare jongeren zijn deze drempels bovenal doorslaggevend. Om elke jongere te kunnen bereiken, is een bemiddeling op diverse vlakken nodig. De lineaire inzet van een budget van 500 euro kan een mattheuseffect hebben.
Toen de provincie Brabant ophield te bestaan, had ik het genoegen, toen nog als lid van een kabinet, de splitsing van de provinciale instellingen op Brussels grondgebied te verwerken. Dit betekent dat plots middelen vrijkwamen. Soms wordt men met dossiers geconfronteerd die men al eens heeft proberen op te lossen. Een van de beslissingen die we toen, onder impuls van toenmalig minister Chabert, hebben genomen, is een cultuurcheque op relatief grote schaal in Vlaams Brussel. Dat had veel succes. We hebben echter vastgesteld dat die cheques succes hadden bij de mensen die al naar theater, filmvoorstellingen en dergelijke gingen. Zij konden aan een goedkoper tarief gaan en dat was jammer.
We hebben dat geheroriënteerd met wat we nu de UiTPAS noemen. Ik kom daar straks nog op terug. Dit is moeilijker en het duurt langer, maar de effecten zijn groter. Het mattheuseffect is immers een moeilijke politieke valkuil.
Dit is de essentie van mijn mening over het initiatief van de Italiaanse premier. Er zijn argumenten voor en tegen. Volgens mij is de maatregel iets te lineair en te eenvoudig. Ik ben benieuwd naar de resultaten van dit experiment.
Mevrouw Bastiaens, u hebt me tevens gevraagd welke initiatief ik wil nemen om de cultuurparticipatie van jongeren te vergroten. U hebt uitdrukkelijk naar de UiTPAS verwezen. Straks komt er nog een vraag om uitleg over de UiTPAS. Dit sluit hierbij aan.
Ik ben ervan overtuigd dat de UiTPAS jongeren op het vlak van cultuurparticipatie heel wat te bieden heeft. Uit de onderzoeken blijkt dat de participatie van deze groep, wat zeer uitgesproken is bij de groep tussen 12 en 18 jaar oud, niet evident is. Nochtans is dit wel de leeftijd waarop jonge mensen de wereld graag verkennen. Ze ontwikkelen hun smaak en hun identiteit. Als cultuur op dat ogenblik een deel van die identiteit kan uitmaken, is dat cruciaal. Elke jongere ontwikkelt zijn identiteit op zijn manier. Als dit meer in de periferie blijft, is het later moeilijker om aan te haken.
Het is echter een groep die zich vaak weinig laat voorschrijven. Dat is maar goed ook. Ze willen het zelf ontdekken en zo hoort het ook. De toeleiding in groep is dan ook geen evidentie. Peer-to-peer communicatie lijkt wel beloftevol. Wat jongeren in hun onmiddellijke vriendenomgeving horen, is belangrijk. Het is fijn zaken te delen met iemand die wordt vertrouwd. Het gaat dan niet zozeer om de grote groep, maar om de belangrijkste vrienden. Dat is wat er echt toe doet. Er is nood aan facilitering en informatie, maar zonder op dat vlak dirigerend te zijn.
De keuzevrijheid moet voorop staan. De lokale gemeenschappen moeten elkaar meenemen en de weg wijzen. Dit staat centraal in de UiTPAS. Dit initiatief wordt lokaal uitgerold. Net daarom meen ik dat de UiTPAS voor jongeren een succesvol participatie-instrument kan zijn. We zetten in op het wegnemen van de verschillende drempels en we bieden kansen om jongeren vanuit hun leefwereld en met hedendaagse technologieën sterker aan te spreken.
Bovendien pakt de UiTPAS ook de financiële drempel aan. Dit is niet de belangrijkste drempel, maar het kan wel belangrijk zijn. We richten ons dan veeleer tot de doelgroepen waarvoor dit werkelijk een drempel vormt.
Het onderwijs kan voor de UiTPAS een belangrijke stimulans vormen. In de regio Dender kunnen scholen in de UiTPAS instappen. De leerlingen krijgen een UiTPAS. In eerste orde is die pas voor de deelname aan culturele en sportieve activiteiten binnen de sporturen, maar hij kan ook meteen in de vrije tijd worden gebruikt. Dit heeft voordelen op het vlak van de peer-to-peer communicatie en dergelijke. Met het oog op een gepersonaliseerde communicatie, met respect voor ieders privacy, wordt de participatie van pashouders immers geregistreerd. Dit model, dat in de regio Dender eigenlijk nog maar net uit de startblokken is vertrokken, zou kunnen worden uitgerold in de groeiende groep UiTPAS-partners die de UiTPAS in hun stad, gemeente of regio invoeren. We zitten eindelijk aan een kwart van alle Vlamingen. Het gaat traag, maar gestaag vooruit.
De bereidheid in de sector om hieraan mee te werken, moet nog worden afgetoetst, maar is ongetwijfeld aanwezig. Ik ben ervan overtuigd dat investeringen in de toekomst van jongeren investeringen in de duurzaamheid van de hele sector en investeringen in de samenleving zijn.
Ik kan het eenvoudig uitleggen. Zelfs al slagen we er met de UiTPAS slechts in 10 tot 20 procent te bereiken van de jongeren die nu niet aan cultuur participeren en waarvan het niet evident is ze te bereiken, betekent dit al een enorme investering om de groep die regelmatig aan cultuur participeert in de toekomst groter te maken. De Participatiesurvey heeft drie groepen aan het licht gebracht. Zo neemt 30 procent van de mensen regelmatig en vaak en 20 procent van de mensen nooit deel aan cultuur. We moeten ons echt richten tot die 50 procent die een of twee keer per jaar participeren. Daar moeten we terreinwinst boeken.
Het opiniestuk van de heer Maegerman is me niet ontgaan. Indien instellingen en dan zeker grote instellingen als de zijne op dat vlak stappen willen zetten, kan dit al binnen hun publiekswerking. Ik ben zeker bereid in samenwerking met CultuurNet Vlaanderen en met de sector na te gaan hoe we op dit vlak gecoördineerde stappen kunnen zetten. De UiTPAS blijft echter het centrale element. Ik geloof echt in de UiTPAS omdat dit lokaal wordt verankerd en omdat meteen de moeilijk bereikbare doelgroepen hierbij worden betrokken. Dat gaat traag, maar het is de enige manier om resultaten te boeken. Het lijkt me een goede zaak hierover eens een gesprek met de heer Maegerman of met andere mensen te voeren. Samen kunnen we nagaan hoe we deze zaken met elkaar kunnen verbinden.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan me enkel aansluiten bij wat u hebt herhaald en onderstreept over het belang en de betekenis van cultuur voor de samenleving en voor elk individu. Toen ik over het idee van de Italiaanse premier las, had ik, net als u, dubbele gevoelens. Ik vind het echter toch een interessant idee. Het is immers cruciaal, zoals ook uit de Participatiesurvey is gebleken, dat jongeren rond de leeftijd van 18 jaar worden bereikt.
Dit is een cruciale leeftijd. U hebt naar de rol van het eigen gezin en van de school verwezen. Zodra jongeren 16, 17 of 18 jaar oud zijn, valt de rol van de school echter weg. Jongeren maken dan veel meer hun eigen keuzes. Indien we, zoals u in uw antwoord hebt vermeld, tot een duurzame culturele participatie willen komen, moeten we manieren zoeken om de overgang van de school en het gezin naar het op eigen benen staan te bevorderen. We moeten zoeken naar alle mogelijke kansen die er zijn.
Er zijn tijdens de zomer een paar reacties gekomen. Ik was dan ook blij met het opiniestuk dat de heer Maegerman vorige week heeft geschreven. Dit stuk geeft aan dat steeds meer culturele huizen, grote en kleine, hier ook op beginnen in te zetten. Ze zien zelf ook het grote belang in van een betere communicatie. Ze proberen een nieuw publiek op te zoeken en te bereiken. DeFilharmonie zet hier sterk op in. In Brussel is er ook het voorbeeld van de AB en zijn YouTube-kanaal. Ik vind dat schitterende voorbeelden.
We moeten nagaan hoe we dit verder kunnen promoten en ondersteunen. U hebt zelf verklaard dat u dit wilt bekijken. Er lijkt me een cruciale rol weggelegd voor de grote cultuurhuizen. Daar zullen we in het najaar nog gesprekken over voeren. Ik wil u al graag een voorzet geven. We moeten nagaan hoe de kleinere organisaties hierbij kunnen aansluiten of kunnen worden ondersteund.
Volgens mij hebben we allemaal dezelfde doelstelling. U hebt een aantal zaken over de UiTPAS gezegd. Ik wil daar nu niet verder op ingaan. Ik vind dit uiteraard een schitterend instrument, maar ik stel voor dat we hier bij de behandeling van een andere vraag om uitleg verder op ingaan.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, de UiTPAS is zeker en vast een schitterend initiatief, dat overigens in de stad waar ik vandaan kom zijn uitrol heeft gekend. Daarover wil ik zeker en vast niets dan positief over zijn.
Ik vind het initiatief dat in Italië is genomen een absurd idee. Gezien de economische toestand die daar heerst, vind ik dit een raar gegeven. De kans is volgens mij klein. Het gaat om meer dan het ondernemen van een actie. De vraag is op welke manier ze ervoor zullen zorgen dat die mensen nadat die 500 euro is gespendeerd, nog altijd even veel interesse zullen hebben om iets met hun eigen geld te doen.
We hebben in het verleden een minister gehad die ervoor heeft gezorgd dat mensen voor 1 euro naar een museum konden gaan. We hebben daaruit geleerd dat dit eigenlijk niets bijbracht aan het museumbezoek van de mensen waarop we het hadden gemunt.
Ik ga ermee akkoord dat 18 jaar een cruciale leeftijd is. Dit geldt trouwens voor verschillende zaken in het leven. Volgens mij moeten we veel vroeger starten. De school en het gezin spelen natuurlijk een belangrijke rol. Wat de gezinnen betreft, kunnen we enkel hopen dat de ouders hun kinderen met cultuur in aanraking brengen. Dat is echter niet altijd het geval. In een maatschappij spelen zich verschillende zaken af. Cultuur kan een verbindende factor zijn. Het onderwijs is een middel om de mensen mogelijkheden te bieden. De realiteit is dat we dit momenteel soms te weinig doen.
Minister, ik roep u op om, samen met de minister van Onderwijs, op dat vlak daadwerkelijk meer actie te ondernemen. Ik zal een voorbeeld geven. Mijn oudste zoon, die nog altijd zeer jong is, gaat met zijn lerares naar Netwerk. Die lerares heeft gevraagd hier met de eerste kleuterklas naartoe te kunnen gaan. Dat is een fantastisch initiatief. Netwerk beschikt over verschillende zaken om kleuters rond te leiden. De enige vraag die ze zich stelde was of de factuur van 60 euro voor de ouders, in combinatie met de andere activiteiten tijdens dat schooljaar, een probleem zou kunnen vormen.
Eerlijk gezegd, denk ik dat de maximumfactuur in het onderwijs een probleem vormt om jongeren in contact te brengen met wat thuis meestal of soms ontbreekt. Met zaken als de maximumfactuur en dergelijke blokkeren we dit. We moeten hier als Vlaams Parlement eens ernstig nadenken over de wijze waarop we de jongeren stimuleren. We moeten de jongeren die op school zitten met cultuur in aanraking brengen.
Een vriendin die samen met me heeft gestudeerd en daarna in het onderwijs is gestapt, organiseert culturele uitstappen in de school waar ze lesgeeft. Er zijn natuurlijk activiteiten binnen de schooluren, maar regelmatig organiseert ze ook uitstappen naar culturele evenementen op woensdagnamiddag of vrijdagavond. Dat is natuurlijk fantastisch. De realiteit is echter dat de mensen die ze hiermee aantrekt dat van thuis uit ook al doen. Die ouders vinden dat natuurlijk geen probleem dat hun kinderen aan bijkomende culturele uitstappen deelnemen.
We moeten een echt actieplan ontwikkelen en ervoor zorgen dat het onderwijs en de cultuursector veel nauwer samenwerken. De realiteit is dat veel culturele instellingen momenteel al beschikken over volledig afgewerkte modules die aan leeftijdsgroepen zijn aangepast. We moeten er enkel voor zorgen dat de scholen hier gebruik van maken. Vervolgens moeten we nagaan hoe we dat financieel haalbaar kunnen maken.
Volgens mij moet dit mogelijk zijn en moet het geld niet noodzakelijk uit de zakken van de belastingbetalers komen. We moeten op een of andere manier een systeem vinden dat dit op een goede manier regelt. Dat is de cruciale leeftijd. Misschien hebben mensen op 18-jarige leeftijd even een dip.
Misschien zetten onze hogescholen te weinig in op een cultureel aanbod. Op de Vrije Universiteit Brussel (VUB), waar ik heb gezeten, zijn steeds allerlei culturele uitstappen aangeboden. Dit geldt toch voor de richting die ik heb gevolgd. Misschien moeten we dat ook eens nagaan.
Er zijn meer en meer hogeschoolstudenten. Hoe kunnen we die hogeschool- en universiteitsstudenten beter bereiken? Ik denk, eerlijk gezegd, dat het uitdelen van geld en het gratis maken voor bepaalde leeftijdsgroepen niet iets met zich meebrengt. Het onderwijs is daarin cruciaal. Opvolging van de manier waarop onderwijs en culturele actoren samenwerken, is daarin cruciaal. De informatie, binnen het onderwijs, over wat er mogelijk is op cultureel vlak, ontbreekt veelal. Het onderwijs zou beter alle informatie hebben in plaats van dat het daarnaar soms op zoek moet gaan. Dat is op dit moment meestal het probleem. De leerkrachten zijn soms te weinig geïnformeerd over het cultuuraanbod in hun eigen streek.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Er is al heel veel gezegd. Ik kan daar niet meer zoveel aan toevoegen. Minister, ik heb net als u gemengde gevoelens bij het initiatief van premier Renzi. Het mattheuseffect, inderdaad. In Groot-Brittannië is er ook zo’n gratisverhaal geweest. Dat heeft niet gewerkt. Daar is de evaluatie al gebeurd. Het profiel van de bezoekers verandert blijkbaar niet. Het geeft ook de indruk dat het product misschien niet de moeite is om het te betalen als je er maar 1 euro voor moet geven.
Dan is er ook de Participatiesurvey, die aantoont dat jongeren minder interesse hebben voor cultuur. Ik zie dat ook bij mijn eigen zonen. Daar komt het belangrijkste aspect van participatie bij kijken: educatie. Daar is inderdaad nog heel wat te doen. Het klopt dat jongeren niet meer zo geïnteresseerd zijn in cultuur als cultuur op een heel traditionele manier onderwezen wordt op school. Jongeren hebben hun eigen cultuur, de jongerencultuur. Die evolueert razendsnel. Het is heel belangrijk dat leerkrachten daar de opening zoeken en de aansluiting vinden. Zij kunnen die twee werelden verbinden. Ik zeg maar iets: van de man die in de 20e eeuw zijn boodschap op de muren op straat kwijt kan, Banksy, tot de man die in de 16e eeuw de boodschap van de clerus op het plafond van de Sixtijnse kapel neerschilderde, Michelangelo. Die twee werelden verbinden, de connecties daar: dat je niet naar cultuur kijkt als iets wereldvreemds, maar dat het vroeger zo was en dat het connecties heeft, dat het een traditie is en zo, dat je er anders naar leert kijken. Maar natuurlijk, dat is een grote opgave. Het is niet elke leerkracht gegeven om dat op die creatieve en inspirerende manier te doen. De leerling moet het aangereikt krijgen, ook van thuis uit, inderdaad. (Opmerkingen)
Ik vrees dat we daar al een paar generaties verloren hebben. En dan nog, het is zoals u zegt: 20 procent zal je nooit bereiken. 30 procent gaat uit zichzelf al naar culturele activiteiten. Die 50 procent, daar moeten we op inzetten.
Ik voeg er nog aan toe dat ik het initiatief van Joost Maegerman ook mooi vind. Ik hoop alleen dat het effect zal hebben.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Mijn collega’s hebben al heel veel gezegd, waar ik mij alleen maar kan bij aansluiten. Daarom enkel nog een kleine aanvulling.
De grote cultuurhuizen doen heel veel inspanningen om alle leeftijdscategorieën en families ook bij hun huis te betrekken en dus in het algemeen bij cultuur. Ze zoeken ook niet enkel mogelijkheden om die jongeren en die families naar het cultuurhuis te krijgen. Ze gaan ook echt wel naar scholen en de mensen zelf toe. Daar gebeuren dus heel wat inspanningen.
Ik wil hier enkel de aandacht vragen voor de communicerende vaten tussen onderwijs en cultuur. De heer De Gucht verwees daar ook naar. Er is een zeer sterk aanbod van cultuurhuizen voor de scholen. Er is binnen de scholen een overaanbod, niet alleen van cultuur maar ook van milieu-educatie enzovoort. Ik begrijp dat er ook in de scholen keuzes moeten worden gemaakt. Er zijn ook scholen die het oppikken en die daar zeer tevreden over zijn. Hoe kunnen we dat structureel verankeren? Dat is de grote vraag. Er worden heel wat injecties gegeven, bij leerkrachten en leerlingen. Maar dat is eenmalig, en dan verdwijnt het weer. We moeten onderzoeken hoe we onderwijs en cultuur op elkaar afstemmen, en hoe dat structureel voortgaat. Moeten we ernaar streven om vooral leerkrachten workshops te laten volgen, zodat ze na twee of drie jaar die workshops automatisch zelf geven? Zo moeten de cultuurinstellingen niet jaar na jaar hetzelfde blijven doen, elke keer opnieuw. Ook daar gaan de werkingsmiddelen van die cultuurhuizen naartoe. Het onderwijs heeft ook zijn taak. Door budgetten samen te leggen kunnen efficiëntieoefeningen gebeuren. We moeten werken aan de mindset: er moet iets worden doorgegeven, letterlijk en figuurlijk. Het is misschien ook een debat op zichzelf waard, in deze commissie of samen met de commissie Onderwijs.
De heer Caron heeft het woord.
Ik ben het eens met alle interveniënten, ook met de minister, trouwens. Met de mooie woorden die gezegd zijn. Mochten we nu eens het equivalent van 500 euro per 18-jarige in een pot kunnen steken en samen met Onderwijs en Cultuur een actieplan opmaken, dat zou toch een mooi symbolisch gebaar zijn? Het zou een veel mooier resultaat hebben dan wat de Italianen zullen bereiken. Ik droom maar even.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik kan mij alleen maar aansluiten bij die mooie droom van de heer Caron. Ik vind het wel interessant dat wij bij de start van onze commissie opnieuw het essentiële debat over de cultuurparticipatie aanvatten. Het is natuurlijk wel iets complexers. De conclusies blijven altijd overeind: dat de grootste parameter die bepaalt of je aan cultuur zult deelnemen de culturele competentie is. Ben je ooit in contact gekomen met cultuur, heb je cultuur leren lezen en leren begrijpen? Voor mensen bij wie het niet in de thuiscontext gebeurt, die het niet van thuis uit met de paplepel meekrijgen, zijn het onderwijs, het middenveld en de jeugdvereniging cruciaal. Wij moeten inzetten op alle fronten.
Het is echt niet waar dat cultuurdeelname of interesse voor cultuur daalt bij de jongeren. Neen, dat wordt veel breder! Het gaat om de klassieke kunstvormen, waarvan het publiek veroudert. Dat zijn de cultuurvormen waarnaartoe we de jongeren moeten blijven kunnen brengen. Ook klassieke muziek en opera zijn de moeite waard om ontdekt te worden. Ze hebben zeker een grote culturele honger. Het komt er op aan om die culturele honger aan te wakkeren. Daar hebben we alle instrumenten voor nodig. Inzetten op cultuurparticipatie? Zeer graag, op alle fronten!
Ik ga even reclame maken voor mezelf. Ik schreef hierover een column op de kritische site doorbraak.be. Dat ging over een ristretto en een broodje Renzi van 500 euro. (Opmerkingen van Bart Caron)
Het ging niet over boerkini’s of jihadi’s. (Opmerkingen van Bart Caron)
Of gelati. Excuseer, neem mij niet kwalijk. De ristretto heeft mij veel geld gekost, want er was weinig koffie in. Dat heb ik dan ook weer bijgeleerd.
We zijn het er allemaal over eens, collega’s. Maar ik wil enkel aanstippen dat er al heel wat acties zijn op het terrein. Dat werd hier al gezegd. Men probeert echt veel te doen. We kunnen vanuit Vlaanderen hier en daar wat sturen. Maar voor een deel is het ook iets voor het lokale niveau: de cultuurschepen of de cultuurdienst of het cultuurcentrum kan samenwerken met jeugdhuizen, waar je 18- of 19-jarigen kunt bereiken, of met scholen. Er gebeurt al heel veel. Het is een proces dat nooit mag ophouden.
In die Participatiesurvey kwam vooral naar voren dat er een groeiende desinteresse was bij de jeugd. Dat baarde mij toen zorgen. Wij moeten daar aandacht voor hebben. Er zijn langs de andere kant ook veel hoopvolle signalen. Als ik zie hoe Cultuurconnect nu ook via digitale weg werkt om veel groepen te bereiken. Dat zijn allemaal zaken die hoopvol stemmen.
Dank voor het constructieve en creatieve debat. Dit is inderdaad het soort debat waar we allemaal iets aan hebben. Ik kan u in elk geval zeggen dat we dit debat de komende weken zullen kunnen voortzetten. Dit kan gebeuren al dan niet samen met de commissie Onderwijs, dat is door u te bekijken in de regeling der werkzaamheden.
Een jaar geleden zijn de contacten tussen het departement Cultuur en het departement Onderwijs geïntensifieerd rond de noties cultuureducatie en cultuurparticipatie. U weet dat als een tanker als Onderwijs in contact komt met een bootje als het onze, het wel wat voeten in de aarde heeft alvorens men tot een lijn, een aanpak en een nota komt. De eerste nota’s waren goed maar dermate algemeen dat ze zelfs niet in een beleidsbrief van een minister zouden komen. Maar er is nu wel degelijk een goede nota, met ook concrete elementen die we op korte termijn bijkomend willen uitrollen.
Ik maak u even lekker, zoals ze dat in Nederland zeggen. Dit wordt zeker vervolgd in de loop van dit najaar. Ik zou durven zeggen dat mevrouw Crevits en ik samen in blijde verwachting zijn. Het moet nog op de ministerraad komen, het is een kwestie van weken. Er zitten een aantal dingen in die we kunnen voortzetten op basis van deze discussie, echt waar! Deze keer hebben we iets waarmee we weer een stap verder kunnen.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Ik wil de minister, maar ook mijn collega’s, bedanken, want blijkbaar heeft mijn redelijk onschuldige vraag wel wat dingen losgeweekt. Een aantal collega’s gaven het al voorzichtig aan: we doen er misschien goed aan, ook in voorbereiding van wat de minister net heeft gezegd, om een hoorzitting in te plannen, gewoon om voor onszelf eens op te maken wat er op dit moment al is.
Op een gegeven ogenblik had ik tijdens het debat dat we al hadden, het gevoel dat we hier wat de negatieve kant opgingen. We moeten dat absoluut vermijden. Zowel langs de culturele kant als langs de kant van het onderwijs gebeuren er ongelooflijk veel goede dingen. Het is voor leerkrachten vaak niet zo evident om dat te kunnen doen. We vragen dikwijls een gigantisch groot engagement, om ook na de schooluren mee dat aanbod te creëren.
De heer De Gucht opende een interessant debat over de maximumfactuur. Ik kan daar op zich een zeker begrip voor opbrengen. We moeten er absoluut over waken dat de brede participatie voorop blijft staan en dat we niet opnieuw via een omweg, hoe goedbedoeld ook, drempels gaan inbouwen.
Het is inderdaad juist dat jongeren op hun eigen manier aan cultuurbeleving en cultuurexpressie doen, maar ik wil er toch nog even een lans voor breken dat we blijven zoeken naar manieren om onze eigen culturele canon door te geven en te laten beleven. Dat is zeer belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.