Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Doofblindheid is een verzamelnaam voor personen die te maken hebben met zowel het gehele of gedeeltelijke verlies van hun gehoorvermogen als het gehele of gedeeltelijke verlies van hun gezichtsvermogen. Doofblindheid is in België niet erkend als specifieke handicap. Doofblinden worden daarom ook niet apart geregistreerd in de gegevens van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Binnen het VAPH werden wel 128 minderjarigen met een handicapcode in het domein visus én het domein gehoor geregistreerd over een periode van tien jaar, dat is gemiddeld een 13-tal personen per jaar. Doofblinde kinderen worden doorverwezen naar onderwijstype 6 (blinde of slechtziende kinderen) of type 7 (dove of slechthorende kinderen).
Op 28 april 2016 formuleerde de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies over onderwijs voor doofblinde kinderen met daarin aanbevelingen op korte en middellange termijn. De Vlor vraagt onder meer naar een gezamenlijk engagement met de welzijnssector om het geïntegreerd onderwijs- en zorgaanbod te realiseren. Eind 2015 werd een gemeenschappelijke beleidsraad Welzijn, Volksgezondheid en Gezin-Onderwijs opgestart, alsook een werkgroep VAPH-Onderwijs, om de raakvlakken tussen beide beleidsdomeinen op te tekenen.
Doofblinde jongeren kunnen worden geholpen door een gebarentolk of schrijftolk, waarbij het beschrijven en begeleiden naast het tolken zelf ook een belangrijk onderdeel is.
Om het huidige tolkentekort aan te pakken, beloofde u vorig jaar het intersectoraal overleg voort te zetten.
Minister, welke conclusies trekt u uit het advies van de Vlor met betrekking tot uw beleid? Welke specifieke maatregelen plant u om te beantwoorden aan de noden van deze groep doofblinde jongeren in het onderwijs?
Met betrekking tot het overleg Welzijn-Onderwijs: wie neemt deel aan dit overleg? Werd de gemeenschappelijke beleidsraad en werkgroep betrokken bij het aankaarten van deze specifieke problematiek? Welke voorstellen werden er in de gemeenschappelijke beleidsraad en werkgroep gedaan om tegemoet te komen aan de noden van deze specifieke groep jongeren? Welke verdere planning werd vooropgesteld voor het overleg Welzijn-Onderwijs? Is er een concrete planning en timing voor het opstellen van een convenant tussen Onderwijs en Welzijn waarin de aard en de modaliteiten van de samenwerking gestipuleerd zijn?
Welke voorstellen werden gedaan bij het intersectoraal overleg om tegemoet te komen aan het tolkentekort? Hoe wilt u maximale ondersteuning van tolken waarborgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Op korte termijn vraagt de Vlor een uitbreiding van de toegekende omkadering en maatregelen met betrekking tot ontwikkeling en behoud van de noodzakelijke specialisatie en competentie. Deze vraag nemen we op in de discussie ten gronde over de rol en plaats van het buitengewoon onderwijs met inbegrip van de organisatie, de omkadering en het normenstelsel. Deze discussie is nu opgestart. De besluitvorming is voor het schooljaar 2017-2018. Ik ga nu niet snelsnel bijsturingen doorvoeren.
Vanwege de gezamenlijke verantwoordelijkheid vraagt de Vlor een meer optimale samenwerking met de welzijnssector, zowel beleidsmatig als op de concrete werkvloer. Deze problematiek valt binnen het onderwijs aan onze jongeren met ernstige en meervoudige beperkingen.
U bent op de hoogte dat er structureel overlegd wordt tussen de kabinetten en de administraties van de minister van Welzijn en mezelf, waar jongeren met meervoudige beperkingen een van de thema’s is. Het onderwijs aan doofblinde jongeren zal in dit proces zijn plaats krijgen.
Het overleg Welzijn-Onderwijs gebeurt zeswekelijks. Ik heb het rapport van de wetenschappelijke commissie ‘criteria vrijstelling van leerplicht’ vrijgegeven. U kunt dat raadplegen. Daar zijn op korte termijn een aantal acties uit voortgevloeid, waaronder het structureel overleg. Er was een studiedag ‘Ik leer mee’ op 17 mei 2016. Dit najaar is nog een bespreking gepland van de bevindingen van dit rapport over de jongeren met ernstige en meervoudige beperkingen op het gezamenlijk managementcomité Onderwijs-Welzijn. We proberen echt wel iedereen dichter bij elkaar te brengen.
Op het laatste intersectoraal overleg is afgesproken dat het sectorplatform een voorstel zal bezorgen aan de overheid. Dan kunnen we dat bespreken.
Er zijn al verschillende ondersteunende maatregelen genomen in het verleden: het stapsgewijs optrekken van het aantal tolkuren, het optrekken van het loon, en op vraag van de tolken een aanpassing van de administratieve regels die het tolkgebeuren vereenvoudigt en tegemoetkomt aan de wensen van de tolken. Ook voor de schrijftolken stimuleren we de opvolging vanuit het Communicatie Assistentie Bureau (CAB) en optimaliseren we de schrijftolkondersteuning in het onderwijs.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, het stelt me zeker gerust dat er inderdaad aandacht aan besteed wordt en aan gewerkt wordt.
In het advies van de Vlor stond ook dat er wordt verwezen naar het beleidscentrum Spermalie in Brugge, waar men specifiek op deze handicap werkt. Ik heb dat opgezocht. De werking rond kinderen met een sensorieel meervoudige beperking heet De Haven en zit binnen de vzw De Kade. Ze werken op een totaalontwikkeling voor kinderen tussen 7 en 21 jaar. De Vlor had gesuggereerd dat die begeleiding zeker nog langer mag lopen, tot 25 jaar op zijn minst. Wat is uw visie daarover?
In de marge hiervan en met een knipoog naar het M-decreet, denk ik dat dit een voorbeeld is van het belang dat we hechten aan het voortbestaan – naast het gewoon onderwijs – van ons buitengewoon onderwijs. Voor deze kinderen kunnen we geen beter onderwijs bedenken dan onderwijs in een buitengewoon traject. Dit toont aan waarom we die twee vormen van onderwijs willen behouden. Dat wou ik nog eens extra benadrukken.
Door hier verder over te lezen, vroeg ik me af waar die doofblinde jongeren na hun begeleiding precies terechtkomen. Hebt u daar zicht op? Vinden zij werk of een plaats in de maatschappij waar ze een rol kunnen spelen? Ze hebben een visuele en auditieve beperking maar kunnen voldoende begaafd of intelligent zijn om een functie op te nemen in deze maatschappij.
Ik ga zeker akkoord met uw eerste opmerking. Uiteraard moeten we het buitengewone spoor voluit blijven steunen. Voorts zal ik nagaan of ik u informatie kan bezorgen over de plaats waar die jongeren terechtkomen. Ik kan u daar op dit moment niet op antwoorden.
Is het mogelijk om de begeleiding, die stopt wanneer men 21 jaar wordt, te verlengen tot men 25 jaar is?
Het is de vraag of dat budgettair mogelijk is. En men moet ook nagaan hoe dat precies moet worden aangepakt. Dat komt aan bod wanneer het besluitvormingstraject voor 2017 wordt uitgewerkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.