Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
In de beleidsverklaring van de Vlaamse Regering lezen we dat het de ambitie is om tegen 2020 93.000 extra woongelegenheden te realiseren, voor een groot deel door verdichting, renovatie en hergebruik. Ook is er sprake van een actief grondbeleid, in samenspraak met andere besturen en private partners, en dit op twee sporen: meer kavels in de woonzone op de markt brengen en woonuitbreidingsgebieden verantwoord aansnijden. Voor de realisatie van deze woonuitbreidingsgebieden zorgen we voor een transparante en eenvoudige procedure, aldus de regeringsverklaring.
Bij de bespreking van de beleidsbrief werd aangegeven dat men, naast meer kavels in de woonzone op de markt brengen, ook het aanbod kan verhogen door het verantwoord aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Verder wordt gesteld dat voor woonreservegebieden een dubbel spoor wordt gehanteerd: ofwel verantwoord aansnijden volgens objectieve criteria, ofwel niet langer ontwikkelen. De totale oppervlakte onbebouwd woonuitbreidingsgebied bedraagt momenteel ongeveer 12.781 hectare; het totaal aan reservegebieden bedraagt 13.784 hectare.
Minister, in juni 2015 lazen we in de conceptnota ‘Reservegebieden voor wonen’ dat u de woonreservegebieden in Vlaanderen wilt onderverdelen in een positieve en een negatieve lijst. Op de negatieve lijst zullen bijvoorbeeld reservegebieden komen die in een overstromingsrisicogebied liggen. Bedoeling is meer te doen met minder ruimte en kernversterkend te werken via inbreidingsprojecten. Daarbij zal vooral de visie van de lokale besturen worden gehanteerd, wat logisch is aangezien zij zelf bij de opmaak van hun structuurplan destijds een duidelijke afweging hebben gemaakt van wat al dan niet aansnijdbaar is of zorgt voor een verdichting.
Verder stelt de conceptnota voorop dat als een gebied zou worden opgenomen op de negatieve lijst, de actualiteit van die optie zal worden afgetoetst bij de gemeenteraad en de Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO). De lokale autonomie wordt dus in acht genomen mits goede criteria die op Vlaams niveau bepaald zijn.
Ook bij het opmaken van een positieve lijst wordt rekening gehouden met bestaande beleidsuitspraken. De uitwerking zal aldus in samenspraak gebeuren en de decretale basis die nodig is, zal verder worden uitgewerkt.
We zijn nu bijna een jaar verder. We hebben hierover ook nog een debat gevoerd tijdens een commissievergadering in februari. Toen kon u nog geen duidelijke antwoorden geven omdat een en ander nog onduidelijk was.
Minister, wat is de stand van zaken van de uitwerking van de conceptnota reservegebieden voor wonen? Hebt u reeds een opdeling gemaakt van de positieve en de negatieve lijsten van de bestaande woonuitbreidingsgebieden en/of wanneer mogen we deze opdeling of vooral de criteria voor de opdeling verwachten? Kan men ervan uitgaan dat woonuitbreidingsgebieden, die in de lokale ruimtelijke structuurplannen opgenomen zijn als te ontwikkelen, zullen worden opgenomen op de positieve lijsten, tenzij ze in overstromingsgebied liggen? Hoe gaat men om met de woonuitbreidingsgebieden waarvan reeds een principieel akkoord van aansnijding werd verleend? Worden die ook opgenomen op waarschijnlijk de positieve lijst en/of welke visie wordt hier gehanteerd? Hoeveel aanvragen tot het aansnijden van een woonuitbreidingsgebied, via een principieel akkoord of via een of ander planproces, zijn er ingediend sedert 2012 en welk gevolg werd daaraan verleend?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik heb eerder al gezegd dat er een decretale basis nodig is. Die is klaar en ligt al een hele tijd op interkabinettenniveau. Er wordt op dit moment op politiek niveau over overlegd. Ik ga er niet op in tot er uiteraard een beslissing over is, maar ik ga ervan uit dat u zeer goed weet wat er op de tafel ligt.
Ik heb ook al vaak benadrukt dat ik niet op mijn eentje positieve of negatieve lijsten zal opmaken. De logica is dat de Vlaamse Regering dit doet in uitvoering van de decretale kapstok en in overleg met de lokale besturen. Inspraak is daarbij cruciaal en ook het gemeentelijk niveau komt daarbij aan bod. We hebben die decretale basis nodig, en wat mij betreft, kon ze er al lang geweest zijn en konden we al aan de slag zijn gegaan. Ik ga ervan uit dat ze nog kan worden goedgekeurd voor het zomerreces zodat we ook de adviesraden en anderen kunnen raadplegen en in een tweede fase de Raad van State.
De conceptnota vermeldt de twee criteria waar u naar vraagt. Overstromingsgevoeligheid is een criterium voor opname op de negatieve lijst. Het feit dat een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan een gebied aanmerkt als te ontwikkelen op korte termijn, is volgens diezelfde nota ook een criterium voor opname op de positieve lijst. Zelf ben ik van oordeel dat het vertrouwensbeginsel veronderstelt dat we bestaande beleidsbeslissingen ook honoreren, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn om dat niet meer te doen.
Mijn administratie en onze diensten krijgen beslissingen van bestendige deputaties toegestuurd over aanvragen tot principieel akkoord, maar het is niet decretaal verplicht. Het gebeurt dus niet altijd. Ik kan u wel cijfers geven, maar die zijn natuurlijk niet volledig. Sinds 2012 zijn er 51 aanvragen gekend voor een principieel akkoord tot het aansnijden van een woonuitbreidingsgebied of een deel ervan. Er werden er 41 ingewilligd. Vaak zijn er ook voorwaarden die worden gekoppeld aan de aansnijding.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb natuurlijk het ontwerp van decreet nog niet gezien. Ik hoor dat het er aankomt. Ik hoop dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt omdat men op lokaal niveau duidelijkheid wil over wat vroeger in de diverse structuurplannen werd opgenomen. Wordt dit al dan niet gehonoreerd? U geeft aan dat dit in principe wel zo zal zijn.
Ik verwijs naar de commissievergadering van februari waar u hebt gezegd dat als het gebied in overstromingsgebied ligt, het waarschijnlijk op de negatieve lijst komt. Iedereen zal dit begrijpen. U hebt toen ook gezegd dat als het niet kernversterkend is of geen inbreidingsgericht karakter heeft, het potentieel ook op de negatieve lijst komt.
Minister, hoe verhoudt de afweging die iemand gaat maken, zich tegenover datgene wat in het structuurplan of in de diverse structuurplannen is opgenomen?
Als men criteria gaat vastleggen voor de negatieve lijst, hoop ik dat dit niet zal leiden tot een enorme inkrimping van de woonuitbreidingsgebieden. We hebben die gebieden nog nodig voor bijkomende woongelegenheid. Ook de vastgoedsector heeft destijds al opgemerkt dat er altijd een pleidooi is geweest om de ruimtelijke boekhouding zoals die werd vooropgesteld in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, te handhaven. De vastgoedsector heeft in het verleden al de vrees geuit dat als men bestaande woonuitbreidingsgebieden, waarvan men al heeft aangegeven dat men die wil aansnijden, op een negatieve lijst zet, het aanbod aan woongebied daalt. De vraag is dan hoe men daar in de toekomst op zal antwoorden als er bijkomend woonaanbod nodig is.
In het verleden is er regelmatig overleg geweest en ook een gedachtewisseling. Het is misschien interessant om in de toekomst opnieuw werk te maken van een gedachtewisseling over het uitwerken van alle woongebieden op de atlas van de woonuitbreidingsgebieden en over de evolutie hiervan. In 2002 hebben we een omzendbrief gekregen voor het mogelijk maken van het versneld aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Dat heeft enerzijds positief gewerkt en anderzijds zijn er nog een aantal principiële akkoorden die lopen of die al beslist zijn. Het zou belangrijk zijn om een gedachtewisseling te houden over het verder verloop van de atlas van de woonuitbreidingsgebieden en over hoe de ruimtebalans wordt gerespecteerd.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het regeerakkoord zegt inderdaad dat woonuitbreidingsgebieden die goed gelegen zijn, soepeler kunnen worden aangesneden, maar zegt ook dat slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden – water, verkeerstechnische ontsluiting – het best worden geschrapt.
Mevrouw Peeters, wat u niet zegt, is dat er nog altijd 40.000 hectare woongebied is. Het is niet altijd eenvoudig omdat ze niet altijd liggen waar ze moeten liggen. Toch snijden we het best eerst die 40.000 hectare aan en houden we met die woonuitbreidingsgebieden toch nog wat reserve voor de toekomst.
De discussie tussen de twee sprekers gaat over de kern van de zaak. Mevrouw Peeters wil zo weinig mogelijk raken aan de woonuitbreidingsgebieden omdat we die nodig hebben, en de heer Vandaele zegt terecht dat er nog veel onbebouwde percelen zijn in het bestaande woongebied. Minister, u zit dus tussen verschillende vuren, alhoewel u zelf een tijd geleden een betonstop hebt aangekondigd. Het was duidelijk: u wilt stoppen met de verdere verkaveling van Vlaanderen en met de toename van het ruimtebeslag van 6 hectare per dag. De focus ligt dan op de woonuitbreidingsgebieden en wat u daarmee zult doen. Hoe zal de negatieve lijst eruitzien? Mevrouw Peeters, ik kan u geruststellen. We hebben voorbereidende documenten gezien waaruit blijkt dat er een vork van 500 tot 3000 hectare van de bestaande woonuitbreidingsgebieden op die negatieve lijst zou komen. Het zijn de woonuitbreidingsgebieden waarvan de gemeenten zelf zeggen dat ze niet ontwikkelbaar zijn. Misschien bent u gerustgesteld, maar, als het waar is, zijn wij ontgoocheld. Het betekent dat er ‘maar’ 20 procent van de woonuitbreidingsgebieden zal worden geschrapt terwijl er nog zoveel woonaanbod is in het bestaande woongebied.
Als zo’n groot percentage aansnijdbaar blijft, leggen we een hypotheek op de kernversterking die we allemaal willen. We kunnen niet het ene én het andere. Het ene gaat ten koste van het andere.
Minister, kunt u dat cijfer van die vork, dat u maximaal slechts 20 procent van de bestaande woonuitbreidingsgebieden wilt aansnijden en dat die op de negatieve lijst terechtkomen, bevestigen? Indien u dat niet wilt bevestigen – u zegt namelijk dat het gaat om voorbereidende documenten, waarover u niets wilt zeggen, maar je weet maar nooit –, wil ik graag zeer duidelijk oproepen om ambitieuzer te zijn dan nu.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ik krijg de indruk dat we op een veiling staan, dat er een opbod is over cijfers en wie het meest in welke richting moet gaan. Ik krijg er een vrij ongemakkelijk gevoel bij, tenzij Vlaanderen in alle 308 Vlaamse gemeenten volledig hetzelfde geordend is. Ik denk dat de ambitie duidelijk is gesteld. We hebben er enkele weken geleden over gedebatteerd in de plenaire vergadering. We moeten stoppen met verharden in Vlaanderen. We hebben een target gesteld naar 2050. De trein is vaart aan het minderen, van de jaren 90 tot nu. Die trein moet echter helemaal tot stilstand worden gebracht. Dat gaat niet door in 2049 vol op de remmen te gaan, maar dat begint door vandaag op de remmen te staan. Minister, we hebben in de plenaire vergadering dan ook al gevraagd om tussentijdse doelstellingen te formuleren.
Wat we niet moeten doen, is vandaag hier in een opbod tegenover elkaar staan. Volgens mij zijn we dan namelijk niet bezig met een goede ruimtelijke ordening. Ik denk dat er bij de woonuitbreidingsgebieden inderdaad gebieden zijn waar er absoluut kansen liggen om in te zetten op onder andere ruimtelijk rendement, dichter en beter ontsloten wonen, maar dat er ook woonuitbreidingsgebieden zijn die daar totaal niet aan beantwoorden. In Vlaanderen hebben we toch een bepaalde koers ingezet naar een zekere autonomie. Zo hebben we onze gemeenten allemaal ontvoogd. De tijd is voorbij dat in de gemeentebesturen het principe geldt van ‘vrijheid blijheid’ en ‘alles wat we kunnen doen, doen we’. De gemeentebesturen zijn vandaag performant genoeg om de juiste afwegingen te maken. Daarom moeten we de kans laten om een duidelijk traject uit te stippelen, waarvoor in de conceptnota de eerste aanzet is gegeven, in de manier waarop we verder moeten omgaan met de woonuitbreidingsgebieden. Dat lijkt mij veel verstandiger, zowel voor de ontwikkeling van Vlaanderen als voor het opdrijven van het ruimtelijk rendement in de toekomst.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik heb goed geluisterd en de verschillende standpunten gehoord. Ik zal niet vooruitlopen op de beslissing. Er is nog geen enkele beslissing genomen. Er valt dus nog niets te ontkennen of te bevestigen. We moeten in alle sereniteit binnen de Vlaamse Regering tot een beslissing komen. Dan pas kan het debat in zijn volle glorie worden gevoerd.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik wil graag nog even terugkoppelen op wat een aantal collega’s hebben aangehaald. Men vraagt om duidelijk te focussen op wat er in woongebied nog aan aanbod is. Ik begrijp dat er nog een aanbod is in woongebied. Of dat aanbod er in realiteit ook effectief is, is een andere zaak. In woongebied liggen ook een aantal kavels die zeker ook zeer watergevoelig zijn. Het is dus niet zonder meer zo dat de kavels die gelegen zijn in woongebied, straks allemaal bebouwbaar zijn. Dat moeten we heel duidelijk beseffen.
Verder wil ik heel duidelijk meegeven dat in de regeringsverklaring heel duidelijk staat dat men voor die 93.000 bijkomende woningen waarin men wil voorzien, heeft geopteerd voor ‘en en’, dus zowel voor het woongebied daar waar mogelijk, alsook voor de woonuitbreidingsgebieden daar waar mogelijk. Wat dat betreft, zit ik dus wat op mijn honger. We moeten zo snel mogelijk de criteria krijgen voor welke gebieden aangesneden kunnen worden en welke niet.
Minister, in het verleden hebt u al gesproken over de inspraak van de lokale besturen en de mogelijkheid van het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Elk lokaal bestuur heeft daarover in het verleden een oefening gemaakt. De meeste lokale besturen hebben niet alle woonuitbreidingsgebieden aangeduid in hun ruimtelijk structuurplan als zijnde een woonuitbreidingsgebied dat onmiddellijk moet worden aangesneden of ontwikkeld. Men heeft in het verleden al afwegingen gemaakt. Ik hoop alleen dat die zo veel mogelijk zullen worden gerespecteerd.
In het verleden was er regelmatig een gedachtewisseling over het verdere verloop van de atlas van de woonuitbreidingsgebieden en de invulling daarvan. Het lijkt mij belangrijk om die oefening in de toekomst opnieuw te doen. Dat is eerder een vraag aan de voorzitter om dat in het najaar opnieuw op de agenda te plaatsen.
Dit onderwerp zal ongetwijfeld opnieuw aan bod komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.