Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, we hebben het hier al vaak gehad over premies en het energiebeleid ten aanzien van gezinnen. Deze vraag gaat over het beleid ten aanzien van niet-gezinnen. U hebt als minister al heel vaak gesproken over de investeringen in zonne-energie. De heer Schiltz gaat daar straks nog op door. U hebt aangegeven dat u die niet alleen wilt op de daken van woningen van gezinnen, maar ook op overheidsgebouwen, schoolgebouwen, kantines van sportverenigingen, voetbalstadia enzovoort.
Wij hebben daaraan het voorstel gekoppeld om de energielening open te trekken, niet alleen het verlagen van het interestpercentage maar ook de verlenging van de duurtijd en het openstellen ervan voor lokale overheden, scholen en verenigingen zodat ook zij de middelen hebben om te investeren in hernieuwbare energie.
Vaak zijn de gebouwen waarin verenigingen zijn gehuisvest oudere gebouwen die helemaal niet voldoen aan de huidige normen qua energiegebruik. Daarom is het misschien wenselijk om die verenigingen niet alleen aan te sporen om te investeren in de productie van hernieuwbare energie, maar ook in andere energiebesparende maatregelen.
Organisaties zoals sportverenigingen en scholen zijn heel vaak vzw’s. In het Energiebesluit staat: “Elke distributienetbeheerder verleent aan investeerders in andere gebouwen dan woningen, wooneenheden of woongebouwen die zijn aangesloten op het elektriciteitsdistributienet, (…) premies voor energiebesparende werkzaamheden in betreffende gebouwen.” Het Energiebesluit is heel duidelijk dat ook vzw’s in aanmerking komen voor de REG-premies (rationeel energiegebruik) die deze regering heeft ontworpen en aan het bijstellen is. Alleen is dat relatief onduidelijk voor de vele vzw’s die daarvan gebruik zouden kunnen maken. Op de websites van de distributienetbeheerders die instaan voor het uitbetalen en promoten van de REG-premies, wordt deze mogelijkheid niet duidelijk aangegeven. Er wordt melding gemaakt van ‘beschermde klant’, ‘lokaal bestuur’, ‘huishoudelijke klant’ en ‘ondernemingen’, maar niet van vzw’s of verenigingen. Het is allicht aangewezen dat de distributienetbeheerders ook vzw’s als afzonderlijke groep in hun communicatie opnemen. Dit kan bijdragen tot het energie-efficiënter maken van gebouwen van sport- en jeugdverenigingen, scholen en dergelijke.
Er is uiteraard meer dan alleen maar de vzw-kant van het verhaal. Ook voor bedrijven, vooral kmo’s, is het vaak niet duidelijk voor welke premies ze in aanmerking komen als ze energiebesparende investeringen uitvoeren. Er is blijkbaar een iets beperktere interesse van niet-energie-intensieve bedrijven in energiebesparing. Energie is voor hen helaas niet ‘top of mind’. We rekenen op u om daar verandering in te brengen. Energie-efficiëntie en het verminderen van hun energieverbruik staan niet bovenaan het prioriteitenlijstje van die bedrijven omdat het geen grondstofkost is waardoor de energiefactuur blijkbaar zonder veel aandacht of vragen wordt betaald. Nochtans zijn er heel veel evidente besparingsmaatregelen bij kmo’s te vinden.
Alle bedrijven samen zijn verantwoordelijk voor iets meer dan 40 procent van het energieverbruik in Vlaanderen. Met dat aandeel kunnen bedrijven een grote bijdrage leveren aan de verbetering van de energie-efficiëntie en aan de Vlaamse klimaatdoelstellingen. Het is dus niet onbelangrijk om de bedrijven veel meer aan te zetten tot energie-efficiëntie. Daarenboven, en zeker niet minder belangrijk, een verbetering van de energie-efficiëntie zorgt voor een daling van de energiefactuur van de bedrijven.
We hebben daarover al vaak met uw voorganger van gedachten gewisseld en gewezen op het belang van een ruimere bekendmaking van energiepremies voor bedrijven en niet-residentiële klanten. We hebben ook het voorstel gedaan om de uitvoering van een energieaudit terug te laten betalen wanneer het bedrijf een aantal voor de hand liggende aanbevelingen uit de audit omzet in investeringen. Er zijn heel veel maatregelen te vinden, bijvoorbeeld over het besparen in energieverliezen in perslucht. Met een beperkte investering kan dit een heel groot rendement opleveren.
Op welke manier wilt u de energiepremies beter onder de aandacht brengen van zowel vzw’s als bedrijven? Hebt u zicht op het aantal REG-premies dat reeds is aangevraagd door bedrijven en of dit aantal in stijgende lijn is in vergelijking met vorig jaar? Hoe wilt u bedrijven er meer toe aanzetten werk te maken van energiebesparende investeringen? Uw voorganger had daartoe al een ESCO-fonds (energy service company) aangekondigd in de schoot van de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). Wat is de stand van zaken? Hebt u al zicht op de pilootprojecten die gefinancierd zullen worden vanuit het ESCO-fonds? Is er al voorbereidend werk geleverd in verband met de mini-EBO (energiebeleidsovereenkomst)? Kunt u toelichting geven over uw plannen ter zake?
Minister Tommelein heeft het woord.
Dames en heren, op basis van de voorlopige trimestriële rapportering van de netbeheerders over het eerste kwartaal van 2016 kan gesteld worden dat 532 premies voor bedrijven werden uitbetaald, voor een totaalbedrag van 1,76 miljoen euro. Tijdens het eerste kwartaal van 2015 werden 435 niet-residentiële premiedossiers uitbetaald, goed voor 1,4 miljoen euro. In het eerste kwartaal van 2014 waren dat 493 dossiers voor 1 miljoen euro subsidies. Er is met andere woorden wel een positieve trend merkbaar. De vraag moet echter gesteld worden in hoeverre de premies voor niet-residentiële gebouwen effectief een verschil kunnen maken voor het initiëren van een energie-efficiëntiebeleid bij kmo’s.
In het kader van de Stroomversnelling alsook bij de opmaak van het klimaatplan, zal bijzondere aandacht gaan naar mogelijke nieuwe beleidsinstrumenten om de energie-efficiëntie van onze ondernemingen nog te verbeteren. Ik heb daar ondertussen al een onderhoud over gehad met het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka). Ik plan ook nog een onderhoud met de zelfstandigenorganisaties.
Zoals bekend, wordt momenteel reeds een groot deel van het industrieel energieverbruik gevat via beleidsinstrumenten van de Vlaamse overheid. Voor de energie-intensieve industrie bestaan de energiebeleidsovereenkomsten, die door hun hoge toetredingsgraad goed zijn voor meer dan 80 procent van het industrieel energieverbruik van Vlaanderen. In de EBO’s engageren de toegetreden bedrijven zich tot het nemen van rendabele energiebesparende maatregelen, volgend uit een energieaudit, binnen de looptijd van de EBO’s. Dit zal de komende jaren dus de realisatie garanderen van energiebesparende investeringen bij de grootste industriële energieverbruikers, wat gepaard zal gaan met aanzienlijke energiebesparingen. Ik ben gisteren ook nog gaan spreken voor Febeliec. Ook daar zijn heel concrete afspraken gemaakt. We hebben ook gezien dat zeker op het vlak van groene warmte de industriële bedrijven flinke stappen vooruit hebben gezet. We zien in de subdoelstellingen van hernieuwbare energie dat dit een zeer belangrijke plaats zal innemen.
Een andere manier om premies voor energiebesparende maatregelen bij kmo’s beter bekend te maken, is volledige sectoren te benaderen via de zogenaamde mini-energiebeleidsovereenkomsten. Via een mini-EBO wordt er een overeenkomst gesloten tussen de Vlaamse overheid en een industriële sector waarbij de sector de rol van coach en ontzorger opneemt naar de industriële kmo’s. De sector zal als ontzorger de kmo’s begeleiden in het nemen van energiebesparende maatregelen, vanaf de start van het project tot en met de afwikkeling, en dus ook de aanvraag van eventuele premies.
Het Vlaams Energieagentschap (VEA) bezorgde mij eind mei een haalbaarheidsnota aangaande mini-EBO’s. Mini-EBO’s zijn volgens het VEA haalbaar voor deze doelgroep. Belangrijk hierbij is dat de sectororganisatie waarmee de mini-EBO wordt afgesloten, fungeert als vertrouwenspersoon voor de betrokken industriële kmo’s. Deze partij moet verder optreden als coach en ontzorger van de kmo’s bij de uitvoering van energiebesparende maatregelen.
Momenteel zijn wij op zoek naar partners en naar sectoren om dergelijke pilootprojecten op te zetten. Die aanpak laat toe om zowel de deelnemende sectororganisatie als de Vlaamse overheid de kans te geven in de loop van het pilootproject nog bij te sturen indien gewenst en de nodige ervaring op te bouwen met het concept mini-EBO. Zoals gezegd, is met het Vlaams netwerk van ondernemingen, Voka, al de nodige basis gelegd, om te zeggen dat we een tandje bij moeten steken.
Ik geloof ook heel sterk in het opstarten van het ESCO-fonds. Vanuit de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) is de opdracht gegeven om alle gevraagde contracten op korte termijn af te werken en een eindverslag op te maken. In het najaar van 2016 plan ik de start van het ESCO-fonds voor ondernemingen.
Met deze gegevens, de derdepartijfinanciering, vrijwillige overeenkomsten en premies of een fiscaal voordeel, moeten wij in de komende periode bedrijven overtuigen om hun energiebehoefte op een efficiëntere manier in te vullen. Ik herinner mij een aantal gegevens waaruit bleek dat een op drie voornamelijk kleine ondernemingen niet eens weet hoe hun energiefactuur eruitziet, terwijl dat om 5 procent van hun omzet gaan. Het is dan ook ongelooflijk belangrijk om dat op een goede manier op te volgen. We kunnen de bedrijven en het bedrijfsleven daarmee helpen. We zijn partners om dat verder op te nemen.
Na de uitwerking van alle instrumenten zal ik uiteraard, zoals u mij kent, in de nodige communicatie voorzien voor de doelgroep.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Er zit ook wel wat nieuws in. Het is heel positief dat er een aantal stappen worden gezet. Bij de grote energie-intensieve bedrijven hebben we met de energiebeleidsovereenkomsten al jarenlang een succesvol instrument dat bedrijven aanzet tot energiebesparende investeringen. We zijn daarin met onze energie-intensieve industrie dan ook top in de wereld. Dat contrasteert scherp met de vele tienduizenden kmo’s, die heel weinig bewust omgaan met hun energieverbruik en hun energiefactuur. Dat is onterecht, want het is na de loonkost de belangrijkste kostenpost in het Vlaamse bedrijfsleven. En uiteraard is er ook de klimaatimpact die het energieverbruik ook daar heeft.
Het is positief dat de trend inzake REG-premies voor bedrijven en kmo’s stijgende is, hoewel het nog over vrij kleine cijfers gaat.
De mini-EBO via sectoren doet mij sterk denken aan het energieconsulentenproject van een aantal jaren geleden. Ik denk dat daar lessen uit kunnen worden getrokken om hierop toe te passen.
Het is positief dat er samengewerkt wordt met sectoren. Misschien kunt u nog wat toelichting geven bij hoe dat er concreet kan uitzien ten aanzien van een sector. Er worden een aantal middelen ter beschikking gesteld om mensen aan te stellen om die ontzorging en coaching op te nemen. Wordt dat gekoppeld aan doelstellingen? Wat is de termijn? Ik had graag wat meer uitleg gekregen bij de operationalisering van het concept van mini-EBO voor sectoren, zoals u het daarnet hebt uitgelegd.
Met betrekking tot het ESCO-fonds is het positief dat u het meteen dit najaar al operationeel wilt maken. Financiering is zeer belangrijk, en dat kan met zo’n fonds ook gekoppeld gaan met ontzorging en coaching. Als dat samengaat met de sectoren, is dat een heel positief element.
Mijn laatste bijkomende vraag gaat over de positie van vzw’s, verenigingen en dergelijke meer. Het is belangrijk om die als een aparte sector te benaderen, ook in uw communicatie. Als je nu naar de website van Eandis en Infrax gaat, weet je als vereniging niet goed of je ergens recht op hebt, want je identificeert je niet als particulier en ook niet als bedrijf. Het is belangrijk om in de communicatie rond uw beleid mee te nemen dat er ook voor de verenigingen een aanbod is vanuit uw beleid.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Bedankt voor de vraagstelling, collega Bothuyne. Het is een onderwerp dat vroeger al in stukjes bediscussieerd is. Ik wil toch nog een paar opmerkingen meegeven, minister. Ik heb mijn visie al duidelijk meegegeven aan mevrouw Turtelboom. Het is kwestie dat u ook goed gebrieft bent over mijn visie omtrent een aantal zaken.
Collega Bothuyne spreekt over het mee laten financieren van de audit door de energiepremie. Ik heb ruim tien jaar geleden zelf de vaudeville meegemaakt van hoe dozen audits werden binnengebracht bij de distributienetbeheerder, omdat men voor één thema-audit 500 euro binnenkreeg. Geen enkele van die audits werd gelezen, maar ze werden wel allemaal uitbetaald. Ik ben dan degene geweest die tegen de distributienetbeheerders heeft gezegd dat ze daarmee moesten stoppen. Je moet op zijn minst maken dat dat gekoppeld is aan de uitvoering. Bijkomend moet het ook gekoppeld worden aan een meetcampagne voor en na, om te bewijzen dat het uitgevoerd is en dat de resultaten ook kloppen. Dat is ook het systeem dat nu bestaat, en ik denk dat we van dat systeem op zich niet moeten afwijken.
Anderzijds ben ik het ermee eens dat wat op de website van Enids en Infra staat, nog te weinig wervend is en dat bedrijven daar soms helemaal niet aan denken, en dus ook vzw’s niet enzovoort. Ze houden er geen rekening mee, ook al hebben ze de mogelijkheid om er iets mee te doen.
We zijn zelf vragende partij voor de mini-EBO’s, omdat we nu heel wat bedrijven hebben die niet tot het auditconvenant konden of mochten toetreden omdat ze er net onder zaten, terwijl ze ook wel geïnteresseerd zijn. In Nederland heeft men alles verticaal gedaan. Bij ons is men horizontaal gestart. Nu wordt het een combinatie van horizontaal en verticaal. Daar sta ik 100 procent achter.
Waar ik echter niet in geloof, is het ESCO-fonds waar PMV mee bezig is. Een EPC is een Energy Performance Contract. Dat gaat over de garantie die je geeft. Ik geef een voorbeeld: ik ben een leverancier-installateur van persluchtinstallaties, en u hebt een atelier schrijnwerkerij. Ik zeg dat u de plaatsing van een nieuwe compressor kunt financieren via mij en dat ik u ook kan garanderen dat u dat na zeven jaar terugverdiend hebt, dat we dat gaan meten enzovoort. Maar u bent een bedrijf. Uw omzet kan verhogen of verlagen, er zijn andere types van machines die er plots bij komen. Men kan dus nooit hard maken dat die gegarandeerde energiebesparing inderdaad op die nullijn geschoeid kan worden. Er zijn dus een pak juridische problemen. Het ESCO-bedrijf dat bij u langskomt, wil zeker zijn centen zien. Maar u, als klant, wilt ook zeker zijn dat wat aan u doorgerekend wordt, correct is. Daarom geloof ik niet in het ESCO-principe tussen bedrijven.
Waar ik wel in geloof, is het werken met strategische voorbeeldinstallaties binnen de sector. Dat past binnen de mini-EBO. Binnen een bepaalde sector kunnen bepaalde investeringen honderden keren terugkeren. Maar bedrijven doen het niet, omdat ze niet weten of het wel een goede investering is en of ze inderdaad een besparing oplevert. Als je dan bijvoorbeeld in één houtbedrijf een droger op de spuitcabine plaatst, en achteraf blijkt inderdaad dat die besparing klopt, via een campagne voor en na, dan kun je dat gaan multipliceren, omdat andere bedrijven er dan 100 procent van overtuigd zijn dat het ook in hun bedrijf zal werken. Zo zit je met een lerend netwerk voor energie. Dat zal veel beter werken dan een ESCO-systeem.
Minister Tommelein heeft het woord.
Ik zou nog heel veel details kunnen geven, mijnheer Bothuyne, maar ik stel voor dat we die informatie op een gestructureerde manier bezorgen.
Een audit die blijft liggen: dat willen wij natuurlijk ook niet. De koppeling aan daadwerkelijke investeringen moet er met andere woorden wel zijn. Daar ben ik heel duidelijk in.
Wat de meetcampagnes betreft: ik stel vast dat Agora dat wil doen en dat men vragende partij is om proefprojecten te doen. Ook daar zitten we dus zeer goed.
Mijnheer Gryffroy, we verschillen van mening over ESCO, want ik geloof daar wel in. Maar goed, we mogen af en toe eens van mening verschillen. Anders moeten we straks nog in dezelfde partij gaan zitten. (Opmerkingen. Gelach)
Ik denk dat het verschil in mening is dat ik daar wel in geloof en ik denk dat we daarmee resultaten zullen bereiken, maar we zullen zien. Ik kan het af en toe eens fout hebben, hoor, ik heb nooit problemen om dat toe te geven. We zullen zien wat de resultaten zijn.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Ik kijk uit naar de meer gestructureerde uitleg van de maatregelen die u net hebt voorgesteld. Ik ga ervan uit dat we die dan schriftelijk zullen krijgen.
Ik denk dat het belangrijk is de bedrijven een zo volledig mogelijk overzicht aan maatregelen en een zo volledig mogelijk beeld te geven van de audit, over financiële ondersteuning tot financiering en ontzorging, coaching, alsook meting en opvolging achteraf. Ik denk dat al die elementen in uw beleid moeten zitten ten aanzien van deze kmo’s. Ik denk dat dit een belangrijke kosten- en energiebesparing kan opleveren en dat het dus een heel belangrijk onderdeel van uw beleid moet zijn. Ik denk dat de ingrediënten alleszins aanwezig zijn om daarvan een succes te maken. We kijken uit naar de realisaties.
De vraag om uitleg is afgehandeld.