Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, om het sociale woonaanbod in Vlaanderen versneld uit te breiden, kreeg elke Vlaamse gemeente of stad een bindend sociaal objectief (BSO) opgelegd. De opgelegde termijn voor de bijkomende sociale huurwoningen die gerealiseerd moeten worden, werd ondertussen verlengd tot 2025.
Wonen-Vlaanderen voert elke twee jaar een voortgangstoets uit, die nagaat hoe ver elke Vlaamse gemeente of stad op dat moment staat inzake de realisatie van het bindend sociaal objectief. Afgelopen zomer werden de resultaten van de voortgangstoets van 2016 bekendgemaakt. Daaruit blijkt dat 201 gemeenten op schema zitten en dus onder categorie 1 worden ondergebracht. De overige 107 gemeenten, in categorie 2, dienen via een plan van aanpak aan te tonen dat ze voldoende inspanningen leveren om hun objectief te halen tegen 2025.
Steden of gemeenten die 9 procent sociale huurwoningen op hun grondgebied hebben, kunnen met Vlaanderen een woonbeleidsconvenant afsluiten. Gemeenten die over minder dan 3 procent sociale huurwoningen beschikken op hun grondgebied, dienen volgens het Grond- en Pandendecreet naast de reguliere inspanning die voor alle gemeenten geldt, ook een specifieke inhaalbeweging te doen. Recent heeft de Vlaamse Regering beslist over een mogelijkheid tot aanvraag van vrijstelling of vermindering van die specifieke inhaalbeweging.
Minister, wat is uw reactie op de cijfers van de 308 steden en gemeenten op het vlak van het sociaal objectief? Voldoen de resultaten aan uw verwachtingen? Zijn er bij de resultaten van de voortgangstoets opmerkelijke verschillen waar te nemen tussen de verschillende provincies? Zo ja, wat is daar een mogelijke verklaring voor?
Mijn volgende vraag gaat over die 107 gemeenten die ondergebracht zijn in categorie 2. Zij moeten een plan van aanpak opmaken om aan te tonen dat ze voldoende inspanningen leveren om het objectief te bereiken. Wanneer moeten die steden en gemeenten dat plan van aanpak indienen? Wat is de procedure? Ik veronderstel dat Wonen-Vlaanderen al die plannen naleest en daar dan opnieuw een oordeel over velt. Tegen wanneer verwacht u die evaluatie? Wanneer zullen wij weten welke steden en gemeenten definitief in een bepaalde categorie ondergebracht worden?
Hoeveel woonbeleidsconvenanten zijn er op dit moment in Vlaanderen? Staan er nog convenanten op de planning? Kunt u daar een woordje uitleg over geven? En misschien kunt u in uw antwoord ook nog eens wijzen op het belang van zo’n convenant. Ik heb immers begrepen dat als zo’n convenant niet wordt afgesloten, bijkomende sociale huisvestingsprojecten niet gefinancierd of gesubsidieerd worden.
De laatste vraag gaat over de beslissing die u in de regering genomen hebt rond de aanvraag van vrijstelling of vermindering van de specifieke inhaalbeweging die opgelegd wordt aan gemeenten die over minder dan 3 procent sociale huurwoningen beschikken. Kunt u die beslissing nog even toelichten?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, bijna dag op dag twee jaar geleden hebt u mij dezelfde vraag gesteld. Dat toont aan dat u een meer dan bijzondere interesse hebt in het dossier. En dat is goed. Het is een zeer belangrijke vraag. Het is iets dat we moeten opvolgen, om de stand van zaken van het aantal sociale woningen en het aantal SVK-woningen (sociale verhuurkantoren), die ook meetellen voor het bindend sociaal objectief, te kunnen blijven opvolgen.
Op 31 december 2015 waren er in het Vlaamse Gewest netto 17.268 bijkomende sociale huurwoningen ten opzichte van de nulmeting uit 2007. 11.265 sociale huurwoningen zitten in de planning of de bouw ervan is in uitvoering. Samengeteld kom ik uit op 28.533 geplande of gerealiseerde sociale huurwoningen. Volgens het onlangs geactualiseerde groeipad sociale huur diende eind 2015 42,22 procent van het gewestelijke objectief voor sociale huurwoningen bereikt te zijn, of 50,66 procent als ook het geplande sociale huuraanbod wordt meegerekend. Het gewestelijk objectief is opgetrokken naar 50.000 sociale huurwoningen. Ik stel dus vast dat we met het geplande aanbod erbij nu al over de helft zitten van het verhoogde gewestelijke objectief. Dat stemt mij uitermate tevreden. Maar uiteraard is er nog een lange weg te gaan. We zijn er nog niet.
We moeten de initiatiefnemers ook blijven aanmoedigen om te bouwen. U hebt wellicht begrepen uit de berichten die naar buiten zijn gekomen tijdens onze begrotingsmarathon van afgelopen vrijdag, dat naast de bijzondere machtiging van 200 miljoen euro die ik had bijgekregen bij de budgetcontrole 2016, ik nu bij de budgetopmaak voor 2017 opnieuw een extra machtiging van 200 miljoen euro heb gekregen, wat goed is, met dank aan mijn collega’s van de Vlaamse Regering. Er zijn ook de extra middelen, namelijk 10 miljoen euro, die we in 2016 hebben vrijgemaakt voor de SVK’s. We hebben dan in 2017 ook nog eens een opstap van 10 miljoen euro, waarvan ook nog eens een deel naar de SVK’s zal gaan. Dan heb je dus eigenlijk 20 miljoen euro. Dat is belangrijk, omdat die woningen ook meetellen voor het behalen van het bindend sociaal objectief.
Er zijn inderdaad verschillen tussen de provincies, mevrouw Taeldeman. U hebt zelf aangegeven dat 107 gemeenten in categorie 2 zitten. Dat betekent dat die gemeenten het groeipad niet volgen en een plan van aanpak moeten opmaken. De verdeling van de categorie 2-gemeenten over de vijf provincies is als volgt. Antwerpen: 25 gemeenten. Limburg: 7 gemeenten. Oost-Vlaanderen: 24 gemeenten. Vlaams-Brabant: 42 gemeenten. West-Vlaanderen: 9 gemeenten. Natuurlijk telt niet elke provincie evenveel gemeenten, maar wat wel hard opvalt, is dat Vlaams-Brabant eruit springt, terwijl het qua oppervlakte niet zo’n grote provincie is. Dat is niet nieuw. Vlaams-Brabant hinkt traditiegetrouw achterop. Dat heeft met een aantal factoren te maken, bijvoorbeeld het beperkte aanbod aan beschikbare bouwgronden en de zeer hoge bouwgrondprijzen. Veel Vlaams-Brabantse gemeenten hebben bovendien een specifieke inhaalbeweging voor sociale huurwoningen. Daar kom ik straks op terug.
Verder liggen de resultaten in de lijn der verwachtingen. De voortgangstoets is een momentopname. Projecten die net niet ver genoeg staan, worden niet meegenomen, maar komen wel in het plan van aanpak. Je kunt natuurlijk net een project hebben opgestart, en dan is de momentopname voorbij en wordt dat niet meegeteld. Dat is dus iets dat we moeten blijven monitoren. En dat doen we ook.
Uiterlijk tegen 12 oktober moeten gemeenten die ondergebracht zijn in categorie 2 dit plan van aanpak bezorgen aan het agentschap Wonen-Vlaanderen. Dat is dus niet zo lang meer. Indien dit plan van aanpak niet wordt uitgevoerd, zal er een verstrengd toezicht komen. Ik wil niet vooruitlopen op de zaak. Ik hoop dat er niet te veel plannen van aanpak niet op schema zullen zitten. De datum van 12 oktober is wel belangrijk. Als Wonen-Vlaanderen al die plannen op zijn tafel krijgt, moeten we er rekening mee houden dat de beoordeling toch wel enige tijd in beslag zal nemen. Ik verwacht, zoals bij de voortgangstoets 2014, om tegen het kerstreces de definitieve indeling aan de Vlaamse Regering te kunnen meedelen.
In 2012 hebben 18 van de 26 gemeenten een convenant afgesloten voor de periode 2014-2016. Dat was goed voor 3513 woningen. Het ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen hebben we in deze commissie al besproken. Daarin wordt onder andere gestipuleerd dat het toepassingsgebied van de convenanten kan worden uitgebreid naar alle gemeenten die hun objectief sociale huur hebben bereikt. Wij vinden het goed dat die gemeenten die hun BSO al hebben bereikt, toch op een andere manier nog altijd worden gestimuleerd om bijkomende sociale woningen te bouwen.
In totaal komen 43 gemeenten in aanmerking voor een socialewoonbeleidsconvenant. De meeste gemeenten willen nog bijkomende sociale huurwoningen op hun grondgebied en zullen dus een convenant sluiten. Ik vind het een zeer positief signaal dat ook de lokale besturen het belang inzien van het hebben van zo veel mogelijk sociale woningen op hun grondgebied.
De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en Wonen-Vlaanderen zullen in de loop van oktober, dus na de aanneming van het wijzigingsdecreet in het Vlaams Parlement een van de komende weken, communiceren over de nieuwe convenantenoproep. Natuurlijk moet het decreet eerst goedgekeurd zijn.
De regeling voor de vrijstelling of vermindering van de specifieke inhaalbeweging voor sociale huurwoningen is opgenomen in artikel 4.1.4 van het decreet Grond- en Pandenbeleid. Er zijn vier voorwaarden. Ik som ze voor u op. Ten eerste: er zijn manifeste ruimtelijke beperkingen die niet of onvoldoende opgevangen kunnen worden door verhuring van private woningen aan een sociaal verhuurkantoor, want die tellen ook mee voor het BSO. Ten tweede: het BSO van de gemeente zorgt ervoor dat jaarlijks een contingent sociale huurwoningen vergund moet worden dat hoger is dan 25 procent van het gemiddelde aantal vergunde woningen op jaarbasis. Ten derde: de gemeente levert reeds belangrijke inspanningen op het vlak van andere woonbehoeftige doelgroepen, zoals woningen bestemd voor het begeleid wonen van jongeren en opvangtehuizen voor daklozen, ex-gedetineerden en ex-psychiatrische patiënten, open en gesloten asielcentra en residentiële terreinen en doortrekkersterreinen voor woonwagenbewoners. Ten vierde: sociale huurwoningen van lokale besturen die dateren van voor de nulmeting.
Om deze regeling operationeel te maken, is op 1 juli een uitvoeringsbesluit principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Woonraad heeft intussen een advies verleend. Ik zal binnen enkele weken een aangepast dossier aan de Vlaamse Regering voorleggen. Daarna moet het nog naar de Raad van State. Het ziet ernaar uit dat we met dit concrete dossier dit najaar zullen kunnen landen. Gemeenten die dat wensen, kunnen vanaf begin 2017 een aanvraag indienen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U zei dat ik twee jaar geleden exact dezelfde vraag heb gesteld. Ik vind het persoonlijk belangrijk om in deze commissie van het Vlaams Parlement het BSO goed op te volgen. We weten allemaal wat de wachtlijsten zijn van mensen die in aanmerking komen voor een sociale woning. Die groeien jaarlijks aan. Rekening houdende met al die wachtenden, is het een belangrijke taak om op te volgen of steden en gemeenten hun steentje bijdragen en in goed overleg met zowel Wonen-Vlaanderen als met alle woonactoren ervoor zorgen dat de streefcijfers tegen 2025 behaald kunnen worden. Wij zullen blijven polsen naar de monitoring. Ik kan me voorstellen dat het een immens werk is voor Wonen-Vlaanderen om die 308 steden en gemeenten om de twee jaar te monitoren. Maar gelet op het belang van sociale huisvesting, is het goed dat we hier af en toe aan refereren.
Minister, ik wil u danken voor de cijfers die u ons hebt gegeven. Aan de hand van het gewestelijk sociaal objectief kan nu reeds gezegd worden dat we over de helft zitten en dat we op koers zitten naar 2025 toe. Het is goed nieuws dat we net over de helft zitten op het vlak van geplande en gerealiseerde sociale woningen.
Het is ook goed dat er extra middelen komen voor de sociale verhuurkantoren en dat er opnieuw extra middelen worden vrijgemaakt aan de hand van een extra leningsmachtiging vanuit de VMSW.
Minister, u hebt zelf de opdeling gemaakt per provincie en gezegd dat Vlaams-Brabant eruit springt met 42 steden en gemeenten die op dit moment ondergebracht zijn in categorie 2. Het zou goed zijn om dat heel goed op te volgen.
Ik heb nog een vraag omtrent de woonbeleidsconvenanten. Zodra we het decreet hebben goedgekeurd, wordt er een nieuwe oproep gelanceerd omtrent de woonbeleidsconvenanten. Er wordt me gesignaleerd dat bepaalde steden en gemeenten die reeds aan 9 procent sociale huurwoningen zitten, daar niet van op de hoogte worden gebracht door Wonen-Vlaanderen. Om proactief te reageren, zou het goed zijn dat Wonen-Vlaanderen dit heel goed opvolgt. Als men weet dat een bepaalde stad of gemeente aan 9 procent zit, zou die stad of gemeente heel goed moeten worden ingelicht over de mogelijkheid om een convenant af te sluiten met Vlaanderen zodat bijkomende sociale woonprojecten nog steeds gefinancierd worden.
Het is wachten op de ministerraad van net voor het kerstreces. Dan zal de lijst definitief zijn en zullen we weten welke van de 107 gemeenten aan de hand van een plan van aanpak toch nog in een andere categorie belanden.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik heb nog een klein praktisch vraagje. Aan de hand van de vorige voortgangstoetsen zagen we dat een aantal gemeenten in categorie 2b zijn beland. Hebben die gemeenten ondertussen al een overeenkomst gesloten met hun sociale huisvestingsmaatschappij? Hoe is de opvolging juist verlopen?
Minister Homans heeft het woord.
Wat betreft de gemeenten die in categorie 2b zitten, hangt het af van de plannen van aanpak. Ik heb u gezegd dat die tegen 12 oktober binnen moeten zijn. Op basis van het doornemen en de evaluatie van de plannen van aanpak zullen we al dan niet moeten bijsturen.
Als blijkt uit die plannen dat er te weinig moeite is gedaan in de desbetreffende gemeenten, komt er een verhoogd toezicht in het kader van de volgende voortgangsrapportage en zullen ze iets meer op de vingers worden gekeken dan andere gemeenten.
Mevrouw Taeldeman, wat betreft uw bijkomende vraag betreffende het belang van de woonbeleidsconvenant, iets wat ik zeer belangrijk vind, is er een nieuwe oproep gekomen. Dat gebeurt niet vanuit Wonen-Vlaanderen, maar vanuit de VMSW. De VMSW gaat ook rechtstreeks contact opnemen met alle gemeenten die in aanmerking komen voor dergelijke convenanten. Zo zijn de gemeenten wel degelijk op de hoogte. U zegt dat gemeenten die hun BSO al hebben bereikt, niet op de hoogte zijn van de mogelijkheid van het sluiten van een dergelijke convenant. De VSMW zal in dezen zeker haar verantwoordelijkheid nemen. Ik ben ervan overtuigd dat ook de VSMW het zeer belangrijk vindt dat er op die manier nog extra sociale woningen kunnen worden gebouwd.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Wordt vervolgd, met een vraag in januari.
De vraag om uitleg is afgehandeld.