Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag over leegstand is opgedeeld in twee delen: het autonoom worden van die bevoegdheid en de verstrekking van de gegevens over leegstand.
Sinds 2010 zijn lokale besturen verantwoordelijk voor de opvolging van leegstand op hun grondgebied. Dit wordt opgelegd via het Grond- en Pandendecreet in een speciaal hoofdstuk over leegstandsbestrijding. Concreet zijn ze verplicht om jaarlijks een leegstandsregister af te leveren bij het agentschap Wonen-Vlaanderen. Bedoeling is een zicht te krijgen op de leegstaande panden en op die manier de leegstandsproblematiek in kaart te brengen en indien mogelijk in te perken.
Aan de hand van mijn laatste schriftelijke vraag hierover werd duidelijk dat er in Vlaanderen een recordaantal panden leegstaat, namelijk 23.037. Daarvan gaat het om minder dan 16.370 woningen. In het antwoord op mijn schriftelijke vraag hierover, wijst u erop dat dit aantal elk jaar stijgt. Dat heeft te maken met het feit dat lokale besturen steeds meer actief inzetten op de leegstand.
In de commissie is het al verschillende keren aan bod gekomen door de gesprekken die er geweest zijn tussen Vlaanderen en de lokale besturen: men gaat over tot een volledige overheveling van leegstand naar die lokale besturen. Dat wordt eigenlijk een volledig autonome lokale bevoegdheid. Ik heb daar straks wat vragen over.
Het tweede deel van mijn vraag gaat over het verstrekken van gegevens rond leegstand. Wie interesse zou hebben om een leegstaande woning aan te kopen, kan in het kader van de openbaarheid van bestuur bij elk lokaal bestuur een overzicht krijgen van leegstaande woningen die op het leegstandsregister staan. Om privacyredenen worden de persoonsgegevens van de eigenaars niet vrijgegeven. Er is enkel een vrijgave van het adres en de kadastrale legger van het betreffende perceel. Als men zich evenwel tot het kadaster wendt, meer bepaald het online kadastraal percelenplan CadGis, kan men mits betaling toch over de gegevens van de eigenaar en van het desbetreffende perceel beschikken. Dat is toch bizar, dat men bij een lokaal bestuur andere gegevens krijgt dan via het kadaster.
Minister, kunt u een woordje uitleg geven bij het verschil in het ter beschikking stellen van gegevens uit het leegstandsregister? Is het de bedoeling om daarin stappen te ondernemen en dat gelijk te trekken, zodat men bij verschillende administraties op dezelfde manier gegevens verkrijgt?
Door de overheveling van het luik ‘leegstand’ naar de lokale besturen ligt er ook een aanpassing aan het Grond- en Pandendecreet voor. Een aantal artikelen in dat decreet zullen moeten worden geschrapt. Moeten de lokale besturen een nieuw reglement inzake leegstandsbeleid voorleggen aan hun respectieve gemeenteraden tegen het einde van dit jaar? Het is belangrijk dat daar duidelijkheid over komt. Ik zou niet graag zien dat als het Grond- en Pandendecreet aangepast wordt en als leegstand overgeheveld wordt naar de lokale besturen, het lokale reglement dan niet klopt en er juridische acties zouden worden overwogen waarbij nog verwezen wordt naar het Grond- en Pandendecreet, terwijl die artikelen eigenlijk geschrapt zijn.
Is er voor zo’n nieuw reglement een modelreglement en wordt daarvoor samengewerkt met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), zodat lokale besturen zich goed kunnen voorbereiden? Hoe zal de communicatie daarover gebeuren? We zijn eind september, wat betekent dat lokale besturen op dit moment bijeenkomen over hun budget. Het lijkt mij dan ook belangrijk om daarover informatie te verstrekken.
Ik heb altijd heel veel aandacht geschonken aan alles wat met leegstand te maken heeft. Door het schrappen van ‘leegstand’ in het Grond- en Pandendecreet valt ook de monitoring vanuit Wonen-Vlaanderen weg. Op welke manier zal er vanuit Vlaanderen toch nog enigszins toezicht of monitoring zijn, zodat we vanuit Vlaanderen nog altijd weten hoeveel leegstaande woningen er in de leegstandsregisters staan in de diverse steden en gemeenten?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, u hebt zelf al verwezen naar uw schriftelijke vraag van eind april, waarin u vroeg naar een verklaring voor de evolutie in de cijfers over leegstand ten opzichte van het vorige jaar. Ik geef nog even mee wat mijn antwoord toen was. De stijging van het aantal leegstaande panden is te verklaren doordat gemeenten zich meer gaan toeleggen op een beleid rond leegstand, waardoor ze ook meer leegstand registreren, wat een goede zaak is. Niet alle gemeenten zijn even brave leerlingen van de klas, maar de meeste gemeenten doen wel hun best.
Een stad of gemeente met een beperkt aantal leegstaande panden in het leegstandsregister voert niet per definitie een actief leegstandsbeleid. Omgekeerd is het niet zo dat een stad of gemeente met hoge leegstandscijfers per definitie een slecht leegstandsbeleid voert, integendeel. Als je als lokaal bestuur kort op de bal speelt en je wilt daar echt werk van maken, heb je natuurlijk veel meer leegstand in je register staan. Dat wil niet zeggen dat je een slecht beleid voert. We kunnen dat ook interpreteren als een beleid waarbij de lokale besturen echt hun verantwoordelijkheid opnemen, ook wat leegstand betreft.
U vroeg of ik mij bewust ben van het verschil in het ter beschikking stellen van gegevens uit het leegstandsregister. Ik refereer nu aan de huidige regelgeving, maar u gaf zelf al aan dat er een aantal artikels uit het Grond- en Pandendecreet moeten worden geschrapt. Volgens die huidige regelgeving moet de gemeente een leegstandsregister bijhouden en elk jaar een algemene controle organiseren van de panden waarover een vermoeden van leegstand bestaat. Bovendien moeten ze jaarlijks tegen 30 april de actuele gegevens over de leegstand in hun gemeente aan het Agentschap Wonen-Vlaanderen bezorgen. Gemeenten die een actief leegstandsbeleid willen voeren, doen dat heel plichtsbewust en steken er ontzettend veel tijd en middelen in.
We moeten echter niet onder stoelen of banken steken dat er ook gemeenten zijn die dat louter beschouwen als een administratieve last die vanuit Vlaanderen wordt opgelegd. Hun geactualiseerde leegstandsregister bevat dan soms een cijfer dat slechts één eenheid verschilt met het cijfer van het jaar voordien. Maar formeel zijn ze dan wel in orde, omdat ze de gegevens doorgeven.
U weet dat er verschillende paritaire commissies geweest zijn, ook wat Wonen betreft, en dat daar een aantal belangrijke beslissingen zijn genomen. Wij gaan die ook uitvoeren. Zo wordt onder meer het hele leegstandsbeleid gedecentraliseerd naar het lokale niveau. Dat ontwerp van decreet is hier al besproken en komt wellicht over enkele weken op de agenda van de plenaire vergadering. Het was voor alle duidelijkheid een vraag van de lokale besturen om dat te doen. Zij vonden dat wij een boze schoonmoeder aan het spelen waren tegenover hen, terwijl ze zelf het best geplaatst zijn om daar een concreet beleid rond te voeren, zonder betutteld te worden vanuit Brussel.
Ik vind het wel belangrijk dat er vanuit Vlaanderen toch nog een minimaal aantal zaken wordt opgelegd. De definitie van leegstand is bijvoorbeeld heel belangrijk, want als elk lokaal bestuur een eigen invulling gaat geven aan dat begrip, zit je met dikke problemen. De definitie van leegstand wordt dus nog vanuit Vlaanderen bepaald. Ook de regeling voor de schrapping uit het leegstandsregister en de mogelijkheid om een beroep te doen op een intergemeentelijk samenwerkingsverband regelen we nog in een Vlaams kader. Voor het overige zal Vlaanderen niet meer tussenbeide komen.
Dan kom ik bij de informatieverstrekking aan de burgers. Als een gemeente gevraagd wordt een lijst te bezorgen van leegstaande panden in het leegstandsregister, is zij gehouden door het Vlaamse decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. Zij moet een lijst van adressen en de kadastrale legger van elk perceel bezorgen. Gegevens over de eigenaar mag de gemeente in de regel niet doorgeven. Dat is ook niet zo abnormaal. Als je van de gemeente informatie krijgt over de ligging van het pand en je bent echt geïnteresseerd om het te kopen, kun je even gaan aanbellen of bij de buren informeren naar de eigenaar van het pand.
Wij moeten natuurlijk wel een beroep doen op het kadaster, een dienst van de federale overheidsdienst Financiën. Die dienst is niet gehouden door het Vlaamse decreet van 26 maart 2004 over de openbaarheid van bestuur, maar wel door de veel soepelere wet van 8 december 1992 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Tegen betaling kan elke burger bij het kadaster voor een beperkt aantal percelen de gegevens over de eigenaar opvragen.
Wij kunnen, in het kader van de openbaarheid van bestuur, heel veel informatie geven. Het kadaster kan dat ook nog bijkomend doen, maar dus tegen betaling. Als we kijken naar de staat van de federale begroting op dit moment, is het misschien niet het goede tijdstip om te vragen om die betaling te laten vallen. Maar goed, dat is federale materie, ik ga me daar niet mee bemoeien.
U vroeg ook of lokale besturen een nieuw reglement inzake hun leegstandsbeleid ter goedkeuring dienen voor te leggen aan de gemeenteraad. Dat verschilt van gemeente tot gemeente. Als een gemeente al een leegstandsreglement heeft, houdt dat niet op te bestaan omdat er nieuwe regelgeving is. Dat is belangrijk, want heel wat gemeenten hebben momenteel al een leegstandsreglement.
Maar dan zijn er ook gemeenten die in hun reglement naar de beroepsmogelijkheden in het decreet Grond- en Pandenbeleid verwijzen. Het overgrote deel van de gemeenten doet dat. Zij kunnen zich daar in een overgangsperiode op blijven baseren. Mochten er toch nog gemeenten zijn die daarover niets hebben opgenomen in hun reglement, dan is er nog altijd de mogelijkheid van een willig beroep. Voor de niet-juristen: een willig beroep is geen georganiseerd beroep met termijnen en dergelijke meer.
Het Agentschap Wonen-Vlaanderen is momenteel samen met de VVSG aan een nieuw modelreglement aan het werken. Dat zal dit najaar nog worden afgewerkt en ter beschikking gesteld aan de lokale besturen. Het Agentschap Wonen-Vlaanderen organiseert in december ook een drietal informatiesessies voor lokale besturen over de gewijzigde regelgeving. Het thema leegstand zal daar natuurlijk ook aan bod komen. Zoals u weet uit de bespreking van het decreet houdende aanpassingen van verschillende bepalingen in verschillende decreten, gaat het over meer dan alleen leegstand, maar leegstand zal zeker een van de thema’s zijn die daar aan bod komen. Op die informatiesessies zal de administratie ook een handleiding voor gemeenten met richtlijnen over de bestrijding van leegstand voorstellen. Die handleiding is in samenwerking met de VVSG tot stand gekomen.
Het is de bedoeling om op Vlaams niveau een zicht te blijven hebben op de leegstand in Vlaanderen. Ik blijf absoluut voorstander van een vorm van monitoring door Vlaanderen. Het is goed dat, in het kader van de paritaire commissie, heel de bevoegdheid is overgeheveld naar de lokale besturen, maar ik vind ook wel dat wij, ook al hebben we hier nog weinig bevoegdheden, zicht moeten blijven hebben op waar het moeilijk loopt. Als gemeenten niet meer verplicht zijn om een leegstandsregister bij te houden, wordt dat niet altijd even gemakkelijk, maar ik kan u zeggen dat de RWO-datamanager (Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid, Onroerend Erfgoed) beschikbaar zal blijven voor de gemeenten die er voor hun leegstandsbeleid gebruik van willen maken. Via die weg willen wij ook een periodieke bevraging doen. Het zou goed zijn om dat op tweejaarlijkse basis te doen, zodat we toch een zicht blijven hebben op de cijfers. Momenteel hebben we daar nog wel zicht op, maar door de interne staatshervorming, waarbij meer bevoegdheden naar de lokale besturen gaan, wordt dat misschien wat moeilijk.
We moeten vanuit Vlaanderen – met de handleiding, de informatiesessies en dergelijke meer – de lokale besturen wijzen op onder andere het belang van een leegstandsregister en het tegengaan van leegstand. Elk lokaal bestuur, elke stad en elke gemeente heeft daar alleen maar voordelen bij.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, bedankt voor de antwoorden. Ik ben blij te vernemen dat Wonen-Vlaanderen in het najaar werk zal maken van een modelreglement en ook in overleg met de VVSG infosessies zal organiseren voor de lokale besturen, want er zal op dat vlak toch heel wat veranderen, gelet op de overheveling van leegstand naar die lokale besturen. Ik ben blij dat er toch een communicatie op gang komt met de lokale besturen omtrent dat thema.
Ik wil ook nog een suggestie meegeven, minister. Het is misschien interessant om de lokale besturen bij die infosessies te wijzen op een positieve omgang met leegstandsbestrijding. Leegstand wordt immers altijd in een heel negatief perspectief geplaatst, terwijl de lokale besturen ook op een positieve manier aan communicatie kunnen doen. Als een lokaal bestuur actief inzet op het bestrijden van leegstand en er wordt een pand opgenomen in het leegstandsregister, dan moet de zakelijk gerechtigde in kennis gesteld worden van de opname in dat register. Maar eigenlijk zou in die brief ook vermeld kunnen worden wat de mogelijkheden zijn als eigenaar. Want er zijn wel een aantal mogelijkheden. Ik denk bijvoorbeeld aan het verhuren van de woning aan een sociaal verhuurkantoor. Ik meen mij te herinneren dat er ook fiscale voordelen zijn. Als een woning die in het leegstandsregister staat, verkocht wordt, geeft dat de koper van zo’n leegstaande woning enige fiscale voordelen. Eigenlijk zou de eigenaar die op dat register komt, daar ook in kennis van moeten worden gesteld, zodat hij inspanningen kan leveren om de leegstand weg te werken.
Ik ben ook blij dat u duidelijk aangeeft dat u iets van monitoring wilt laten bestaan vanuit Vlaanderen. Het is goed dat de RWO-datamanager blijft bestaan. Op die manier kan het toch enigszins opgevolgd blijven worden. Het zou wel interessant zijn om vanuit uw administratie om de twee jaar een document aan het lokale bestuur te bezorgen, als dan toch om de twee jaar het sociaal objectief en de leegstand gemonitord worden. Dat kan elke twee jaar een interessant document zijn voor elk lokaal bestuur, dat hierdoor een overzicht heeft van hoe het gesteld is met de verschillende thema’s rond wonen op het grondgebied van de gemeente.
Tot slot wil ik nog even terugkomen op het verschil in het verstrekken van gegevens. Ik blijf het bizar vinden dat terwijl lokale besturen gevat worden door het decreet op de openbaarheid van bestuur, men mits betaling toch bij het federale kadaster terechtkan voor het verkrijgen van alle gegevens, ook die van de eigenaar. Ik vind dat een ongelijke behandeling. Misschien moeten we de collega’s in het federaal parlement eens aanspreken om ook de federale minister bevoegd voor de financiën daarover aan te spreken. Hoe meer met die gegevens iets kan worden gedaan, hoe meer eigenaars van leegstaande panden kunnen worden gecontacteerd, hoe beter dat is om die leegstand te bestrijden. Als je weet dat aan de ene kant veel Vlamingen op zoek zijn naar een betaalbare woning en er aan de andere kant 16.000 leegstaande woningen op het leegstandsregister staan, zou het toch goed zijn om actief om te gaan met die gegevens.
De heer De Kort heeft het woord.
Minister, het zou goed zijn als u nog wat verduidelijking zou kunnen geven bij de definitie van leegstand, zoals die door Vlaanderen zou worden bepaald. Ik merk op lokaal vlak immers dat men soms vanuit de gemeente, op basis van de criteria die men zelf heeft vastgesteld, overgaat tot leegstand, terwijl het pand in de praktijk wel gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor vrije beroepen. In heel wat woonwijken merk je dat panden gebruikt worden voor groepspraktijken van dokters, tandartsen, kinesisten, psychologen, psychiaters. Dat is goed, ook voor de buurt. Het pand wordt echter niet effectief bewoond. In het gemeentelijke reglement gebruikt men als criterium de al dan niet inschrijving in het bevolkingsregister. Daarom zou het goed zijn dat er vanuit Vlaanderen enige duidelijkheid zou komen over hoe men daar verder mee moet omgaan. Doorheen de jaren zijn er immers handelszaken gevestigd in woningen – buurtwinkels, bakkers, apothekers – zonder een inschrijving in het bevolkingsregister.
Een andere problematiek heeft te maken met eigenaars die opgenomen zijn in een rust- en verzorgingstehuis. We merken dat het voor de kinderen vaak moeilijk is om daarmee om te gaan. De eigenaar denkt nog naar de woning te kunnen terugkeren, terwijl men goed genoeg weet dat dat niet meer kan. Soms blijft men nog ingeschreven in de woning, soms ook niet. Gewoonlijk beginnen die woningen dan ook wel tekenen van leegstand en verwaarlozing te vertonen. Het zou nuttig zijn om tips en instrumenten te geven van hoe men daar verder mee moet omgaan.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Wat dat laatste betreft: volgens mij kan dat lokaal perfect in het reglement van de leegstand opgenomen worden. In Sint-Truiden bijvoorbeeld hebben eigenaars die naar een rusthuis verhuizen, een vrijstelling van vier jaar vooraleer ze leegstandsheffing moeten betalen. Dat kan een oplossing kan zijn voor die gevallen. Dat ligt soms ook gevoelig, om naar het rusthuis te gaan en meteen ook dat huis te moeten verkopen. Dat is emotioneel niet altijd gemakkelijk. Maar dat kan lokaal dus perfect opgevangen worden.
Ik wil ook nog terugkomen op het bekendmaken van wie de eigenaar is van een leegstaand gebouw. Ik denk dat het niet slecht is dat die extra buffer er is. Toen ikzelf nog actief was in mijn kantoor, liep er elke maand wel iemand binnen die vroeg wie de eigenaar was van een bepaalde woning, terwijl ik goed genoeg wist dat die persoon totaal niet geïnteresseerd was in die woning, laat staan die woning wou kopen, maar gewoon uit nieuwsgierigheid wou weten wie de eigenaar was. Daarom denk ik dat het niet slecht is dat er die extra buffer is, dat men via het kadaster moet gaan en 10 euro moet betalen om die informatie te krijgen. Het is goed om de privacy van de eigenaars ook een beetje in gedachten te houden. Iemand die werkelijk geïnteresseerd is in een leegstaande woning en daar echt voor wil gaan, zal echt wel de moeite doen om die 10 euro te betalen en de informatie van die eigenaars op te vragen. Ik wil er daarom voor pleiten om die buffer te behouden.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Ik wil nog een tip meegeven, niet zozeer voor de minister, maar wel voor de mensen van de VVSG en van steden en gemeenten. Ik hoor soms van eigenaars dat ze zelfs niet op de hoogte zijn van het feit dat ze opgenomen zijn in het leegstandsregister. De heer De Kort had het al over mensen die naar een rusthuis gaan. Maar je hebt ook mensen die een kantoor hebben, die dan op pensioen gaan en beginnen te reizen, en het kantoor blijft leeg staan. Ze hebben daar wel plannen mee, maar de gemeente is niet op de hoogte. Er wordt alleen een aangetekend schrijven gestuurd, maar die mensen gaan niet elke twee of drie weken de post van dat leegstaande kantoor ophalen. Als ze het pand dan verkopen, vernemen ze via de notaris dat het is opgenomen op de lijst van de leegstand.
Als men een modelreglement opmaakt, zou het goed zijn dat men niet alleen aangetekend stuurt, maar ook niet-aangetekend, zodat het probleem kan worden opgelost van panden waar bijvoorbeeld al bedoelingen mee zijn, maar waar de gemeente niet van op de hoogte is gebracht, doordat de eigenaar niet heeft gereageerd, doordat hij niet wist dat er een aangetekend schrijven van de gemeente was. Op die manier kan dat probleem ook ingekapseld worden en wordt het pand niet opgenomen in de leegstandsregisters als er andere plannen mee zijn. Niet alleen aangetekend, maar ook niet-aangetekend versturen, zou in dit geval een heel eenvoudige oplossing zijn.
Minister Homans heeft het woord.
Het is wel belangrijk op te merken dat er een verschil is tussen de leegstand van een handelspand en van een woning. Hier gaat het over woningen, niet over handelspanden.
Desalniettemin zijn hier een aantal zeer goede suggesties gedaan. We zullen die overmaken aan zowel de VVSG als de administratie, om eventueel te bekijken wat mogelijk is. Dank u allen voor de constructieve bijdrage.
De vraag om uitleg is afgehandeld.