Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, elke leerling in het gemeenschaps-, gemeentelijk, stedelijk of provinciaal onderwijs mag zelf zijn levensbeschouwelijk onderricht kiezen. Dat bepaalt artikel 24 van de Grondwet: “Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding.”
Er is in het parlement al vaak gediscussieerd over de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken. Het organisatorische discours wordt dan dikwijls verweven met het inhoudelijke. Met deze vraag wil ik het vooral hebben over de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken. Die organisatie is complex. In het rapport van 2013 ‘Kom op tegen planlast’ lezen we dat er veel tijdbelasting gepaard gaat met het puzzelen aan lesopdrachten en lessenroosters. Ook in het eindrapport van operatie Tarra lezen we dat de bepaling van de opdracht van leerkrachten in een school een complexe zaak is geworden, die aan de basis ligt van planlast.
Met de bespreking van de beleidsnota eind 2015 gaf u aan met de gemandateerden van de erkende instanties of verenigingen voor de levensbeschouwelijke vakken te willen onderzoeken hoe en waar de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken vereenvoudigd kan worden.
Wat was het resultaat van de gesprekken met de erkende instanties of verenigingen voor de levensbeschouwelijke vakken over het vereenvoudigen van de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken? Welke voorstellen werden gedaan? Welke afspraken werden gemaakt? Welke maatregelen wilt u nemen met betrekking tot uw beleid?
Welke planning is afgesproken voor de verdere opvolging van de initiatieven met betrekking tot de vereenvoudiging van de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken?
Minister Crevits heeft het woord.
In het kader van operatie Tarra zijn alle omzendbrieven gescreend met het oog op planlastvermindering en vereenvoudiging. Ook de omzendbrief van 15 juli 2002 over de organisatie van de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer is in deze oefening meegenomen. Dit is gebeurd in samenspraak met de vertegenwoordigers van de levensbeschouwingen en in nauw overleg met de onderwijsverstrekkers. Het is een technische kwestie die veel ‘ambetantigheid’ meebracht in de scholen.
De Vlaamse Regering heeft de wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering (BVR), waaraan de omzendbrief is gekoppeld, eind augustus definitief goedgekeurd, mijnheer De Meyer, net voor het begin van het schooljaar, maar in de vakantie. Het was echt niet mogelijk om dat nog vóór de vakantie rond te krijgen. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende: directies moeten niet langer elk schooljaar aan ouders of leerlingen vragen of ze hun keuze willen veranderen. Dat is een klein papiertje, maar elk jaar moest men opnieuw aan de ouders vragen of ze bij hun gedacht bleven of van levensbeschouwing veranderd waren. We vroegen ons af: veranderen de meeste mensen of is het beter dat de ouders het zelf moeten meedelen als ze veranderen? We hebben de regel daarom omgedraaid: wie een nieuwe keuze wil maken, moet dat zelf aangeven aan de directie van de school. (Opmerkingen)
Inderdaad, dat toont ook aan dat we echt alles aan het screenen zijn om het eventueel te verbeteren.
Die aanvraag zal vanaf het schooljaar 2017-2018 voor het einde van het lopende schooljaar moeten gebeuren zodat de school zich kan organiseren. Nu – en dat was het meest vervelende voor de schoolorganisatie – is dit nog tijdens de eerste acht kalenderdagen na de start van het schooljaar. We vroegen ons af: zijn dat speciale dagen om van gedacht te veranderen of niet? Men kan misschien net zo goed op het einde van het schooljaar veranderen.
We gaan dat dus anders doen. Op die manier weten de directies grotendeels – er zijn natuurlijk ook nog nieuwe inschrijvingen – voor het einde van het schooljaar hoeveel leerlingen ze voor welke levensbeschouwing hebben. Op die manier kan de planning, onder meer het vinden van de nodige leerkrachten, vlotter verlopen. Dit zal de planning van het schooljaar voor levensbeschouwelijke vakken eenvoudiger maken. Uiteraard – die bedenking moet ik erbij maken – kunnen nieuwe leerlingen zich nog inschrijven tussen 30 juni en 31 augustus waardoor er eventueel nog extra cursussen moeten worden opgestart. U begrijpt de vereenvoudiging: men moet een verandering actief aanvragen en dat moet tegen het einde van het vorig schooljaar gebeuren zodat de school continuïteit kan verzekeren.
Daarnaast zijn alle bepalingen in de omzendbrief van 15 juli 2002 waarvoor geen reglementaire grondslag bestaat, bijvoorbeeld het organiseren van pedagogische studiedagen, geschrapt. Richtlijnen van de inspecteurs-adviseurs levensbeschouwelijke vakken (LBV’s) waar geen besluit of decretale bepaling voor was, zijn niet langer opgenomen. De directies hoeven hiermee bijgevolg niet langer rekening te houden.
De nieuwe omzendbrief regelt de keuze voor een van de erkende godsdiensten of voor een vrijstelling via een en hetzelfde formulier; gelove wie het geloven kan, vroeger gebeurde dit via vier formulieren. Door deze ingrepen hebben we het aantal formulieren dat moet worden ingevuld om de levensbeschouwelijke vakken te organiseren, van tien teruggebracht naar zeven. Dat is nog veel, maar er zijn natuurlijk ook een aantal levensbeschouwingen.
Ook is naar aanleiding van recente arresten van het Grondwettelijk Hof, de vrijstelling van keuze als een gelijkwaardige keuze voorgesteld. Zo is die, in tegenstelling tot in de huidige situatie, meteen opgenomen in het formulier met de keuzemogelijkheden, er is een hokje bijgekomen. Dit vernieuwde formulier wordt sinds 1 september gebruikt en vervangt, zoals zonet aangegeven, vier formulieren.
De vermelde initiatieven worden gevolgd door de werkgroep interlevensbeschouwelijke dialoog met vertegenwoordigers van de levensbeschouwingen, de onderwijsverstrekkers en mijn kabinet. Dit schooljaar werkt men verder aan de vermindering van de belasting van de directies op het vlak van gegevensverstrekking. Op dit moment moeten de directies, via het zogenaamde formulier LBV2, bepaalde gegevens bezorgen aan de inspecteurs-adviseurs. Het betreft gegevens over het lesrooster per leerkracht en vestiging. Het is de bedoeling dat de inspectie LBV’s deze gegevens in de toekomst verkrijgt via het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi), dat ook over deze gegevens beschikt maar die om privacyredenen niet zomaar aan de inspectie mag bezorgen.
Dat grendeltje heeft een belangrijke consequentie. Dat is weer een niet onbelangrijke vereenvoudiging, maar we moeten natuurlijk de privacytoestemming krijgen. Als dat lukt, zullen de formulieren LBV2 vanaf het schooljaar 2017-2018 overbodig worden, waardoor er uiteindelijk nog slechts drie formulieren ingevuld zullen moeten worden om de levensbeschouwelijke vakken te organiseren in plaats van zeven. Het zijn er nu tien, we hebben er zeven van gemaakt en dat zouden er drie kunnen worden.
De klasgrootte wordt hierdoor niet te groot. Elke school ontvangt jaarlijks op basis van het aantal ingeschreven leerlingen een lestijdenpakket. Hoe dat wordt verdeeld over de verschillende leerlingengroepen, wordt vooraf besproken in de verschillende overlegorganen. Elke school beslist dus autonoom hoe ze haar omkadering aanwendt over de verschillende leerlingengroepen.
De opdracht van de leraar levensbeschouwelijke vakken in het basisonderwijs wordt soms gespreid, dat klopt.
In de gewijzigde omzendbrief staat dat wanneer een leraar of leermeester een opdracht heeft in verschillende scholen, de onderscheiden directeurs in gemeenschappelijk overleg de lessenroosters dienen op te maken. De directies kunnen hiervoor een beroep doen op ondersteuning van de inspecteurs-adviseurs levensbeschouwelijke vakken. Ik ga ervan uit dat de directies daarbij onder andere rekening houden met de nodige verplaatsingstijd. Daarenboven is er in de decreten rechtspositie bepaald dat een personeelslid dat deeltijds werkt, het recht heeft te vragen dat deze prestaties maximaal over een proportioneel aantal halve dagen per week worden gespreid. Dat staat in het decreet Gemeenschapsonderwijs, artikel 3, punt 10, en voor het gesubsidieerd onderwijs in artikel 5, punt 12.
Tot daar de veranderingen binnen operatie Tarra tijdens dit schooljaar.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, er zijn inderdaad wat aanpassingen gebeurd. Het zijn aanpassingen die in het kader van de planlast zeker kunnen tellen omdat het administratieve aanpassingen zijn. Op het veld hoor ik natuurlijk vooral klagen, zal ik maar zeggen, niet alleen over de planning en de formulieren die moeten worden ingevuld, maar over door de grote diversiteit van de verschillende levensbeschouwingen en leerkrachten die in het lessenrooster gepland moeten worden, en die – zoals u aanhaalde – in de verschillende scholen terecht moeten komen.
Ik had verwacht van de gesprekken die men daarrond voert, dat men daar ook oefeningen maakt, maar ik weet niet of dat wettelijk wel kan, om de organisatie van levensbeschouwelijke vakken op schoolgemeenschapsniveau te organiseren. Ik weet dat dit de schoolkeuzevrijheid een beetje in het gedrang brengt, maar voor de organisatie is dat misschien gemakkelijker omdat sommige godsdiensten maar één of twee kinderen in de klas hebben op heel de school. Dat kunnen er dan misschien vijf of zes of zeven worden als men dat op schoolgemeenschapsniveau organiseert. Denkt men eventueel in die richting?
In navolging van de vraag die mevrouw Sminate u al een aantal keer heeft gesteld, wil ik u nog vragen of die voldoende geachte diploma’s of een vereist diploma van de leermeesters wordt meegenomen in het verhaal. In welke mate kan dat worden opgevolgd, niet alleen bij de aanvang van een schooljaar, maar vooral ook als die leerkrachten vervangen moeten worden? Zijn er dan ook voldoende mensen beschikbaar en gaat dat gemakkelijk?
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw toelichting. We zetten ongetwijfeld opnieuw een stap vooruit op het vlak van Tarra.
Ik wil u even herinneren aan de woorden van de minister bij de bespreking van de beleidsbrief 2015. Sommige elementen die nu aan bod komen, werden toen ook vernoemd. Minister, u hebt toen gezegd dat u er niet voor bent om de discussie over de LBV’s door een bril van planlast te bekijken. Voor u primeren de inhoud en het maatschappelijk belang, de planlast wordt in het ruimer kader van het Tarraplan bekeken. Uw antwoord sluit daar perfect op aan en is zeer juist.
Collega’s, ik wil u eraan herinneren, zeker voor mensen die het verslag nalezen, dat de scholen die meerdere LBV’s geven, daar ook extra werkingsmiddelen voor krijgen, wat wij tot nog toe ook altijd verdedigd hebben.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik kan de planlastvermindering inzake de LBV’s alleen maar toejuichen met onder andere het LBV2-formulier. Als dat zou lukken, zou dat een grote vermindering zijn.
Men moet het nu aanvragen voor het einde van het schooljaar voor de kinderen die er al zijn, maar er zijn toch altijd ouders die nog willen veranderen op 1 september, net zoals de nieuwe leerlingen. Geldt dan nog altijd die periode van acht dagen? Of is dat een andere periode?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik dank de minister voor de stappen die genomen zijn. Ik wil blijvend waarschuwen, minister, voor de moeilijkheid van het samenstellen van de lessenrooster. Er waren in het verleden wel eens disputen over welke leerkracht waar te plaatsen. De verschillende levensbeschouwelijke overtuigingen certificeren de mensen die het mogen geven, maar in het verleden was er wel eens discussie over wie welke mensen waar aanstelt. Ik zou daar kunnen over getuigen, maar dat ga ik niet doen. Het blijft nog altijd het schoolbestuur dat opdracht- en werkgever is. De levensbeschouwelijke overtuiging mag certificeren maar niet in de plaats treden van. Daar zijn vroeger veel discussies over geweest, ik denk dat die nu min of meer opgelost zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik kom nog even terug op de vrijstelling. Ik wil de cijfers geven. In het lager onderwijs geeft men cultuurbeschouwing aan 3300 leerlingen, er is vrijstelling voor 1115 leerlingen. In het secundair onderwijs krijgen 1311 leerlingen cultuurbeschouwing en 2042 vrijstelling. Die aantallen stijgen.
Op de vrijstelling hebben we eigenlijk geen zicht. Meer nog, één of meerdere ouders mogen die kinderen zelf op school bezighouden. Ze mogen er iets mee doen, of er niets mee doen. We hebben daar geen inspectie op, terwijl onze onderwijstijd zo kostbaar is. We zijn zelfs op zoek naar extra tijd om dingen te doen, en ik verwijs naar het eindtermendebat. Dan is het toch wel raar dat we mensen vrijstellen. Cultuurbeschouwing is een ander fenomeen; het heeft een invulling maar het heeft volgens mij geen wettelijke basis. We hebben er ook geen zicht op, het klinkt alleen beter, maar ik spreek geen waardeoordeel uit. In het licht van deze discussie moeten we dit verder opvolgen, want ik hoor dat er steeds meer vrijstellingen worden gevraagd.
Er is luid gejuich voor de administratievelastenvermindering.
Inzake de bekwaamheidsbewijzen heb ik een tijdje geleden in het parlement al een antwoord gegeven. We hebben de regel dat men een 'voldoende geacht' bekwaamheidsbewijs heeft, ofwel een ander ofwel een vereist. Het is natuurlijk aan de levensbeschouwing om daar een invulling aan te geven. In tegenstelling tot de gewone vakken moeten de levensbeschouwingen zelf de vooropleiding invullen. Dat bekijken we nu samen. Ik heb aan mevrouw Sminate beloofd dat we dat gaan opvolgen.
Mij heeft het enorm verbaasd – en dat heb ik ook in de plenaire vergadering gezegd – dat dit thema al zoveel jaren eigenlijk stiefmoederlijk behandeld wordt. Wie geeft die vakken? Ik kan en wil geen controle uitoefenen. De Grondwet is vrij duidelijk: elk kind heeft het recht om op school les levensbeschouwing te krijgen, maar het is de levensbeschouwing zelf die de inhoud daarvan bepaalt. We hebben daar geen eindtermen voor. Dat zijn hun leerplannen. Zij moeten ervoor zorgen dat er voldoende kwalitatief en geschoold personeel is dat de levensbeschouwing kan geven. We gaan ervan uit dat het vak gegeven wordt door iemand die het uitdraagt, die het kent en kan. Het mag geen neutraal vak worden, dus moet men voldoende geschoold personeel hebben. Dat moeten we samen met de levensbeschouwing goed proberen uit te klaren. Dat wat de bekwaamheidsbewijzen betreft.
Mijnheer Daniëls, het klopt dat de cijfers voor vrijstelling jaar na jaar stijgen, en cultuurbeschouwing is geen erkende levensbeschouwing. Er zijn zeven erkende levensbeschouwingen. Er kan er misschien een achtste bijkomen op termijn, maar dat zal nooit cultuurbeschouwing zijn.
Hoe moeten we die Grondwet nu precies gaan interpreteren? Wat betekent die vrijstelling eigenlijk? Betekent het, zoals tot nu toe, dat men de vrijstelling invult met de eigen levensbeschouwing of met zelfstudie? Daar kunnen we weinig aan doen. Als de vrijstelling op een andere manier kan worden ingevuld, kan dat eventueel opportuun zijn. Ik heb een nieuwe analyse besteld, omdat ik ook wel zie wat er gebeurt. Het is nog niet zo spectaculair ten opzichte van het totaal aantal leerlingen, maar het stijgt. We laten opnieuw juridisch analyseren wat daarmee bedoeld wordt.
Er was een vraag over de scholengemeenschap. Ik ben niet zo technisch onderlegd in de materie, maar ik vermoed dat kinderen naar school gaan en niet naar een scholengemeenschap. Het zou me verbazen als dat kan, maar ik laat bekijken of dat een optie is of niet.
Ik heb nog niet gezegd – het zat niet bij de vragen, dat behoort tot de vrijheid van de levensbeschouwing – dat een aantal zaken interlevensbeschouwelijk kunnen worden aangepakt. We zien dat ook met het pact dat we gesloten hebben. Het is goed om elkaars levensbeschouwing te leren kennen.
Het is goed dat scholen aan de interlevensbeschouwelijke dialoog werken, maar dat heeft op zich weinig impact op het aantal uren dat aan levensbeschouwing wordt besteed. De Grondwet zegt ook niet dat het per se twee uur per week moet zijn. De Franse Gemeenschap heeft daar in het gemeenschapsonderwijs een beetje aan gesleuteld. Hier zijn er geen plannen om daar wijzigingen aan te brengen. Het bekommert me wel wat er precies gebeurt met de leerlingen die een vrijstelling vragen. Die vrijstelling zomaar invullen met schooltijd of iets anders is niet erg evident, want het betreft uren levensbeschouwing. De vraag is of men iets vergelijkbaars zou mogen aanbieden, maar dat is een zaak die aanleiding geeft tot veel interpretaties.
Wanneer kan men veranderen? Op het einde van een schooljaar maakt men een keuze voor een nieuw schooljaar. Vroeger kon dat tijdens de eerste vijftien dagen, nadien werd dat de eerste acht dagen. Men moet een lijn trekken. Nu is het 30 juni geworden; als men wil veranderen moet men het dus doen voor het eind van het schooljaar. Voor de nieuwe inschrijvers gebeurt de keuze op het ogenblik van de inschrijving. Die keuze kan voor dat schooljaar dan niet meer veranderen.
Ik dank u voor het antwoord. Ik onthoud vooral dat we administratief ons best hebben gedaan om de planning te vereenvoudigen. De praktijk blijft een uitdaging, maar we volgen de zaak op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.