Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de actualisatie door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) van de biologische waarderings- en habitatkaart
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, er is wat kritiek gekomen op de door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) vastgestelde habitatkaarten. Dat hebben we onder andere kunnen lezen in Het Belang van Limburg van 9 juni 2016. Zo zou er onder meer betwisting zijn over de vraag of bepaalde habitattypes of sommige Natura 2000-soorten al of niet op sommige locaties aanwezig zijn.
Om die reden, zo lezen we in het persartikel, zou het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) begin dit jaar de opdracht hebben gegeven aan bioloog Alain De Vocht van de Universiteit Hasselt om terreinonderzoeken te doen. Volgens hetzelfde artikel komt deze laatste tot bevindingen die, op zijn zachtst gezegd, afwijken van de bevindingen van het INBO.
Het spreekt voor zich dat de correctheid van de kaarten cruciaal is voor de beoordeling van mogelijke ontwikkelingen op de verschillende betrokken locaties. Eerder, op 20 mei, werden in een reportage op TV Limburg ook al gelijkaardige opmerkingen gemaakt door mensen van het ANB aangaande de kwaliteit van sommige door het INBO gevalideerde kaarten. Ik citeer wat daar werd gezegd: “Er zouden geen waardevolle natuurelementen zijn die als Europees Habitatrichtlijngebied kunnen worden bestempeld.”
Minister, hoe gaat u om met deze kritiek van professor De Vocht op de door het INBO vastgestelde kaarten? Beaamt u dat de kaarten niet op objectieve wijze werden vastgesteld en/of welke stappen gaat u ondernemen om voortaan de onafhankelijkheid van het onderzoek voor alle dossiers te garanderen? Waarom liet het ANB een extra onderzoek voeren ondanks de eerder gedane vaststellingen door het INBO? Is dat een normale procedure? Werd deze procedure in het verleden al eerder gevolgd? Zo ja, in welke dossiers? Welk gevolgen werden hieraan desgevallend gegeven? Klopt het dat er in bepaalde gebieden geen waardevolle natuurelementen zijn die als Europees Habitatrichtlijngebied kunnen worden bestempeld, zoals gesteld door de mensen van het ANB? Welke impact kunnen soortgelijke betwistingen hebben op het verdere verloop van lopende dossiers of planningsprocessen, bijvoorbeeld op het vlak van het te volgen tijdschema?
De heer Ceyssens heeft het woord.
In dit hele dossier zijn er drie terreinbezoeken uitgevoerd: door Arcadis in mei 2014, door het INBO in augustus 2014 en door de UHasselt in februari 2015. Arcadis, het studiebureau achter het plan-MER, is van oordeel dat er potenties zijn voor de ontwikkeling van oude eiken-berkenbossen. De aaneengesloten potentiële oppervlakte is echter te beperkt en geïsoleerd – kleiner dan 50 hectare – om tot een goede instandhouding te komen voor dit habitattype. Volgens het INBO heeft zich plaatselijk langs het fietspad een droge heidevegetatie ontwikkeld en zou in 1 van de 35 onderzochte deelgebieden oud eiken-berkenbos aanwezig zijn. De discussie gaat dus veeleer over het eiken-berkenbos van 1 van de 35 onderzochte deelgebieden, dan wel over de hele uitbreidingszone. De UHasselt is echter van oordeel dat het uitbreidingsgebied geen beschermde Europese habitats bevat zoals oude eiken-berkenbossen en droge heide. Het bos heeft wel de potentie om als eiken-berkenbos te ontwikkelen.
Natuurpunt trekt het terreinbezoek van de UHasselt in twijfel, volgens hen bevat het gebied wel een oud eiken-berkenbos dat habitatwaardig is, conform de voorgeschreven regels van Europa. Het bos heeft volgens hen heel veel potentieel.
De drie terreinbezoekers zijn het eens over hetzelfde feit: abiotisch gezien zijn de potenties voor de ontwikkeling van een eiken-berkenbos aanwezig in de uitbreidingszone. Dat er potenties zijn voor de ontwikkeling van habitattypen betekent echter niet dat deze habitattypen aanwezig zijn. Bovendien is de vraag of dit Europees beschermd habitat kan worden ontwikkeld op deze beperkte plek die ingesloten is door harde barrières zoals een autosnelweg en een industrieterrein.
Minister, het beleid is nog nooit zo goed wetenschappelijk onderbouwd geweest dan vandaag. Een bijkomend onderzoek werd dan ook uitgevoerd om een grondig advies te verlenen over de passende beoordeling van dit dossier. Dit zorgt voor weloverwogen beslissingen maar ook voor een zeker kostenplaatje. In elke wetenschappelijke discussie zijn er argumenten pro en contra. De vraag is of 1 van de 35 onderzochte deelgebieden kan worden beschouwd als een Europees beschermd habitatgebied of als een gebied dat habitattypische soorten bevat.
Volgens het INBO en Natuurpunt is dit een Europees beschermd habitatgebied, terwijl dit volgens Arcadis en de UHasselt gaat over een gebied met habitattypische soorten dat niet als Europees beschermd habitatgebied kan worden gezien. Het is geen publiek geheim dat het INBO-verslag mede werd opgemaakt door personen die nauw verbonden zijn aan Natuurpunt. De integriteit en onafhankelijkheid van het INBO wordt openlijk in vraag gesteld. Bovendien heeft Natuurpunt enkele dagen geleden beslist om naar de Raad van State te trekken.
Minister, wat is de reactie van het INBO op het feit dat de UHasselt oordeelt dat er fouten in de kaart zitten? Zal er alsnog worden overwogen om die kaart te herbekijken? Werden in het verleden eveneens dergelijke fouten in de biologische waarderings- en habitatkaart vastgesteld? Werden de kaarten bijgevolg aangepast?
Naast de integriteit wordt de onafhankelijkheid van het INBO in vraag gesteld. Dat vind ik belangrijk. In welke mate werd Natuurpunt, een partij die vandaag naar de Raad van State trekt, betrokken bij de actualisatie van de biologische waarderings- en habitatkaart? Hoe gaat het ANB om met dergelijke feiten? Ook zij zijn immers betrokken bij de opmaak van de biologische waarderings- en habitatkaarten.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik schets even hoe een dergelijke procedure verloopt. Een door de Vlaamse overheid erkende MER-deskundige die deskundig is met betrekking tot fauna en flora, maakt een beoordeling op in het kader van de milieueffectrapportage. Dan wordt die beoordeling al dan niet goedgekeurd door de dienst MER, een dienst van de Vlaamse overheid. Als er een andere overheidsdienst is, in dit geval het INBO, die tot een andere beoordeling komt, is het niet eigenaardig en zelfs gebruikelijk dat een derde expert wordt verzocht ook een beoordeling op te stellen, om op die manier tot een onderbouwd eindoordeel te komen. De Vlaamse Regering heeft kennisgenomen van het eindoordeel en heeft dan ook een beslissing genomen.
Er werd me gevraagd of ik aan de onafhankelijkheid van het onderzoek twijfel. Ik heb geen enkele reden om aan de degelijkheid of de beroepsernst van MER-deskundigen, de dienst MER of het INBO te twijfelen. Als beoordelingen onderling verschillen of elkaar tegenspreken, dan is het echter logisch dat er bijkomend onderzoek wordt verricht. Ik zal ook niet tussenbeide komen in discussies tussen wetenschappers. Het INBO is het eens met de bevinding van Arcadis, de erkende deskundige, in het MER wat de ontwikkelingsgraad van habitattype 9190 betreft, dus de oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met zomereik, en inzonderheid ook met het besluit dat de aaneengesloten potentiële oppervlakte te beperkt en te geïsoleerd is, namelijk kleiner dan 50 hectare, om voor dit habitattype tot een goede staat van instandhouding te komen. Wel is het voor het INBO doorslaggevend dat de betreffende boslocatie volgens de definitie van een oudboslocatie in het veldprotocol sinds 1850 onafgebroken bos is geweest.
Er werd me vervolgens gevraagd in welke mate Natuurpunt werd betrokken bij de actualisatie. Het INBO publiceert elke twee jaar een nieuwe versie van de geïntegreerde biologische waarderingskaart, en ook van de Natura 2000 Habitatkaart, en dat via website http://www.geopunt.be van het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV). Midden 2016 zou een volgende update ter beschikking komen, maar op vraag van derden verstrekt het INBO ook tussentijdse uittreksels. In het voorliggende geval is dat gebeurd in maart 2015, in het kader van de opmaak van een beheerplan voor een terrein van het ANB. Het gaat over het gebied De Teut-Tenhaagdoornheide. Dat omvat dus ook een deel van de zone Essers. Zowel Ruimte Vlaanderen als Natuurpunt heeft ter zake gegevens opgevraagd. Dat verklaart de vermelding op de studie van Ruimte Vlaanderen en Natuurpunt als geadresseerden.
De opmaak van de biologische waarderings- en habitatkaarten behoort tot de bevoegdheid van het INBO. Die kaarten zijn natuurlijk geen foutloze documenten. In 2011 is een analyse gemaakt van de bruikbaarheid van de toenmalige biologische waarderingskaarten om de hedendaagse toestand te kennen. De reden waarom de beide verschillen, is bijvoorbeeld het feit dat gegevens gedateerd zijn. Ondertussen kan iets grondig zijn gewijzigd. Ook zijn kaarten soms onder tijdsdruk tot stand gekomen. Een andere reden is dat habitatkaarten pas vanaf 2004 op het terrein zijn gedetermineerd. Alles van voor 2004 is dus eigenlijk via een vertaalslag afgeleid. Zo zijn niet-eenduidige vertalingen in de habitatkaart opgenomen als kennislacunes. Daarom legt het INBO sinds 2014 de prioriteit bij het herkarteren van die Habitatrichtlijngebieden, waaronder ook het gebied De Teut-Tenhaagdoornheide, waarin ook de zone Essers gelegen is. Omdat het gebruik van habitatbeschrijvingen of habitatsleutels uitgaand van die biologische waarderingskaart een grote terreinervaring en langdurige training vereist, is het INBO in 2012 ook gestart met de opmaak van eenduidige determinatiesleutels of veldprotocollen. Die worden ook op basis van terreinervaring bijgesteld. Het INBO geeft aan dat er in zowat alle deelgebieden van alle speciale beschermingszones oppervlaktes te vinden zijn die niet habitatwaardig zijn, en nog veel meer oppervlaktes die weliswaar wel habitatwaardig zijn, maar zich op dat ogenblik niet in een gunstige staat van instandhouding bevinden. Precies daaraan wordt gewerkt via een gericht beheer, met het oog op het verbeteren van de habitatkwaliteit.
Dan is er de vraag welke impact soortgelijke betwistingen kunnen hebben op het verdere verloop van de dossiers. De voorziene uitbreiding van het bedrijf zit op dit ogenblik in de fase van de aanvraag en het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning. Aan de aanvraag is een begeleidende nota toegevoegd, waarin de belangrijke onderdelen concreet worden beschreven. De basis voor de beoordeling wordt bepaald door de voorwaarden opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning. De voorschriften zitten natuurlijk ook vervat in het goedgekeurde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Aangezien bij de beoordeling tot op heden rekening werd gehouden met alle informatie, wordt op dit punt geen impact verwacht op de lopende aanvragen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U verwacht dat dit geen impact zal hebben, terwijl ik her en der toch verneem, zeker via diverse media, dat men denkt dat die nieuwe biologische waarderingskaarten en habitatkaarten, die dan toch dateren van 2015, toch repercussies zouden kunnen hebben op de passende beoordeling die is gemaakt in het kader van het MER.
Het blijft een beetje vreemd aanvoelen. Enerzijds zegt het Agentschap voor Natuur en Bos dat het geen invloed heeft, dat het geen waardevol bos is. Anderzijds spreekt het INBO, toch ook een Vlaamse overheidsdienst die wetenschappelijk onderzoek aanlevert, tegen wat het Agentschap voor Natuur en Bos zegt.
Minister, bent u er 100 procent zeker van dat de biologische waarderingskaarten en habitatkaarten die in 2015 zijn aangepast, geen repercussies hebben op het verdere planproces en op de definitieve vergunningen?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er wordt terecht nog een bijkomende mening gevraagd. Ik neem akte van het feit dat Natuurpunt niet betrokken is bij de studie die het INBO heeft gemaakt, maar dat ze enkel een geadresseerde is. Het antwoord is mij misschien ontgaan, maar wordt er overwogen om die kaart te herbekijken, op basis van de bevindingen van Universiteit Hasselt?
De heer Danen heeft het woord.
De vragen zijn pertinent en interessant. Er is iets dat ik heel vreemd vind. In februari heb ik eenzelfde vraag gesteld, waarbij ik de afweging maakte tussen de studie van het INBO en de andere studie van de Universiteit Hasselt die toen pas was opgeleverd. U hebt die vraag toen afgewezen, voorzitter. U werkt met twee maten en gewichten. Ik begrijp het niet goed. Toen de vraag actueel was, hebt u die afgewezen. Omdat er toevallig iets over in de krant stond, hebben twee collega’s vragen om uitleg ingediend die wel worden aanvaard. Ik vind dat geen manier van werken. Ik zal het nogmaals aan de orde stellen tijdens de regeling der werkzaamheden.
Blijkbaar is het alle hens aan dek om dit krakkemikkige dossier wat recht te trekken. Ik heb heel wat vragen bij dit dossier en blijf die ook hebben. De antwoorden van de minister zullen mij niet overtuigen. Niet zozeer de geloofwaardigheid van het INBO is hier aan de orde, maar wel de geloofwaardigheid van de minister en het hele dossier. Een foto uit de MER-studie (milieueffectrapport) van Arcadis spreekt boekdelen: berken, eiken met weelderige ondergroei enzovoort geven heel duidelijk aan wat er aan de hand is.
U zegt dat we soms onder tijdsdruk nieuwe studies moeten vragen. Dat is hier ten voeten uit het geval. Op 1 februari heeft het advocatenbureau Stibbe zijn rapport afgeleverd. Op 2 februari stuurt het bureau professor De Vocht op pad. Op 3 februari komt hij met zijn rapport. Ik vind dat een heel vreemde manier van werken. Er hangt een geurtje aan die timing. Op 1, 2 en 3 februari, drie dagen na elkaar, gebeuren er drie verschillende zaken, waarvoor er normaal gezien een veel langere voorbereiding en beslissingstijd nodig is.
U stelt de INBO-kaarten in vraag, of die tendens wordt hier althans geschetst. De geloofwaardigheid van het eigen proces en het beleid wordt daardoor in vraag gesteld. Zijn de andere bossen dan wel echt habitatwaardig bos, volgens de kartering van het INBO? Klopt de aanmelding van Vlaanderen naar Europa dan nog wel? En, niet het minst, wat met de zoekzones? Die zijn namelijk ook gebaseerd op de kartering van het INBO.
Er zijn meer dan drie studies gebeurd. Begin juni is er namelijk een vierde studie gebeurd door de KU Leuven, om te bekijken wat er echt aan de hand is in dat gebied. Die studie bevestigt opnieuw de grote lijnen, de conclusies van het INBO. Ik vind dat een heel vreemde manier van werken. Ik denk dat hier andere belangen meespelen om studies te laten uitkomen waar we willen dat ze uitkomen.
Als bepaalde gebieden binnen het bos een mindere kwaliteit hebben dan verwacht, heeft dat ook te maken met het feit dat Essers heeft nagelaten de vergunningsvoorwaarden na te komen van de vorige uitbreiding, namelijk het opwaarderen van het gebied. Ook daarrond heeft het bureau Stibbe belangrijke bezwaren gemaakt. Zij zeggen dat we wel eens zouden moeten bekijken wat het gebied zou zijn geweest indien Essers zijn werk had gedaan. Voor verdere procedures is dat een heel kwetsbare zaak. Ik ben benieuwd hoe u daar verder mee omgaat.
Waarom zouden we belastinggeld uitgeven om het gedegen werk van de eigen administratie in vraag te stellen? Dat vind ik een heel pertinente vraag. Er is aan dit dossier al gigantisch veel studiewerk besteed. En toch vrees ik dat we nergens zullen uitkomen.
Ten slotte vind ik het vreemd dat er in de vraagstelling van de heer Ceyssens een intentieproces van Natuurpunt of het INBO wordt gemaakt. U antwoordt daarop dat u geen aanwijzingen hebt dat er iets aan de hand is. De heer Ceyssens zegt dan gewoon: 'Oké, ik neem daarvan akte.' Komaan, eerst worden er mensen beschuldigd, en dan zegt u dat er niets aan de hand is. Ik vind dat een heel vreemde manier om mensen of organisaties verdacht te maken. Ik zou er graag een sterker antwoord op willen hebben dan: 'Dan was het een vergissing.' Mensen worden zwartgemaakt, en men komt daar zonder verontschuldigingen mee weg. Dat vind ik geen manier van werken.
Mijnheer Danen, ik zal uw vraag opzoeken. Ik wil daar zeker op terugkomen bij de regeling der werkzaamheden. Er is bij deze vragen om uitleg aan de collega’s gevraagd om ze voldoende neutraal te stellen. Er is de vraagstellers gevraagd om vooral de focus te leggen op de neutraliteit van het kaartmateriaal, waarop inderdaad ook andere beslissingen gebaseerd zijn, zodat de beleidsvraag voldoende breed zou zijn. De huidige twee vragen om uitleg zijn in die zin aangepast. Ik wil zeker opzoeken wat bij uw vraag om uitleg voornamelijk de overweging was.
De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Ceyssens heeft het over de linken tussen Natuurpunt en het INBO. We kennen allemaal wel belangenorganisaties die op een of andere manier betrokken zijn bij beleidsvoorbereidingen. Misschien moeten we daar niet te hard van stapel lopen.
Minister, wie zijn wij om te twijfelen aan de bevindingen van een instituut als het INBO? We hebben natuurlijk allemaal wel graag dat we daarvan zeker kunnen zijn.
Ik neem aan dat zij hun methodologie door en door kennen en dat zij de criteria die ze gebruiken, door en door beheersen en dus de habitatwaardigheid daarvan perfect kunnen beoordelen, maar misschien is het voor buitenstaander niet altijd voldoende duidelijk welke methodes en criteria zij hanteren. Het zou misschien niet slecht zijn om in dergelijke delicate dossiers ten aanzien van externen duidelijk te maken hoe men dat doet, waarop men zich baseert enzovoort. Ik heb de indruk dat het voor mensen van buiten het INBO niet altijd gemakkelijk is om de manier waarop die beoordeling tot stand is gekomen, te volgen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Vandaele, waar het INBO zich op baseert en hoe zij te werk gaan, is opgelijst. Ik denk dat het ook op de website staat. Ik zal die lijst aan de commissie laten bezorgen. Er is een versie van 2015 en een versie van 2008.
Mevrouw Peeters, in de procedure zoals die is verlopen, zijn alle elementen in overweging genomen. De Vlaamse Regering heeft op basis van alle stukken en overwegingen in het dossier een beslissing genomen. Zij neemt beslissingen waarvan zij aanneemt dat zij goed onderbouwd zijn. Dat geldt ook in dit dossier.
Alles is correct en transparant verlopen. Er is geen vuiltje aan de lucht. Mijnheer Danen, u probeert daar altijd een zweem van verdachtmaking rond op te hangen, maar dat is absoluut niet nodig in dit dossier. Er is niets te verbergen. Er wordt ook aan geen enkele kartering getwijfeld. Maar wanneer twee wetenschappers twee verschillende adviezen geven, dan lijkt het me logisch dat het beleid een derde opinie vraagt. Hier doen of er van alles in vraag wordt gesteld en verdachtmakingen uiten, vind ik er echt wel over. Dit is een beslissing die door de Vlaamse Regering is genomen op basis van alle stukken in het dossier. Alles is heel correct en transparant verlopen. Alle stukken die worden opgevraagd, worden in alle openheid bezorgd. We hebben dus niets te verbergen.
Ik heb daarnet overlopen hoe een dergelijke procedure verloopt: er is het erkende MER, de bijstelling van de INBO-kartering en het vragen van een derde opinie. Op basis van de stukken in het dossier is dan de beslissing van Essers genomen. Het gaat over de beslissing van het ruimtelijk uitvoeringsplan dat nu definitief is. Nu zitten we in de fase van de aanvraag van de bouwvergunning. Dat wordt op een ander niveau doorlopen, op basis van het ruimtelijk uitvoeringsplan, waarbij alle elementen worden opgelijst.
Ik zal de beoordeling van het INBO overmaken in de hoop op die manier duidelijkheid te schetsen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, u zegt dat alles correct is verlopen en dat er diverse wetenschappelijke onderzoeken zijn geweest die elkaar weliswaar wat tegenspreken. We moeten wel waken over de integriteit van het INBO. Enerzijds zegt ANB dat er niets aan de hand is omdat de kaarten nog voldoende actueel zijn en de beoordeling correct is uitgevoerd, anderzijds is er de beoordeling van het INBO.
Ik hoop dat alles in de plooi valt en dat er niet opnieuw een kink in de kabel komt. Het is immers noodzakelijk dat er bijkomende jobs worden gecreëerd. Ik hoop dan ook dat u gelijk hebt.
Ik ben verbaasd over het feit dat men er een probleem mee heeft dat hierover vragen worden gesteld in het parlement. Mijnheer Vandaele, dat er nog belangenorganisaties zijn in Vlaanderen is een heel goede zaak. Die moeten hun rol ten volle kunnen spelen en moeten vrijuit een standpunt kunnen innemen. Ik kan nog altijd een gesprek voeren met iemand die tegen het dossier Essers is, iedereen heeft immers recht op zijn mening. Maar hier gaat het over iets totaal anders. Een onderzoeker schrijft letterlijk dat er een probleem is van onafhankelijkheid van onderzoekers. Die onderzoeker voegt daar nog aan toe dat het niet is omdat men lid is van Natuurpunt en tegen de uitbreiding van Essers, dat men niet correct moet blijven. Als ik dat lees, dan vind ik dat het mijn plicht is om een vraag te stellen over ons onderzoeksinstituut dat volledig met gemeenschapsgeld wordt gefinancierd en voor ons de basis moet zijn om adviezen te krijgen en beslissingen te nemen. Hier zitten we zelfs met tegenstrijdige adviezen en is een derde advies gevraagd. Als hier openlijk wordt gezegd dat er een probleem is met de onafhankelijkheid, dan is het mijn plicht om die vraag hier te stellen.
Mijn vraag was: in welke mate werd Natuurpunt betrokken bij de actualisatie van de biologische waarderings- en habitatkaarten? Daar heb ik een heel duidelijk antwoord op gekregen van de minister. Ze heeft gezegd dat Natuurpunt afzender was van deze biologische waarderings- en habitatkaarten. Dat is een antwoord op een vraag die ik heb gesteld.
Mijnheer Danen, eerlijk gezegd heb ik er geen enkele moeite mee dat u een ander standpunt inneemt dan ik. Ik heb er ook geen enkele moeite mee dat u probeert te insinueren dat men een krakkemikkig dossier probeert recht te trekken. Daarover gaat mijn vraag niet. Mijn vraag gaat over de onafhankelijkheid van een onderzoeksinstituut dat openlijk in vraag wordt gesteld. Als volksvertegenwoordiger heb ik het volste recht om daarover een vraag te stellen aan de minister. Punt aan de lijn.
Voorzitter, persoonlijk feit. De collega heeft mij genoemd. Eén zin. De onafhankelijkheid van de onderzoekers is uiteraard belangrijk. Dat is een heel delicate aangelegenheid. Er zijn ook onderzoekers die lid zijn van een politieke partij. Waar trekken we de grens?
Neen, mijnheer Vandaele. Het is het recht van een vraagsteller om een vraag te stellen. U hebt het recht om tussen te komen en te reageren. Het recht van de vraagsteller is ook om een slotbemerking te maken, zoals u weet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.